Uerst© 231&d, Kfo» IB'FSÖ. PERSOVERZICHT. Brievan uit Warmond. FEUILLETON. II© üsicfe oVerwon. Inzake Gereformeerden en C li r l s t e n-S ocialisten zei „D e Heraut": Tot zelfs in onze politieke organen Leeft het de aandacht getrokken, dat een onzer Kerken besloten zou hebben kerkelijke censuuT toe te passen op die leden onzer Kerk, die zich bij de Christelijke Socialis ten hebben aangesloten. Natuurlijk laten zich gevallen denken, waarin een kerkeraad op een Christen- Socialist tucht zou moeten uitoefenen. Over bijzondere gevallen willen we dan ook geen ooTdeel uitspreken. De wijze, waarop voor het Christen-Sociaiisme propaganda wordt gemaakt; de manier, waarop men zich daarbij uitlaat over de sociale toestanden; het prikkelen van den klassenstrijd en an dere oorzaken kunnen aanleiding geven, ciat de kerkeTaad met vermaan en desnoods met afhouding van bet Avondmaal zou moeten optreden. Ook in geval een onze* predikanten zich publiek bij de Christen- Socialisten aansloot en zijn invloed als predikant gebruiken ging om het Christen- Sociaiisme te propageeren, zou de vraag kunnen opkomen, o* hier geen reden was vcor censuur. Maar wel achten we het zeer bedenkelijk, wanneer een Kerk als alge- meenen regel ging stellen, dat ieder, die zich bij de Christen-Socialisten voegde, daarom reeds kerkelijk gecensureerd zou moeten worden. De opmerking, dat het Christen-Sociaiis me in strijd is met onze Belijdenis, met name met Artikel XXXVI, waarin gezegd wordt, dat onze Kerken „verwerpen de wederdooper8 en oproerige menschen en in het gemeen alle degenen, die de Overhe den en Magistraten verwerpen en de Justi tie omstooten willen, invoerende de ge meenschap der goederen, en verwarren de eerbaarheid, die God onder de menschen gesteld heeft", is slechte ten deele juist. Onze belijdenis heeft daarbij het oog op oproerige sekten, die in de dagen onzer va deren alle overheidsgezag revolutionnair op zij wilden zetten en met geweld het com munisme wilden invoeren, enz. Waar de oveiheid onze Gereformeerde Kerken met deze oproermakers op één lijn stelde en daarop ten deele zelfs haar straf maatregelen tegen de Gereformeerden grondde, moesten ome Kerken zich zoo beslist mogelijk uitspreken, dat ze mets met deze sekte gemeen hadden. Maai' deze verklaringen op de Christen-SocialisteD toe te passen, "gaat niet aan. Hoezeer we tegen het standpunt dezer broeders be zwaar hebben, men kan toch niet zeggen, dat zij het Overheidsgezag verwerpen, de Justitie omver stooten willen, met geweld de gemeenschap der goederen willen invoe ren en de eerbaarheid van het huwelijk in verwarring brengen. bovendien vergete men niet, dat onze raderen bij het uitoefenen van oensuur over leergeschillen altoos zeer voorzichtig zijn te -werk gegaan. Men maakte daarbij steeds onderscheid tusschen ambtsdragers en gewone gemeenteleden, tusschen propa gandisten, die met fanatieken ijver hun be ginselen verbreidden, en degenen, die van propaganda zioh onthielden. Zoo heeft de Synode van Dordt, die de leer der Remon stranten, als een gevaarlijke dwaling ver oordeeld heeft, waardoor 't hart der Gere formeerde belijdenis werd aangetast, toch niet gelast, dat alle Remonstranten nu door de censuur buiten de Kerk moesten worden gezet Men maakte onderscheid* Voor zoover de Remonstrantsche predi kanten weigerden de Canones van Dordt te onderteekenen, moesten ze uit hun ambt gezet worden. Maar uitdrukkelijk ontried de Synode om zulke strenge maat regelen te nemen tegenover gewone ge meenteleden, die meer misleiden dan mis leiders waren. Wanneer men dan ook de kerkeraadsnotulen van dat tijdvak nagaat, ziet men, hoe weinig gevallen van censuur op gemeenteleden zijn voorgekomen. Men droeg de gemeenteleden, trachtte ze door onderwijzing beter in te liobten en eischfce alleen maar, dat ze geen