fTo. 3.5^33.
Anno 1911.
Buitenlandseh Overzicht
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
OaoF ©igen schuSd.
X)e Fransche minister van
jn a' r i n e Delcassó is een voort-
yarend man. Hij zit nauwelijks aan het De
partement of hij heeft een uitvoerig plan
jot hervorming van de marine uitgewerkt.
De. minister wil in de eerste plaats het
tuttig effect varf de staatszeevaartsoholen
verhcogen door de programma's te wijzi
gen en de onderwijsmiddelen te verbete
ren. De schoolschepen B^uq inville en Du-
guay wil Delcassé buiten die stellen cn
door de kruisers d'Estrées en Jeanne d'Aro
vervangen. De hooge marineschool zal ver
anderd worden in een academie, waartoe
een zeer moeilijk examen toegang geeft,
en waar door voortreffelijke officieren tac
tiek en strategie gedooeerd zal- 'worden.
Ook de dienst op de vloot zal belangrijk
gewijzigd worden en de minister stelt zich
yooral veel voor van een verbeterde en ge
wijzigde opleiding van het kader. Op lucht
vaartgebied heeft Delcassé groote plannen.
Hij wil de Fransche vloot naar vroegere
positie teruggeven en is overtuigd, dat land
en parlement hem daartoe de vereischte
middelen zullen schenken.
De toestand van den heer Mo nis,
Frankrijlks eersten minister, geeft reden
tot te1vredenheid. Hij heeft Iswolsky, den
Russischen ambassadeur, ontvangen.
De berichten omtrent de verloving
van prinses Victoria Louise
yan Pruisen, de eenige dochter
van den Duitschen Keizer, duiken weer
eens op.
Engelsche bladen maken melding van de
laanstaande verloring der prinses, met den
groothcrtog-troonsopvolger Adolf Friedrich
van Meeklenburg-Strelitz, die binnenkort
zijn 29stén verjaardag zal vieren.
Geruchten van de verloving dezer kei
zersdochter zijn reeds zoo vaak tegenge
sproken, dat het wenschelijk is, de officiee-
le aankondiging er van af te waohten.
Ds laatste weken werd in Spanje de
tinnenlandsche politiek beheerscht dootr de
vraag of de Senaat het wetsontwerp-Oana-
lejas tot afschaffing der accijnzen, reeds door
Öe Kamer aangenomen, zou verwerpen.
Bedoeld ontwerp is het eerste van een
fcéeks horvormingen, welke de minister-pre
sident zich voorstelt in te voeren, allen er
[fcoe strekkende den prijs der eerste levens-
behoeften voor den arbeidenden stand te
[verlagen.
De conservatieve partij heeft beproefd het
bntwerp te doen vallen. Bij de eindstemming
(echter is een voldoende meerderheid bereikt;
taet 178 tegen 63 stemmen werd het ontwerp
ïiangenomen, waarmede het gevaar voor een
ïainisterieole crisis (de minister-president tooh
had verklaard te zullen aftreden, indien het
[voorstel er niet met een behoorlijke meerder
heid doorging) geweken is.
In plaats van de afgeschafte accijnz'en
homt een progressieve belasting op de "huur
paard©
Terwijl de commandant van het "Wester-
Jeger ia Marokko, generaal Moinier, zich
Volgons de uit Parijs ontvangen bevalen be-
feich houdt met de pacificatie van de omge
ving van Fez en met de bevestiging van
de verbindingslijnen met de kust, maakt
het Oosterleger onder generaal Toutée zich
'gereed de Moulouyaririer te verlaten en terug
•to koeren naar Algiers. Slechts zullen kleine
detachementen achterblijven, om de veilig
heid langs de karavaanwegen te verzekeren.
Tot dezen terugkeer is besloten, 6ehrijft
ide „Matin", omdat bereikt is wat men mot
den opmarsch van het Oosterleger nastreef
de. Fez is ontzet en do stammen, toonen
rich geneigd in onderwerping te komen
fcl weet men zeer goed, dat met deze
feedweëo houding der inlanders het feit in
jaauw verband staat, dat de oogsttijd na-
|dert., zoodat den Berbers andere bezigheid
pacht dan hot oorlogshandwerk.
Intusschen blijkt dit besluit dér regee-
»ring, hoewel hot geheel valt in de ge
dragslijn, welken zjj zich hij den aanvang
der Fez-expeditie in haar offioieele verkla
ringen gesteld heeft, niet aller instemming
to hebben. De beken-de senator Gaudin de
iViliaine" zal een interpellatie houden naar
jianieiding van dezen maatregel, welken hij
(een „diplomatieke lafheid" noemt.
