-ZONDAGSBLAD*
LË-1D5CH DAGB1AD
■•v'ï|PT*
RECEPT.
ALLERLEI.
No. 15l742.
17 Juni.
Anno 1911.
*4
••ïir**!'1
i- VAN HET
13 E KOLB AK,
een aardig spel kan de bestudeering der
hand niet opleveren.
De grondtrekken der chiromantie zijn de
volgende. De lijn, die het duimgebied ai
grenst, heet levenslijn. Scherp en duidelijk
is zij een teeken van gezondheid. Haar bo
veneinde loopt in een plooi, d-wars over
de palm, en heet lijn van den wil; ^jj geeft
de geeetkraett van de bezitters aan; paral
lel met haar gaat de hartlijn naar den pink
en geeft getuigenis van de trouw en de toe
wijding, waartoe zij in staat zijn. Minder
duidelijk is de lijn van het lot, die van den
middelvinger naar den pols gaat. Hoe dui
delijker zij is, hoe rijker aan groote, gebeur
tenissen ons lot. Dan komen nog de lijnen
van kunst en wetenschap, bij groote talen
ten en genieën het meest ontwikkeld; de
eerste loopt van den ringvinger naar den
pols, de andere ontstaat bij den pink en
vormt met de beide bovengenoemde lijnen
een scherpen boek. Zij ontbreken veelal en
ook de andere lijnen kunnen tot allerlei
vergissingen en grappige verwarringen aan
leiding geven.
Aan de verpleging van de hand moet men
ongetwijfeld de noodige zorg besteden;
maar men hoede zich ook hierin voor over
drijving. Vóór allee stelle men de hand niet
bloot aan te groote temperatuurswisselin
gen en droge ze na het wasschen zorgvul
dig af. Gesprongen en ruwe handen worden
behandeld men amandelolie, glycerine, ze
melen, aardappel- of havermeel. De
nagels moeten altijd go schoon zijn en
behoorlijk geknipt. Aan bet nette onder
houden der hand herkent men de beschaving
der eigenares. Blanke handen worden door
veel wasschen met citroen verkregen.
Lange, smalle handen zijn zonder ringen
het mooist. Korten, dikken vingers staan
«ij goed.
Bij roode handen passen parelen, tur
kooizen en diamanten minder dan robijnen,
saffieren en zwarte pareden.
Een zorgvuldig verzorgde band is aange-
tvflAm te zien en draagt niet weinig bij tot
de schoonheid van bet lichaam. Maar is ons
de met rimpels .doorgroefde hand der ijve
rige huisvrouw minder lief? Een trouwe,
hartelijke handdruk doet ons het gebrek
aan uiterlijk schoon vergeten, dat vroeg
en laat toch verdwijnt. Daarentegen doet
de kilheid van een weinig uitvoerende hand
ons niet aangenaam aan, al is rij ook met
sieraden overladen.
Twee dames streden o er de schoonheid
fan haar handen en riepen het beslissende
oordeel in van een vriend. De moderne Pa
ris redde zich uit s moeilijkheid door te
neggen: Vraag het uw armen! Zij zullen u
antwoorden: De mooiste hand is die, welke
geeft 1"
STOFGOUD.
De oppervlakte der aarde is zacht en
voor de indruksels der voetstappen vat
baar, en zoo is het ook met de paden, die
de geest bereist. Hoe diep getrokken en
stoffig moeten dan niet de hoofdwegen
der wereld rijn; hoe diep de wagensporen
dor traditie en gelijkvormigheid.
T h or e au.
Wie weldoet met weerzin en onaange
name opmerkingen, is een koe gelijk, die
melk geeft, maar den vollen emmer om
trapt met haaT achterpooten.
G o t th o 1 d.
Potage a la Villeroy,
400 gr. kalfssoepvleeech, L. water,
10 gr. zout, een weinig peper en nootmus
kaat, 1 d. L. room, 2 eierdooiers, 45 gr.
boter, 40 gr. bloem, l dessertlepel fijnge
hakte peterselie, J oitroen, 1 klein blikje
champignons.
Bereiding: Van het k-lfsvleesch met het
water en zout op de gewone wijze bouil
lon trekken en dezen daarna door een zeefje
Prfen.
De boter in een pan smelten, daarbij de
bloem voegen en langzaam den bouillon.
De soep, onder af en toe roeren, nog onge
veer tien minuten zachtjes laten doorko
ken.
