No.»1?*?. LËIDdCH DAGBLAD, Vrijdag1 23 Juni. Tweede Blad, Anno 1911. Buitenlandseh Overzicht De vuil verbranding. (Een nabetrachting). L Wordt Leiden wel eens? een achterlijke stad genoemd, de gemeentenaren en met name de neringdoende middenstand dikwijls voor prefniff vooruitstrevend gehouden, niemand ral kunnen beweren, dat ons gemeentebe stuur geen durf toont. Met tal van maatregelen ging on se ge- fneentu met enkele andere, voorop. Was Hielden niet een der eerste, zoo niet de eer ste groote gemeente, waar een stelselmatig onderzoek naar de volkshuisvesting van ge- jneeutewege werd ingesteld? Waagde het ge meentebestuur zich niet aan de exploitatie jran het krankzinnigengesticht „Endegeest", tftrakfl uitgebreid met een sanatorium voor fcfenuwlijdere en waarbij over eemgen tijd jiog een gesticht ter verpleging van jeug- idige idioten zal worden geopend? Heeft men het niet aangedrufd, trots oppositie van ver schillende zijden, het sladhtbedrijf van ge- ïneentewege te regelen en een openhaar 6lachb- huis te houwen, toon grootere gemeenten daar aan nog niet dachten En is onze Eleotrische Centrale ook niet een bewijs van den kloe ken durfonzer Vroedschap, die er later als nieuwste nieuwheid, een elecfarischen klok- fcendienst aan verhond? Het jongste bewijs dat onze gemeenteraad mxet al te zeetr bezield is met den geest: j-,van „eerst-eens-de-kat-uit-den-boom-willen tijken" is het bijna met algemeen© stemmen jgenomen besluit in de laatste gemeenteraads vergadering tot invoering van het systeem Van vuilverbranding. Ook hierin staan we fonder de Nederlandsche steden weer mede Vooraan. Alleen Rotterdam, besloot nog maar bot de invoering van het verbrandingEsysteem. B. en We. van Amsterdam stellen het den Baad voor, in ander© gemeenten is de vraag nog niet aan de orde. Wij willen hiermede foiet zeggen, dat Ledden een wijs besluit heeft genomen daarover zullen we het later nebben alleen geven we hiermede te ken- Hen dat onze gemeenteraad weder blijk heeft gegeven iets aan te durven. Eigenlijk echter isv volgens onze meening, het besluit er wel wat vlug doorgegaan. [Wij hadden liever gezien dat het vraagstuk; foerst nog eens van verschillende kanten be keken was geworden. In de vergadering bleek Idat heft rapport van de deskundigen, de heeren De Groot en De Monyé, reeds eenige Iwekon te voren den leden vertrouwelijk was toegezonden, maar het was eerst slechts een [week ruim openbaar gemaakt en de belang- Èftellende burgerij kende het alleen voor zoo- Verre er in de bladen in het „Leidsch t)agblad" nog wel het uitvoerigst een Jblttreksel van is gegeven en uit de samen vatting die B. en Ws. in hun toeliohting fop liet voorstel er van gaven. De uitvoerige berekeningen van de aan leg- en exploitatiekosten mede in vergelijk king van die van het bedt bedrijf, de burgerij heeft er niets meer van vernomen, dan wat Idaarover bij het debat over de zaak in den Baad is gezegd. Toen de heer Fokker daar- fop, wees, is hem door enkele zijner mede loden toegeroepen„Wij zijn de vertegen woordigers van de burgerij l" Het komt ons echter voor, dat deze waar heid niet uitsluit, dat de vertegenwoordigen, Wel mag luisrteren naar het oordeel dier burgerij over menig vraagstuk en met dat foordeel zijn voordeel doen, ja, dat hij er prijs op moet stellen, dat hij rekening met jfcul'k een oordeel mag houden. Men had derhalve het rapport, zij hot fook voor den k os tonden prijs, eenigen tijd Voor de openbare behandeling voor het pu bliek verkrijgbaar móeten