Ho. IS^SQ. LEEBSCH DAOBZiAuD, Satsrdiag0 10 Junf. Derde Blad. Anno 1911 Buitenlandseh Overzicht Faillissementen. Vraaggesprek met Sylvester Schaffer Jr. De ministerieel© crisis in B e 1 g i geeft natuurlijk veel stof tot ge- cLadhtemvisseling. Algemeen is do Katholie ke pers slecht te spreken over de ibouding van den grijzen leider Woeste. Het „HbL" v, Antw." schrijft: „Het is onbetwistbaar dat de redevoe ring van den heer Woeste, in de Kamer uitgesproken, in het land een pijnlijken in druk zal teweegbrengen. Dat de heer Woeste het noodig heeft ge oordeeld in deze oogcnblikken een rede voering uit te spreken, die in hoofdzaak alles bestrijdt wat de regeering en de meer derheid vragen, om d© schoolwet vooruit te helpen, is inderdaad geschikt om ont moediging te wekken. Voor de eerste maal in deze bespreking deelt het Beknopt Verslag achter de rede voering van Woeste de gebruikelijke for- muul niet mee: Spreker wordt door zijn politieke vrienden geluk gewenscht. Slechts enkele leden der rechterzijde heb ben den spreker toegejuicht. Wat er van zrij, volgens de „Etoile" ia de indruk, in de Kamer verwekt door de redevoering van den heer Woeste, dat de Staatsminister niet anders verlangt dan het voorstel te zien „verziüken" in de sec ties. En het blad noemt de redevoering van den heer Woeste „de begrafenis van de sohoolwet." Daarentegen prijst de linkerzijde Woes- te's houding en heeft een socialist zelfs „vive Woeste" geroepen. Toch neemt men thans aan, dat niet Woeste alleen het Kabinet-Sohollaert den genadeslag heeft toegebracht. Er schijnt meer gebeurd aohter de schermen. Baron de Brocqueville, die door den ko ning met de vorming van een nieuw kabi net is belast is nog een jong politicus. Hij maakt eerst sedert verleden jaar deel uit van het afgetreden kabinet. Toen Desoamps en Delbeke ontslag namen werd de Broc queville in het ministerie-Schollaert opge nomen als minister van spoorwegen. Men verwacht, dat deze keuze van kabi netsformateur geenszins naar den zin van Woeste is juist de z.g.n. jong-katholieke partij, waar Woeste niets van weten wil, zou door Brocqueville juist meer opkomen. De champagnestrijd doet ook in de politiek reeds haar invloed gelden. De Kamerzitting van eergisteren is uiterst rumoerig geweest. Het gebeurde in het Aube-departement heeft een heftigen terugslag gehad in het Palais Bourbon. Reeds wordt de mogelijkheid besproken, dat de begrenzing van het uhampagnege- bied wel eens de doodsoorzaak kon worden van het Kabinet-Monis. In een gistermiddag gehouden minister raad is de inhoud vastgesteld van de re- geéringsverklaring, welke minister Caillaux zal afleggen, indien in de Kamer een voor stel mocht worden gedaan tot opheffing van de bestaande begrenzingen. In dit ge val zal de regeering de quaestie van ver trouwen stellen. Wel zou zij te vinden zijn voor een ver bod tot het vormen van nieuwe afbakenin gen. Bij de behandeling van de Italiaan se h e begrooting van buitenlandseh© za ken zijn weer woorden van vrede en vriendschap gesproken. Trouwens anders ware niet te verwachten. Italië viert nog altijd feest, ondervindt daarbij van de mogendheden veel belangstelling en is dus niet in een stemming om zuur te .kijken. De minister zeide o. a. Italië is van plan mede te werken tot behoud van den vrede en zal geen gevaar lijke ondernemingen op touw zetten. De minister stelde verder in het licht, dat de afgevaardigde Chiesa op een dwaalspoor was