propaganda voor hun dwaling zouden maken. Waar onze vaderen zoo handelden tegen- over de Remonstranten, daar is zeker nog j veel grooter voorzichtigheid noodlg, als men te doen heeft met broeders, die een onjuist politiek beginsel voorstaan. Elke schijn t-och moet vermeden worden, alsof de Kerk het wapen der censuur zou willen gebruiken om in den politieken partijstrijd haar invloed t9 doen gelden. En al is dit natuurlijk de bedoeling niet van degenen, die voor deze censuur ijveren, en al willen ze het Christen-Sociaiisme alleen treffen, omdat het in hun oog tegen Gods Woord iDgaat, men vergete niet, dat ook de schijn i des kwaads moet vermeden worden. Boven dien, het martelaarschap, dat daardoor in menig oog het Christen-Sociaiisme zou "aan gedaan worden, zou deze partij eer verster ken dan verzwakken .Laat men veel liever in de publieke bediening des Woords en in de catechisatiën op grond van Gods Woord aanwijzen, waarom Christen en socialist nooit saam kan gaan.. De ,,N ie u we Rotterdamsche Couran t" dit artikel citeerende, kanb- teekent: Een waarlijk vrijzinnig betoog. Alleen maar voorspellen wij den Gereformeerden predikanten, die Christen-S ooialistisch'e neigingen Hebben ,geen aangenamen tijd, als bun Kerk de vermaning al te nauwge zet ter harte neemt, om met hen te hande-* len, gelijk de vaderen het met de Remon stranten deden. ,,L and en Volk" bespreekt het hoog belang van het ka rakter der vako r- ganisatie van ambtenaren. Er bestaat over de kwestie van deze vakor ganisatie, uit het oogpunt van den klas senstrijd bezien, veel begripsverwarring. De sociaal-democraten schermen gaarne met hun marixistischen klassenstrijd, maar wanneer hun in zekere gevallen de conse quenties voor oogen worden gehouden, schrikken zij terug of praten er om heen. Indien een organisatie zich stelt op het standpunt van den klassenstrijd, dan be- teekent dit meent „Land en Volk" óf niets, óf dit, dat haar grondslag marx istisch is. Mr. Troelstra zegt: „Wanneer men spreekt van vakvereenigingen, die staan op hot standpunt van den klassen- j strijd, kan dat niet beteekenen, dat die vakvereenigingen do theorie van den klas senstrijd uitdrukkelijk of zelfs stilzwijgend in al haar consequenties hebben aanvaard". Maar dat is een ongeoorloofde verdunning van het drankje. En als mr. Troelstra dan een viertal punten aangeeft, die „practi- sche uitwerking" zijn van wat do sociaal democratie verstaat onder „vakorganisatie staande op het standpunt van den klassen strijd", dan voegt hij er aan toe: „Of het" nu onjuist is, dat dit alles klassenstrijd wordt genoemd la. ik daar". Maar dat i is juist werpt ,,L and en Volk" te gen het punt in debat. Want tegen de door mr. Troelstra aangegeven punten heeft het blad geen bezwaar. Dit standpunt kan worden ingenomen door de algemeene vakorganisatie. Ook bij de organisatie van ambtenaren en half-ambtenaren als het spoorwegpersoneel is het vereenigbaar met den Staatsdienst. Maar de beer Troelstra is verder gegaan. De heer Treub heeft-, om zijn standpunt duidelijk te maken, betoogd, dat er strijd bestaat tusschen het algemeen belang door den Staat vertegenwoordigd, en door de ambtenaren te dienen, en het bijzonder belang van de ambtenaren zelf. Deze te genstelling heeft de heer Troelstra als soci aal-democraat verworpen. De Staat is een klasse-instelling. Wel verre van het algemeen belang te vertegenwoordigen dient hij slechts het belang der heerschende kapitalistische klas se. Daartegenover dient de organisatie van ambtenaren het arbeidersbelang, dat is voor den sociaal-democraat het algemeen belang in den hoogsten zin. Voor wie geen sociaal-democraat is, moet duidelijk zijn, dat aldus de dingen op den kop worden gezet. Indien deze theorie met haar practische consequenties door de or ganisatie van ambtenaren werd