stellen en de cri- tiek van buitenstaanders moeten afwachten. Het ging nu niet meer om het principe al leen, het betrof hier mede de uitvoering van jeen belangrijk bedrijf, waarbij duizenden ge knoeid gaan. De Raad bleek het onderwerp ook niet ïn ach tig. Hij verlangde dan ook uitstel van behandeling. En dat. men daartoe niet be sloot is te danken of te wijten geweest aan het feit, dat men juist tot op dien dag de hand had gelegd op het terrein voor ten eventueel beltbedrijf benoodigd. Hadden B. en Ws. zich vooraf niet eens kunnen vergewissen of de eigenaar dien termijn nog ui et met een paar weken wilde verlengen? Hem zal niet spoedig weer zulk een goede kans geboden worden zijn land voor hoogen ptrijs te verkoopen en hij had op grond daar van vermoedelijk gaarne eenig uitstel toege staan. Doch als hij dit niet heeft gewild misschien, waarom dan niet een veertien da gen eerder met het voorstel gekomen? }B. en Ws. hadden dan aan het verlangen van den Raad kunnen voldoen. Het heeft nu althans den schijn gehad, 'dat het College van B. en Ws. de beslissing wilde doordrijven op het moment daarvoor door hen aangewezen. De 'motie-Per a, uitstel beoogend, werd na het noemen van den fatalen termijn door den heer Korevaar, dan ook ingetrokken en men heeft zonder veel discussie de bekende voorstellen van B. en Ws- aangenomen. De enkele leden, die over de belangrijke kwestie het wooird hebben gevoerd, deden dit om be denkingen te opperen, bezwaren aan te voe- tren, opmerkingen te maken en vragen te doen. En het is moeilijk aan te nemen, dat al de andere leden zóó overtuigd waren van de wensohelijkheid der invoering van het stelsel van vuilverbranding voor Leiden, dat zij daarom zwegen. Veel waarschijnlijker i9 het dat zij hebben gedacht: de deskundigen, die de zaak hebben onderzocht, hebben het zoo het beste geacht B. en Ws., die met hun ambtenaren de verstrekte gegevens heb ben gecontroleerd en getoetst aan de prak tijk elders1, hebben zioh met de oonolusiën Vereemgd een nu leggen wij ons er maar bij neer. En voor dit standpunt was ook wel iets te zeggen, vooral nadat de heer Korevaar met groot vertrouwen het stelsel aanbeval. Doch de verantwoordelijkheid van. het genomen besluit berust dun ook feitelijk W B, en Ws. Indien onverhoopt, de aange nomen wijze van vuilverbranding in de toe komst eens niet aan de gestelde verwachtin gen blijkt te voldoen, of eens veel kostbaar der blijkt te zijn, dan door het rapport is voorgesteld, dan zal het deel van den Raad, dat naar uitstel verlangde, misschien zeg gen: B. en We. hebben ons den tijd niet gegund het licht op te steken daar waar wij dat wilden doen, en het andere deel zal klagen met dit College te veel vertrouwen te hebben gesteld in het niet voldoende be grepen deskundig rapport. De last der verantwoordelijkheid zal in dit geval zwaar op het College van B. en Ws. komen te drukken. De groote beslistheid van den Wethouder van Fabricage bij de verdediging, daarin bij gestaan door den Voorzitter, en de eenpa righeid waarmede het gansche College met de voorstellen meeging, schenkt ons echter groote gerustheid. Zij zullen den Raad wel niet over het ijs van één nacht hebben ge leid en esr zeker stellig yan overtuigd zijn, dat het nu aangenomen stelsel van vuilverwij- dering voor Leiden het meest wenschelijke en alle factoren in aanmerking genomen het voocrdeeligst is. Aan de hand van het rapport en andere door ons verzamelde gegevens, zullen we na deze inleiding, over het nieuwe systeem een en