Uerst© 231&d,
Kfo» IB'FSÖ.
PERSOVERZICHT.
Brievan uit Warmond.
FEUILLETON.
II© üsicfe oVerwon.
Inzake Gereformeerden en
C li r l s t e n-S ocialisten zei „D e
Heraut":
Tot zelfs in onze politieke organen Leeft
het de aandacht getrokken, dat een onzer
Kerken besloten zou hebben kerkelijke
censuuT toe te passen op die leden onzer
Kerk, die zich bij de Christelijke Socialis
ten hebben aangesloten.
Natuurlijk laten zich gevallen denken,
waarin een kerkeraad op een Christen-
Socialist tucht zou moeten uitoefenen. Over
bijzondere gevallen willen we dan ook geen
ooTdeel uitspreken. De wijze, waarop voor
het Christen-Sociaiisme propaganda wordt
gemaakt; de manier, waarop men zich
daarbij uitlaat over de sociale toestanden;
het prikkelen van den klassenstrijd en an
dere oorzaken kunnen aanleiding geven,
ciat de kerkeTaad met vermaan en desnoods
met afhouding van bet Avondmaal zou
moeten optreden. Ook in geval een onze*
predikanten zich publiek bij de Christen-
Socialisten aansloot en zijn invloed als
predikant gebruiken ging om het Christen-
Sociaiisme te propageeren, zou de vraag
kunnen opkomen, o* hier geen reden was
vcor censuur. Maar wel achten we het zeer
bedenkelijk, wanneer een Kerk als alge-
meenen regel ging stellen, dat ieder, die
zich bij de Christen-Socialisten voegde,
daarom reeds kerkelijk gecensureerd zou
moeten worden.
De opmerking, dat het Christen-Sociaiis
me in strijd is met onze Belijdenis, met
name met Artikel XXXVI, waarin gezegd
wordt, dat onze Kerken „verwerpen de
wederdooper8 en oproerige menschen en in
het gemeen alle degenen, die de Overhe
den en Magistraten verwerpen en de Justi
tie omstooten willen, invoerende de ge
meenschap der goederen, en verwarren de
eerbaarheid, die God onder de menschen
gesteld heeft", is slechte ten deele juist.
Onze belijdenis heeft daarbij het oog op
oproerige sekten, die in de dagen onzer va
deren alle overheidsgezag revolutionnair
op zij wilden zetten en met geweld het com
munisme wilden invoeren, enz.
Waar de oveiheid onze Gereformeerde
Kerken met deze oproermakers op één lijn
stelde en daarop ten deele zelfs haar straf
maatregelen tegen de Gereformeerden
grondde, moesten ome Kerken zich zoo
beslist mogelijk uitspreken, dat ze mets
met deze sekte gemeen hadden. Maai' deze
verklaringen op de Christen-SocialisteD
toe te passen, "gaat niet aan. Hoezeer we
tegen het standpunt dezer broeders be
zwaar hebben, men kan toch niet zeggen,
dat zij het Overheidsgezag verwerpen, de
Justitie omver stooten willen, met geweld
de gemeenschap der goederen willen invoe
ren en de eerbaarheid van het huwelijk in
verwarring brengen.
bovendien vergete men niet, dat onze
raderen bij het uitoefenen van oensuur
over leergeschillen altoos zeer voorzichtig
zijn te -werk gegaan. Men maakte daarbij
steeds onderscheid tusschen ambtsdragers
en gewone gemeenteleden, tusschen propa
gandisten, die met fanatieken ijver hun be
ginselen verbreidden, en degenen, die van
propaganda zioh onthielden. Zoo heeft de
Synode van Dordt, die de leer der Remon
stranten, als een gevaarlijke dwaling ver
oordeeld heeft, waardoor 't hart der Gere
formeerde belijdenis werd aangetast, toch
niet gelast, dat alle Remonstranten nu
door de censuur buiten de Kerk moesten
worden gezet Men maakte onderscheid*
Voor zoover de Remonstrantsche predi
kanten weigerden de Canones van Dordt
te onderteekenen, moesten ze uit hun
ambt gezet worden. Maar uitdrukkelijk
ontried de Synode om zulke strenge maat
regelen te nemen tegenover gewone ge
meenteleden, die meer misleiden dan mis
leiders waren. Wanneer men dan ook de
kerkeraadsnotulen van dat tijdvak nagaat,
ziet men, hoe weinig gevallen van censuur
op gemeenteleden zijn voorgekomen. Men
droeg de gemeenteleden, trachtte ze door
onderwijzing beter in te liobten en eischfce
alleen maar, dat ze geen propaganda voor
hun dwaling zouden maken.
