T.BTllsflw DA93LAJ), Zaterdag: 24 Jnni. Eerste Blad. Anno 1011. Uit Voorhout. No. 15748. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. O® liefde overwon. ten, om al den nog beschikbaren parlemen tairen tijd voor de ministers Kolkman en Talma op te eisohen. Doch nu dit eenmaal niet kan, en het Ka binet de militie-kwestie er bij heeft te ne men, moet ook de militaire kwestie met ernst behandeld worden. Levert de stand van omo Defensie, gelijk die op het oogen- blik is, geen ernstige bedenking op, of kan deze toestand, zonder groote r xde, nog zeer wel voor drie k vier jaren bestendigd worden, dan zegge men dit duidelijk, en blijve met zijn militaire plannen thuis, tot tijd en wijle de sociale belangen tot hun reoht zijn gekomen. Is het daarentegen, dat, gelijk dit Kabi net de zaak stelde, er perioulumin m o r is en de veiligheid van het land op staanden voet verbetering eisoht, dan moet er ook worden doorgetast, en 1 harder ge werkt, om wel zorg te dragen, ."xt de mili taire belangen de sociale belangen niet doen uitstellen. Dit job mag in geen geval. Voor zoover nu „D e Vaderlander" aan deze gedachte uitdrukking gaf, vallen we haar bij. Alleen maar zouden we vragen willen: Sprak ze niet vóór haar beurt? H#b Eindverslag was er, toen ze dit schreef, nog niet, en steeds was het vaste regel, dat eerst na het Eindverlag over een wetsontwerp kon beschikt worden. De eerste vraag was alzoo hier: Waar blijft het Eindverslag? Zoolang dat er niet was, kon de Regee- ring geen spijkers met koppen slaan. Nu 't er kwam, sprak ze. Wat wil „D e Vaderlander" nog moer? „De Banier" (a.-r.) schrijft over de Militiewet: Over de beslissing, die de Tweede Kamer nam om de Militiewet niet meer in dit zittingsjaar te behandelen, zal nog wel menig woordje vallen. En nu bijna heel de anti-revolutionaire pers eenstemmig betreurt, dat der Room- schen wensch gezegevierd heeft, zijn we wel eenigszins sohu-hter om uit te spreken, dat wij die afstemming zóó vreeeelijk niet vinden. Ons oordeel hierover raakt eohter niet alleen en principieel die wet zelf, maar brengt er het onderling overleg en het ab senteïsme der Kamerleden mee in het nauwste verband. Allereerst willen we militairist noch anti- militairist zijn. We buigen niet voor de uniform, maar evenmin achten we verwaarloozing van de landsverdediging een lichte zaak. En als niet deekundigen is een billijk oordeel voor ons dus moeilijk to vallen. Als men de deskundigen over onze defen sie hoort, zou men zoo zeggen: Er deugt geen spaan meer van. Nu, als dat waar is, dan zou het natuur lijk dwaasheid zijn in een paar dagen een grondige herziening van de Kamer te eisohen. En als het nog zoo heel erg niet is, ort, dan loopt het nog best een paar maanden goed. In elk geval, ons moet de opmerking uit de pen, dat het wel opvallend is, hoe een christelijk ministerie steeds weer komt met verzwaring van oorlogslasten. Is dit strikt noodzakelijk, fiat maar toonde de rechtsche meerderheid dan ook maar eens wat meer voortvarendheid bij de behandeling der sociale wetten. Dooh het eerste, wat „D e Standaard" schrijft is: Verschuif de Bakkerswet maar naar een volgend zittingsjaar, als de Militiewet er nü maar komt. Zoo'n advies hadden we liever niet ge hoord. 8de Vredeftconferentie. De „Germ&nia" meldt, dat het Duitsche rijk zioh bereid heeft verklaard, afgevaar digden naar de 3do Haagsehe vredescon ferentie te zenden. Waarschijnlijk zal baron Marschall von Bieberstein, de gezant te Konstantinopel, evenals op de tweede con ferentie, weer de eerste vertegenwoordiger van Duitachland rijn en zullen hem op nieuw prof Zorn, den hoogleeraar in het staatsrecht te Bonn, en geheimraad Kriege van het ministerie van buitenlandsohe za ken toegevoegd worden., Brieven uit Katwijk. XLI. Reeds geruimen tijd geleden heb ik in een mijner Brieven eenige bedenkingen geuit