ander mededeelen. Na de korte telegrammen, die ons giste ren reeds een overzicht gaven van de kro ningsplechtigheid, volge liier het uitvoeriger verhaal dat onze speciale verslaggever ons zendt over de Ëngelsche Kroningsfeesten. Londen, Donderdag. Een bedekte lucht en nu en dan een zoel zomerregenbuitje. En in de straten een fris- sche bries. Te acht uur is het in de straten buiten het hart van do stad stil, ongewoon stil en leeg. Want alle zaken zijn, ter eere van de kroning gesloten en het personeel heeft vrijaf om te gaan kijken. Te negen uren krijg ik een goede standplaats juist tegenover het Buckingham Paleis, waar van af halftien, in drie gedeelten, de kroninge- stoet naar de niet veel verder gelegen West- minster Kathedraal zal optrekken. Links van mij verheft zich de Nelsonzuil van Trafal gar Square. Voor mij de groote toegangspoort tot het St.-Jam.es Park. Het is een eere poort van lichtbruine steen met drie hooge bogen en op den gevel staat: „Anno Dccimo Edwardi Septimi Regis Victoria©, Rcginae Gives GTatissimi MDCCCCX." Door de mid delste poort ziende verheft zioh, midden in het park, met den voorgevel van het Buckingham Paleis tot achtergrond, het ge- denkteeken ter eere van koningin Victoria, een opstuwing van marmer, bekroond door een verguld beeld. Het plein voor de poort gevuld met artilleristen te paard en eenige batterijen. Ter zijde van de poort staan hooge gebouwen, versierd met de nationale vlag gen en blauwe, roode en groene decoratiën. Rondom., achter de en haie opgestelde mili tairen en de politie-agenten, is dicht opeen gepakt het publiek, dat al van zes uur 's mor gens te wachten staat. Vroolijke, militaire muziek weerklinkt. On der de poort is een muziekkapel opgesteld. En soms echoot dof de nadreun van een saluutschot, dat verder, aan de Theemsoever wordt afgevuurd. Halftien. D© klokken van de kerk op Trafalgar Square beginnen te lui den, eenzelfde acooord, telkens herhaald, maar met andere maatmdeeling. De dreun van een kanonschot.... Van onder de poort komt het eerste gedeelte van den stoet. Eerst lijf garde te paard, groote, rijzige figuren, met messing helmen boven de strenge, lang werpige gezichten, helmen met geelwitte paar- deharen pluimen, die wuiven in de bries. Zij dragen messingkleurige kurassen en witte kaphandsohoenen en witte rijbroeken. Maar toch is de hoofdkleur purperrood, nu achter de lijfgarde de tweede afdeeling van het escorte aangereden komt, allen in purper- roode rokken op zwarte paarden. Een luid aye, aye../, gaat door de menigte. Het is vcor Veldmaarschalk Roberts, die wordt toe- gojuioht en toegewuifd. Hij is al een oud man, met een rood gelaat,- een witte snor. Hij draagt een purperen wapenrok, witte broek, hooge rijlaarzen en groot vriendelijk naar alle zijden, zichtbaar verheugd met zijn populariteitdie hij duur betaald heeft Zijn ©enigste zoon, ©enigst kind, is in den Zuid-Afrikaanschen oorlog gebleven op het veld vaneer en bloed- Hij wordt gevolgd door de loden van den gene- ralen staf, allen eveneens te paard, allen fcrsche lieden, nu in de uniformen, schit terend van kleuren, tressen en borduursel. Een pauze van een kwartier. Wij hebben gelegenheid om de politie aan 't werk te zien. Een menigte van duizend personen wellicht is te veel vooruitgedrongen. De agenten trach- met dpn rug den vasten klomp menschen- vleesch terug te duwen. Het gaat niet. Een offic. beveelt den artilleristen met de paarden de menschen terug te brengen. „Spoort de paarden niet," beveelt hij. En