De eierdooiers in de soepterrine flink
kloppen met een weinig peper en noot
muskaat, daarbij den room voegen en
langzaam de warme soep.
De soep wordt afgemaakt met een wei
nig citroensap, de peterselie en ook de
champignons orden er b.j *voegd met
een gedeelte van het vocht er van.
Brandnetels.
De brandnetel is een zeer verachte plant
en wordt meestal als onkruid beschouwd
en toch is het een zeer nuttig en heilzaam
kruid, dat vooral groote diensten bewijzen
kan in het zuiveren van het bloed.
Wie de uitwerking er van wil zien, moet
een geit of koe. welke men gehakte brand
netels onder het voer heeft gemengd, na
eenigen tijd bekijken. De haren zijn vet en
glansrijk geworden, de melk is voller en
dikker. Ook kippen, die men er mede voedt,
geven eieren met veel meer ijzergehalte.
Als groente toebereid, moeten brandnetels
zeer goed smaken en zijn ook voor men
sohen hoogst gezond. Men kan bet eens be
proeven.
Hetplantje.
Drie stuivers I 'n Handvol geld voor 'n
onnooael bloempotje. Enfin, hij had het
Trijn beloofd. Voor 'n vrouw als Trijn,
zoo'n fideel wijf, moest je wat over
hebben na de groote schoonmaak.
Zoo liep hij dan in 't gedrang van de
bloemmaj-kt, beschermend 'n z'n breeden
arm 't paa aangekochte potje, 'n geranium
met 'n enkel bleekrood bloempje er aan,
dat nietig meebengelde in de maat van
zijn langzamen stap.
Aangecion hem de drukte allesbehalve
aangenaam was omreden onachtzame jon
gelui z'n bloempotje bedroigden, docht hij
er stevig over 'n enkelen opfiisscber te
pakken en vervolgens naar huis tr steve
nen. Wat z'n vrouw zou opkijken, sis hij
er aankwam met z'n praoht] 'tl Want
dat was 't en kon 't trouwens zijn: jonge,
drie stuivers daarvoor kon je stamroos
koopen, in den tegenwoordigen tijd.
Opeens, juist toen hij uit de drukte was
gewurmd, had hij 'n maat van den winkel
ontmoet. Neen, ook 'n mop. Dat ie nou
krek dien moest treffen I Hein moest on
middellijk z'n aankoop bewonderen. Heins
bewondering was echter slechts matig. Hij
vond dat 't veel van 'n foksia had en zonde
was van de centen. Intouaechen gaf hij goe
dig 'n welgemeendon raad: veel water
geven, Piet. Als hij getrouwd waa, zou ie
ook 'n potje gekocht h' jben, misschien,
grijnsde hij, wel twee.
Piets verklaring, dat hij op de bloem-
marfkt 'n reusachtigen dorst had geleden,
bracht 't tweetal al spoedig in 'n kroeg
waar ze'met ongelooflijken ijv 'n aantal
glazen bier naar binnen goten, piet had,
op 'n stoel naast ben, z'n aankoop uitge
stald en de kastelein prees de bloem zeer.
Hij had van z'n leven vee] „graniums"
gezien, maar zooals deze, neen, aooit
Hein, intusschen, vond dat ze bepaald
nog eens naar de bloemm&rkt moesten
gaan. Den schafttijd maar wat rekken I
Ze togen dus gezamenlijk na de markt,
maar de tocht nam geruimen tijd in be
slag, omdat Hein bij elk heilig huisje een
bezoek aflegde; bovm-iien was in een cier
huisjes ongelukkigar-vijs de geranium ach
tergebleven, wat ze eerst 'n eind verder be
merkten, hij welke ontdekking zij groote
moeite hadden zich de jniste kroeg te her
inneren. Toen de vergeten gunsteling einde
lijk gevonden waa, bleek, dat dea kasteleins
kat de bieek-roode bloem, de eenige aan 't
kindeke Flora's, had ontroofd.
Toen Piet de plant nog eenige malen had
laten vallen, bleef er nipt veel meer ower
rijen de vleezige stengel met, heel bovenaan,
'n pieterig blaadje.