ten aanzien van de mogelijkheid van art. 23 van het traktaat van Berlijn toe te passen op den toestand van Albanië- Italië heeft, zonder zich te mengen in de buitenlandsche aangelegenheden van Turkije, aan de Porte den raad gegeven gematigdheid en voorzichtigheid te be trachten. De minister verklaarde wijders van mee ning te zijn, dat het Fransch-Duitsche verdrag van 1909 omtrent Marokko geen enkel Italiaans'cli belang bedreigt. Hij zou zich gelukkig achten, wanneer de cjuaestie van de beperking van oorlogs toerustingen in een praotisch' stadium zou zijn gekomen. Zeven arbitrage-verdragen zijn reeds gesloten, over negen wordt nog onderhandeld. De bekende ex-President van de Oranje- Vrijstaat, Sfc e y n heeft op een bijeen komst in Zui d-A f r i k a zich uitgelaten over den toestand. Hij verklaarde, dat men over het alge meen tevreden kon zijn over den vooruit gang sedert hét tot stand komen van de Unie. Zeker waren er fouten begaan, maar die waren een gevolg er van dat de zaken nog hiet volkomen geregeld waren. Hij gaf de regeering don raad zuinig te zijn, daar er voorteek enen waren van een naderende depressie. De heer Steijn verdedigde de onderwijs-politiek van generaal Hertzog, die in overeenstemming was niet de grond wet en volkomen gelijkheid van de beide talen waarborgde. Uitvoerig sprak ex-pre sident Steijn. over de inlandersquaestie. Tal van gebeurtenissen in de laatste tien tallen jaren toonden dat de inlanders lang zamerhand den eerbied voor de blanken hadden verloren. Nu beginnen de bladen hun verontwaardiging uit te schreeuwen en wilden zij alle negers laten lijden voor de fouten van enkelen. (De heer Steijn zin speelde hier natuurlijk op de wraakzuch tige artikelen in de Engelsctie pers naar aanleiding van de gevallen van mishande lingen van blanke vrouwen door kaffers). De Afrikaanders echter dienden hun koel bloedigheid te bewaren. Men moest trach ten den ouden eerbied, diep de voortrek kers de zwarten wisten in boezemen, weer te verkrijgen. De oplpssing van het kaffervraagstuk kg in de samenwerking van de beide blanke rassen, niet in een ge lijkstelling van blank en zwart, want deze bestond niet. De inlander moest echter overtuigd worden, dat de Unie niet een vijand was, maar een vriend en beschermer. Uit M a r o Ik' k o komt weer oorlogs nieuws. De Beni Mtir ©n de Berbers heb ben in den afgeloopen nacht een aanval ge daan op het kamp van Fez, maar werden met -groote verliezen d^or cle aitillerie te ruggeslagen. De colonnes Brulard en Gou- raud trokken in den ochtend uit in de rich ting van Sefrou om de hoofdmacht der Beni Mtir uiteen te drijven, maar hadden een buitengewoon hevigen aanval van 6000 Ber bers te doorstaan. De artillerie brachten dezen echter groote verliezen toe en zij werden ten slotte uiteen gedreven. Daar de bewoners van Bhalil weigerden zich te onderwerpen, opende de artillerie het \uur op de muren, waarna een com pagnie van het Vreemdenlegioen de huizen van de leiders der opstandelingen ver woestte. Aan Fransche zijde werden 5 man ge dood en 20 gewond. Een koerier heeft het bericht gebracht, dat de Franschen Sefrou zijn binnengetrok ken. Een officieel telegram uit Larrasj deelt mede, dat de Spaansche troepen ont scheept zijn. Er heerscht een paniek onder de vijan delijke inlanders wegens de aankomst van de troepen. Dé consulaire agent heeft om hulp ver zocht. Rustig ia het er dus nog bij lange niet. De ]tfoordu-y ksche