nu, onder ge gil en angsten wordt de klomp vleesch terug gedrongen. Dadelijk daarna is 't publiek weer goedlachseh en zelfs medelijdend als 'n paar menschen flauw zijn gevallen en haastig, door vliegende ambulances worden opgepikt en weggedragen. De tweede stoet is in aantocht. Weer het geschitter van de stoere soldaten van de lijfgarde, rood en goud met de blinkende helmen en de wuivende paaxdeataarten op het hoofd. Een viertal gesloten hof rijtuigen, omgeven door militairen, rijden voorbij. De kinderen van den Koning en de Koningin, fijne, blanke gezichten zonder veel expressie. Maar daarachter komen de Indische vorsten, in hun kleurige gewaden met de tulban den breed gewonden om het donkere haar, tulbanden in teedere kleuren, oranje,- rose, bleek-groen, hemelsblauw. Zij hebben don kerbruin gelaat met rwarten ringbaard, en groote, bruine, droefgeestige oogeu. Hun paarden zijn vuriger, trappelen op de mjaajt van de muziek. Een troep EngelscK Indische soldaten besluit deze afd. vap. den optocht. En weder is er een oogenblik stilte. De politie-agenten openen elk: een kartonnen doosje en doen hun maaimet vijf reepen chocolade en zes yingerlange, duimbreede biscuits. Er is iets goedig-komieks in, deze reuzen chocolade te zien snoepen. Weer dondert ver een kanonDe muziek speelt het„God saye the King". De ko ninklijke karos, de groote gouden wagen heeft het Paleis verlaten en komt onder de poort doorrijden. Vooraf rijdt, hoog en marti aal te paard, in rood en goud, lord Kit chener, veldmaarschalk,, speciaal belast met de bewaking van den koninklijken wagen. En in de gouden koets zitten de Koning en de Koningin in hun statie-gewaden, purpe ren koningsmantels met hermelijn gevoerd. Een „aye", „aye", stijgt op uit duizenden menschenkelenzwelt aan als oen noorden wind die tusschen huizen giert. De dikke menschenmenigte, de groote, vaste klomp vleesch die .beneden tegen de huizen staat aangedrukt, begint te golven, door het zwaai en van zakdoeken, vlaggen, hoedenen altoos luider wordt, het „aye, aye", tot iets angstwekkends méér dan tot iets jubelends. De Koning en de Koningin, beiden zeer bleek. 't zijn uiterst afmattende dagen voor hen nu groeten met statige neigingen van het hoofd en een wat ©troeven glimlach naar het publiek. JEn voort gaat het hooge ge vaarte van goud en rood, getrokken door de onder purpere, met gouden versierselen afgezette dekkleeden zesspannen, voort tus- ©clien de twee zwarte lagen van levend, com pact mensohenvleesch, maar gedragen altoos door dat „aye aye" geroep, dat als een wolk van geluid .den koninklijken zegewagen om geeft. En nu volgen een zestal wagens met prin sen en prinsessen; de kappen zijn neerge slagen, want telkens komen regenbuitjes de feestvreugde storen, en door het portier raam zie ik slechts het schemeren der ge- richten, het fonkelen der diademen en de kleurige brokken van uniformen. Prinsen en prinsessen, hertogen en hertoginnen, de grooten der aarde in paradekostuum, toe gejuicht allen met dat steeds aanzwellende on wedjr zachter wordende „aye, aye 1" uit de monden van de dichtgestuwde menschen- menigte. Gesloten wordt de clerde stoet -door een aantal Royal Horse Guards, deze met staalblauwe kurassen en staalblauwe helmen. In de Westminste r-A b b e y. Het grauwe dicht van buiten wordt hier door de gekleurde vensters binnenvallend, zacht gekleurd, van een teeder paarse tint. Het is alsof langs de hooge gothische bo gen van het schip der kerk, dat seringen- paarse licht zioh