Waar onze vaderen zoo handelden tegen-
over de Remonstranten, daar is zeker nog j
veel grooter voorzichtigheid noodlg, als
men te doen heeft met broeders, die een
onjuist politiek beginsel voorstaan. Elke
schijn t-och moet vermeden worden, alsof
de Kerk het wapen der censuur zou willen
gebruiken om in den politieken partijstrijd
haar invloed t9 doen gelden. En al is dit
natuurlijk de bedoeling niet van degenen,
die voor deze censuur ijveren, en al willen
ze het Christen-Sociaiisme alleen treffen,
omdat het in hun oog tegen Gods Woord
iDgaat, men vergete niet, dat ook de schijn i
des kwaads moet vermeden worden. Boven
dien, het martelaarschap, dat daardoor in
menig oog het Christen-Sociaiisme zou "aan
gedaan worden, zou deze partij eer verster
ken dan verzwakken .Laat men veel liever
in de publieke bediening des Woords en in
de catechisatiën op grond van Gods Woord
aanwijzen, waarom Christen en socialist
nooit saam kan gaan..
De ,,N ie u we Rotterdamsche
Couran t" dit artikel citeerende, kanb-
teekent:
Een waarlijk vrijzinnig betoog. Alleen
maar voorspellen wij den Gereformeerden
predikanten, die Christen-S ooialistisch'e
neigingen Hebben ,geen aangenamen tijd,
als bun Kerk de vermaning al te nauwge
zet ter harte neemt, om met hen te hande-*
len, gelijk de vaderen het met de Remon
stranten deden.
,,L and en Volk" bespreekt het hoog
belang van het ka rakter der vako r-
ganisatie van ambtenaren. Er
bestaat over de kwestie van deze vakor
ganisatie, uit het oogpunt van den klas
senstrijd bezien, veel begripsverwarring.
De sociaal-democraten schermen gaarne
met hun marixistischen klassenstrijd, maar
wanneer hun in zekere gevallen de conse
quenties voor oogen worden gehouden,
schrikken zij terug of praten er om heen.
Indien een organisatie zich stelt op het
standpunt van den klassenstrijd, dan be-
teekent dit meent „Land en Volk"
óf niets, óf dit, dat haar grondslag marx
istisch is. Mr. Troelstra zegt: „Wanneer
men spreekt van vakvereenigingen, die
staan op hot standpunt van den klassen-
j strijd, kan dat niet beteekenen, dat die
vakvereenigingen do theorie van den klas
senstrijd uitdrukkelijk of zelfs stilzwijgend
in al haar consequenties hebben aanvaard".
Maar dat is een ongeoorloofde verdunning
van het drankje. En als mr. Troelstra dan
een viertal punten aangeeft, die „practi-
sche uitwerking" zijn van wat do sociaal
democratie verstaat onder „vakorganisatie
staande op het standpunt van den klassen
strijd", dan voegt hij er aan toe: „Of het"
nu onjuist is, dat dit alles klassenstrijd
wordt genoemd la. ik daar". Maar dat
i is juist werpt ,,L and en Volk" te
gen het punt in debat. Want tegen de
door mr. Troelstra aangegeven punten heeft
het blad geen bezwaar. Dit standpunt
kan worden ingenomen door de algemeene
vakorganisatie. Ook bij de organisatie van
ambtenaren en half-ambtenaren als het
spoorwegpersoneel is het vereenigbaar
met den Staatsdienst.