Op 'n brug namen ze afscheid. Hein was
eenigermate weemoedig geworden. Ab
vrijgezel, verklaarde hij aan Piet, had je
geen leven. Kon hij nu bloemen koopent
Jal Maar,voor wiekje moest bij zoo'n be
etnam wel aan den drank raken. Hij zou
nog 'n spat gaan nemen voor 't mise
rabele gevoel. a
Na veelvoudige handdrukken ging 'n
elk zijns weegs.
Piet sprak onderweg den geraniumsten-
gel toe met de liefste benamingen, welke
hij te bedenken wist. Voor z'n deur op de
stoep gevoelde hij 'n ontembaren lust om
den een of anderen sohoonen dans uit te
voeren, 't Klik-klak van 't slot weerhield
'm.
„Trijn," zei hij in 't portaal, „kleintje,
maak geen heibel...ik heb daaT de
duurste plant van de heele markt voor je
gekocht, 'n praohtplant I"
Trijn was woest. Uitgeraasd zijnde,
vroeg ze hem, wat 't toch eigenlijk voor 'n
plant waa...
Piet zag de geranium, die onder 't
lamplicht te treuren stond. Opeens schoot
hem door z'n hoofd 'n reusachtig idee.
„Trijn," zei hij met stalen tronie, „ik ken
zien, dat je d'r geen verstand van heb: 't
is 'n roosje en nogwel een zonder dorens,
de duurste van de marktI",
Een snuggere koe.
Sommige voorvallen brengen den meuscb
de vraag op de lippen: Hebben de dieren
verstand 1
Ook het volgende doet die vraag in ons
opkomen.
Een boerin ad op een avond een van
haar kooien vergoten te meiken. Den vol
genden morgen stond het beest bij een
hekmet een vergeet-mij-nietje in dOD
bek.
Nog erger.
„Ik begrijp niet, dat je een vtouw ge
trouwd hebt, die je alles verbiedt. Hef
drinken moet j laten, iet rocken
„Ja, maar als ik haar niet genomen had.
dan had ik spoedig het eten ook moeten'
laten."
Een uithangbord.
Slager (tot den schilder): „Zoo, hier
moet ge mijn naam plaatsen, F. W. va-n
Dimmel, en dan moet je daaronder een vet
varken schilderendan weten de menschen
dadelijk, wat ik hen."
Een vergissing.
Aan het schouwburgloket
„Eén plaats galerij."
„Voor „Dokter Klaus."!"
„Neen, voor mijzelf."
Bij fatsoenlijke mensohen.
Een student versoheen op het college
met een paar groote rijlaarzen aan. De pro
fessor vroeg boos:
„Is 't mode zulke Laarzen te dragen!"
„Ja, professor."
„Men versohjjnt er toch niet mee bij
fatsoenlijke mensohen!"
„Neen, professor I"
Te duidelijk.
Een kolonel ko. t in den stal een en
ander inspecteeren. Komende bij een paard,
waarvan hij weet, dat het slaat, vraagt hij
den dienstdoenden milicien
„Slaat dat paard nog!"
„Ja, kolonel."
„Zoo, waar slaat het zoo al naar!"
„Naar alles, kolonel."
„En wat zeg jij dan!"
„Dat wil de kolonel niet hebben, kolonel.
Alt ij d de schoonmoeders.
Schoonmama in woede: „Als jij mijn man
was geweeet, had ik je den eersten dag ai
vergiftigd."
„En als jij mijn vrouw was geweest, had
ik hei meegaat dadolijk uitgedronken.
iiS5j52 I
Papa was niet te vermurwen. Mama
bleef wat een groot wonder lieeten mocht
eveneens op haar stuk staan. Met de
uitgaven voor het zomeutoilet was het nu
mooi genoeg. AI het noodige, meer dan dat
zelfs, was aangeschaft, 't Was nu u\t.
Geen kans bleef er voor nieuwe aankoopen
ook maar iets nog te krijgen.
„Nog een nieuwe hoed? Misschien zelfs
wel een torenhooge kolbak? 't Gebeurt
niet 1"
Gertrude liep met roodbeschreide oogen
rond. Al haar vriendinnen hadden twee of
drie nieuwe hoeden, „kolbak-model" na
tuurlijk; zij alleen zou met die oudeiwet-
sche „klok" naar het zomerfeest in Tegel
moeten gaan? Liever dan nog in de Spree,
waar die h'et diepst was
Eindelijk zag Gertrude met haaT zeer ge
zond verstand in, dat zij met schreien en
klagen geen stap verder kwam. Integen
deel. De dag van het feest naderde met
rassche schreden, het uitzicht op het bezit
van een nieuwen hoed verdween meer en
meer, ergo: viel er niet langer te schreien,
maar te handelen.