verdicht. Van. verre klinkt het dof-nadreunen der saluutschoten. Be neden in het schip zijn alle banken dicht bezet, en rondom de galerijen, op de extra- gebouwde tribunes zitten de dames en hee ren, de vertegenwoordigers van de aan zienlijkste geslachten m en buiten het rijk, de vrouwen in statie-gewaden, fonkelend allen van diademen en aigrettes en colliers, de mannen in kleurige uniformenj met voor al veel purper en steenrood bezet, met gou den galons en tressen. Voor 't koor staan de twee troonzetels, en daarachter, op de troontafel liggen de attributen van het ko ningschap, de kronen, de rijksappels, de schepters, de sporen, en links op het altaaT staat de amfoor met de gewijde olie en de gouden zalvingslepel. Want de Koning zal, naar het al-oude gebruik, door den aarts bisschop van Canterbury met olie begoten, gezalfd worden. Het orgel begint te spelen, vult de kathe draal met het volle, warme geluid van zijn hooge metalen pijpen. De Koning is in aan tocht, zal in het voorportaal door de hoog© geestelijkheid ontvangen worden. Daar ver schijnt de stoet, in het midden van de kerk. Vooraf gaan de kapelaans, de dekens, de herauten in de tabberds met de blazoenen van het koninklijke wapen. Nu velgen de rijkshoogwaardigheidsbekleeders, de dra ger van de kroonjuweelen met de twee rin gen met robijnen, die straks hun dienst •zullen doen, de drager van het rijkszwaard. Vier ridders van de orde van den Kouse band, in middeleeuwsche dracht van blauw satijn en fluweel, dragen een baldakijn van purper, waaronder koning George schrijdt, blootshoofds, een breeden purperen mantel met hermelijn afgezet en gevoerd om de schouders, een wit satijnen lijfrok met goudborduursel en tressen, een wit-satijnen kniebroek, links en rechts een kouseband, op de linksche met gouden letters op blauw de wapenspi-euk „Honi soit qui mal y pense," wit rijden kousen, lage zwarte schoenen met diamanten gespen. Achter hem onder een troonhemel, gedragen door vier andere ridders, koningin Mary, den wij- wijden purperen mantel om de schouders en wit satijnen kleed, gedecolletteerd, om den hals de driedubbele festoenen van de kroon- parels en kroonjuweelen, een blauw-zijden sjerp van links, dwars over de borst naar rechts. Zes eere-j offers dragen de lange, wit-satijnen sleep, die haar slanke figuur nog meer statigheid verleend. Het orgel speelt nu zachter, en terwijl de stoet naar het altaar schrijdt, zingt de schitterende gemeente van de grooten der aarde Ps. 122 1—3, 5, 7. De Koning stelt zich voor den histori- schen kroningsstoel op. Links van hem voor den tweeden zetel staat de koningin. Naast den koning stelt zioh de houder van het rijkszwaard, en de twee schepters worden hem overgereikt, in de rechtsche schittert de Cullinan-diamant als een ster in de avondlucht. Als de psalm gezongen is, en de koning en de koningin, omgeven door den schitte renden stoet van hoogwaardigheidsbeklee- ders en -bekleedsters,^ allen fonkelend van diamanten en schitterend van kleuren rus tig staan, treedt de aartsbisschop in rijn wit met paars afgezet ambtsgewaad van terzij naar voren en zegt met luide stem, dio echoot in de gewelven van de oude ka thedraal: „Heeren. Ik stel u hier koning George voor, den waaraohtigen Koning van dit rijk, waarvoor gij allen heden hier gekomen rijt om hulde en dienst te bewijzen. Zijt gij daartoe bereid? ,.God bescherme koning George!" „God bescherme koning Georgeweer klonk als een hymne uit aller mond. Allen in de kathedraal waren staande en ook staande