No.»1?*?.
LËIDdCH DAGBLAD, Vrijdag1 23 Juni. Tweede Blad,
Anno 1911.
Buitenlandseh Overzicht
De vuil verbranding.
(Een nabetrachting).
L
Wordt Leiden wel eens? een achterlijke stad
genoemd, de gemeentenaren en met name
de neringdoende middenstand dikwijls voor
prefniff vooruitstrevend gehouden, niemand
ral kunnen beweren, dat ons gemeentebe
stuur geen durf toont.
Met tal van maatregelen ging on se ge-
fneentu met enkele andere, voorop. Was
Hielden niet een der eerste, zoo niet de eer
ste groote gemeente, waar een stelselmatig
onderzoek naar de volkshuisvesting van ge-
jneeutewege werd ingesteld? Waagde het ge
meentebestuur zich niet aan de exploitatie
jran het krankzinnigengesticht „Endegeest",
tftrakfl uitgebreid met een sanatorium voor
fcfenuwlijdere en waarbij over eemgen tijd
jiog een gesticht ter verpleging van jeug-
idige idioten zal worden geopend? Heeft men
het niet aangedrufd, trots oppositie van ver
schillende zijden, het sladhtbedrijf van ge-
ïneentewege te regelen en een openhaar 6lachb-
huis te houwen, toon grootere gemeenten daar
aan nog niet dachten En is onze Eleotrische
Centrale ook niet een bewijs van den kloe
ken durfonzer Vroedschap, die er later
als nieuwste nieuwheid, een elecfarischen klok-
fcendienst aan verhond?
Het jongste bewijs dat onze gemeenteraad
mxet al te zeetr bezield is met den geest:
j-,van „eerst-eens-de-kat-uit-den-boom-willen
tijken" is het bijna met algemeen© stemmen
jgenomen besluit in de laatste gemeenteraads
vergadering tot invoering van het systeem
Van vuilverbranding. Ook hierin staan we
fonder de Nederlandsche steden weer mede
Vooraan. Alleen Rotterdam, besloot nog maar
bot de invoering van het verbrandingEsysteem.
B. en We. van Amsterdam stellen het den
Baad voor, in ander© gemeenten is de vraag
nog niet aan de orde. Wij willen hiermede
foiet zeggen, dat Ledden een wijs besluit heeft
genomen daarover zullen we het later
nebben alleen geven we hiermede te ken-
Hen dat onze gemeenteraad weder blijk heeft
gegeven iets aan te durven.
Eigenlijk echter isv volgens onze meening,
het besluit er wel wat vlug doorgegaan.
[Wij hadden liever gezien dat het vraagstuk;
foerst nog eens van verschillende kanten be
keken was geworden. In de vergadering bleek
Idat heft rapport van de deskundigen, de
heeren De Groot en De Monyé, reeds eenige
Iwekon te voren den leden vertrouwelijk was
toegezonden, maar het was eerst slechts een
[week ruim openbaar gemaakt en de belang-
Èftellende burgerij kende het alleen voor zoo-
Verre er in de bladen in het „Leidsch
t)agblad" nog wel het uitvoerigst een
Jblttreksel van is gegeven en uit de samen
vatting die B. en Ws. in hun toeliohting
fop liet voorstel er van gaven.
De uitvoerige berekeningen van de aan
leg- en exploitatiekosten mede in vergelijk
king van die van het bedt bedrijf, de burgerij
heeft er niets meer van vernomen, dan wat
Idaarover bij het debat over de zaak in den
Baad is gezegd. Toen de heer Fokker daar-
fop, wees, is hem door enkele zijner mede
loden toegeroepen„Wij zijn de vertegen
woordigers van de burgerij l"
Het komt ons echter voor, dat deze waar
heid niet uitsluit, dat de vertegenwoordigen,
Wel mag luisrteren naar het oordeel dier
burgerij over menig vraagstuk en met dat
foordeel zijn voordeel doen, ja, dat hij er
prijs op moet stellen, dat hij rekening met
jfcul'k een oordeel mag houden.