Straudkwestie. A. H. P. van Velsen, bloemist, handelen de onder de firma Ant. van Velsen en Co., te Haarlem. H. Veendorp, landbouwer en melkboer, te Stad-Ommen. A. Heimig, visch- en fruithandelaar, te Zwolle. F. W. G. Tesebeld, pensionhoudster, te Zeist. O. M. Sewing Jr., banketbakker, te Am sterdam. Pachter Vink, zoo schrijft men ons "uit Noordwijk, had Donderdag zijn tien bad koetsen op het strand gebracht, om het bad- bedrijf te gaan exploiteeren. Zijn stoelen ston den er reeds oeuige dagen eer. De badtent, waarin badbenoodigdheden be waard worden, stond gisteren op grond, waarvan de heer Den Hollander beweert en meent to kunnen bewijzen dat het zijn grond is. Gisternamiddag met den vloed had Vink eek zijn koetsen en stoelen „naar boven" getrokken, omdat het vloedwater tot aan den paal kwam, dio de grens aangeeft. Toen de vloed begon af te nemen, heeft de lieer Den Hollander aan Vink een paar malen verzocht, koetsen en stoelen van zijn (Den Hollander's) grond te verwijderen, wat Vink •weigerde. Toen heeft Den Hollader zijn personeel last gegeven, stoelen en koetsen te verwijderen van den bovengrond, waar van Den Hollander vermeent de eigenaar te zijn, en deze op te bergen op de zooge naamde „oude scheepsmakerij." Pachter Vink stond het met zijn zoons, dochter en knecht kalm aan te zien, dat al zijn materiaal tegen den oprit naar boven werd gebracht. De kettingen, waarmee dc wielen van de badtent vastgebonden waren, werden losgemaakt, en ook de tent werd „op gebracht," zoóals wij het verwijderen der koetsen hoorden noemen. De politie was bijna compleet tegenwoor dig, om de orde te bewaren, zoo zulks noo dig mocht blijken. Een en ander trok zeer vele nieuwsgieri gen. niet alleen bewoners van ons dorp, maar ook vele voorzomergasten, die het mis schien een buitenkansje vonden, de „strand- kwestie", waarover heel Nederland zoo lang zamerhand is ingelicht, zoo van nabij to kunnen geïllustreerd zien. Hoe men over de netelige kwestie moge denken, te hopen is het, dat de vredige oplossing "niet al te lang meer op zich laat wachten. en met zijn vriend, den beroemden boks-kampioen en worstelaar Ralph H. Fitzsimmons. Sylvester Schaffer Jr., een slanke, tenger gebouwde jonge man", met heldere, groote, blauwe kinderlijke oogen, een Grieksche neus, een kleine welbesneden mond, een energieke kin verzacht door een kuiltje. Maar dit iqn-ovalig gelaat van een adolescens staat op ewi langen, kraohtigen nek, herinnerend eaa den Apollo van Belvédère. Zijn geheel voorkomen wekt herinneringen aan een zeld zaam volmaakt ideaal van oud-Grieksche schoonheid. Het is deze schoonheid niet zijn veler lei vaardigheden die dezen jongen man merkwaardig maakt. Want zij geeft ons een levend bewijs voor de stelling, dat de lichar melijke schoonheid zoo goed als de geestelijke, of die van de ziel, niet is een toeval, maar iets dat verworven wordt door de gesta dige door oefening verkregen ontwikkeling van geslachten. Sylvester Sch&ffer is uit een beroemde familie van cirous- en variété-kunstenaars geboren. Zijn grootvader, van voorname fa milie (diens mceder was de dochter van een Hitter von Trentz) weird opgeleid door den beroemden athleet en jongleur Karl Rappo. De vader, Sylvester Schaffer, volgde den grootvader als circus-directeur, jongleur en athleet op. In 1885 werd Sylvester Schaffer Jzn. te Berlijn geboren. Sylvester Jr. was een zwak knaapje, maar door verstandige opleiding, onderriohi