In Frankrijk maakt men zich steeds on
geruster over de ietwat voortvarende maat
regelen van Spanje. Er zijn oorlogsschepen
met troepen aan boord naar Larrasj gezon
den, naar het heet, om de heerschende op
winding te doen bodaren. Dat de voorwaart-
scho beweging van de Spaansche troepen in
de riohting Tètoean de aandacht trekt, weet
men.
Canalejas, Span je's eerste minister, heeft
een medewerker van het „Journal" in ge
hoor ontvangen. Dwaze plannen hebben we
niet, we hebben er nooit aan gedacht Tetcean
in bezit'te nemen, en we zijn niet van plan
het oor te leen en aan drijvers en intriganten.
Maar, zeide de minister, mochten de om
standigheden ons tot ingrijpen dwingen, dan
zullen wij dat toch nooit doen zonder Frank
rijk er in gekend te hebben. Wij zijn met
Frankrijk bevriend en in deze aangelegenheid,
is Frankrijk onze bondgenoot.
Naar het „Berliner Tageblatt" uit New-
York verneemt, is Madero's reis naar
de Mexicaansche hoofdstad e?n
ware triomftocht. Hij wordt overal bijzonder
hartelijk ontvangen en spreekt aan de sta
tions het publiek toe. Op één dag is hij
door paeer dan 50,000 personen begroet. Hij
reist alleen overdag om meer gelegenheid
tot aanraking met het volk te hebben.
Als Madero maar niet het wufte van de
volksgunst ondervindt.
In „De Bode", orgaan van den Bond
van Nederlandsche Onderwijzers, lezen wij
onder het hoofd Een snuifje voor on
ze groote pers:
Een krachtig woord van algomeene be-
teekenis vinden wij in de „Neue Freie
Pr esse", het voornaamste Oostenrijksche
dagblad. Het blad Schrijft: „De armoe
de der onderwijzers is de vloek van
hun stand. Overal, in alle landen, leeft deze
stand- in ongunstige, dikwijls ongelooflijk
neerdrukkende omstandigheden. Men zie
slechts naar Italië, naar Spanje en is
het in Oostenrijk anders Zoo was het helaas
van oudsher. Reeds de Grieken en Romei
nen vonden de onderwijzenden stand met
den vloek der Goden beladen Er is echter
een waarlijk wreede smaad in gelegen, dat
een man, die al het edele, dat in de ziel
van 't kind i n kiem sluimert, moet wek
ken en aankweeken, die bij de jeugd het
verstand moet verhelderen en scherpen, dat
zulk een man onder de zorg voor zijn eer
ste levensbehoeften moet gebukt gaan Men
plaatst hem in zijn beroep op een dor moei
lijkst© posten en laat hem niettemin in eën
toestand, waarin hij moed, kracht en opge
wektheid, dus de meest onmisbare voorwaar
den van zijn slagen, slechts dan kan behou
den, wanneer hij physdek en moreel ver
boven de middelmaat uitsteekt. Hij moet,
zooals hij heden ten dage in de maatschap
pij staat, bijna een „Übermensch" zijn, om
die resultaten te bereiken, welke door zijn
beroep van hem worden gevergd. De wan
verhouding tusschen de taak en de behoeften
van den onderwijzer en zijn bezoldiging wordt
steeds moer onhoudbaar. Zijn plichten nemen
met de groeiende cultuur onafgebroken in
omvang toe en het leven wordt steeds duur
der, maar het loon voor zijn arbeid
blijft hetzelfde, of het houdt, zóó hat al
wordt verhoogd, op verre na geen gelijken
tred met het stijgen der prijzen van alle
levensbehoeften. De staatsambtenaren bezit
ten het einddiploma dei' middelbare scho
len. Dö duur van hun opleiding geeft hun
geen voorsprong op de onderwijzers; ook
qualitief is hun voorbereiding niet hooger
aan te slaan dan die der onderwijzers, wat
immers formeel ook hierdoor wordt uitge
drukt, dat deze zoo goed als gene het recht
van eenjarig-vrijwilliger bezitten. Weegt
men de moeilijkheden van het beroep,
de verantwoordelijkheid, die aan zijn drager
is opgelegd, en de beteekenis van het be
roep voor volk en staat, tegen elkander af,
dan zal men geen verschillen tusschen het
beroep van onderwijzer en dat van den amb
tenaar vinden, allerminst zulke, die een ach
terstelling in salaris van de onderwijzers
reohtvaardigen. Men moet het groote ge
En Nederland kunnen we er bijvoegen.