Men had derhalve het rapport, zij hot
fook voor den k os tonden prijs, eenigen tijd
Voor de openbare behandeling voor het pu
bliek verkrijgbaar móeten stellen en de cri-
tiek van buitenstaanders moeten afwachten.
Het ging nu niet meer om het principe al
leen, het betrof hier mede de uitvoering van
jeen belangrijk bedrijf, waarbij duizenden ge
knoeid gaan.
De Raad bleek het onderwerp ook niet
ïn ach tig. Hij verlangde dan ook uitstel van
behandeling. En dat. men daartoe niet be
sloot is te danken of te wijten geweest aan
het feit, dat men juist tot op dien dag
de hand had gelegd op het terrein voor
ten eventueel beltbedrijf benoodigd. Hadden
B. en Ws. zich vooraf niet eens kunnen
vergewissen of de eigenaar dien termijn nog
ui et met een paar weken wilde verlengen?
Hem zal niet spoedig weer zulk een goede
kans geboden worden zijn land voor hoogen
ptrijs te verkoopen en hij had op grond daar
van vermoedelijk gaarne eenig uitstel toege
staan. Doch als hij dit niet heeft gewild
misschien, waarom dan niet een veertien da
gen eerder met het voorstel gekomen? }B.
en Ws. hadden dan aan het verlangen van
den Raad kunnen voldoen.
Het heeft nu althans den schijn gehad,
'dat het College van B. en Ws. de beslissing
wilde doordrijven op het moment daarvoor
door hen aangewezen.
De 'motie-Per a, uitstel beoogend, werd na
het noemen van den fatalen termijn door
den heer Korevaar, dan ook ingetrokken en
men heeft zonder veel discussie de bekende
voorstellen van B. en Ws- aangenomen. De
enkele leden, die over de belangrijke kwestie
het wooird hebben gevoerd, deden dit om be
denkingen te opperen, bezwaren aan te voe-
tren, opmerkingen te maken en vragen te
doen. En het is moeilijk aan te nemen, dat
al de andere leden zóó overtuigd waren van
de wensohelijkheid der invoering van het
stelsel van vuilverbranding voor Leiden, dat
zij daarom zwegen. Veel waarschijnlijker i9
het dat zij hebben gedacht: de deskundigen,
die de zaak hebben onderzocht, hebben het
zoo het beste geacht B. en Ws., die met
hun ambtenaren de verstrekte gegevens heb
ben gecontroleerd en getoetst aan de prak
tijk elders1, hebben zioh met de oonolusiën
Vereemgd een nu leggen wij ons er maar
bij neer. En voor dit standpunt was ook
wel iets te zeggen, vooral nadat de heer
Korevaar met groot vertrouwen het stelsel
aanbeval. Doch de verantwoordelijkheid van.
het genomen besluit berust dun ook feitelijk
W B, en Ws. Indien onverhoopt, de aange
nomen wijze van vuilverbranding in de toe
komst eens niet aan de gestelde verwachtin
gen blijkt te voldoen, of eens veel kostbaar
der blijkt te zijn, dan door het rapport is
voorgesteld, dan zal het deel van den Raad,
dat naar uitstel verlangde, misschien zeg
gen: B. en We. hebben ons den tijd niet
gegund het licht op te steken daar waar
wij dat wilden doen, en het andere deel zal
klagen met dit College te veel vertrouwen
te hebben gesteld in het niet voldoende be
grepen deskundig rapport.
De last der verantwoordelijkheid zal in dit
geval zwaar op het College van B. en Ws.
komen te drukken.
De groote beslistheid van den Wethouder
van Fabricage bij de verdediging, daarin bij
gestaan door den Voorzitter, en de eenpa
righeid waarmede het gansche College met
de voorstellen meeging, schenkt ons echter
groote gerustheid. Zij zullen den Raad wel
niet over het ijs van één nacht hebben ge
leid en esr zeker stellig yan overtuigd zijn,
dat het nu aangenomen stelsel van vuilverwij-
dering voor Leiden het meest wenschelijke
en alle factoren in aanmerking genomen
het voocrdeeligst is.
Aan de hand van het rapport en andere
door ons verzamelde gegevens, zullen we
na deze inleiding, over het nieuwe systeem
een en ander mededeelen.
