CS8M»
ZONDAGSBLAD*
U-ID5CH DAGBIAD
•1#
EEN GRIEZELIGE VONDST.
No. 15736.
10 Juni,
Anno 1911.
J*L
tiri* *iT: «iiT *i?i «iTt* ••iT: ?i7i:
11 xVta i*l|b*tl|i<>M|i<nl|h«il|ii>il|iiiil|l<ill|lli
v
-i- VAN HET
ill t i i i t l I ill
/wvrjvwy/N^A
In een pension, waarin, behalve de vaste
pensiongasten, jonge kooplieden en studen
ten hun middagmaal plachten te gebruiken,
liet op zekeren dag één hunner, Theodoor
Geiszler, een pakje liggen, dat hij om
het niet te vergeten! een plaatsje ach-
fter zich op den stoel gegeven had-
Het meisje, dat de pensiongasten aan
.tafel van schoone borden moest voorzien,
nam het voorzichtig op en daar zij er iets
bijzonders aan gevoelde, dat tegelijkertijd
week en beenig was, 'liet zij het met een gil
op de tafel vallen. Het courantenpapier,
waarin het pakje gewikkeld was, ging door
den val los, en daar lag op het gekreukte,
bedrukte papier op tafel een mooi gevorm
de, marmerblanke vrouwenhand.
De gasten (er waren er ongeveer twin
tig) lieten kletterend hun messen en vor
ken op de halfileege borden vallen; een
jonge, blonde dame viel flauw en leunde
met haar hoofd tegen den schouder van
een jongen volontair aan een Bank, die
verbleekte en trilde. Waarschijnlijk was
hij door het zien van de doode hand, die
bij tooverslag midden op de tafel lag, zoo
geschrikt.
Twee oudere heeren, die een betrekking
Vij de rechtbank bekleedden en een slech
ten afloop ^an deze merkwaardige zaak
vermoedden, stonden plotseling op, zeiden
„smakelijk eten" en gingen er vlug van
door.
De andere gasten keken met groote,
verschrikte oogen naar de geheimzinnige
hand, die stil en vreemd tusschen de scha
len, boorden en bierfleschjes lag. Een oogen-
hlik had het zien van de hand, die eigen
lijk niets griezeligs aan zich had, alle aan
wezigen sprakeloos gemaakt.
Als wassen poppen in een panopticum
gaten zij daar, oogen en monden wijd open.
Toen zeide de oude Engelschman, die
reeds jarenlang het hoekplaatsje aan tafel
had ingenomen:
„That is een ongehoordheid."
En de heer F lammer, kassier in een wa
renhuis, eveneens een trouw gast, eischte
gebiedend, dat „dit... dit vleesch afge-
diend" zou worden.
Het meisje, dat het pakje op tafel had
gelegd, liep huilend naar de keuken, om
de vrouw des huizes te halen Deze bezat,
niettegenstaande haar corpulentie, de be
weeglijkheid van een kwikstaartje. Zij trip
pelde vlug naar binnen en bleef geheel ver
bluft staan.
„Dat dat mij moest overkomen," zuchtte
zij eindelijk; „och, lieve hemel!"
Toen begonnen alle gasten door elkaar
te schreeuwen, waaruit men boven alles
hoorde: Ongehoord, schandaal en poli
tie. Met den besten wil van de wereld kon
men niemand verstaan. Daarna gaf de
vtouw des huizes bevel de hand weg te
nemen. Maar het meisje bekende onder
tranen, dat zdj zich liever liet ophangen
dan dat °dj de d">ode hand beetpahte.
Ja» wie van de he or en wilde de hand
verwijderen
Geen hunner gaf antwoord. De jonge
volontair op de Bank sidderde en werd
vuurrood. De blonde dame was weer bij
gekomen en haar zachte haren streelden
zijn wangen.
„Nu, mijnheer Flammer?" vroeg de
vrouw des huizes.
Flammer stak zijn vingers uit en betastte
de hand een oogenblik met den top van
den langen glan zenden nagel van zijn pink.
Toen, alsof bij een electrischen schok
kreeg, trok hij zijn arm terug.
„Is zij koud?" vroeg de Engelschman,
op ieder woord een bijzonderen klemtoon
leggend.
Maar de heer Flammer antwoordde niet
en ging op zijn gewone plaats op de soia
zitten, waar hij iederen dag zijn middag
slaapje deed.
„Wat moet ik beginnen?" jammerde de
vrouw des huizes. „Zij," daarbij wees zij
met kromme vingers naar de hand, „zij
kan hier toch met blijven liggen."
„Zij zal steTk gaan ruiken, indeed,"
meende de Engelschman.