tegen de werkwijze der Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer alhier en haar tot meerdere activiteit aan gespoord. Ik gaf te kennen, dat mijn be merkingen niet moesten worden besohouwd als grieven tegen de Vereeniging, waarvan ik trouwens van af de oprichting lid ben; doch deed het in het welbegrepen belang der Vereeniging, en omdat ik de plaats mij ner inwoning liefheb. Sedert dien Brief is er in de samenstel ling van het bestuur verandering gekomen, en zou ik zeggen nieuw bloed door de Ver- eenigingsaderen gaan vloeien. Reeds vorig jaar was dit min of meer merkbaar op de algemeene ledenvergadering, maar boven al dit jaar. Op de dit jaar gehouden samen komst der leden is geklaagd, dat de Ver eeniging zoo weinig deed, en heeft het be stuur gezegd niet meer te kunnen doen, omdat de financiën dit niet gedoogden. Staande de vergadering werd toen Teeds voor een een niefc onbelangrijk bedrag in het reclame-fonds" get eekend, en intee- kenlijsten, waarmede in de gemeente werd gewerkt, brachten een resultaat, waar mede iets was aan te vangen. Tooh is de inteekening mij persoonlijk niet medege- vallen, en hadden de onmiddellijk belang hebbenden, dat zijn de pension-houders en kamerverhuurders, de neringdoenden in den meest uitgebreiden zin des woords, onze geneeskundigen, ja, wie niet al, voor flin kere bedragen moeten teekencn. Wanneer de badplaats iemand een heel- of halfbe- staan geeft; wanneer de badgasten iemands inkomsten als het ware verdubbelen, dan kan men voor den bloei der badplaats wel iets extra storten, en is het waarlijk niet voldoende, wanneer men meent er met bijv. vijf gulden af te zijn. En het waren er sleolïts weinigen, die voor dit bedrag zich verbonden. Doob afgescheiden hieervan ligt het m. i. niet op den weg der Vereeniging om in het maken van reclame in de eerste plaats baar kracht te zoeken, ten minste, wan neer die reclame bui'teuaf wordt gemaald». Zij vindt beter haar arbeidsveld hierin, om het den vreemdelingen te Katwijk zelf zoo aangenaam mogelijk te maken. Nog onlangs is het gebeurd, dat een familie ergens een pand had betrokken, en in minder dan geen tijd mevrouw had nog geen gelegenheid gehad zich van mantel en hoed te ontdoen ondernamen zoowat alle winkeliers een wedloop, of liever een hardrijderij, want het geschiedde per rijwiel, naar de bewuste Woning, om de nieuwe bewoners als cliën- teele te bekomen. Zoo iets maakt geen goe den indruk en tegen dergelijke verkeerde gewoonte moest de Vereeniging waar schuwen. Daar zijn nog wel meer verkeerde ge bruiken, die echter niet ,,in de krant" be hoeven te 6taan, maar die zeker evenmin strekken ter bevordering van het vreemde lingenverkeer, en die tooh dringend noo<L zakelijk moeten worden bestreden. Mijn opvatting van de taak van Vreem delingenverkeer" is deze: ik herhaal zij make het verblijf te Katwijk zoo gerief lijk, aanlokkelijk en aangenaam mogelijk, strijde tegen alles, wat moet worden ver meden, dringe bij het gemeentebestuur aan op verbeteringen als anderszins. De reclame-makerij buitenaf late zij over aan de onmiddellijk belanghebbenden, die rich daartoe hebben te vereenigen, en ik heb dus het oog op een vakvereeniging van hotel-, pensionhouders, enz. Zoolang deze er echter nog niet is en de ,,V. V. V." alzoo nog voor deze reclame zorgt, mag worden toegejuicht de uitgave van een „Gids" voor de badplaats Katwijk-aan-Zee, (Holland), uitgegeven door ,,V. V. V." 