gehuldigd, zou het met alle erkenning van die organi satie door de overheid, ziju gedaan. Hoe nu? Een organisatie van ambtena ren zou tot de Reg-eering komen met de boodschap: „Gij dient slechts een kapita listisch belang dat aan ons niet alleen, maar aan de geheele maatschappij in haar huidige samenstelling vijandig is; wij, amb tenaren, diehen dat algemeen belang en in naam daarvan stellen wij u onze eischen; ons streven is, de macht, die thans in uw handen berust, te veroveren in naam van dat algemeen belang; wij willen plaats ne men op den zetel, thans door u, overheid, bezet 1" En zou dan de Regeering moeten ant woorden: „Mijne heeren, bet is ons aange naam u te zien; wat is er van uw orders?" Maar zóó gaat het in de praktijk niet. Het „standpunt van den klassenstrijd" wordt practisoh minder scherp naar voren gebracht. En dat kan natuurlijk niet an ders. Aan dén anderen kant is evenmin voor een regeering raadzaam, het conflict aldus te versoherpen. En dat behoeft ook niet. In de praktijk wordt slechts gelet op de practijk. Onthoudt de organisatie der ambtenaren zich van handelingen, die een practische toepassing blijken van de zoo even omschreven theorie; legt zij zich niet toe op het ondermijnen van de tucht onder het personeel cn van het gezag der nu een maal regeere'nde directie en overheid, dan loopt de zaak vanzelf. Moge men dit toch begrijpen, in het belang van de zaak die al len dienen. In een artikel over het ontwerp-Z i e k- t e-w t, welk artikel den titel draagt: „Er wordt gekonkeld", sohrijft „H et Volk" o.a. Houdt de Kamer zich een beetje flink, dan kan de heer Talma genoopt worden, zdjn ontwerp ernstig te herzien. O n m o- g e 1 ij k is het niet, deze herziening alsnog te bewerkstelligen, zoodat de kerkelijken nog zouden kunnen komen met een draag lijke Ziektewet. Maar als de heer Talma dat niet wil of kan, dan zal de meerder heid hebben te kiezen tusschen een minister en een goede Ziektewet. Jaren achtereen is gewurmd over do sociale verzekering. Ein delijk na lang aarzelen komt de heer Talma er mede, en nu is het d~ vraag, of er ten slotte slechts een karikatuur van de wettelijke ziekteverzekering zal tot stand komen. De heer Talma wil er tussohendoor schar relen. De Raden vau Arbeid worden in zijn Nota aan de oommissie als ondergeschikt gekenschetst. Zij zullen misschien worden uitgeschakeld voor de andere arboids- wettcn en alleen voor de v er zekering gelden. Ook dan deugen ze niet en zijn ze stram bureaucratisch, zij het in schijn demo cratisch; maar minister Talma hoopt er ten minste iets van te maken, dat de meerder heid bevredigt. Voor de arbeiders zal daar over nog menig hartig woord te zeggen zijn en zelfs komen de antirevolutionnaire beginselen rechtstreeks in botsing met den opzet dezer lichamen. In verband met hetgeen het Nationaal Vakverbond vraagt, nl. dat aan de Raden van Arbeid de bevoegdheid zal worden ge geven voor hun gebied ziekenfondsen op te richten, schrijft „H o t Volk": Iedereen voelt, hoe belaoljglijk mager de ze eisch is. Alsof de eenvoudige b e- voegdheid een ziekenfonds-op te rich ten, de zaak zou redden 1 Alsof alles zou loopen over de vraag, of er ergens een zie kenfonds is I Maar dan de hulp van den Staat in de kosten dezer geneeskundige hulp, de be taling hierin door de 'werkgevers? En als de meerderheid in een Raad van Arbeid bestaande uit de werkgevers en den voorzitter-ambtenaar deze bevoegdheid aan haar bottines lapt? Nal dat misschien het middel worden om den heer Talma gelegenheid te geven, zich te redden uit de moeilijkheid? Zal dit de kluif zijn, aan de arbeiders toe te werpen en zal dófirna do Ziektewet er worden doorgejakkerd? Hebben de bestuurders van het Christelijk Nationaal Vakverbond ziöb er toe geleend, om dit spel te spelen? En weten de leden van dit verbond