„Er is een misdaad begaan," merkte
een der heeren zachtjes op. „Heeft nie
mand iets in de courant gelezen?"
Inderdaad 1 Allen hadden iets in de cou
rant gelezen.
Een zelfmoord in den Dierentuin, een
moordaanslag in een bosoh en dergelijke
griezeligheden meer.
Reeds stond de heer Stern, die den vo-
rigen dag voor het eerst in het pension
gegeten had, bij de telephoon en vroeg
aansluiting met het politiebureeL De
vrouw des huizes voorzag evenwel moeilijk
heden ©n verzocht den heer Stern van de
telephoon af te blijven. Deze bleef echter
onwrikbaar op zijn post en vertelde met
een omhaal van woorden, dat er een hand
van een lijk was gevonden; waarschijnlijk
was het die van een koetsier, wiens mis
handeld lijk in een kanaal was gevonden.
Of men het zich niet meer herinnerde?
Het kon nauwelijks acht weken gededen
zijn.
Bij deze woorden mg de volontair voor
zichtig naar de blanke, slanke, vrouwen
hand en vervolgens naar de handen van
zijn buurdame, die klein en breed waren,
zooals meisjes ze hebben, die voor typiste
bestemd zijn.
Eindelijk nam de oude Engelschman een
tang, pakte met dit ding de wonderschoone
bleeke hand aan, nam haar met een vlug
gen greep op en liet haar in den kolenbak
vallen.
Toen de hand van tafel verdwenen was,
haaide het gezelschap zichtbaar verlicht
adem. Uit de keuken drong de scherpe
reuk van aangebrande runderlapjes door
de half geopende deur tot in de kamer
door. Niemand nam daarvan notitie, want
geen der gasten zou meer iets kunnen eten.
Daarna werd er gebeld en de heer Geisz-
ler, die student in de medicijnen was, kwam
te gelijk met een politie-agent binnen.
„Ik heb hier een pakje laten liggen,"
zeide hij.
„Een hand, een afgehakte hand, moor
denaar I" riep men hem toe.
„Ja, gelukkig, een hand, een bijzond®^
mooie vrouwenhand," antwoordde hij
lachend.
De agent haalde zijn opschrijfboekje te
voorschijn.
„Welnu?" vroeg hij.
Nu kwam de heer Stern weer in actie.
Hij vertelde eerst van het lijk van den
koeteier m het kanaal, alles zeer opgewon
den en haastig, en vervolgens het verhaal
van de hand.
De gasten maakten tusschenbeide aan
merkingen.
„Het is mijn hand," zeide Theodoor
Geiszler, nam haar uit den kolenbak en
wikkelde haar opnieuw in de gekreukte
courant.
„Ik heb haar uit de snijkamer medege
nomen om tiaar' te prepareeren. Dat is
alles. Dat is alles," herhaalde hij, opdat
zij hem allen goed zouden verstaan.
Daarop werd hij tot groote vreugde der
overige gasten gearresteerd. En beiden
vertrokken.
Gelukkig, met hem was ook de griezelige
hand uit het huis verdwenen. Nu zou alles
weer in orde zijn geweest, als niet de ezel
achtige volontair plotseling de handen van
zijn buurdame had gegrepen en ze voor
aller oogen had gekust. Hij zei, dat hij dat
uit blijdschap had gedaan, omdat de doode
hand verdwenen was.
„Dan hadt ge aan die blijdschap wel op
een andere manier uiting kunnen geven,"
merkte de heer Flammer op en trok hem
aan het linkeroor.
Voor de vrouw des huizes was deze ge
schiedenis er een met een staartje, daar
zij er twee pensiongasten door verloor. De
student Geiszler werd door de anderen
geboycot. De volontair durfde zich met
meer vertoonen.
CHAMPAGNE.
De catacomben van St.-Agnes en San-
Sebastiano, welke in de rotsen 2ajn uitge
houwen om tot toevlucht te dienen voof
een vervolgd volk, zijn nog slechts kinder
spel in vergelijking met die andere cata
comben, welke worden aangelegd om 200
millioen liter wijn te herbergen.
Een enkele der grootste kelders te Reims
telt alleen reeds 24 kilometers aan galerijen,
die onder de wallen der historische stad
schots en scheef door elkaar loopen, en
welke in lengte ee linie vormen als de af
stand van Rome naar Boulogne.
Deze k 4ders zouden alle huizen van
Reims met de kathedraal er bij I.unnen op
nemen.
Deze onderaardsche stad heeft verschil
lende verdiepingen, welke door liften met
elkaar verbonden zijn. Zij beeft haar
avenues, zijsvraten, stegen cn pleinen.
Duizenden menschen krioelen hier cis is