't Is een sier lijk boekje, dat „viertalig" de aandacht vraagt voor Katwijk; eenige pagina's vra gen in aangename beschrijving voor veel en velerlei, dat ónze badplaats biedt, uw blik. Natuurlijk wordt als een der voordeelen genoemd het bezit van een door de ge meente Katwijk geëxploiteerde en „ge controleerde" Duinwaterleiding en Gasfabriek, en de aanwezigheid van drie geneesheeren. Eigenlijk had de geaohte auteur van den Gids hier kunnen zeggen vier, want ook de geneesheer van Katwijk-aan-den-Rijn, die telephomsoh is aangesloten, oefent te Kat wijk-aan-Zee, niet zonder succes, de prak tijd uit, en is bij vele badgasten zeer ge wild, is zelfs verbonden als arts aan het Zee-hospitium. In wellicht eenigszins te grooten ijver worden de geneeskundigen verder bevorderd tot badartsen, wat feite lijk niet hët geval is; zooals andere plaat sen kent Katwijk geen badarts, tenzij ieder geneeskundige, dio een badgast behandelt, als zoodanig moet worden betiteld. Wellicht heeft men echter gedacht, dat een weinig geur geen kwaad kan. De aanwezigheid der waterleiding, waarvan de kwaliteit van het water onder strenge controle staat, is zeker niet van belang ontbloot. Geen geur, maar werkelijkheid is het, wanneer de Gids wijst op „de heerlijke duinenreeks, welke zich ten Noordwesten en Zuidwesten van Katwijk-aan-Zee uit strekt, met haar heerlijken plantengroei, met haar groote verscheidenheid van vo gels en wild, met haar heuvels en dalen, met haar getemperde zeelucht." Elders heet het weder, dat ge er vindt „de kleurige duinenrij, welke voor kleine en groote wandelingen bij elke weersge steldheid een aangename afwisseling biedt- bij een langer verblijf aan het strand." Wel is dus do schrijver overtuigd van de groote waardel dezer duinen voor de bad plaats en hét is dan ook gerust aan te nemen, dat het verdwijnen van dit natuurschoon geenszins den bloei der badplaats bevorder lijk zal zijn. En tooh, deze -„blonde duinen", waarvan reeds de dichter zong, zij staan ton dood© opgeschrevenaan de zijde van Noordwijk is men reeds druk herig de duinen „machi naal" weg té graven en weldra zal Katwijk met Noordwijk verhonden zijn door een dijk, of hoe men het ook wil betitelen, van onge veer 500 Meter breedte, die zeker ook zou werden weggenomen, indien Rijnlands keur dezo tiet noodig oordeelde voor zeewering. Niet alleen dus Katwijk aan den Rijn, maar ook Katwijk-aan.Zed zal ten deze worden opgeofferd aan de begeerte naar meer teel- land, voornamelijk bestemd voor bloemencul tuur, terwijl men gerust mag aannemen, dat de landhuren niet zullen dalen, getuige de laatste landverhuringen I "Wat voor Katwijk-aan.Zee het geval nog treuriger maakt, is, dat de bedoelde gron den Rijks (Domein) eigendom zijn en de Do- meinheeren dus blijkbaar niets gevoelen voor de belangen van de badplaats. Wel brach ten de bladen onlangs de mededeeling, dat de Bond „Heemschut" zou trachten, in over leg met do Vereeniging tot Behoud van Na tuurmonumenten in Nederland, het ontsie ren door deze afgraving tegen te gaan; maar blijkbaar js dit zonder resultaat gebleven. Ik had gaarne gezien, dat y,V. V. V." nu ook zij de aanwezigheid der duinen van het grootste belang voor de badplaats acht, niet stil Jiad gezeten; dat het bestuur als het ware op de achterste beenen had gaan staan; een petitionnement onder de pension-houders, enz. had op touw gezet en een verzoekschrift aan de betrokken autoriteiten had ingezon den; desnoods een buitengewone vergadering had belegd, zooals in het voorjaar, ten op zichte van de plannen der N.-Z. Hollandi- sche Tramweg-Maatschappij, om hij de ex ploitatie der electrische tram het één-klasse- 6ysteem in te voeren. In het kort: ik had gehoopt, dat „V. V. V." alle zeilen had bij gezet voor het behoud van dat voor de badplaats onmisbare natuurschoon. Nog is het echter niet te laat. Wel snor ren de zandtreinon, snoeft het personeel van den aannemer er pp, dat tegen do plannen, niets is te <Joen; wel ligt dus reeds de bijl aan den wortel der boomen, is het dood vonnis reeds uitgesproken en is men bezig met de executie; maar er valt wellicht nog te redden en nu kan „V. V. V." de sclioonë taak vervullen ook het hare bij te dragen voor het behoud der zoo schilderachtige om-: geving. Zij make er gerust een „duinkwes