Maar de beer Troelstra is verder gegaan.
De heer Treub heeft-, om zijn standpunt
duidelijk te maken, betoogd, dat er strijd
bestaat tusschen het algemeen belang door
den Staat vertegenwoordigd, en door de
ambtenaren te dienen, en het bijzonder
belang van de ambtenaren zelf. Deze te
genstelling heeft de heer Troelstra als soci
aal-democraat verworpen. De Staat is een
klasse-instelling.
Wel verre van het algemeen belang
te vertegenwoordigen dient hij slechts het
belang der heerschende kapitalistische klas
se. Daartegenover dient de organisatie van
ambtenaren het arbeidersbelang, dat is
voor den sociaal-democraat het algemeen
belang in den hoogsten zin.
Voor wie geen sociaal-democraat is, moet
duidelijk zijn, dat aldus de dingen op den
kop worden gezet. Indien deze theorie met
haar practische consequenties door de or
ganisatie van ambtenaren werd gehuldigd,
zou het met alle erkenning van die organi
satie door de overheid, ziju gedaan.
Hoe nu? Een organisatie van ambtena
ren zou tot de Reg-eering komen met de
boodschap: „Gij dient slechts een kapita
listisch belang dat aan ons niet alleen,
maar aan de geheele maatschappij in haar
huidige samenstelling vijandig is; wij, amb
tenaren, diehen dat algemeen belang en
in naam daarvan stellen wij u onze eischen;
ons streven is, de macht, die thans in uw
handen berust, te veroveren in naam van
dat algemeen belang; wij willen plaats ne
men op den zetel, thans door u, overheid,
bezet 1"
En zou dan de Regeering moeten ant
woorden: „Mijne heeren, bet is ons aange
naam u te zien; wat is er van uw orders?"
Maar zóó gaat het in de praktijk niet.
Het „standpunt van den klassenstrijd"
wordt practisoh minder scherp naar voren
gebracht. En dat kan natuurlijk niet an
ders. Aan dén anderen kant is evenmin
voor een regeering raadzaam, het conflict
aldus te versoherpen. En dat behoeft ook
niet. In de praktijk wordt slechts gelet op
de practijk. Onthoudt de organisatie der
ambtenaren zich van handelingen, die een
practische toepassing blijken van de zoo
even omschreven theorie; legt zij zich niet
toe op het ondermijnen van de tucht onder
het personeel cn van het gezag der nu een
maal regeere'nde directie en overheid, dan
loopt de zaak vanzelf. Moge men dit toch
begrijpen, in het belang van de zaak die al
len dienen.
In een artikel over het ontwerp-Z i e k-
t e-w t, welk artikel den titel draagt: „Er
wordt gekonkeld", sohrijft „H et Volk"
o.a.
Houdt de Kamer zich een beetje flink,
dan kan de heer Talma genoopt worden,
zdjn ontwerp ernstig te herzien. O n m o-
g e 1 ij k is het niet, deze herziening alsnog
te bewerkstelligen, zoodat de kerkelijken
nog zouden kunnen komen met een draag
lijke Ziektewet. Maar als de heer Talma
dat niet wil of kan, dan zal de meerder
heid hebben te kiezen tusschen een minister
en een goede Ziektewet. Jaren achtereen is
gewurmd over do sociale verzekering. Ein
delijk na lang aarzelen komt de heer
Talma er mede, en nu is het d~ vraag, of
er ten slotte slechts een karikatuur van de
wettelijke ziekteverzekering zal tot stand
komen.
De heer Talma wil er tussohendoor schar
relen. De Raden vau Arbeid worden in zijn
Nota aan de oommissie als ondergeschikt
gekenschetst. Zij zullen misschien worden
uitgeschakeld voor de andere arboids-
wettcn en alleen voor de v er zekering
gelden. Ook dan deugen ze niet en zijn ze
stram bureaucratisch, zij het in schijn demo
cratisch; maar minister Talma hoopt er ten
minste iets van te maken, dat de meerder
heid bevredigt. Voor de arbeiders zal daar
over nog menig hartig woord te zeggen
zijn en zelfs komen de antirevolutionnaire
beginselen rechtstreeks in botsing met den
opzet dezer lichamen.