Zij telde haar contanten na. Als geboren
lekkerbek had Gertrude voor aardbeien- en
kersenkoekjes pas onverantwoordelijk veel
zakgeld uitgegeven. Een droevig overschot
van twee mark was haar eenige rijkdom
en zij zou den „kolbak"-hoed willen zien,
dien men voor dat geld zou kunnen krij
gen!
Baar zin zou zij echter hebben en haar
hoed ook. Wat zou de jonge ambtenaar van
de Bank welgesteld secretaris bij de
„Darmstadtsche" voor een idee van haar
krijgen, als zij in Tegel met zco'n voorwe
reldlijken hoed verscheen Want dat de aar
dige „oer-dnque" jonge man op het feest
zou zijn, wist Gertrude zeer beslist door
enkele overduidelijke zinspelingen.
Het was nu Maandag en uiterlijk Zater
dag moest de hoed gereed zijn; wit met
bleekroode rozen en een witten duiven
vleugel 't Kon nu eenmaal niet anders, en
wat Gertrude wilde, zette zij door.
Eerst verdiepte zij zich in de advertenties
van alle mogelijke couranten, en daar zocht
zij of er wellicht „uitverkoopen" geannon
ceerd werden. Als zij voor haar armzalige
twee mark ten minste maar het materiaal
machtig kon worden, dan zou zij het wel
zien klaar te spelen I
Eindelijk had zij iets gevonden, wat haar
hoop deed herleven. In het noordelijkste
deel der stad, halverwege Tegel, bood een
winkelier onopgemaakte moderne hoeden
aan voor 75 pfennig- Daarbij kwam 20
pfennig tramgeld, en zoo verslond het
koopje reeds een der beide markstukken
op 5 pfennig na. Bleef één mark 5 pfennig
voor de garneermgSchraal was het, maar
het moest gaan. Voenng was niet noodza
kelijk, evenmin dure bladeren. Een dmiven-
vieogel zon de heele wereld niet koeten;
dien zou zij de vogelhandelaarster - kraam
7 wel afpingelen.
Gertrude overlegde, dat zij aan de poe-
liersteï beloven zou, dat zij ingeval papa
een maagkwaal kreeg bij niemand an
ders de duiven zou laten koopen. Dat zou
wel pakkend zijn. Maar de rozen dan nog
Zij plunderde in gedachten haar eigen eu
haar moeders hoeden en gegarneerde ja
ponnen, ook de laden en kasten; maar ner
gens wist zij een bruikbare roos, en zij had
nog wel een vollen krans noodig I
Eindelijk was de hoed gekocht. Hij was
wel is waar van het allerordinairste stroo,
maar overigens heel netjes. Nu kwam
„kraam 7" aan de beurt. Maar vrouw
Bumsky was onbarmhartig. In aanmerking
nemende de geringe behoefte aan gevo
gelte van Gertrudes moeder, kon er geen
vleugel op overschieten. Er hielp zelfs
geen belofte aan. Kon de juffrouw haar
zwart op wit beloven, dat haar vader een
maagkwaal zou krijgen
Gertrude zweeg beschaamd. Nu dan!
Maar voor een halvcn mark kon zij een dui
venvleugel krijgen, vlekkeloos wit en zonder
een enkel geknakt veertje.
De koopster bedacht zioh met lang en
nam het aanbod aan. Goedkoop er kwam zij
nooit klaar. Dat begreep zij nu wel en
thuisgekomen nam zij dus maar opnieuw
weer haar toevlucht tot de advertenties.
Van rozen had zij moeten afzien. Rose lint
kon evengoed. In de Landsberger straat
was groote uitverkoop van restanten lint.
Ditmaal ging zij er heen loopen en kocht
voor haar laatste vijf en vijftig pfennig
twee meter dun rose lint.
Nu wendde zij vergeefsche pogingen
aan om van dit alles een geheel te maken,
maar het gelukte niet; er was geen fraaie
gameering van te maken. Het stond wel
goed, maar let was niet chique. Haar aar
dige vingertjes waren niet geoefend in der
gelijk werk. Dag aan dag kon men haar
voor de ramen der hoedenwinkels zien
staan in de hoop hier iets wijzer te wor
den. Hoe natuurlijk en los slingerden zich
daar de lintenOok zelfs de grootste vleu
gels bleven er mooi om den hoed gelegd.