tie" van en kan reeds bij voorbaat zeer zeker op de medewerking van Noordwijk reke nen, dat ten deze ïFïeb Katwijk gemeenschap-, pelijke belangen heeft. Tot mijn groote verwondering heb ik evenmin vernomen, dat onze Vroedschap zioK met dezo kwestie heeft ingelaten, niettegen staande zij zich indertijd met klem en kracht heeft verzet tegen het verdwijnen der duinen hij Katwijk-aan.den.Rijn. Gevoelt zij zich ten dezo niet opgewassen tegen de Domeinheeren, of is zij den strijd tegen die corporatie moede, want over gemis aan me dewerking dier heeren heeft Katwijk zeker niet te klagen. Ware dit anders, Katwijk- aan-Zee had reeds lang haar verbeterde vaart, naar IJmuidon en 'tP.-H..Kanaal zou, behoor lijk verbroed, voor de binnenscheepvaart voldoende bergruimte bieden. Wie aan de noodzakelijkheid van dit laatste nog mocht twijfelen, had in de laatsto maand maar eens een onderzoek in loco moeten instellen. Ik ga eindigen, doch doe dit niet, dan na vooraf nog eenmaal een eere-saluut te heb ben gebracht aan den straks genoemden Gids, waarvan de tekst wordt „opgeluisterd" door eenige welgeslaagde „kiekjes", zooals trou wens reeds in dit blad werd medegedeeld. Moge "de verspreiding er toe bijdragen, dat vele „worden gevoerd naar het schoone, breede, Hollandsche strand te Katwijk-aan- Zee, in de overtuiging, dat zij na een kor ter óf langer verblijf huiswaarts zullen keeren "met frissche kraohten en met de aan genaamste herinneringen aan een van de schoonste en best gelegen plekjes op den Nederlandschen bodem 1" De vorige week is hier nog eens het be wijs geleverd, dat welk een kleine gemeente wij zijn, wij toch met alles meedoen; dat wij n.l., neb als in groote plaatsen wel eens voorkomt, ookeen poosje in donker hebben gezeten. De technische benaming ken ik er niet van, doch in gewoon Hollandsch: de stroom levering voor het electrisch licht vergat even haar plioht; Leiden hraoht ons even in last. Gelukkig was het op een tijd (na tien uran 's avonds), dat velen mij ner idorpsgenooten geen kunstlicht meer noo dig hadden; en voor hen, die er nog wel gebruik van maakten, was het net een tijdje om: teven te pauzeeren. Maar Vreemd was het toch, en het zou haast schrik aanjagen, al weegt zoo'n enkel ongevalletje niet op tegen het groote ge mak en genot, dat die verlichting ons geeft. Het licht gaat dan ook aldoor verder de gemeente in, zoodat de nieuwe dokterswoning er ook al van profiteeren zal, als die gereed is. Wij hoorden van lieden, die de teekening hiervan zagen, dat deze een hoogst modern en fraai gebouw belooft te worden, en nu ons de aanneemsom bekend is, kunnen Wij beat aannemen, dat zij iets zal worden,- dat een blijvende verfraaiing zal zijn. Heel wat gemakkelijker dan bij de aan besteding van het Raadhuis indertijd, was nu .de beslissing te nemen wien het werk zou gegund worden; daar do Raad, met zijn voorkeur geven aan een ingezetene, tevens den laags ten inschrijver het werk gunde. "Vreemd viel het ons andera wel, dat zoo Weinig inschrijvers naar een vrij beteeke- nend werk waren komen meedingen. De burgerij mocht zioh wel eens aan het voorbeeld, gegeven door den Raad als zoo danig spiegelen, en evenals hij, zich in ge wone omstandigheden, hij aan- of inkoop,- haar zakendoende medeburgers bevoordeelen. Daar denke men eens goed over na! j Echter, wat die dokterswoning en de dok- teTs-gesohiedeiris betreft: zij, die zioh voor I die zaak hebben geïnteresseerd, mogen met j voldoening op hun werk terugzien. Zij hebben hun gemeente en gemeente- i naren een onschatbaren dienst bewezen, en wij hebben al eens gewenscht, dat door de- I zulken eens ons vroeger omschreven plan Werd ter hand genomen om de wegverbete- I ring tusschen hier en Rijnsburg 'tot stand I te helpen brengen. Wij hadden al eens ge- dacht, dat het kindje dood was, doch nu i weten wij offioieel, dat het 'slechts slaapt. Over de Regeerings verklaring zegt ,,D e Nederland-; r": De door den \oorzit-ter van de Tv.eede Kame.