Na de korte telegrammen, die ons giste
ren reeds een overzicht gaven van de kro
ningsplechtigheid, volge liier het uitvoeriger
verhaal dat onze speciale verslaggever ons
zendt over de
Ëngelsche Kroningsfeesten.
Londen, Donderdag.
Een bedekte lucht en nu en dan een zoel
zomerregenbuitje. En in de straten een fris-
sche bries. Te acht uur is het in de straten
buiten het hart van do stad stil, ongewoon
stil en leeg. Want alle zaken zijn, ter eere
van de kroning gesloten en het personeel
heeft vrijaf om te gaan kijken. Te negen
uren krijg ik een goede standplaats juist
tegenover het Buckingham Paleis, waar van
af halftien, in drie gedeelten, de kroninge-
stoet naar de niet veel verder gelegen West-
minster Kathedraal zal optrekken. Links van
mij verheft zich de Nelsonzuil van Trafal
gar Square. Voor mij de groote toegangspoort
tot het St.-Jam.es Park. Het is een eere
poort van lichtbruine steen met drie hooge
bogen en op den gevel staat: „Anno Dccimo
Edwardi Septimi Regis Victoria©, Rcginae
Gives GTatissimi MDCCCCX." Door de mid
delste poort ziende verheft zioh, midden in
het park, met den voorgevel van het
Buckingham Paleis tot achtergrond, het ge-
denkteeken ter eere van koningin Victoria,
een opstuwing van marmer, bekroond door
een verguld beeld. Het plein voor de poort
gevuld met artilleristen te paard en eenige
batterijen. Ter zijde van de poort staan hooge
gebouwen, versierd met de nationale vlag
gen en blauwe, roode en groene decoratiën.
Rondom., achter de en haie opgestelde mili
tairen en de politie-agenten, is dicht opeen
gepakt het publiek, dat al van zes uur 's mor
gens te wachten staat.
Vroolijke, militaire muziek weerklinkt. On
der de poort is een muziekkapel opgesteld.
En soms echoot dof de nadreun van een
saluutschot, dat verder, aan de Theemsoever
wordt afgevuurd. Halftien. D© klokken van
de kerk op Trafalgar Square beginnen te lui
den, eenzelfde acooord, telkens herhaald, maar
met andere maatmdeeling. De dreun van een
kanonschot.... Van onder de poort komt
het eerste gedeelte van den stoet. Eerst lijf
garde te paard, groote, rijzige figuren, met
messing helmen boven de strenge, lang
werpige gezichten, helmen met geelwitte paar-
deharen pluimen, die wuiven in de bries.
Zij dragen messingkleurige kurassen en witte
kaphandsohoenen en witte rijbroeken. Maar
toch is de hoofdkleur purperrood, nu achter
de lijfgarde de tweede afdeeling van het
escorte aangereden komt, allen in purper-
roode rokken op zwarte paarden. Een luid
aye, aye../, gaat door de menigte. Het is
vcor Veldmaarschalk Roberts, die wordt toe-
gojuioht en toegewuifd. Hij is al een oud
man, met een rood gelaat,- een witte snor.
Hij draagt een purperen wapenrok, witte
broek, hooge rijlaarzen en groot vriendelijk
naar alle zijden, zichtbaar verheugd met
zijn populariteitdie hij duur betaald
heeft Zijn ©enigste zoon, ©enigst kind, is
in den Zuid-Afrikaanschen oorlog gebleven
op het veld vaneer en bloed- Hij
wordt gevolgd door de loden van den gene-
ralen staf, allen eveneens te paard, allen
fcrsche lieden, nu in de uniformen, schit
terend van kleuren, tressen en borduursel.
Een pauze van een kwartier. Wij hebben
gelegenheid om de politie aan 't werk te
zien.
Een menigte van duizend personen wellicht
is te veel vooruitgedrongen. De agenten trach-
met dpn rug den vasten klomp menschen-
vleesch terug te duwen. Het gaat niet. Een
offic. beveelt den artilleristen met de paarden
de menschen terug te brengen. „Spoort de
paarden niet," beveelt hij. En nu, onder ge
gil en angsten wordt de klomp vleesch terug
gedrongen. Dadelijk daarna is 't publiek weer
goedlachseh en zelfs medelijdend als 'n paar
menschen flauw zijn gevallen en haastig,
door vliegende ambulances worden opgepikt
en weggedragen.