werd nu de litanie aangehoord, door twee bisschoppen gezoDgen, dooT het koor gerespondeerd. Vier keer herhaalde de aartsbisschop zijn voorstelling, naar eiken windstreek spre kend. Toen de „oheers", dat rijn de „ayes", die men hoort, verklonken waren, sprak de aartsbisschop een korte rede uit, waarin hij tot H.H. M.M. zeide diep de groote eer en de groote ve: intwoordelijkheid te gevoelen van het oogenblik. Toen van den kansel stappend, kwam 1 j op den Koning toe en vroeg: „Sire, is Uwe Majesteit bereid den eed te doen?" Met heldere stem antwoord de de Koning: „Ik ben bereid." „Wilt Gij plechtig beloven en zweren, het volk van dit Rijk en Zijn overz jhe l ©zittingen vol gens de instellingen van het parlement en de wetten, zeden en gebruiken te zullen re- ge eren?" ,,Ik beloof dat plechtig." Wilt Gij uw uiterste kracht inspannen aan de wetten van God, de trouw aan Evangelie en den Protestantschen Hervormden gods dienst, ingesteld door de (kerk van Enge land, wettelijlk te houden? Zult gij de Bedie naren des Woords beschermen?" „Dit alles beloof ik." De Koning rees op van rijn zetel: De „Lord Great Chamberlain", het rijkszwaard voor zidh houdend, trad naar voren en schreed plechtig voor het altaar. Bloots hoofds volgde de Koning, legde de hand op een geopqnden bijbel, die voor het altaar lag en met heldere stem zeide koning George: „De dingen, die ik zooeven beloofd heb, zal ik houden, zoo waarlijk helpe mij God!" De Konink bukte zich en kuste den bijbel. Een bisschop bracht papier, p*n en inkt en de Koning teelkende de plechtige verklaring. Toen ging de Koning langzaam naar ^zijn zetel terug en knielt vóór den zetel. Het koor zong nu: „Kom, Heüige Geest, beziel onzen geest." Daar.ia kwa men een aantal priesters en hoogwaardig heidsbekleders in rood en paars <\n goud gewaad naar voren schrijden. Een baldakijn ir koningsblauw werd boven den tr ton den historischen „Edwards Chair", die midden voor het altaar stond, geheven. De Koning nam op den troon plaats. De aarrthisschop stond rechts naar achteren en de gouden zalvingslepel heffend, liet hij eenige drop pels olie op den Koning neervallen en zeide daarbij luid enplechtig: „Dat uw hoofd gezalfd worde met heilige olie zooals ko ningen, priesters en propheten rezalfd w er den; dat uw borst gezalfd w -rde; dat uw handen gezalfd worden, zooals Salomon tot Koning gezalfd werd door ZadoK den pries ter en Nathan óen profeet,, zoo zijt gij ge zalfd, gezegend en geheiligd tot KoniDg over dit volk, dat God gegeven heeft om te re- geeren en te besturen, in den naam van den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest. Amen. Nu werden de gouden sporen en het rijks zwaard met de heilig offerande aan den Koning aangeboden, de ring aan Z. M/s vinger gestoken, de handschoen van arbeid aangeboden en weder ging de Koning naar Edwards troon. De aartsbisschop sprak een gebed uit. Nu trad een priester in een wit kleed op den aartsbisschop toe, die op een zijden kussen een flonkerende konings troon hield. De aartsbisschop nam de kroon, hief haar hoog en liet haar zaoht op het hoofd van den Koning neerdalen. Dof klonk van verre een kanonschot en trilde door de stille ruimt© der kathedraal. De aartsbis schop riep uit: „God krone u met een kroon van roem en gerechtigheid. Bij de kracht van dezen, onzen zegen, dat gij het rechte geloof mogie hebben, velerlei vrucht van goede daden en u eens de kroon van een eeuwigdurend koningschap moge gesckon- Iken worden door Hem, wiens Koninkrijk eeuwig