en opvoeding bracht hij het tot op zijn tegenwoordige veelzijdige hoogte. Sylvester Schaffer Jr., die thans eiken avond in Seinpost op Scheveningen optreedt, is op zijn gebied een universeel genie. Hij is goochelaar, kunstechutter, rijdt de Spaan sche lioogeodhool, jongleert, is snelschilder, dresseur, athleet en violist. In al deze vak ken is hij uiterst bedreven. Maar de vaar digheid die hij toont krijgt eerst haar rechte baarde, omdat alles wat Sylvester Jr. doet wordt verricht met een élégantie, een rust, oen sterk gevoel voor schoonheid van li- chaamslijnen en rhythmisch bewegen, die het geheel der ruim een uur durende voor stelling tot een werkelijk kunstgenot maakt. Het publiek raakt in geestdrift. Oók het publiek der méér beschaafde en veel-eischende lieden, vrouwen zoowel als mannen, die an ders niet si>oedig voor kunstenmakerij gewon nen worden. Men moet zien, met welk een lichten zwier hij een glas water in een ijzeren ring rondzwaait; hoe hij jongleerend met drie stokjes en een bal de wetten van het evenwicht schijnt overwonnen te heb- hon, juist omdat hij ze zoo volkomen har monisch weet toe te passen. Hoe hij later i Uzeren kogels van 26 pond zwaarte omhoog ^rrpt en ze op den nek opvangt. Later komt hij op een volbloed hengst op 't kleine too- ueel en rijdt een volmaakte hoogeschool, met Piaffen en passages, met den trot espagnol, deze moeilijkste pas voor paard en ruiter, straks verschijnt hij in de Olympische ^gekar, rechtop en slank staande in de Quadriga, het blonde hoofd van den jongen hiorafator omlauwerd. Straks balanceert hij de zware kar met den disselboom op t' voor hoofd. En nu heb ik u nog niet verteld, 1 hjj op 20 pan afstands dootr 't hartje van harten-aas schiet; bijgestaan door zijn twee gedistingeerde zusters, haast schreef ik freules, een fijn-geestige jongleur-pantomi- mo opvoert, de blauw-oogige jonkvrouwen verbazend door het lichtelijk omhoog werpen en weder spelend opvangen van hoed, wan delstok, bal, lamp,en ten slotte van de 2 M. lange, zware tafel I Maar eerst recht begrijpt men Sylvesters universeel genie als hij op zijn viool de Faust-fantasia en een Menuet van Mozart speelt. Dien jongen duizendkunstenaar intervie wen I Van hem nog iets méér te weten ko men naar den Olympus stijgen om den halfgod van nabij te leeren kennenzie daar een werk, dat een reporter in uw dienst, maar voor zijn eigen genoegen on dernomen heeft. Het eerste bezoek viel niet mee. In een luchtige veranda-kamer van het Grand Ho tel te Scheveningen trof ik hem, ziek te bed liggend, het fijne gelaat, dat sterk aan dat van den Engelschen dichter Shelley her innert, alleen boven de dekens. Sylvester was ziek geworden, had te lang in zee gezwommen. Hij was koortsig en de fijne, blanke, lenige hand, die ik drukte, was klam. „U zult vanavond niet kunnen optreden?" „Zeker, het moet. Ik zal de tanden vast opeenklemmen. Het moet." En zijn bleek, vermoeid gelaat toont opeens de kracht van den wil, denzelfden wil die hem staalt bij zijn velerlei oefeningen. Maar voor een in terview is 't heden niet 't geschiktste oogen- blik. En *s avonds trad hij op. Ik, die wist hoe ziek hij was, zag zijn heroïek strijden tegen zijn vermoeid lichaam, zag óók hoe hij gaandeweg in vuur komend, worstelend overwon, tot hij, op zijn hengst, krachtig stralend, jong en fier weer de jonge impe rator scheen, geëlectriseerd door het geest driftig publiek, door het licht van Larsen- en