FEUILLETON. Ce hond van Sherlock flolmes. De schade weer ruimschoots hersteld. Beste Reinout," begon de koning, je 'weet waarom ik weg was. Ik heb een bruid voor je gekozen, die ons binnen drie dagin oezoeken zal. Ik hoop, dat je elkaar zeer lief zult (krijgen en dat wij in drie weken ai bruiloft zullen houden." „Nu, ik hoop het ook vader,'' luidde Rei nout's antwoord, ,,als zij maar waarlijk net »oo lief en verstandig is als moeder „Wacht slechts; over drie dagen zul je zelve daarover oordeelen kunnen." Maar den volgenden dag reeds was de ko ningin weer veel minder. Zij lag te bed met harde koorts en de dokter zag haar toestand ook zeer zwaar in en zei, dat men ten minste maar alle weoscheh der koningin vervullen moest. Zoo droomde nu de zieke van een heilzaam kruid, dat haar zeker ver lichting zou schenlkenEn den volgenden ochtend, onmiddellijk bij het aanbreken van den dag, begaf de prins zioh op weg, om dat kruid te zoeken. Een prachtigen bloesem moest het hebben: vuurrood, als de ondergaande zon en een heerlijken fijnen geur zou het verspreiden! Maar hoe ook onze prins keek ©n zocht, hij vond niete. Toen kwam hij dat 'huisje in het boeoh weer vooitój en viel het hem in, dat Ilse van den schaapherder hem misschien helpen kon. Toen hij daar binnen trad, vond hij het meisje bitter zitten weenen, met <le armen op tafel geleund en een zwaar gevulde beurs naast zich. Toen hij haar vroeg, wat er aan Geheelde, vertelde jcij hem, dat ae geiten voor veel geld had verkocht en dat ze nu odk wel degelijk begreepj wie haar onbekende weldoener was, maar dat haar grootvader intusschen gestorven was. De prins deed zijn best, haar gedachten wat af te leiden en vertelde haar van zijn eigen moeder, hoe ziek die was, en hoezeer die gesteld was op dat be wuste kruid, waar hij echter tevergeefs naar gezocht had, maar Ilse aoheen hot on middellijk op de aanduiding te kennen en eed ,,Ja, ik weet wel waar die bloesem groeit. Maar als we er heen willen, moeten we gauw gaan, eer de zon onder isEn ze liepen toen samen 't bosch in en hadden al heel gauw heele bossen van dien bloesem gevonden; nu moest een vroom, go'ed meisje daar thee van zotten, maar het moest voor al een edel karakter zijn," sprak Ilse, anders hielp het niet! De prins bedankte haar en geleidde haar toen naar huis! Het was reeds heelemaal donker, toen prins Reanout het donkere woud terugreed. Toen haj dus bij hot (koninklijk slot aankwam, was Ui Zij reden naar bulten. Na den weg van Fontainebleau te hebben gevolgd, tot aan la Croix-de-Beruy, sloegen ze naar Jinks ftf ©o namen den schoonen weg van Ver sailles naar Choisy le-Roi omzoomd door de prachtige, eeuwenoude boomen, kwamen zoo aan het plateau de 1' Hay en gingen toen een smal weggetje op waar de auto slechts heel langzaam vooruit kwam en wat op zichzelf een uitkomst was voor Punch, die het nu nog wat makke lijker kon aanleggen en op deze manier dan ook tegelijkertijd stil hield met den auto voor een eenzaam en verlaten huisje. Heel smakelijk zag die woning er niet bepaald uit en zij gaf ook geen groot idee van de zindelijkheid en de netheid van degenen die er in huisden. Ze was tot aan het dak toe begroeid met klimop en mos en deuren en ramen waren zoo hermetisch gesloten, dat de bewoners zeker geen behoefte sehe nen te hebben aan voeling met de buiten wereld. Eigenlijk zou men in het eerst ge dacht hebben, dat het huisje onbewoond was, als een smal kolommetje rook, dat er uit den schoorsteen opsteeg, niet het tegen deel had \erkondigd. Op het geluid van het .signaal, dat La Couieuvre deed hooren, verscheen echter op den drempel een afgrijslijk leelijke oude vrouwZe was kort en gedrongen, had een alles