duurt. Amen." Het koor zong nu: „Wees sterk in den Heere.,; Daarna, den Koning den bijbel aanbiedend, zeide de aartsbisschop: „God zegene en behoede u; en daar 'j u Koning over zijn volk gemaakt heeft, zoo moge hij u in deze wereld het u doen welgaan en u deel doen hebben aan rijn eeuwige geluk zaligheid in de komende wereld. Amen. God geve u een vruchtbaar land en gezonde getijden; overwinnende vloten en legers en een v. derijk keizerrijik; een geloovigen se naat, wijze en opreohte raadslied en ma gistral- i, een trouwen adel en een plicht bewuste onder-adeleen vroome, geleerde en nuttige priesterschap, en een fatsoenlijk, vredelievend en gehoorzaam volk. Amen." Aangezicht tot aangezicht stonden Koning en aartsbisschop, beiden bleek van ontroering, toen de aartsbisschop voortgingSta sterk en stut krachtig van nu af de koninklijke en keizerlijke waardigheid, die heden in Uw hand is gegeven. Wees rechtvaardig en dat God uw troon gerecht moge doen rijn voor immer. Dat Gerechtigheid als een zon zij en als een getuigenis voor God- Amen." Toen knielde de aartsbissohop, voor den gekroondon Koning, omgeven door gekniel de bisschoppen en zwoer trouw aan zijn Ko ning. Daarna stond de aartsbisschop weder op en kuste den Koning op de linkerwang Vervolgens kwam de jonge -ins van Wales, zijn vader huldigen en trouw zwe ren. Daarop werd de Koningin met velerlei ceremonie gekroond. De Koning en de Koningin waren zeir bleek. De Koningin had den Koning tij dens de ceremonie geen oogenblik uit bet oog verloren. Maar nu nadat beiden ge kroond waren; zagen zij elkaar aan en rei den weenden een oogenblik. Ook koningen worden geregeerd door iets sterker dan al het andere het mensohelijke. Bij het huiswaarts gaan werden de Ma* jesteiten weder zeer toegejubeld. De dag verliep zonder één enkel incident en later, toen het Koningspaar op het balkon van het Paleis verscheen nam het gejubel geen einde. De aandacht is niet alleen in Engeland maar ook elders in het buitenland zoo sa mengetrokken op de Kroningsfeesten, dat er overigens in deze rubriek weinig te ver- tellen valt. Monis, de Fransoiio minisb er- president ligt nog altijd t© bed ten gevolge van het ongeluk bij het vertrek der vliegeniers voor den Parijs-Madrid-wedstrijd hem overkomen. Maar hij had nooit beter oogenblik kun »-ji uiwiezen voor zijn non activiteit, want, 'e politi \e moeilijkheden rijn riet van de lucht. Wel is nu voorloopig de Champagnekwestie van de baan; maar de zaak is nog niet afgeloopen. Dan Marokko, commentaar overbodig. Dezer dagen weer de Ikwestie-Lépim, de vraag nh of een ambtenaar als /épine ook oomnr-mris kon zijn van een commercieel© onderneming. D Kamer heeft deze aangele genheid aan een commissie toevertrouwd. Dan de cheminot-s-kwestie en in verband daarmee de aanhoudende sabotage. En Monis, zoo spot men, boft, dat hij rustig thuis kan overleggen over dit alles en zich zoo noodig excuseeren. De Duitsoh'e per 8, althans een ge deelte er van raakt maar niet uitgespro ken over het onderhoud dat de Keizer, toen hij eenige weken geleden te Londen was, heeft gehad met den bekende socia list Macdonald De „Freisinnige Zeitung" herinnert nu aan het bezoek, dat Macdonald op 20 Sep tember 1908 aan den Kroonprins heeft ge bracht, die höm in naam dee Keizers ont ving. Macdonald behoorde toen tot de Ën gelsche afgevaardigden ter interparlemen taire conferentie, die toen te Berlijn ver gaderde. Macdonald is toen zelfs te laat gekomen, omdat hij. in een vergadering van arbeiders