duld, waarmede de onderwijzers huu lot
tot dusver hebben gedragen, inderdaad be
wonderen; Hun nood wordt van alle zijden
als zoodanig erkend, en toch wordt niets
ondernomen, om hierin een radicale verbe
tering te brengen. Altijd heet het, dat de
middelen ontbreken, en daarbij zien de
eeuwig met de toekomst gepaaide opvoe
ders onzer jeugd, lioe honderd millioenen voor
oorlogsdoeleinden toegestaan worden, hoewel
wijd en zijd geen wolkje den hemel van den
vrede verduistert. Wat ligt dan meer voor
de hand dan de conclusie, da t iedere in woor
den uitgedrukte sympathie voor de onder
wijzers gehuicheld is en dat het velen van
hun zoogenaamde vrienden slechts aan den
ernstigen wil ontbreekt, iets voor hen te
doen. Zulk een onverschilligheid wordt ech
ter. langzamerhand een gevaarlijk spel."
(Pad; Zei tung".)
Dat is andere taal, dan die onzer hoofd
organen. Als we in Amsterdam op verbe
tering van onze positie aandringen, als er
bij de behandeling van de salarissen der
leeraren gesproken wordt over de armzalige
traktementen der onderwijzers, dan meent
het liberale „Handelsblad", „dat de sa
larissen der onderwijzers kort geleden pas
naar billijkheid zijn geregeld."
We werden toen afgescheept met een ver-
hooging van honderd gulden.
Om te voorkomen, dat men meent, dat de
positie van de Oostenrijksche onderwijzers
pleehter is dan de onze, volgt hieronder de
salaristregcling in Roheme, die als gemiddeld
type voor de Oostenrijksche staten kan gelden.
De gemeenten zijn verdeeld in 5 klassen
naar het aantal inwoners:
1. groote steden2. 'meer dan 30,000 inw.
3. 1600—30,000 inw.; 4. 8000—16,000 inw.;
5 minder dan .16,000 inw".
Klasse 1 1765 fr.—3235 fr.
Klasse 2 1640 fr.—3000 fr.
Klasse 3 1510 fr.—2470 fr.
Klasse 4 1450 fr.—2665 fr.
Klasse 5 1260 fr.—2310 fr.
De onderwijzers in klasse 1—4 hebben
bovendien reclit op een vergoeding voor huis
huur, die ongeveer 15, 20 en 30 pG't. be
draagt van het salaris.
En op het land èn in de steden dus een
salaris, dat beter is dan bij ons.
In Amsterdam zouden de onderwijzers dus
een salaris hebben bij gelijke indeeling als
in Boheme, van 3235 fr. +.'(30 pCt. 1078
fr.) 4303 fi+= pl.m. f 2100. De Am
sterdammers zullen wel de verzuchting sla
ken: Was het bij ons maar zoo slecht», als in
Boheme!
En als dan de Nederlandsche pers eens een
toon aansloeg als dé 'bovenaangehaalde Oos
tenrijksche ,ja, dan hadden we kans, dat,
binnen, afzienharén tijd, de salarissen der
Ned. onderwijzers in overeenstemming
werden gebracht met de positie, die ze in
de maatschappij behooron in te nemen.
Het „Handelsblad'' meent, dat de
strafzaak tegen den Haarlemschen spoor
wegambtenaar, -die aan lijdenden zijn
diensten als magnetiseur placht te
bewijzen, door velen met ongewone belang
stelling is gevolgd.
Naar de gevestigde rechtspraak reeds
had kunnen doen verwachten, is deze mag
netiseur, die meende met een van hem uit
gaand fluïdum, anderer lijden te ikunnen
genezen, veroordeeld wegens het onbevoegd
uitoefenen van de geneeskunst. De uitge
sproken straf is op zichzelf het voornaamste
niet. Yan meer beteekenis is, dat hiermede
tevens een verbod om voor te gaan is ver
bonden
En de bekentenis moet ons van het hart,
dat dergelijke feiten wijzen op een noodza
kelijke, dringend noodzakelijke herziening
van do beginselen onzer wetgeving omtrent
de uitoefening der geneeskunst. Men heeft
in den laatsten tijd nogal eens gesproken
van overmatig dwingend gezag, aan de me
dische wetenschap toegekend. Maar waarop
komt dat hier dan wel niet neer? Waarom
is deze persoon, die blijkbaar zonder eenig
bedrog, kwakzalverij of ongeoorloofd winst
bejag, zijn gaven (bestaande of vermeende)
ten beste deed komen van een publiek, dat
zeer wel zijn eigen -belang weet te beoor
de el en en kan uitmaken wat het doen of
laten wil, ten slotte veroordeeld?