van dezen stap? Of is bet enkel het resultaat van het „overleg'' door broeder Van Vliet in uitzicht gesteld in de jaarvergadering van „Patrimonium" en dat zou worden ge- I pleegd met de hoofdbestuurders? XXVIII. Elk, die kennis nam. van de enorme drukte, welke overal 'de Pinksterdagen aan- brachten, en de reusachtige cijfers van ver voer las van en naar verschillende plaat sen, met de onderscheidene vervoermiddelen; zal zich zeker verbaasd hebben, dat er nog menschen overgebleven waren om ook ons dorp een meer dan gewone drukte te be zorgen. V/at ons dorp echter altijd onder scheidt van andere druk bezochte plaatsen, is, dat het hier gewoonlijk bij een doortrek ken bij aankomst en vertrek blijft, en de drukte zich direct verplaatst van den vas ten wal naar de wateren en meren onder deze gemeente. 't Mag .dan ook iets heerlijks cn genoeg lijks genoemd worden, als men, verwijderd van stoffige, drukke 'straat- ten wandelwegen, zich rustig -over de watervlakte kan be wegen, dank zij een weldadig aandoend windje, dat, het zeil gespannen, het vaar tuig doet voortglijden, cn, de warmte tem pert en terugbrengt tot op een aangename hoogte; of als dte vlugheid van het motor vaartuig eten koelte veroorzaakt, welke pret tig aandofet. EPet lean dan niet anders of na éénmaal zoo toefen, komt de begeerte naar méér aldus profite'oren van het genot, hetw'elk dat geeft. Het „rcteisporten" blijft in mijn oog echter nog altijd datgene, waarvan men met zulk warm weer het meest houdt, al komt het mij nog steeds het min'st aanlokkelijk voor. Want cta felste hitte belet niet, dat talloos velen er zich mee vermaken, al gaat het dan ook niet in wedstrijd-tempo. 't Is oen aardig gezicht, 'als men over en achter groen en boschjcs; tusschen dich terbij staande molens en in de verte opdoe mende kerktorens, die pleizier-vloot ziet wegduiken en weer to voorschijn komen; de blank-witte zeiltjes en zeilen tegen de staal-blauwe lucht scherp zich afteekenen ziet; dan weer de hoog rollendo golven van de snelvarende motorbooten en bootjes tus schen de golf-brekende riet-wallen door nog op de polderkaden frisch ziet uiteenspatten. Wij zien dan, dat wij hier in een „water land" wonen, dat men terecht voor water sport zocht, steeds meer; en vermakelijk vindt men het, als een nieuweling ten koste van veel arbeid zijn vaartuigje met de groot ste moeite voortbrengt, wat voor ons en onze oude, bekende sportlieden een kleinigheid is en niet de minste moeite of last geeft, 't Is voor zulken eisch geregeld hier te ko men, ten einde ook de vaardigheid, bij varen vereischt, spoedig zich eigen te maken, om minder moeite en meer genot er bij en er van te hebben. Dat de watersport hier geregeld toeneemt, kan hieruit worden afgeleid, dat met de Pinksterdagen het bezoek zóó groot was, dat eenigen bezoekers niet eens gelegenheid tot logeeren kon worden verschaft. De pas zooveel vergroote zaken, daarvoor ingericht, waren evengoed als de andere alle bezet, zoodat een heel gezelschap, dat ook ver blijf zocht, geen plaats vond. Ja, ten leste wist men nog wat „gelegenheids-logeerka> mers" in te richten met wat „noodbedden", wat voor een „uit"-gezelschap toch nog leuk is. Die heel geen plaats bekomen konden, werden nog laat naar Leiden gebracht, en 's anderen m.orgens weer tijdig naar hier gehaald. Doet het werken van de „V. V. V." zich reeds gelden? vraag ik mij wel eens af. En dan mag ik daar wel een bevestigend antwoord op geven, doch er niet bij vergeten, dat „De Kaag" ct het hare ook toe bijdraagt. En het kan dan ook met genoegen ver nomen worden, dat het vraagstuk van club lokaal en vluchthaven de oplossing nabij is. Echter kan ik weer niet best dulden, dat zoo weinig durf en daadwerkelijke steun ver kregen worden van de direct hierbij belang hebbenden. Zoo weet ik, dat de