De tweede stoet is in aantocht. Weer het
geschitter van de stoere soldaten van de
lijfgarde, rood en goud met de blinkende
helmen en de wuivende paaxdeataarten op
het hoofd. Een viertal gesloten hof rijtuigen,
omgeven door militairen, rijden voorbij. De
kinderen van den Koning en de Koningin,
fijne, blanke gezichten zonder veel expressie.
Maar daarachter komen de Indische vorsten,
in hun kleurige gewaden met de tulban
den breed gewonden om het donkere haar,
tulbanden in teedere kleuren, oranje,- rose,
bleek-groen, hemelsblauw. Zij hebben don
kerbruin gelaat met rwarten ringbaard, en
groote, bruine, droefgeestige oogeu. Hun
paarden zijn vuriger, trappelen op de mjaajt
van de muziek. Een troep EngelscK
Indische soldaten besluit deze afd. vap. den
optocht.
En weder is er een oogenblik stilte. De
politie-agenten openen elk: een kartonnen
doosje en doen hun maaimet vijf reepen
chocolade en zes yingerlange, duimbreede
biscuits. Er is iets goedig-komieks in, deze
reuzen chocolade te zien snoepen.
Weer dondert ver een kanonDe muziek
speelt het„God saye the King". De ko
ninklijke karos, de groote gouden wagen
heeft het Paleis verlaten en komt onder de
poort doorrijden. Vooraf rijdt, hoog en marti
aal te paard, in rood en goud, lord Kit
chener, veldmaarschalk,, speciaal belast met
de bewaking van den koninklijken wagen. En
in de gouden koets zitten de Koning en
de Koningin in hun statie-gewaden, purpe
ren koningsmantels met hermelijn gevoerd.
Een „aye", „aye", stijgt op uit duizenden
menschenkelenzwelt aan als oen noorden
wind die tusschen huizen giert. De dikke
menschenmenigte, de groote, vaste klomp
vleesch die .beneden tegen de huizen staat
aangedrukt, begint te golven, door het zwaai
en van zakdoeken, vlaggen, hoedenen
altoos luider wordt, het „aye, aye", tot iets
angstwekkends méér dan tot iets jubelends.
De Koning en de Koningin, beiden zeer bleek.
't zijn uiterst afmattende dagen voor hen
nu groeten met statige neigingen van
het hoofd en een wat ©troeven glimlach naar
het publiek. JEn voort gaat het hooge ge
vaarte van goud en rood, getrokken door
de onder purpere, met gouden versierselen
afgezette dekkleeden zesspannen, voort tus-
©clien de twee zwarte lagen van levend, com
pact mensohenvleesch, maar gedragen altoos
door dat „aye aye" geroep, dat als een wolk
van geluid .den koninklijken zegewagen om
geeft.
En nu volgen een zestal wagens met prin
sen en prinsessen; de kappen zijn neerge
slagen, want telkens komen regenbuitjes de
feestvreugde storen, en door het portier
raam zie ik slechts het schemeren der ge-
richten, het fonkelen der diademen en de
kleurige brokken van uniformen. Prinsen
en prinsessen, hertogen en hertoginnen, de
grooten der aarde in paradekostuum, toe
gejuicht allen met dat steeds aanzwellende
on wedjr zachter wordende „aye, aye 1" uit
de monden van de dichtgestuwde menschen-
menigte. Gesloten wordt de clerde stoet
-door een aantal Royal Horse Guards, deze
met staalblauwe kurassen en staalblauwe
helmen.
In de Westminste r-A b b e y.
Het grauwe dicht van buiten wordt hier
door de gekleurde vensters binnenvallend,
zacht gekleurd, van een teeder paarse tint.