- namens het Kabinet ^gesproken verklaring zal zeker met ons door ieder, die van oordeel is, dat de verdediging van het vaderland het landsbelang bij uitnemend heid is, met genoegen zijn vernomen. Niet zoo dra toch was het Eindverslag over de Militiewet uitgebr cht, of de Regeering heeft zich gehaast bekend te doen maiken, dat de urgentie van de behandeling dier wet voor haar vaststond, dat, nu de Kamer weigerde vóór het zomerreces zich met de zaak bezig te houden, do Regee ring er op staan moest, dat lc behandeling nog in het najaar geschiedde, en dat lan ger uitstel door haar in strijd werd geacht met het landsbelang. Natuurlijk beteekent dit, dat de Regee ring heengaat, als de Kamer haar in dezen niet ter wille is. De uitspraak is duidelijk genoeg. De Kamer heeft het nu maar ver der te- weten en is door de Regeering in mora gesteld. Ons komt het voor, dat de Regeering vol komen terecht ernst met de zaak maakte. Het Kabinet toch trad op met drie hoofd punten op zijn program: het tarief, de ouderdoms-vootrziening, en de militaire kwestie. Al noemen wij dit het laatste, in urgentie staat het vooraan. Het Kabinet is opgetreden naar aanleiding van een cri sis aan Oorlog, en met de uitgesproken be doeling om de militaire kwestie op te los sen. Niet slechts aan het land, maar reeds aan eigen eer is het Kabinet dus verplicht niet te dralen. Niemand kan zich daarover beklagen, ook niet de kiezers of de leden van de Kamer. Men wist van te voren, wel ke richting de Regeering uit wilde, vooral en hierop valle alle nadruk nadat reeds in do Memorie van Antwoord op Hoofdstuk VIII van de Sfcaatsbegrooting voor 1909, de laatste "-oor de ver kiezing e n, dezelfde denkbeelden wa ren neergelegd als nu in het Militie-ontwerp rijn te vinden. De Regeeiïng leef dus m de toen door haar aangegeven lijn en de partijen die in 1909 het Kabinet hielpen handhaven, wisten dus, dat zij daarmede ij verden voor een oplossing van het militaire vraagstuk in den geest als nu werd voor gestelde. Over de détails kan men twisten, natuurlijk. Maar de hoofdzaken behoor en voor de partijen van rechts vcut te staan, omdat men op die hoofdzaken in 1909 het Kabinet wensohte gehandhaafd te zien. De Kamer zal nu te boonen hebben, in 'fc bijzonder de rechterzijde, dat de Regeering niet tevergeefs een beroep doet op haar trouw. De Regeering deed wat ze kon. Dit is nu reeds de derde Minister van Oorlog, waarmee rij haar belofte tracht in te los sen. De Kamer beseffe het gewicht van den toestand en toone even grooten ernst te ma ken met het landsbelang als het Kabinet. In een driestar Regeeringsver- klaring zegt „D e 8 tan d aard": Niet altijd is onze redactie het met „De Vaderlander" eens, noch zakelijk, nooh wat den vorm van haar critieCk betreft. Ditmaal echter sprak ze de vorige week uit, wat ook o. i. niet verzwegen (kon wor den. Het blad merkte tooh op, dat uit de ver- Bchui ing van de Militiewet naar later en het onderstelde berusten daarin van de Re- feering, van tweeën één zou blijken. Of dat et Kabinet over zijn onslag he.ft te den ken; of dat al het geroep over de veiligheid wan ons land, waarvoor gewaakt moest wor den blijken zou een praatje voor de vaak te zijn geweest. Nu weet men, hoe het onzerzijds steeds betreurd is, dat een Reohtsch Kabinet, dat èn voor de sociale vraagstukken èn vooi ia- tere financiën had te zorgen, door het voor vorig Kabinet op een militair punt te laten buitelen, er zelf de militaire kweBtie bijge nomen beeft, en dit te moer, waar de socia le kwestie zoo nauw dringt. We wilden wel om wat liefs, dat het Kabinet het Departe ment van Oorlog tijdelijk had kunnen slui- 18) En terstond daarop gingzjj weer met vasten ■tap voort over den bergweg. Verbaasd zag de vreemdeling