inschrijvin gen in het kapitaal van f 30,000 van „De Kaag" van hier o, zoo minimum zijnl Een Asm© 1© 11* heel goed ingelichte wist te vertellen, da^ j er dn b es tuursb ij eenkomsten over geklaagd was. Het behoefden geen groote sommen t® zijn; alleen maar wilde men den goeden wil J zien. En over concurrentie, die een dus danige inrichting zal aanbrengen, werd mij verzekerd, dat niets te vreezen was. Eerstens worden alle gebouwen niet direct daargesteldcn tweedens, zoo er gelegenheid komt om een cn ander te gebruiken, staat het vast., dat dit alles in onze gemeente wordt ingeslagen en gekocht. Tot dit alles is besloten, echter ook weer op die conditie, dat wat méér medewerking kome van direct betrokkenen, dan tot nu het geval is. 't Is hier zeker op de rechte plaats om nog even liet ontslaan en. de toeneming van de „watersport" hier ter plaatse te memo reren; en don grondlegger er van te geden ken, nu zijn vertrek uit onze plaats aan staande ds. Hadden vroeger al eens een paar plc'izier- y aar tuigen hier pleisterplaats gehouden, eerst toen de elk bekende en algemeen geachte, door mij bedoelde watersport-minnende heer zich hier metterwoon vestigde, kan gespro ken worden, dat het oog daarvoor op War mond viel. Motorjachten, zeiljachten, ijs-, zeilvaartuigen, en visscherij, 't werd toen getoond, dat. zij hier recht van bestaan heb ben, dat zij zich onbelemmerd, kunnen wen den, waaTheen zij willen. En toen do grondslag eenmaal gelegd was, werd allengs meer en "door talloos velen eveneens gezien wat hier te genieten was en de watersport opgevoerd tot wat zij nu ïeeds is geworden, voor velen een genot cn ontspanning, voor vclo anderen een bron van inkomsten en bestaan. Dankbaar zal dan ook steeds herdacht worden, watdie be doelde daarvoor is geweest; cn daarvoor niet alleen. Zijn vriendelijkheid en humaniteit, waren van algemeene bekendheid, en nooit is voor een zaak van belang of steun voor bbhoeftigen en noodlijdenden zijn medewer king of hulp ingeroepen, of hij sprong kracht dadig bij, gaf gul en overvloedig. Wat hij nog als 'lid van den Raad dezer gemeente i9 geweest, kunnen anderen mis- schien nog beter beoordeelen; mij echter komt het voor, dat, toen *to goeder tijd „bij het veranderen van het getij 'de baken9 zijn ver zet", waarvan wij nu "nog in veel opzichten mn zaken, die toen in beginsel reeds vast gezet zijn, profiteeren. Bovendien nog is Warmond een buiten verblijf rijker geworden, dat 'in verren om trek zijn "weerga, niet vindt; en heeft hij door zijn goeden smaak en liefhebben van natuurschoon nit een toenmalige wildernis een paradijs doen scheppen, dat een sieraad is, en blijven zal voor ons dorp. Zag men hem eenige jaren geleden met leedwezen vertrekken, men zag hem met ingenomenheid weer terugkceren. Dit 'zal nu echter onherroepelijk buitengesloten zijn. Doch m-ogen velen een dankbare herinne ring aan hem en 'zijn echtgenoote behou den. Ook Warmond zal bij hen in dankbare herinnering blijven voortleven, en gaarne zien wij nog geregelde bezoeken, aan onze plaats gebracht, van hen tegemoet. Onze beste wenschen vergezellen hen naar hun nieuwe woonplaats 1 SPECTATOR. Geiaeenteraad van Voorschoten. (Vervolg van ons vorig nommer). Voortzetting dor beraadslaging over het voorstel van den burgemeester in zake bij drage aan Leiden voor op de E. B.