gesproken had. De Kroon prins heeft rich toen tamelijk lang met hem onderhouden, en de Engelsch'e pers heeft op deze ontmoeting niet het minste onwelwillende commentaar gegeven. De ooncldsie ligt voor de hand. De politieke strijd in België in verband met het optreden van het nieuwe kabinet de Brocqueville blijft de gemoederen in heftige beweging houden. Zooals wij giste ren reeds meedeelde, zijn de tooneelen, die er in de Kamer zijn voorgevallen dezer da gen, zonder weerga. De scherpte van den strijd blijkt wel uit het feit dat het per soonlijke element meer en meer op den voorgrond treedt. Zoo lezen wij dat de hou ding van Woeste, die zoozeer heeft hijge dragen tot den val van het laatste kabinet, moet worden verklaard uit de vijandschap tuschen Sckollaert en hem, naar aanleiding van het feit dat Schollaert geweigerd heeft indertijd zijn medewerking te verleenen dat Woeste baron werd. Wij geven het be richt zonder meer. Gelooven doen wij het niet. Omtrent de verkiezingen in Oos ten r ij k deelden wij gisteren reeds het voornaamste mede. De waarschijnlijke uitslag, wanneer de herstemmingen alle zijn afgeloopen zal wel zijn, dat in het Huis een meerderheid voor de regeering zal komen van 280 leden, samengesteld uit 107 Duitsoh-vrijrinnigen, 76 christelijk-socialen, 72 Polen, 21 Roeme- niërs, Italianen enz. De Italianen hebben bij de verkiezingen de verplichting aan vaard, hun houding in het Parlement af hankelijk te stellen van het inwilligen van den eisch naar een universiteit, zoodat de universiteits-quaestiie wel .dadelijk na de opening der Kamer aan de orde zal moe ten komen. In regeeringskringen is men van meening dat de uitslag niet veel verandermg zal brengen, dat zelfs de meerderheid ten gunste der regeering is toegenomen. Inmiddels hebben de ohristelijk-socialis- ten de conclusie getrokken uit de les, die zij bij de verkiezing te Weenen ontvingen. Hun minister, Weiskirohner, die niet geko zen is, zal zijn ontslag aanvragen. De kei zer zal dit voor de bijeenkomst der Kam* goedkeuren. Waarschijnlijk zal het depar tement van handel voorloopig aan een af- deelingschef worden opgedragen. De meening der regeering over de ver sterking van haar meerderheid in het Huis schijnt niet veel kans te hebben, bewaarheid te worden. De ckristelijk-sociale partij is door haar nederlaag bij de stembus zoo ver bitterd, dat haar orgaan, de „Reichpost," dreigt met den afval van de partij van de regeeringsmeerderheid. B u 1 g a r ij e, het jonge koninkrijk, zal zijn grondwet gaan wijzigen. Dit is een belangrijke gebeurtenis en met vort vertoon is de groote Sobranje, die it werk zal moe ten volbrengen, bijeen gekomen. De (koning, die in tegenwoordigheid van de ministers de Sobranje plechtig zou ope nen, werd bij zijn binnentreden door de ministerieel© meerderheid met toejuichingen ontvangen. De leden van den landbouwersbond. do socialisten en radicale democraten bleven ostentatief zitten. De leider a.i de land bouwersbond trachtte te pro 3steeren tegen de opening van de Sobranje door den ko ning, hij werd echter overstemd door het hoera-geroep van de meerderheid. De Koning sprak de volgende verklari g uit: „De Groote Sobranje moet beraadslagen over heb ontwerp tot de wijziging van de Grondwet, mog© het goede gesternte van Bulgarije, waarvan wij de erkenning van ons vaderland als koninkrijk te danken hebben, ook thans de Sobranje leiden bij haar arbeid!" De Koning verliet daarop onder toejui-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5