voetlampen, door het vuur van zijn ener gie. Maar op 't allerlaatst, na de tweede terugroeping, zag ik het contaot verbroken en wankelend liep hij naar de coulissen Den volgenden dag vind ik hem wedeT te bed. Maar de koorts is geweken. Het blauwe oog staart rustig en schalks. Voor zijn bed staat een jonge reus, Hercules op bezoek bij Apollo. Dat is Ralph Fitzsim mons, de ex-chiampion bokser, thans een der worstelaars, die in de Diergaarde zich met Dirk van den Berg meten. Sylvester mag opstaan. Fitzsimmons tilt hem als een kind uit bed en terwijl de re porter het fleschje met kamferspiritius vast houdt, masseert de worstelaar den herstel lenden Sylvester. „Ralph behandelt mij"Wij hebben geen dokter noodig. Wij, die altoos met ons lichaam arbeiden, kennen ons lichaam door en docr Maar nu moet Sylvester toch de tanden op elkaar klemmen. Want de worstelaar wrijft hem met de duimen langs de heupen „Juistdie spier is het I" roept Sylvester. Ens daarna wikkelt de Hercules, den slan ken jongeling in een heup-verband. Sylvester strekt zich uit op een sofa en is nu bereid voer mijn interview. Dit alles is zoo eenvoudig ©n rustig ge gaan alsof ilk al jaren frère compagnon met JLercules en Apollo ben geweest als of oolk uw reporter op den Olympus thuis behoort, alsof ook hij, gekust door de gratiën en de muzen, als die beide ande ren, slechts het zwarte pantser van zijn ge kleeds jas zou hebben af te werpen, om te stralen in de schoonheid van de fonteinen van Castalië en Hipporree. „Hij is sterk... maar hij is goedig 1" zegt Sylvester, op Ralph wijzend. „Dat wéét ik... alle grooten en sterken zijn loyaal!" antwoord ik. „Wanneer zijt u met uw oefening begon nen?" „Zoolang als ik het mij herinneren kan, heb ik gewerkt. Toen ik drie jaren was deed ik reeds in den circus van mijn vader mee met de Icarische spelen. Ik heb altoos ernstig geleefd, sober, streng, eenvoudig, Mijn goede moeder zorgde voor mijn gees telijke opvoeding, mijn vader voor mijn lichamelijke. „Heeft u voel slaag gehad?" „Nooit... integendeel, ik ben verwend. Yaak als ik te veel viool speelde, verbood mijn moeder mij 't langer oefenen. Maar zij zorgde, dat ik vlijtig mijn schoolwerk maakte en zoo heb ik ook grammaticaal zuiver, behalve 't Duitsch, mijn moedertaal, Engelsch en Fransch geleerd. Ik heb een gelukkige jeugd gehad." „Welke der vele kunsten oefent u 't liefste uit." „Dat is een vraag, die ik u misschien on begrijpelijk moet beantwoorden." Sylvester monstert den reporter, die al dus op de weegschaal der intelligentie ge legd, inderhaast een schietgebed tot de ge zamenlijke dochters van Jupiter eai Mneoon- 8yne opzendt. „Zie eens, schilderen en musioeeren doe ik het allerliefst. In een stad ga ik altoos het eerst naar de musea. En ik ben ge trouw bezoeker van Bayreuth. Want Wag ner heb ik lief, maar Richard Strauss vind ik te uiterlijk, t© veel man van het effect. Hij denkt bij zijn werk te veel aan 't pu bliek. Maar u vroeg, wat ilk prefereer... welnu al mijn vaardigheden berusten op één enkele gave, dat is i-it rhytibmisoh ge voel." De jonge Apollo is opgestaan, staart uit bet open, booge venster naar buiten, waar onder een effen blauwen hemel het groene vlak der zee zioh effen tot den verren horizon uitstrekt en alleen de eeuwi ge branding de witte koppen stukslaat te gen het blonde strand. „Het is alles het uiten van éénzelfde ge voel van rhythme... de zon langs haar baan, de golven van de