Het is alsof langs de hooge gothische bo
gen van het schip der kerk, dat seringen-
paarse licht zioh verdicht. Van. verre klinkt
het dof-nadreunen der saluutschoten. Be
neden in het schip zijn alle banken dicht
bezet, en rondom de galerijen, op de extra-
gebouwde tribunes zitten de dames en hee
ren, de vertegenwoordigers van de aan
zienlijkste geslachten m en buiten het rijk,
de vrouwen in statie-gewaden, fonkelend
allen van diademen en aigrettes en colliers,
de mannen in kleurige uniformenj met voor
al veel purper en steenrood bezet, met gou
den galons en tressen. Voor 't koor staan de
twee troonzetels, en daarachter, op de
troontafel liggen de attributen van het ko
ningschap, de kronen, de rijksappels, de
schepters, de sporen, en links op het altaaT
staat de amfoor met de gewijde olie en de
gouden zalvingslepel. Want de Koning zal,
naar het al-oude gebruik, door den aarts
bisschop van Canterbury met olie begoten,
gezalfd worden.
Het orgel begint te spelen, vult de kathe
draal met het volle, warme geluid van zijn
hooge metalen pijpen. De Koning is in aan
tocht, zal in het voorportaal door de hoog©
geestelijkheid ontvangen worden. Daar ver
schijnt de stoet, in het midden van de kerk.
Vooraf gaan de kapelaans, de dekens, de
herauten in de tabberds met de blazoenen
van het koninklijke wapen. Nu velgen de
rijkshoogwaardigheidsbekleeders, de dra
ger van de kroonjuweelen met de twee rin
gen met robijnen, die straks hun dienst
•zullen doen, de drager van het rijkszwaard.
Vier ridders van de orde van den Kouse
band, in middeleeuwsche dracht van blauw
satijn en fluweel, dragen een baldakijn van
purper, waaronder koning George schrijdt,
blootshoofds, een breeden purperen mantel
met hermelijn afgezet en gevoerd om de
schouders, een wit satijnen lijfrok met
goudborduursel en tressen, een wit-satijnen
kniebroek, links en rechts een kouseband,
op de linksche met gouden letters op blauw
de wapenspi-euk „Honi soit qui mal y
pense," wit rijden kousen, lage zwarte
schoenen met diamanten gespen. Achter
hem onder een troonhemel, gedragen door
vier andere ridders, koningin Mary, den wij-
wijden purperen mantel om de schouders en
wit satijnen kleed, gedecolletteerd, om den
hals de driedubbele festoenen van de kroon-
parels en kroonjuweelen, een blauw-zijden
sjerp van links, dwars over de borst naar
rechts. Zes eere-j offers dragen de lange,
wit-satijnen sleep, die haar slanke figuur
nog meer statigheid verleend. Het orgel
speelt nu zachter, en terwijl de stoet naar
het altaar schrijdt, zingt de schitterende
gemeente van de grooten der aarde Ps.
122 1—3, 5, 7.
De Koning stelt zich voor den histori-
schen kroningsstoel op. Links van hem voor
den tweeden zetel staat de koningin. Naast
den koning stelt zioh de houder van het
rijkszwaard, en de twee schepters worden
hem overgereikt, in de rechtsche schittert
de Cullinan-diamant als een ster in de
avondlucht.
Als de psalm gezongen is, en de koning
en de koningin, omgeven door den schitte
renden stoet van hoogwaardigheidsbeklee-
ders en -bekleedsters,^ allen fonkelend van
diamanten en schitterend van kleuren rus
tig staan, treedt de aartsbisschop in rijn
wit met paars afgezet ambtsgewaad van
terzij naar voren en zegt met luide stem,
dio echoot in de gewelven van de oude ka
thedraal:
„Heeren. Ik stel u hier koning George
voor, den waaraohtigen Koning van dit
rijk, waarvoor gij allen heden hier gekomen
rijt om hulde en dienst te bewijzen. Zijt gij
daartoe bereid? ,.God bescherme koning
George!"
„God bescherme koning Georgeweer
klonk als een hymne uit aller mond.
Allen in de kathedraal waren staande en
ook staande werd nu de litanie aangehoord,
door twee bisschoppen gezoDgen, dooT het
koor gerespondeerd.