-S. gaande leerlingen, uit Voorschoten en wel om een overeenkomst aan te gaan met Lei den en dan tevens een retributie-verorde ning vast te stellen, waarbij de f 60 welke de gemeente dan voor eiken leerling be taalt, geheel of gedeeltelijk van de ouder» teruggevorderd kan worden. Do heeren Van Charante en Schoor verde» digen nader het standpunt van den burge meester. De heer Koot zou het vergezocht vinden, een tegemoetkoming uit de gemeente kas aan de ouders te verstrekken. Alle be las tingsohuldigen moeten daaraan betalen. We zitten te Voorschoten toch al op zulke hocge lasten. Hij is dus tegen het voorstel van den burgemeester. De heer Van Kempen vindt het verkeerd, dat tegenwoordig zooveel kinderen van wei- i „Nu ja, vroegerl Vroeger een tijd lang. Dat was ook een zeer innemende, bekoorlijke vrouw, mijn Lama. Zij kwam uit een scbil- deisfamilie en daarom had zy zoo iets artistieks ovor zich, Wtet ge; mijn jongen heeft dat van haar overgeërfd. Maar och, vijftien jaar zyn er nu al na haar dood rerloopen. Vijftien jaar, lieve hemel 1 Een heele tijd, niet? Maar met u kan zij toch utet vergeleken worden, en „Uw persoonlijke aangelegenheden interes- seeren mij. .zeer, meneer Üavestrand, maar ik heb vandaag weinig tyd. Gy neemt mj dus niet kwalyk, als ik Langzaam en met waardigheid stond me vrouw Van der Eichen op. „Missclnen wilt u wol zoo goed zijn mij ichiifteJjjk uw besluit in zake de geldkwestie mee te doelen?" „Maar sta mi) toch toe, dat ik nog een oog iiiblik blijf, mevrouw 1" Havestrand was een corpulent man en voor in doen was hjj bijzonder snel van zijn stoel opgestaan. By maakte een beweging alsof hy den weg naar de deur wilde versperren. „U moet niet zoo gehaast zijn, mevrouw; Ik bon dadelijk gereed; één woordje maar. Ziot ge, ik heb wel myn geld, maar ik zou tra.'g meer aanzien krijgen dan ik door geld alleen ooit zal winnen Dit zou alleen gaan &1« een huwelijk ja, wat zal Ik zeggen het gaat zoo moeiiyk u precies mijn gevoelens mee te doelen. Maar wy zyn toch geen kinderen meer, mei waar?" Met een beslist gebaar deed hU plotseling een stap naar de barones, zoodat hy vlak voor haar stond. Zij ging niet op zij, ook trad zy nlot te rug; maar zy greep de leuning van haar stoel en kneep haar handen daar kraLipachtig omheen. „Wat wenscht u dan eigenlijk van my, meneer Havestrand?" Ijskoud was de toon, waarop zy dit zei, en zy richtte zich nog wat hoogor op. Hy keek naar haar op met vreemden blik, zenuwachtig bewoog hy zyn handen, zyn vingers speelden met zyn zwaren horloge ketting. „Ja, mavrouw, al uw angst en al uw zor gen konden nu dadoiyk worden weggenomen, als gy het wenschte Sinds jaren, weet ge, heb ik gedacht, dat myn ideaal bereikt zou zyn, als gy myn vrouw waart. Later kwam toen da geldkwestie. Ik dacht toen, laat ik haar geld leenen, dan verplicht ik haar aan my en men kan nooit weten waar dat later go8d voor is. Als ge nu oen boetjo toegeefiyk zoudt willen zyn, dan zou dat mot die gold- leening en met uw schulden wel in orde komen. Zie, gy hebt my altyd aangecrokken en ik ben ten slotte toch geen kwade kerel, hahal Nu hoe lykt u myn voorstel?" Doodsbleek was de barones geworden; zwaar leunde zy tegen don stoel, waarachter zy stond. Zy was eerst niet in staat een woord uit te brengen. Haar oogen gingen van de dour naar den dikken man vóór haar mot zyn rood, op gezet gelaat. Zy zag hoe hy langzaam nader kwam en zyn handen uitstak om haar te grypen en te geiyk balde zy de hare tot vuisten. „Denk er om, meneer Havestrand, vergeet u zelf niet hier in myn huis. Hot la nog mun huis." Maar hy lette niet op haar dreigend© woor den en toornige houding. Wat beteekende dat, die tegenstand I Zoo iets had hy niet verwacht; hy. Christiaan Havestrand, de schat- ryke rentenier. Zy moest eigeniyk biy zyn, dat hy haar dit voorstel deedmoest het met baide handen aanvatten. En dan zou zy van hem zyn, geheel van hem, die daar zoo lang naar had verlangd. En plotseling greep hy haar mot ruwe hand by haar middel. „Kom, kom, wees nu niet zoo boost Gy 'zult het goed hebben 'by my. Geld heb ik zooveel ge maar wilt en bovendien...." Ala eon razende had de barones zich losge rukt; byna was zy gevallon, zóó heftig duwde zy hem van zich af. Ook hy had moeite om te blyvon staan „Nu, nu Ik meenda het zoo kwaad niet." „Er uit T' Vast en ver^chteiyk kwam dat bevel uit haar mond. Zy wees hem de deur. Had hy nog iets geantwoord? Was hy ter stond weggegaan? Of had hy nogmaals tegen haar gesproken vóór by ging? Zy wist het niet. Zy had alleen den zachten slag van de dichtvallende deur gehoord. Als versteend stond zy daar nog eenige oogenblikken. 