In verband met hetgeen het Nationaal
Vakverbond vraagt, nl. dat aan de Raden
van Arbeid de bevoegdheid zal worden ge
geven voor hun gebied ziekenfondsen op
te richten, schrijft „H o t Volk":
Iedereen voelt, hoe belaoljglijk mager de
ze eisch is. Alsof de eenvoudige b e-
voegdheid een ziekenfonds-op te rich
ten, de zaak zou redden 1 Alsof alles zou
loopen over de vraag, of er ergens een zie
kenfonds is I
Maar dan de hulp van den Staat in de
kosten dezer geneeskundige hulp, de be
taling hierin door de 'werkgevers? En als
de meerderheid in een Raad van Arbeid
bestaande uit de werkgevers en den
voorzitter-ambtenaar deze bevoegdheid
aan haar bottines lapt?
Nal dat misschien het middel worden om
den heer Talma gelegenheid te geven, zich
te redden uit de moeilijkheid? Zal dit de
kluif zijn, aan de arbeiders toe te werpen
en zal dófirna do Ziektewet er worden
doorgejakkerd? Hebben de bestuurders
van het Christelijk Nationaal Vakverbond
ziöb er toe geleend, om dit spel te spelen?
En weten de leden van dit verbond van
dezen stap? Of is bet enkel het resultaat
van het „overleg'' door broeder Van Vliet
in uitzicht gesteld in de jaarvergadering
van „Patrimonium" en dat zou worden ge- I
pleegd met de hoofdbestuurders?
XXVIII.
Elk, die kennis nam. van de enorme
drukte, welke overal 'de Pinksterdagen aan-
brachten, en de reusachtige cijfers van ver
voer las van en naar verschillende plaat
sen, met de onderscheidene vervoermiddelen;
zal zich zeker verbaasd hebben, dat er nog
menschen overgebleven waren om ook ons
dorp een meer dan gewone drukte te be
zorgen. V/at ons dorp echter altijd onder
scheidt van andere druk bezochte plaatsen,
is, dat het hier gewoonlijk bij een doortrek
ken bij aankomst en vertrek blijft, en de
drukte zich direct verplaatst van den vas
ten wal naar de wateren en meren onder
deze gemeente.
't Mag .dan ook iets heerlijks cn genoeg
lijks genoemd worden, als men, verwijderd
van stoffige, drukke 'straat- ten wandelwegen,
zich rustig -over de watervlakte kan be
wegen, dank zij een weldadig aandoend
windje, dat, het zeil gespannen, het vaar
tuig doet voortglijden, cn, de warmte tem
pert en terugbrengt tot op een aangename
hoogte; of als dte vlugheid van het motor
vaartuig eten koelte veroorzaakt, welke pret
tig aandofet. EPet lean dan niet anders of
na éénmaal zoo toefen, komt de begeerte
naar méér aldus profite'oren van het genot,
hetw'elk dat geeft.
Het „rcteisporten" blijft in mijn oog echter
nog altijd datgene, waarvan men met zulk
warm weer het meest houdt, al komt het
mij nog steeds het min'st aanlokkelijk voor.
Want cta felste hitte belet niet, dat talloos
velen er zich mee vermaken, al gaat het dan
ook niet in wedstrijd-tempo.
't Is oen aardig gezicht, 'als men over
en achter groen en boschjcs; tusschen dich
terbij staande molens en in de verte opdoe
mende kerktorens, die pleizier-vloot ziet
wegduiken en weer to voorschijn komen;
de blank-witte zeiltjes en zeilen tegen de
staal-blauwe lucht scherp zich afteekenen
ziet; dan weer de hoog rollendo golven van
de snelvarende motorbooten en bootjes tus
schen de golf-brekende riet-wallen door nog
op de polderkaden frisch ziet uiteenspatten.