Vier keer herhaalde de aartsbisschop zijn
voorstelling, naar eiken windstreek spre
kend. Toen de „oheers", dat rijn de „ayes",
die men hoort, verklonken waren, sprak de
aartsbisschop een korte rede uit, waarin hij
tot H.H. M.M. zeide diep de groote eer en
de groote ve: intwoordelijkheid te gevoelen
van het oogenblik. Toen van den kansel
stappend, kwam 1 j op den Koning toe en
vroeg: „Sire, is Uwe Majesteit bereid den
eed te doen?" Met heldere stem antwoord
de de Koning: „Ik ben bereid." „Wilt Gij
plechtig beloven en zweren, het volk van
dit Rijk en Zijn overz jhe l ©zittingen vol
gens de instellingen van het parlement en
de wetten, zeden en gebruiken te zullen re-
ge eren?" ,,Ik beloof dat plechtig." Wilt
Gij uw uiterste kracht inspannen aan de
wetten van God, de trouw aan Evangelie
en den Protestantschen Hervormden gods
dienst, ingesteld door de (kerk van Enge
land, wettelijlk te houden? Zult gij de Bedie
naren des Woords beschermen?" „Dit alles
beloof ik."
De Koning rees op van rijn zetel: De
„Lord Great Chamberlain", het rijkszwaard
voor zidh houdend, trad naar voren en
schreed plechtig voor het altaar. Bloots
hoofds volgde de Koning, legde de hand
op een geopqnden bijbel, die voor het altaar
lag en met heldere stem zeide koning
George: „De dingen, die ik zooeven beloofd
heb, zal ik houden, zoo waarlijk helpe mij
God!" De Konink bukte zich en kuste den
bijbel. Een bisschop bracht papier, p*n en
inkt en de Koning teelkende de plechtige
verklaring. Toen ging de Koning langzaam
naar ^zijn zetel terug en knielt vóór den
zetel. Het koor zong nu: „Kom, Heüige
Geest, beziel onzen geest." Daar.ia kwa
men een aantal priesters en hoogwaardig
heidsbekleders in rood en paars <\n goud
gewaad naar voren schrijden. Een baldakijn
ir koningsblauw werd boven den tr ton den
historischen „Edwards Chair", die midden
voor het altaar stond, geheven. De Koning
nam op den troon plaats. De aarrthisschop
stond rechts naar achteren en de gouden
zalvingslepel heffend, liet hij eenige drop
pels olie op den Koning neervallen en zeide
daarbij luid enplechtig: „Dat uw hoofd
gezalfd worde met heilige olie zooals ko
ningen, priesters en propheten rezalfd w er
den; dat uw borst gezalfd w -rde; dat uw
handen gezalfd worden, zooals Salomon tot
Koning gezalfd werd door ZadoK den pries
ter en Nathan óen profeet,, zoo zijt gij ge
zalfd, gezegend en geheiligd tot KoniDg over
dit volk, dat God gegeven heeft om te re-
geeren en te besturen, in den naam van
den Vader, den Zoon en den Heiligen
Geest. Amen.
Nu werden de gouden sporen en het rijks
zwaard met de heilig offerande aan den
Koning aangeboden, de ring aan Z. M/s
vinger gestoken, de handschoen van arbeid
aangeboden en weder ging de Koning naar
Edwards troon. De aartsbisschop sprak een
gebed uit. Nu trad een priester in een wit
kleed op den aartsbisschop toe, die op een
zijden kussen een flonkerende konings
troon hield. De aartsbisschop nam de kroon,
hief haar hoog en liet haar zaoht op het
hoofd van den Koning neerdalen. Dof klonk
van verre een kanonschot en trilde door de
stille ruimt© der kathedraal. De aartsbis
schop riep uit: „God krone u met een kroon
van roem en gerechtigheid. Bij de kracht
van dezen, onzen zegen, dat gij het rechte
geloof mogie hebben, velerlei vrucht van
goede daden en u eens de kroon van een
eeuwigdurend koningschap moge gesckon-
Iken worden door Hem, wiens Koninkrijk
eeuwig duurt. Amen."