zee, het deinen van den vloed en 't vlieden van de ebbe. Dezelfde geheimzinnige kracht-, die dat alles be weegt naar vaste wetten, voel ik ook in den dansenden bal, in 't zwevende stokje, in den gang van mijn schoolpaard, in den streek van mijn strijkstok als ik dien langs de snaren trek... Sterk rhythmisch voelen, dat is, mijnheer, het geheim van al mijn vaardigheden. En het jongleeren is niet de minste der kunsten. Het eischt tegen woordigheid van geest, scherpte van blik, snelheid van beweging en voor alles fijn gevoel, héél fijn gevoel. Goed jongleeren, mijnheer, met drie stokjes en een bal dat is hetzelfde als een vers dichten. Heeft u dat wel eens gedaan?" „Hoe lang oefent u zioh dagelijks?" vroeg de reporter ontwijkend. Want hij voelt zijn geweten knagen. „Drie uren daags werk ifc met de die ren en de toestellen en dan nog twee uren viool thuis. Maar dat vioolspel is meer ont spanning." „Houdt u, die zulk een vaardig kunst schilder zijt, van de jacht?" „Neen... ik heb de dieren te lief. Ik dres- Beer mijn honden en paarden zelf, naar een eigen methode... zonder slaag. Ik ver wen ze zelfs een beetje te veel. Mijn hon den, echte fox-terriers, worden te dik." „En de hond, die bdj uw Icarische spelen boven op de pyramid© plaats neemt, schijnt weinig vertrouwen in u te hebben. Hij zegt ten minste met zijn oogen* „Ik wou, dat 't al maar uit was. Ik heb mijn hachje te lief." Sylvester lacht hartelijk. „En toch is hij nog nooit gevallen." „Heeft u nooit een engeluk gehad?" „Neen, nooit... Ja toch, éénmaal. Toen heb ik den zwaren kogel in plaats van on der den nek, op het achterhoofd gekregen, en ben zwaar gewond." „Gebruikt u daarbij geen truo?" „Neen... werkelijk niet. Artisten van onze soort meenen het ernstig met hun kunst, hebben een afkeer van bedrog in de kunst. Mijn eenige truc is gestadig, ver standig oefenen en langzaam leeren, nooit voortgaan voor 't voorafgaande volkomen beheerscht is. Vlijt, orde, degelijkheid, ik zou haast willen zeggen: „waarachtigheid/' Geloof mij, mijnheer, kunst is een zaak meer van karakter dan van gave en aan leg. Zie, ik ben niet eens bijzonder ge spierd, maar (en Sylvester zet zijn biceps op tot deze een vuistgrooten bal vormt) wat ik heb is van de beste qualiteit. Op mijn reizen oefen ik mij in den ooupé in het vioolspelen. Weet u, wat mij wel eens leed doet? Dat mijn leven zoo snel, zoo waanzinnig snel voorbijgaat. Ik heb altoos zooveel te doen, en dan het reizen, door Frankrijk, Engeland, Amerika, Span je, Denemarken, Zweden, Italië, Hongar rije, Oostenrijk, België, Nederland. Twee maanden in 't jaar neem ik volkomen rust, dan woon ik op ons familie-goed te Gross Köris bij Berlijn. Daar wonen nog n grootvader, 84 jaar oud, maar sterk en gezond als een jonge kerel, mijn vader en moeder, mijn zusters. Wij hebben er een groote zaal om te traineeren, om dieren te dre6seeren, een weer om te zwemmen en te roeien. „Hoeveel verdient u jaarlijks?" „Ruim 200,000 Mark (120 duizend gul den 1). Maar daar ik reis met mijn eigen orkest, decoraties, mijn twee zusters, 14 mannelijke en vrouwelijke bedienden, vier paarden, acht honden, een reebok, gaan er veel kosten af." „Bent u reeds getrouwd?" Sylvester glimlacht. „Neen ik ben pas 26 jaar." „Dus nog geen meisje kunnen vinden?" vraag ik schertsend. Sylvester lacht vroolijk. „O hézegt hij en zijn kinderlijke blauwe oogen glinste ren ondeugend. „Ik krijg dag aan dag pakken liefdesbrieven." „Die