Wij zien dan, dat wij hier in een „water
land" wonen, dat men terecht voor water
sport zocht, steeds meer; en vermakelijk
vindt men het, als een nieuweling ten koste
van veel arbeid zijn vaartuigje met de groot
ste moeite voortbrengt, wat voor ons en onze
oude, bekende sportlieden een kleinigheid
is en niet de minste moeite of last geeft,
't Is voor zulken eisch geregeld hier te ko
men, ten einde ook de vaardigheid, bij
varen vereischt, spoedig zich eigen te maken,
om minder moeite en meer genot er bij
en er van te hebben.
Dat de watersport hier geregeld toeneemt,
kan hieruit worden afgeleid, dat met de
Pinksterdagen het bezoek zóó groot was,
dat eenigen bezoekers niet eens gelegenheid
tot logeeren kon worden verschaft. De pas
zooveel vergroote zaken, daarvoor ingericht,
waren evengoed als de andere alle bezet,
zoodat een heel gezelschap, dat ook ver
blijf zocht, geen plaats vond. Ja, ten leste
wist men nog wat „gelegenheids-logeerka>
mers" in te richten met wat „noodbedden",
wat voor een „uit"-gezelschap toch nog leuk
is. Die heel geen plaats bekomen konden,
werden nog laat naar Leiden gebracht, en
's anderen m.orgens weer tijdig naar hier
gehaald.
Doet het werken van de „V. V. V." zich
reeds gelden? vraag ik mij wel eens af.
En dan mag ik daar wel een bevestigend
antwoord op geven, doch er niet bij vergeten,
dat „De Kaag" ct het hare ook toe bijdraagt.
En het kan dan ook met genoegen ver
nomen worden, dat het vraagstuk van club
lokaal en vluchthaven de oplossing nabij is.
Echter kan ik weer niet best dulden, dat
zoo weinig durf en daadwerkelijke steun ver
kregen worden van de direct hierbij belang
hebbenden. Zoo weet ik, dat de inschrijvin
gen in het kapitaal van f 30,000 van „De
Kaag" van hier o, zoo minimum zijnl Een
Asm© 1© 11*
heel goed ingelichte wist te vertellen, da^
j er dn b es tuursb ij eenkomsten over geklaagd
was. Het behoefden geen groote sommen t®
zijn; alleen maar wilde men den goeden wil
J zien. En over concurrentie, die een dus
danige inrichting zal aanbrengen, werd mij
verzekerd, dat niets te vreezen was.
Eerstens worden alle gebouwen niet direct
daargesteldcn tweedens, zoo er gelegenheid
komt om een cn ander te gebruiken, staat
het vast., dat dit alles in onze gemeente
wordt ingeslagen en gekocht. Tot dit alles
is besloten, echter ook weer op die conditie,
dat wat méér medewerking kome van direct
betrokkenen, dan tot nu het geval is.
't Is hier zeker op de rechte plaats om
nog even liet ontslaan en. de toeneming van
de „watersport" hier ter plaatse te memo
reren; en don grondlegger er van te geden
ken, nu zijn vertrek uit onze plaats aan
staande ds.
Hadden vroeger al eens een paar plc'izier-
y aar tuigen hier pleisterplaats gehouden, eerst
toen de elk bekende en algemeen geachte,
door mij bedoelde watersport-minnende heer
zich hier metterwoon vestigde, kan gespro
ken worden, dat het oog daarvoor op War
mond viel. Motorjachten, zeiljachten, ijs-,
zeilvaartuigen, en visscherij, 't werd toen
getoond, dat. zij hier recht van bestaan heb
ben, dat zij zich onbelemmerd, kunnen wen
den, waaTheen zij willen.
En toen do grondslag eenmaal gelegd was,
werd allengs meer en "door talloos velen
eveneens gezien wat hier te genieten was
en de watersport opgevoerd tot wat zij nu
ïeeds is geworden, voor velen een genot cn
ontspanning, voor vclo anderen een bron van
inkomsten en bestaan. Dankbaar zal dan
ook steeds herdacht worden, watdie be
doelde daarvoor is geweest; cn daarvoor niet
alleen. Zijn vriendelijkheid en humaniteit,
waren van algemeene bekendheid, en nooit
is voor een zaak van belang of steun voor
bbhoeftigen en noodlijdenden zijn medewer
king of hulp ingeroepen, of hij sprong kracht
dadig bij, gaf gul en overvloedig.