het aan. ZfJ wilde nog verder gaan; wilde niet door hem geholpen worden. IJaar toch liep zy langzamer. De weg werd moeiiyker en plotseling gaapte er een afgrond aan haar voeten op het meest onverwaoht. oogenblik. Edels deed een schrede terug; een rilling liep haar door de loden by het zien van het groote gevaar, waarin z(J verkeerde. En- nu was het haar een aangename gewaar wording te weten, dat zy daar niet geheel alleen waste hooren het kletteren van de echoenen van den grooten, sterken man, die haar tot hier met vasten voet was gevolgd. Zy keerde zich om en zag hem aan. HU wae nu vlak by en bleef staan. Hoog was zijn gostalte en scherp keek hy haar aan. Het waren dezelfde oogen, zag zy nu, die haar hadden aangestaard In de berghut. Er was iets in dazen man, dat haar oen gevoel van onmacht gaf. Edola deed een stap «chteruit, maar aan ontwyken viel hier niet tneer te denken, «d daarom deed zy dadeiyk daarop een schrede vooruit. Het was alsof hy haar wilds aanmoedigen tot grootere vertrouweiykhold en kalmte. Zoo knikte hy haar toe en zei: „Tot hier toe en niet verder, zoo ie het hier. Er la geen epringer, dl* hier over zou komen, en wie mlBt, valt zich te pletter. Haar wanneer gy den sprong tooh wilt wagon, dan wil ik u gaarne behulpzaam zyn." Hy ging tot aan den rand van den af grond, stootte zyn bergstok met vaste hand in den grond en keek baar een beetje uit dagend aan. Zy keek hom mot groote oogen in zyn open gezicht, waarin geen spoor van eenige beweging wae. Was dat aoherta of ernBt? Hy kon dat werkelyk meanen, den sprong te wagen over dezen diepen afgrond? Hl.achien kon hy het als geoefend klimmer, maar hoe moedig zy ook was, by de gedaohte aan dien sprong liep nogmaals een rilling over haar lichaam „Gy hebt gelyk," vervolgde hy alsof hy haar gedachten gelezen had. „Het zou voor een jonge dame wat te kras zyn zoo iets te wagen. In 't algemeen moet een jonge dame steeds voorzichtig zyn, waar hst een sprong In het onzekere betreft." Edela werd vuurrood. Zyn woorden klonken haar als een beleediging, zonder dat iy kon zeggen waarin die bestond. Ook in zyn houding was niets onbetameiyka en tooh soheon er van dezen man iets beleodlgends uit te gaan. Misschien was het zyn onverstoorbare kalmte, zyn koude, onbewogen toon; missohien was het de koele hoogmoed, die uit zyn geheolen persoon sprak. „Het is een van onzen standdacht Edela en zy zag nu ook, dat hy dezelfde man was, die haai eens op de wandeling voorby gereden was. Maar waarvoor zag hy haar aan? Zeker, een Jonge dame van haar stand ging meestal niet ale zy in de eenzaamheid ver van allen, die haar gemak konden aanbieden. Had hy daarop gedoeld, toen hy van een sprong in de on zekerheid sprak? Een bittere trek kwam er om haar mond en op zeer koelen toon zei ze: „Ik ben niet bang, maar ik zoek gewooniyk wogen, waar Ik my alleen redden kan en de hulp van anderen niet noodig hob." Zy boog even liet hoofd en draaide zioh om mot de bedoeling den terugweg te aan vaarden. Een paar schreden deed zy; toeu trad hy vastberaden aan haar zy en zei op onverwacht hoffelyken toon: „Gy wilt op eigen kracht vooruit, nietwaar Dat is een edele gedachte. Echter, men kan niet altyd door eigen kracht zyn doel be reiken', het is soms te moeilyk alleen alle bezwaren te overwinnen. Zoudt gy mU daar om thans willen toestaan u voor te gaan en u een weinig te holpen?" Hy wachtte haar antwoord niet af, maakte een korte buiging en ging haar terstond daarop voor alsof hy geen tegenspraak duldde. Haar Edela volgde hem niet zooals hy ver wacht had. Eyna vyandig keek zy hem aan. Zyn hoffelykheid had zy voor scherpen spot opgenomen. En al moest zy ook urenlang hior wachten, zy weigerde beslist iu zyn ge zelschap den terugweg te ondernemen Hy keerde zioh om en zei: „Gy zoudt my verplichten door wat spoed te maken. Maar als gy dat niet wilt, vind ik