't Was haar nog of zy zyn spottenden, valschen lach hoorde. Plotseling werd een zydeur geopend. „Moeder 1 Moeder 1" In de stilte klonk de zachte meisjesstem angstig, liofkoozend. En twee jonge armen werden om barones Van der Eichene schouders geslagen, als wilden die haar beschermen tegen de dreigende, onbokende gevaren. De moeder zag met groote sm^rt op haar dochtör neer; nóg trilde zy van drift, r.ög was zy niet by machte haar verontwaardiging te vorbergeo. „Wat oon schurk I" zei ze toen. Moeder I" Het jonge, lieve gezichtje, het meisje met het blonde baar verbleekte. Edela van der Eichen nam de hand van haar moeder en drukte die teeder tegen haar borst. „Moeder! Wat Is er gebeurd? Wie heeft u kwaad gedaan? Hy toch niet, die daar juist wegging?" Er trilde opwinding, verontwaardiging in de stem van Edela en vaster drukte zy uog de hand van haar moeder tegen zich aan. „Of tóch? Heeft die man u beleedigd, u durven beleedlgen?" Do barones maakte zich los uit de omarming van haar dochter en wildo de kamer verlaten. „Moeder, toe moeder ga nu niet weg; laat my niet alleen I Ik heb u nog nooit zoo drif tig gezion, moeder. Ik moet weten wat er gebeurd is; ik moet weten wat het is, dat die Havestrand tegen u heeft durven zeggen 1" „Laat my gaan, Edela." „Neen, moeder, neenl Als ik uw zoon was, zoudt gy het my zeker zeggen. Donk dan nu eens, dat ik uw zoon was, moeder." „Als je dat was dan „Dan? Moeder?" De barones keek duister voor zich heen. „Je bent het niet, kind; je bent een zwakke vrouw, zonder bescherming, evenals je moeder." En terwyi zy dat zei, ging zy naar de deur. Mot een besliste handbeweging verbood zy Edela haar te volgen en vóór dat deze er op bedacht was, had zy de kamer verlaten. Edela bleef even in gedachten staan Toen voelde zy naar baar voorhoofd en wangen als wilde zy zich overtuigen, dat dit alles worke- ïykheid was en dat zy niet droomde. Wat was hier «ebeurd? Zonder rechten, zonder kracht, zonder bescherming, had haar moeder gezegd. Wat? Zy, de edele, de vast beraden barones Yan der Eiohen, zwak en «onder bescherming? En dat alles waarom? Omdat een schuldöi6cher haar gemaand had tot betalen; een scbuldeischer, eon burger mannetje van zaken mot wat geldeen vent, die bang was, dat hy niet betaald zou worden l Die man zou zyn geld kry^en, welzeker, „Eichenkamp" was immers zooveel waard I Maar als dat eens anders was, als de schuld grooter was dan de waarde van hel landgoed? Als hy om die reden haar moeder eens had beleedigd? „Was ik toch een man 1" Die gedachte schoot Edela plotseling door het hoofd. „Was ik toch een man I Hoe zou ik iedor, die ook maar een vinger durfde uitsteken naar het kleed van myn moeder, kastyden. Neerslaan zou ik hem als een vuilen hond!" Maar zy was een vrouw, zwak, zonder be scherming, slechts een meisje, dat het maar aan moest zien als haar moeder op «chan* deiyke wyze door den eersten den besten vent beleedigd werdl Gekrenkt ter wille van wat geld. Niet in staat om iets te doen? Wat iedere zoon zou hebben bohooren te doon en zou liebban gedaan, dat zou zy niet kunnen Edela begon door de kamer op en neer to loopen. Een plan werd in haar wakker en plotseling ging zy de kamer uit en vastbe raden naar buiten. Zy sloeg haar mantel om en sotte een klein vilthoedje op; toen ging zy don tuin door. Hier bleef zy even staan, keek naar alle kanten, klapte met de hondenzweep in de lucht ei? floot zacht. „Lord, Lord, hier!" (Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5