daar al in diepe r st; zelfs de ko ningin, dus de prins begaf zich geruischloos naar zijn vertrekken en had geen gelegen heid meer zijn moeder het kruid te overhan digen. Den volgenden ochtend kwam reeds de «prinses, die zijn bruid zou zijn en de jonge man was getroffen door haar buitengewone schoonheid. Zeker zou zij ook goed rijn, dacht hij bij zichzelf en besloot haar dus te vragen, of zij de thee wilde bereiden voor zijn moederwant niet aoodra was de ko ningin dien volgenden ochtend ontwaakt, of de vreeselijke pijnen waren weer in alle heftigheid komen opzetten, zoodat de zieke wanhopend wasDe prinses scheen er ech ter niets geen lust in te hebben; wel deed ze het na veel tegenstribbelen, maar de drank hielp niets; integendeel; de pijnen werden er nog slechts heviger door 1 Toen zette de prins zich in allerijl te paard en galoppeerde naar herder's Ilse, die dade- lijtk bereid was mee te gaan en den drank weer opnieuw zette, die nu bij den eersten slok al verichting schonk De prinses was intusschen vertrokken; terwijl ieder in het paleis in de hevigste spanning verkeerde over den toestand der koningin, had zij zich uitgelaten, dat ze het „vervelend" vond op het slot en was dus weer vertrokken. „Zij heeft geen hart; dan moet zij ook maar niet meer terugkomen," sprak de grijze koning tot zijn zoon, „ik zal een an dere bruid voor je zoeken." „Dat hoeft niet meer vader." „Hoe dat nu mijn zoon?" en prins Rei nout stelde zijn vader herder's Ilse voor. „Maar dit meisje is toch geen prinses?" „Zij heeft mijn moeder, de koningin ge red, verdient zij nu geen koninklijk loon?" was de wedervraag. Dit moest de koning toestemmen en verteederd sprak hij: Wees welkom mijn geliefde dochter! Gij hebt TJ verdienstelijk gemaakt jegens mijn huiB en jegens heel mijn rijk Drie dagen later werd de bruiloft gevierd in alle statie en de koningin kon weer mee deelnemen aan alle feestelijkheden. Zoo werd dus het lieve eenvoudige her derinnetje koningin over het land waar zij weldra door alle onderdanen om het zeerst bemind verd. „Kom Jacob, niet altijd zoo droomen jon gen! Gauw aan het werk!" „Och ja, maar dat komt ik ben gister- vreeselijk vies wit gezicht met schitterende kleine varkensoogjes, die alleronaange naamst onderuit gluurden. Als 2e maar haar mond opende, waarvan de bovenlip versierd was met een dikken knevel, liet ze een paar stukjes zwarte afgebrokkelde tanden zien, terwijl haar uiterlijk schoon nog niet verhoogd werd door de allersbr- dïgste kleeding: vodden had ze aan het lijf, zooals de armste vrouw 2e zeker nog nooit gedragen had. Deze bevallige gedaante werd evenwel door La Couieuvre begroet met eén opge wekt „goeden dag moeder!" terwijl Biribi de meest hoofsche buiging maakte, en de grove hand, die hem toegestoken werd, eerbiedig drukte. „Maakt u het goed, vrouw Torte?" vroeg hij. „Dankje, dank je, dat gaat zoo redelijk," antwoordde de aangesprokene, „ik weet al wat jullie hier komen doen, je hebt zeker al gegeten en gedronken, maaT het geld dat die Engelschman je gaf, is natuurlijk al op en nu kom je zien of La Torte ook nog een enkel daaldertje over heeft' Ja ik begrijp het wel, maar blijf daar nu niet zoo aan de deur staan, kom don liever bin nen! Er gaat hier wel bijna nooit iemand langs, maar je kunt toch nooit weten, de voorzichtighe id..." is de moeder van de poTceleinkast," vulde Biribi aan. „Zeg is die hond van jullie?" vroeg de vrouw opeens van onderwerp veranderende. Punch had namelijk den auto verlaten, avond naar de Opera geweest en nu hoor nog voortdurend die muziek en die wo»>r; den in mijn ooren." „Jawel maar daar kom je met verder mee. Ik heb je moeder immers beloofd dat ik je mijn vak