het ook goed. Ga dan alleen. Ik zal eohter zoo vry zyn een oogje in het zeil te houden tot ge vol doende in veiligheid zyt." Niets klonk er meer van de hoffelykheid van daar julet in zyn toon. Veeleer was er nu iets van ongeduld in zyn «tem, als begon het noodelooie getalm van de eigenzinnige jonge vrouw hem te vervelen. Edela voelde dat. Het eoheen haar of haar heele houding kinderaohtig was. Waarom weigerde zy elgenlyk de aangeboden hulp? Deze man scheen het ala zyn plicht to be schouwen haar te helpen. Waarom dan te weigeren? Hy begon naar beneden te klimmen en zy volgde hem. Langzaam ging hy voort. Het sohoen of hy zioh van Edela niets meer aan trok. Hy keek niet om; alleen meende Edela af en toe op te merken, dat hy even atilstond om te luisteren of zy hem nog volgde. Er was dan iets eigenaardigs in zyn houding; iets van den jager, die zyn wild bespiedt Hy moest een goed jager zUn, daclit Edela. En verder dacht zy, dat het toch maar plelzierig en veilig wee, dat hy in de nabyheld was. Straks, toen zy alleen hierheen was geklommen, had zy het gevaariyko van den weg niet zoo bemerkt; maar thans zag zy boe weinig het hier kon schelen of men stortte in den afgrond. Do weg werd Diet gemakkelyker, hoewel hy daarvan in het geheel geen hinder scheen te hebben. Hot kostte Edela weldra moeite hem geregeld te volgen. Zy spande zich tot hst uiterste in om den afstand tusachen hen beiden gelyk te houden, maar op den duur begon het te veel van haar kraohten te vergenhet zweet brak haar uit en het duizelde haar. Zy had eigen ïyk een paar minuten moeten rusten, maar zy durfde niet blyven staan, uit vrees, dat zy hem dan uit het oog zou vsrliezen. Flotceling stond zy met een ruk stil. Zy waren nu op een plek gekomen, waar de roterand byna loodrecht naar beneden ging. Norgens zag zy vooruitspringende Bteeoen; nergens iets om zich aan vast te houden. Hoe zou zy ooit daarlangs kunpen afdalen? Byna op hetzelfde oogenblik, dat zy was blyven staan, stond ook de man vóór haar Btil. Het wae alsof hU vooruit gstveten had, dat zy hier zou blyven staan. Hy draaide zich nu om, voor het eeret gedurende den tocht, en keek naar boven, waar Edela etond. Toen zy dat zag, spande zy zioh voor hei faatst nog eens in, om verder Ie gaan, ondanks de hevige duizeligheid, welke haar had bevangen. Langzaam, voet voor voet, kwam zy op hem toe, tot zy vlak by Ikvti stond. „Geef my uw hand," riep hy gebiedend en meteen stak hy haar de zyne toe, een aristocra tische, slanke, smalle, maar buitengewoon ge spierde hand. Edela weifelde. Er was Iets, dat haar zoo dringend gebood de hand niet te grypen, dat zy de hare in do plooien van haar jurk verborg. „Geef me uw hand," zei hy nogmaals op aoherpen toon. En nu gaf zy hem terstond de hand en klom, door hem ondersteund, schrede voor schrede naar beneden. Hy hield zyn arm vóór haar om te beletten, dat zy op eon on verwacht oogenblik van zwakte ln de diepte zou vallen. En Edela voelde zich daarachter volkomen veilig. Er was iels ridderlyks ia de wyze, waarop hy haar schreden leidde; maar te gelyk iets onverbiddelyk-atrengs. Hoe vol komen zeker Edola zich ook gevoelde onder zyu leiding, toch kwam het haar voor, dat hy zoo enel mogeiyk wilde afdalen, om haar zoo spoedig bet kon weer alleen te laten. Zoodra dan ook de rotsen wat mindor steil werden, trachtte zy haar hand uit de zyne loe te trekken. Dadelyk liet hy haar band vry, deed nog enel eenige passen zonder meer op haar te letten en kwam oven eer dan zy op den gewonen wandelweg aan. Toen ook zy daar gekomen was, stonden ze even zwygend naast elkaar. „Ik ben u zeer dankbaar voor uw hulp," zei Edela toen. Zy keek hem daarby niet aan, maar bemerkte tot haar ergernis, dat by baar kleeding en dunne schoenen, die op onkele plaatsen ge- eohourd waren, eoherp bekeek. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5