Waarom wilde dat haar nu niet gelukken?
Maar het gelukte haar niet! Het dunne
lint lag slap en armelijk om den Hoogen
bol, hoe dikwijls zij het er afgehaald
en er weer opgestrikt had! De vleugel
stond steil rechtop, koud en zonder „char
me", tussch'en de magere lintlussen. Had
zij toch maar wat rozen gehad, een vollen
roze tak, dan was alles wel vanzelf gegaan
en zou de elegance ook gekomen zijn.
Eindelijk gaf zij t het op. Zij zou er uit
zien als een vogelverschrikker, ook goed.
Zij had dan ten minste haar wil doorgezet
en haar hoed bekomen. En dien triomf kon
niemand haar ontnemen, al was het een
"droevige overwinning geweest.
De dag van het feest was aangebroken.
Een stralende zomerdag. Blauw en wolke
loos als een gespannen tentzeil welfde zich
de hemel bogen de stad- Rozen, jnsnpjn en
linden geu/rden. De heele lucht scheen er
van vervuld te zijn.
Om zes uren zou de tocht naar Tegel
aanvangen en om vier uren stond Gertrude
reeds kant en klaar. Het pas gestreken
wit batisten japonnetje kon nog best
dienst doenmaar de hoedZij durfde
bijna niet in den spiègel kijken. Het volle,
blonde haar had zij zóó opgemaakt, dat het
zooveel mogelijk den rand van het hoofd
deksel ging verbergen.
Haar ouders woonden in het uiterste
westen van Berlijn. Aangezien die met naar
het feest zouden gaan, werd Gertrude aan
een bevriende familie toevertrouwd, in
wier gezelschap zij geleide vond. Haar
weg naar die familie leidde door de velden.
Langzaam en peinzend wandelde zij er
heen en merkte eerst met eens, dat zij werd
nageloopen door een drietal arme kinde
ren, die zingend aankwamen, met de han
den vol wilde bloemen. Wit, rood, goudgeel,
bleekpaars bloeide het in de vuile handjes,
die de stengels omvat hielden.
„Mooie, versche bloemen, dame. Toe,
koop ze van ons."
Een gedachte flitste door Gertrudes
brein. BloemenI Frissche, bonte bloemen)
En wat een massa voor een krans om haar
hoed. Bloemen, die noodig waren om zijn
armoedigheid en leelijkheid te verbergen!
Zij opende haar handtasohje. Geld had
rij niet, maar wel twee groote tabletten
chocolade als mondvoorraad.
„Willen jullie deze chocolade voor je
bloemen?" vroeg ze haastig. „En wille?
jullie me dan helpen een la-arte vlech
ten?"
Met een jubelkreet werd dit voorstel be
groet ©n weldra zaten zij alle vier in de
weide erf maakten een dikken bonten krans.
De krans ging om den hoed over het dunne
lint en vrouw Bumsky's duivenvleugel
stond te midden van die bonte pracht zoo
schitterend wit en natuurlijk, dat het een
ware lust was.
Gertrudes hart klopte sneller, toen zij
zichzelf in haar zakspiegeltje beikec1 Nu
behoefde zij zich voor niemand te verber
gen, ook niet voor den jongen secretaris
Hans Waldegg.
Blij had haar oogenblikkelijk in het oog
en vroeg haar de eerste quadrille. Toen
men eindelijk voor het souper naar het op
een hoogte gelegen tuinhuis trok, bleef lüj
naast haar loopen. Eerst op den smallen
weg langs het meer, dicht langs het wa
ter, waarin zich de purperen avondhemel
weerspiegelde; toen door het schemerige
woud onder eiken en beuken. Zij wisten
zelf niet hoe het kwam, dat zij plotseling
de laatsten en bijna alleen waren.
„Wat ziet u er vandaag beeldig uit, juf-
froujv Gertrude!" zei Hans Waldegg, en
keek haar daarbij liefdevol en bewonde
rend in de oogen. „En wat staat die hoed
u goedl Een heel nieuw origineel idee, die
levende bloemen I Een ware kostbaar-
held 1"
Gertrude lachte eenigszins verlegen
toen vertelde zij hem echter alles; zij wilde
rich niet andere voordoen den rij was.