Wat hij nog als 'lid van den Raad dezer
gemeente i9 geweest, kunnen anderen mis-
schien nog beter beoordeelen; mij echter komt
het voor, dat, toen *to goeder tijd „bij het
veranderen van het getij 'de baken9 zijn ver
zet", waarvan wij nu "nog in veel opzichten
mn zaken, die toen in beginsel reeds vast
gezet zijn, profiteeren.
Bovendien nog is Warmond een buiten
verblijf rijker geworden, dat 'in verren om
trek zijn "weerga, niet vindt; en heeft hij
door zijn goeden smaak en liefhebben van
natuurschoon nit een toenmalige wildernis
een paradijs doen scheppen, dat een sieraad
is, en blijven zal voor ons dorp.
Zag men hem eenige jaren geleden met
leedwezen vertrekken, men zag hem met
ingenomenheid weer terugkceren. Dit 'zal nu
echter onherroepelijk buitengesloten zijn.
Doch m-ogen velen een dankbare herinne
ring aan hem en 'zijn echtgenoote behou
den. Ook Warmond zal bij hen in dankbare
herinnering blijven voortleven, en gaarne
zien wij nog geregelde bezoeken, aan onze
plaats gebracht, van hen tegemoet. Onze
beste wenschen vergezellen hen naar hun
nieuwe woonplaats 1
SPECTATOR.
Geiaeenteraad van Voorschoten.
(Vervolg van ons vorig nommer).
Voortzetting dor beraadslaging over het
voorstel van den burgemeester in zake bij
drage aan Leiden voor op de E. B.-S.
gaande leerlingen, uit Voorschoten en wel
om een overeenkomst aan te gaan met Lei
den en dan tevens een retributie-verorde
ning vast te stellen, waarbij de f 60 welke
de gemeente dan voor eiken leerling be
taalt, geheel of gedeeltelijk van de ouder»
teruggevorderd kan worden.
Do heeren Van Charante en Schoor verde»
digen nader het standpunt van den burge
meester. De heer Koot zou het vergezocht
vinden, een tegemoetkoming uit de gemeente
kas aan de ouders te verstrekken. Alle be
las tingsohuldigen moeten daaraan betalen.
We zitten te Voorschoten toch al op zulke
hocge lasten. Hij is dus tegen het voorstel
van den burgemeester.
De heer Van Kempen vindt het verkeerd,
dat tegenwoordig zooveel kinderen van wei-
i
„Nu ja, vroegerl Vroeger een tijd lang. Dat
was ook een zeer innemende, bekoorlijke
vrouw, mijn Lama. Zij kwam uit een scbil-
deisfamilie en daarom had zy zoo iets artistieks
ovor zich, Wtet ge; mijn jongen heeft dat
van haar overgeërfd. Maar och, vijftien jaar
zyn er nu al na haar dood rerloopen. Vijftien
jaar, lieve hemel 1 Een heele tijd, niet? Maar met
u kan zij toch utet vergeleken worden, en
„Uw persoonlijke aangelegenheden interes-
seeren mij. .zeer, meneer Üavestrand, maar ik
heb vandaag weinig tyd. Gy neemt mj dus niet
kwalyk, als ik
Langzaam en met waardigheid stond me
vrouw Van der Eichen op.
„Missclnen wilt u wol zoo goed zijn mij
ichiifteJjjk uw besluit in zake de geldkwestie
mee te doelen?"
„Maar sta mi) toch toe, dat ik nog een
oog iiiblik blijf, mevrouw 1"
Havestrand was een corpulent man en voor
in doen was hjj bijzonder snel van zijn stoel
opgestaan. By maakte een beweging alsof
hy den weg naar de deur wilde versperren.