Het koor zong nu: „Wees sterk in den
Heere.,; Daarna, den Koning den bijbel
aanbiedend, zeide de aartsbisschop: „God
zegene en behoede u; en daar 'j u Koning
over zijn volk gemaakt heeft, zoo moge hij
u in deze wereld het u doen welgaan en u
deel doen hebben aan rijn eeuwige geluk
zaligheid in de komende wereld. Amen.
God geve u een vruchtbaar land en gezonde
getijden; overwinnende vloten en legers en
een v. derijk keizerrijik; een geloovigen se
naat, wijze en opreohte raadslied en ma
gistral- i, een trouwen adel en een plicht
bewuste onder-adeleen vroome, geleerde en
nuttige priesterschap, en een fatsoenlijk,
vredelievend en gehoorzaam volk. Amen."
Aangezicht tot aangezicht stonden Koning en
aartsbisschop, beiden bleek van ontroering,
toen de aartsbisschop voortgingSta sterk
en stut krachtig van nu af de koninklijke
en keizerlijke waardigheid, die heden in
Uw hand is gegeven. Wees rechtvaardig en
dat God uw troon gerecht moge doen rijn
voor immer. Dat Gerechtigheid als een zon
zij en als een getuigenis voor God- Amen."
Toen knielde de aartsbissohop, voor den
gekroondon Koning, omgeven door gekniel
de bisschoppen en zwoer trouw aan zijn Ko
ning. Daarna stond de aartsbisschop weder
op en kuste den Koning op de linkerwang
Vervolgens kwam de jonge -ins van
Wales, zijn vader huldigen en trouw zwe
ren. Daarop werd de Koningin met velerlei
ceremonie gekroond.
De Koning en de Koningin waren zeir
bleek. De Koningin had den Koning tij
dens de ceremonie geen oogenblik uit bet
oog verloren. Maar nu nadat beiden ge
kroond waren; zagen zij elkaar aan en rei
den weenden een oogenblik. Ook koningen
worden geregeerd door iets sterker dan al
het andere het mensohelijke.
Bij het huiswaarts gaan werden de Ma*
jesteiten weder zeer toegejubeld. De dag
verliep zonder één enkel incident en later,
toen het Koningspaar op het balkon van
het Paleis verscheen nam het gejubel geen
einde.
De aandacht is niet alleen in Engeland
maar ook elders in het buitenland zoo sa
mengetrokken op de Kroningsfeesten, dat
er overigens in deze rubriek weinig te ver-
tellen valt.
Monis, de Fransoiio minisb er-
president ligt nog altijd t© bed ten
gevolge van het ongeluk bij het vertrek der
vliegeniers voor den Parijs-Madrid-wedstrijd
hem overkomen. Maar hij had nooit beter
oogenblik kun »-ji uiwiezen voor zijn non
activiteit, want, 'e politi \e moeilijkheden
rijn riet van de lucht. Wel is nu voorloopig
de Champagnekwestie van de baan; maar
de zaak is nog niet afgeloopen.
Dan Marokko, commentaar overbodig.
Dezer dagen weer de Ikwestie-Lépim, de
vraag nh of een ambtenaar als /épine ook
oomnr-mris kon zijn van een commercieel©
onderneming. D Kamer heeft deze aangele
genheid aan een commissie toevertrouwd.
Dan de cheminot-s-kwestie en in verband
daarmee de aanhoudende sabotage.
En Monis, zoo spot men, boft, dat hij
rustig thuis kan overleggen over dit alles
en zich zoo noodig excuseeren.
De Duitsoh'e per 8, althans een ge
deelte er van raakt maar niet uitgespro
ken over het onderhoud dat de Keizer,
toen hij eenige weken geleden te Londen
was, heeft gehad met den bekende socia
list Macdonald
De „Freisinnige Zeitung" herinnert nu
aan het bezoek, dat Macdonald op 20 Sep
tember 1908 aan den Kroonprins heeft ge
bracht, die höm in naam dee Keizers ont
ving. Macdonald behoorde toen tot de Ën
gelsche afgevaardigden ter interparlemen
taire conferentie, die toen te Berlijn ver
gaderde. Macdonald is toen zelfs te laat
gekomen, omdat hij. in een vergadering
van arbeiders gesproken had. De Kroon
prins heeft rich toen tamelijk lang met
hem onderhouden, en de Engelsch'e pers
heeft op deze ontmoeting niet het minste
onwelwillende commentaar gegeven.