zou leeren, maar zóó gaat het niet als je je hoofd er niet bij houdt. „Ja heusch; ik beloof U dat ik mijn best zal doen," besloot Jacob, ném daarna <-en veger en veegde netjes den winkel op. Baas Anselmes was kapper en zijn winkel was op een heel goed punt in tb* stad ge legen, zoodat er voortdurend druk bezoek was. Anselmes zelf was een braaf man, die erg veel op had met zijn leerling, al was die nu juist als zoodanig niet zOo dankbaar. De jongen ging namelijk op in muziek en Foor zijn vak was hij vrij verstrooid en leg de er zich niet zoo met hart en ziel op toe, als wel gewenscht 20U zijn. Hij hield Ook veel van wandelen en kon uren lang buiten liggen lezenals hij tenminste een boek kon bemachtigen, want er bleef niet veel zak geld over voor onzen armén kleinen jongen., Zelf was hij nog leerling en verdiende maar een paar kwartjes in de week en thuis had zijn moeder nog een schaar kleine kinderen. Op een goeden marktdag liep Jacob in zijn vrijen tijd over het marktplein en werd bijzonder aangetrokken door het boeken stalletje: eenvoudig een wagen vol boeken, waar een oud soldaat altijd mee stond. De man was invalide: hij had een houten beén en zijn pensioentje waB niet toereikend, zoodat hij er op de een of andere manier nog wat bij moest verdienen. „Wel jonginensch, kijk j© zoo met «er langde blikken naar mijn boeken? Nu, zoo duur zijn ze niet. Zoek maar uit hoor I Maar de koopman had makkelijk spreken; elk dubbeltje was een schat voor onzen ar men Jacob, die dus niet besluiten kon. Maar ziet! daar opeens kwam er een sterke ruk wind en die joeg allemaal losse blaadjes uit de boeken en de dunste boekjes vlogen zelfs ook weg. De arme invalide was waa- hopend, want hij kon zelf zijn rommeltje toch niet achterna loopenjmaar wacht.... daar vloog de behulpzame Jacob als een pijl uit een boog voort. Nu eens rechts, dan eens links; overal tegelijk was hijMaar ziet daar op eens kon onze jongen de ver zoeking niet weerstaan eil één dun boekje stopte hij tersluiks tuschen zijn vest. Hij zou het immers zoo gauw mogelijk uitlezen en dan weer neer leggen op den wagen Zoo hoopte Jacob tenminste.... Maar toen hij 's avonds zijn plan wilde volvoeren, was en was nu al naderbij gétreden, naar het scheen, met het voornemen, om mee binnen te gaan.'' „Wil je wel eens maken dat je wegkomt, leelijk beest?" vi'oeg Biribi, met de vuist, drêisend, maar daar Punoh nog geen haa9t maakte, oordeelde La Couieuvre 't noodig,. den armen hond nog eens op min 2achte wijze te deen kennis maken met den punt_ van zijn voet! Daarop trok het drietal in, huis, en vrouw La Torte sloot zorgvuldig de deur. Punyh had steeds mét den blik; stijf op die voordeur gericht, aan den bui tenkant zitten wachten. Hij scheen nu al zijn attentie te vestigen op wat hier binnen gebeurde, en bekommerde zich dus niet meer om den auto. Een tuintje, dat al heel slecht onderhou den was en afgesloten werd van den weg door een even armoedig hek, liep langs hi-z huisje. Het was voor den hond niet moei lijk doot dat hek heen te glippen, waarna, hij het heele huisje om kon loopen, maaT eri Linnen dringen was toch niet mogelijk. Toch was die tocht niet geheel en al ver- geefsch geweest, want dicht bij een zij-' deurtje zag hij een gebroken schotel, half vol met geweekt brood. Smakelijk zag het eten er niet uit, maar root een uitgehon- gerden zwerver als Punch, ging het toca graag naar binnen, zoodat de schotel in een paar tellen leeg was! Hij likte nog den baard af van dit lekkere hapje, de arme Punch, toen een vervaarlijk gemiauw zijn oor trof, en een kat met gebogen rug en dikken staart al met den klauw gereed

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 12