„U moet niet zoo gehaast zijn, mevrouw;
Ik bon dadelijk gereed; één woordje maar.
Ziot ge, ik heb wel myn geld, maar ik zou
tra.'g meer aanzien krijgen dan ik door geld
alleen ooit zal winnen Dit zou alleen gaan
&1« een huwelijk ja, wat zal Ik zeggen
het gaat zoo moeiiyk u precies mijn gevoelens
mee te doelen. Maar wy zyn toch geen kinderen
meer, mei waar?"
Met een beslist gebaar deed hU plotseling
een stap naar de barones, zoodat hy vlak
voor haar stond.
Zij ging niet op zij, ook trad zy nlot te
rug; maar zy greep de leuning van haar stoel en
kneep haar handen daar kraLipachtig omheen.
„Wat wenscht u dan eigenlijk van my,
meneer Havestrand?" Ijskoud was de toon,
waarop zy dit zei, en zy richtte zich nog wat
hoogor op.
Hy keek naar haar op met vreemden blik,
zenuwachtig bewoog hy zyn handen, zyn
vingers speelden met zyn zwaren horloge
ketting.
„Ja, mavrouw, al uw angst en al uw zor
gen konden nu dadoiyk worden weggenomen,
als gy het wenschte Sinds jaren, weet ge,
heb ik gedacht, dat myn ideaal bereikt zou
zyn, als gy myn vrouw waart. Later kwam
toen da geldkwestie. Ik dacht toen, laat ik
haar geld leenen, dan verplicht ik haar aan
my en men kan nooit weten waar dat later
go8d voor is. Als ge nu oen boetjo toegeefiyk
zoudt willen zyn, dan zou dat mot die gold-
leening en met uw schulden wel in orde
komen. Zie, gy hebt my altyd aangecrokken
en ik ben ten slotte toch geen kwade kerel,
hahal Nu hoe lykt u myn voorstel?"
Doodsbleek was de barones geworden; zwaar
leunde zy tegen don stoel, waarachter zy stond.
Zy was eerst niet in staat een woord uit te
brengen. Haar oogen gingen van de dour naar
den dikken man vóór haar mot zyn rood, op
gezet gelaat. Zy zag hoe hy langzaam nader
kwam en zyn handen uitstak om haar te
grypen en te geiyk balde zy de hare tot
vuisten.
„Denk er om, meneer Havestrand, vergeet
u zelf niet hier in myn huis. Hot la nog
mun huis."
Maar hy lette niet op haar dreigend© woor
den en toornige houding. Wat beteekende
dat, die tegenstand I Zoo iets had hy niet
verwacht; hy. Christiaan Havestrand, de schat-
ryke rentenier. Zy moest eigeniyk biy zyn,
dat hy haar dit voorstel deedmoest het met
baide handen aanvatten. En dan zou zy van
hem zyn, geheel van hem, die daar zoo lang
naar had verlangd. En plotseling greep hy
haar mot ruwe hand by haar middel.
„Kom, kom, wees nu niet zoo boost Gy
'zult het goed hebben 'by my. Geld heb ik
zooveel ge maar wilt en bovendien...."
Ala eon razende had de barones zich losge
rukt; byna was zy gevallon, zóó heftig duwde
zy hem van zich af. Ook hy had moeite om
te blyvon staan
„Nu, nu Ik meenda het zoo kwaad niet."
„Er uit T'
Vast en ver^chteiyk kwam dat bevel uit
haar mond. Zy wees hem de deur.
Had hy nog iets geantwoord? Was hy ter
stond weggegaan? Of had hy nogmaals tegen
haar gesproken vóór by ging? Zy wist het
niet. Zy had alleen den zachten slag van de
dichtvallende deur gehoord. Als versteend
stond zy daar nog eenige oogenblikken.
't Was haar nog of zy zyn spottenden, valschen
lach hoorde.
Plotseling werd een zydeur geopend.