moet ik bepaald zien!" Sylvester maakt eenige bedenkingen. Maar als ik doe, alsof ik het voor opsnij derij heb gehouden, haalt hij uit een goed gesloten cassette een stapel brieven en portretten, waar de reporter jaloerse!? op word. Daar zijn er van aJlerhanden soort, groote paarse met zwarten inkt beschre ven; kleine rose met paarsen inkt; met gravinne-kroontjes. Met groot, krachtig, voornaam schrift. Met kleine, fijne lettertjes. Sommige geuren sterk naar exoti sche parfums. En do portrettenVan jonge meisjes, van bakvïsschen, van brunettes en blondines. Heel de zwoele, erotische roman tiek van den circus, lag daar voor mij uit gebreid. En ik las de brieven, de bedel brieven van al deze verliefde meisjes en vrouwen. Deze vraagt slechts een handtee- kening. Gene een haarlok. Een derde een brief „Poste Restante". Een vierde zendt een gedicht. Maar dan komen de moedigeren, die hart en hand aanbieden, die spreken van haar gebroken hart, van haar „lieve, slecb y Sylvester" (hoewol zij hem nooit gesp»oken hebben) moemen hem „kunstenaar by Gods genade." Twee bakvischjes vragen niets min der, -dan dat hij haar beiden op zijn reizen zal medenemen, maar smeeken hem tegelijk niets te verraden, want „als het ontdek! wordt, gaan zij samen den dood in." Da heet met recht „doodelijk verliefd." Sylvester staat lachend bij mij. „Als ze wisten, dat zij met zc-ovelen tegelijk komen!" zegt hij. „En ook, dat ik ter wille van. mijn beroep, uiterst ingetogen moet leven helaas „Wat is uw ideaal?" „Eiken avond een dichtbezette zaal!" „Noen, zoo meen ik 't niet. "Wat is uw ideaal der vrouw?" „Ah zoo! Zij moet geestig zijn, intelli gent, jong, blond en hart hebbenMr ar rijk hoeft Z8 niet te zijn. Het geld kan ik verdienen. Ik zal alleen uit pure liefde trouwen." -Arme kerel! Als zo maar niet jaloersch van aard is!" Maa£ Sylvester heeft ook nog andere brie ven. Een van Siegfried Wagner, luidend: „U bent eenvoudig een wondermensch. Thans ontbreekt nog slechts, dat u een opera com poneert, dan kan onze soort wel opdoeken.' „Heeft u plan een opera te componeereD „Neen, maar ik werk aan een tooneel- stukspelend in den tijd van Nero en waarin ik gelegenheid heb al mijn verschil- lende aardigheden te tconen. Alles maak ik zelfook de muziek 1" Sylvester toont mij een brief waarin hem „de zilveren medaille voor wetenschap en kunst" wordt toegekend door den Sultan Mahmóud van Perzië. Een gouden doeko- speld met monogram met briljanten van den koning van Saksen. Op dit oogenblik komen de twee zustors van Sylvester binnen, slanke meisjes, met greote, sprekende blauwe oogen. Zij lachen veriegen als de reporter haar aan 't interviewen gaat, en zeggen„Neen wij houden meer van borduren en huiselijke deugden. Sylvester schijnt wel alle kunst talenten alléén medegekregen te hebben. Maar talen spreken wij ookzelfs ver staan wij al een beetje Hollandsch. De reporter doet nog een vergeefsche po ging om ook inzage van haar liefdesbrieven te krijgen. „Neen, peen, neen", zegt Ida geestig en ondeugend. „Het heeft al te lang geduurd uw interview, want Sylvester is nog niet heelemaal betar Morgen „Morgen Overbodig. Dan zou ik onder uw brieven wellicht 't eigen handschrift moe ten herkennen En wij gaan allen samen een kop kof f ié drinken op het terras. Een volgende maal veTtel ik u iets van 't geen 'd,aar Ralph H. Eitzsinimons mV zeide, BERNARD CANTEE^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 13