De ooncldsie ligt voor de hand.
De politieke strijd in België in verband
met het optreden van het nieuwe kabinet
de Brocqueville blijft de gemoederen in
heftige beweging houden. Zooals wij giste
ren reeds meedeelde, zijn de tooneelen, die
er in de Kamer zijn voorgevallen dezer da
gen, zonder weerga. De scherpte van den
strijd blijkt wel uit het feit dat het per
soonlijke element meer en meer op den
voorgrond treedt. Zoo lezen wij dat de hou
ding van Woeste, die zoozeer heeft hijge
dragen tot den val van het laatste kabinet,
moet worden verklaard uit de vijandschap
tuschen Sckollaert en hem, naar aanleiding
van het feit dat Schollaert geweigerd heeft
indertijd zijn medewerking te verleenen
dat Woeste baron werd. Wij geven het be
richt zonder meer. Gelooven doen wij het
niet.
Omtrent de verkiezingen in Oos
ten r ij k deelden wij gisteren reeds het
voornaamste mede.
De waarschijnlijke uitslag, wanneer de
herstemmingen alle zijn afgeloopen zal
wel zijn, dat in het Huis een meerderheid
voor de regeering zal komen van 280 leden,
samengesteld uit 107 Duitsoh-vrijrinnigen,
76 christelijk-socialen, 72 Polen, 21 Roeme-
niërs, Italianen enz. De Italianen hebben
bij de verkiezingen de verplichting aan
vaard, hun houding in het Parlement af
hankelijk te stellen van het inwilligen van
den eisch naar een universiteit, zoodat de
universiteits-quaestiie wel .dadelijk na de
opening der Kamer aan de orde zal moe
ten komen.
In regeeringskringen is men van meening
dat de uitslag niet veel verandermg zal
brengen, dat zelfs de meerderheid ten
gunste der regeering is toegenomen.
Inmiddels hebben de ohristelijk-socialis-
ten de conclusie getrokken uit de les, die
zij bij de verkiezing te Weenen ontvingen.
Hun minister, Weiskirohner, die niet geko
zen is, zal zijn ontslag aanvragen. De kei
zer zal dit voor de bijeenkomst der Kam*
goedkeuren. Waarschijnlijk zal het depar
tement van handel voorloopig aan een af-
deelingschef worden opgedragen.
De meening der regeering over de ver
sterking van haar meerderheid in het Huis
schijnt niet veel kans te hebben, bewaarheid
te worden. De ckristelijk-sociale partij is
door haar nederlaag bij de stembus zoo ver
bitterd, dat haar orgaan, de „Reichpost,"
dreigt met den afval van de partij van de
regeeringsmeerderheid.
B u 1 g a r ij e, het jonge koninkrijk, zal
zijn grondwet gaan wijzigen. Dit is een
belangrijke gebeurtenis en met vort vertoon
is de groote Sobranje, die it werk zal moe
ten volbrengen, bijeen gekomen.
De (koning, die in tegenwoordigheid van
de ministers de Sobranje plechtig zou ope
nen, werd bij zijn binnentreden door de
ministerieel© meerderheid met toejuichingen
ontvangen.
De leden van den landbouwersbond. do
socialisten en radicale democraten bleven
ostentatief zitten. De leider a.i de land
bouwersbond trachtte te pro 3steeren tegen
de opening van de Sobranje door den ko
ning, hij werd echter overstemd door het
hoera-geroep van de meerderheid.
De Koning sprak de volgende verklari g
uit:
„De Groote Sobranje moet beraadslagen
over heb ontwerp tot de wijziging van de
Grondwet, mog© het goede gesternte van
Bulgarije, waarvan wij de erkenning van
ons vaderland als koninkrijk te danken
hebben, ook thans de Sobranje leiden bij
haar arbeid!"
De Koning verliet daarop onder toejui-