„Moeder 1 Moeder 1"
In de stilte klonk de zachte meisjesstem
angstig, liofkoozend. En twee jonge armen
werden om barones Van der Eichene schouders
geslagen, als wilden die haar beschermen
tegen de dreigende, onbokende gevaren.
De moeder zag met groote sm^rt op haar
dochtör neer; nóg trilde zy van drift, r.ög was
zy niet by machte haar verontwaardiging te
vorbergeo.
„Wat oon schurk I" zei ze toen.
Moeder I"
Het jonge, lieve gezichtje, het meisje met
het blonde baar verbleekte.
Edela van der Eichen nam de hand van
haar moeder en drukte die teeder tegen haar
borst.
„Moeder! Wat Is er gebeurd? Wie heeft u
kwaad gedaan? Hy toch niet, die daar juist
wegging?"
Er trilde opwinding, verontwaardiging in de
stem van Edela en vaster drukte zy uog de
hand van haar moeder tegen zich aan.
„Of tóch? Heeft die man u beleedigd, u
durven beleedlgen?"
Do barones maakte zich los uit de omarming
van haar dochter en wildo de kamer verlaten.
„Moeder, toe moeder ga nu niet weg; laat
my niet alleen I Ik heb u nog nooit zoo drif
tig gezion, moeder. Ik moet weten wat er
gebeurd is; ik moet weten wat het is, dat die
Havestrand tegen u heeft durven zeggen 1"
„Laat my gaan, Edela."
„Neen, moeder, neenl Als ik uw zoon was,
zoudt gy het my zeker zeggen. Donk dan nu
eens, dat ik uw zoon was, moeder."
„Als je dat was dan
„Dan? Moeder?"
De barones keek duister voor zich heen.
„Je bent het niet, kind; je bent een zwakke
vrouw, zonder bescherming, evenals je moeder."
En terwyi zy dat zei, ging zy naar de deur.
Mot een besliste handbeweging verbood zy
Edela haar te volgen en vóór dat deze er op
bedacht was, had zy de kamer verlaten.
Edela bleef even in gedachten staan Toen
voelde zy naar baar voorhoofd en wangen als
wilde zy zich overtuigen, dat dit alles worke-
ïykheid was en dat zy niet droomde.
Wat was hier «ebeurd? Zonder rechten,
zonder kracht, zonder bescherming, had haar
moeder gezegd. Wat? Zy, de edele, de vast
beraden barones Yan der Eiohen, zwak en
«onder bescherming? En dat alles waarom?
Omdat een schuldöi6cher haar gemaand had
tot betalen; een scbuldeischer, eon burger
mannetje van zaken mot wat geldeen vent,
die bang was, dat hy niet betaald zou worden l
Die man zou zyn geld kry^en, welzeker,
„Eichenkamp" was immers zooveel waard I
Maar als dat eens anders was, als de schuld
grooter was dan de waarde van hel landgoed?
Als hy om die reden haar moeder eens had
beleedigd?
„Was ik toch een man 1" Die gedachte schoot
Edela plotseling door het hoofd.
„Was ik toch een man I Hoe zou ik iedor,
die ook maar een vinger durfde uitsteken
naar het kleed van myn moeder, kastyden.
Neerslaan zou ik hem als een vuilen hond!"
Maar zy was een vrouw, zwak, zonder be
scherming, slechts een meisje, dat het maar
aan moest zien als haar moeder op «chan*
deiyke wyze door den eersten den besten
vent beleedigd werdl Gekrenkt ter wille van
wat geld. Niet in staat om iets te doen?
Wat iedere zoon zou hebben bohooren te doon
en zou liebban gedaan, dat zou zy niet kunnen
Edela begon door de kamer op en neer to
loopen. Een plan werd in haar wakker en
plotseling ging zy de kamer uit en vastbe
raden naar buiten.
Zy sloeg haar mantel om en sotte een klein
vilthoedje op; toen ging zy don tuin door.
Hier bleef zy even staan, keek naar alle kanten,
klapte met de hondenzweep in de lucht ei?
floot zacht.
„Lord, Lord, hier!"
(Wordt vervolgd),