Ten bate van niet anders dan van het
medische vakmonopolie. Het moet in derge
lijke zaken voor d© rechters een eigenaardi
ge gewaarwording zijn zich zoo te zien ge
steld in den dienst van een beroepsbelang.
Want deze vervolging staat niet alleen.
Er zijn allerlei dergelijke veroordeelingen
meer uitgesproken, en er zouden nog heel
wat meer vervolgingen kunnen worden in
gesteld tegen personen, de door een groote
schare van heulzoekenoe of dankbare pa
tiënten als redders worden vereerd.
En dit alleen, omdat de cfficieele medi
sche wetenschap de persoonlijke genees
kracht, waaraan zoovelen hechten, niet bin
nen haar domein getrokken heeft. Geen
wonder ook; het geldt hier geen zaak van
wetensakap, doch van persoonlijk kunnen
en gelooven.
Het blad meent clan, dat toch zeker de
officieele wetenschap zelve niet zal bewe
ren alle wijsheid in pacht te hebben, met
haar middelen steeds hulp te kunnen bie
den en overal in te kunnen voorzien.
Het tegendeel is waar
Er bestaat waarlijk geen enkele weten
schappelijke of mensohelijke reden, om zon
der meer afwijzend te staan tegenover bij
zonder magnetische geneesmethode, natuur
geneeswijzen, genezing uit de verte, chris
tian science „strijken" of hoe meer. En
wij zien niet in waarom zij, die in staat
meenen te zijn daarmede iets te bereiken
en zij, die er wat van verwachten niet
vrijelijk daarin hun gang zouden gaan.
Deze methoden aan te bevelen, kan hier
allerminst onze bedoeling zijn. Maar wel
waarschuwen wij, mede te gaan met den
bekenden rechtsgeleerde, die verleden
jaar dat alles tot hocus-pocus en poespas",
verklaarde, op argumenten, waarop hij
denkelijk ook een marconitelogram zou
weigeren in ontvangst te nemen, omdat zoo
iets niet kan bestaan.
Neen, ons dunkt, c..t de geneeskundige
wetenschap heden ten dage de eerste zal
zijn om te erkennen, dat zij al te vaak te
kort schiet, en dat nog wat anders ook
tusschen hemel en aarde kan te vinden
zijn.
Maar dan dwinge ae wetgever ook niet,
te goeder trouw'toegepaste en door denken
de mensehen aanvaarde methodes te ver
werpen.
Strijd tegen kwakzalverij is best. Bescher
ming van licihtgeloorigen tegen Tijl Uilen
spiegels is bestr - koming van bedrog
en geknoei: uitstekend. Maar veel te veel
wordt dit alles vereenzelvigd met genees
methoden en genezen, die men gerust hun
gang kan laten gaan, in 't belang der
menschheid.
Het is werkelijk tijd, dat onze wetgever
hierover eens ga nadenken. Hij zal in wets-
gevingen van andere beschaafde staten veel
ruimere beginselen op het gebied van „vrije
geneesmethoden"- vinden kunnen, dan ten
ontzent rechtes zijn; wij noemen Duitsoh-
lanch
Wij komen op voor het goed recht van
het publiek om zijn genezing te zoeken,
waar het die wil, en den plicht van den
Staat, om dit, met wering van misstanden,
te gedoogen.
Over de mogelijkheid en wenschelijkheid
van een program der Katholie
ke Staatspartij schreef de ,,N i e u-
we Ha arlemsche Courant";
Een eigenlijk programma van eïsohen en
verlangens der Katholieke staatspartij zou
volgens degenen, die voortdurend er op
aandringen noodig zijn om in den as.
verkiezingsstrijd met succes te kunnen op
treden bij de kiezers.
't- Zou dus moeten dienen voor de pro
pagandisten en stemmenwervers.
De vraag rijst natuurlijk direct, of onze
Katholieke Kamerleden dan onkel voor
electorale doeleinden bereid zullen zijn, de
moeilijke en veelomvattende taak van het
samenstellen eener programmatische lijst
van wenschen der Katholieke Staatspartij
te- aanvaarden!
Wij meenen, dat ze daarvoor zullen pas
sen
Maar daarenboven: gesteld al, dat de
Katholieke Kamerclub weder, evenals in
1896, een breed uitgewerkt programma zou
willen opstellen, dan zouden de propagan
disten dat toch niet kunnen gebruiken in
alle omstandigheden en voor alle gevallen l
Want voor enkele onderwerpen, en van
de meest-gewichtige, die juist in den a. s.
verkiezingsstrijd het meest ter sprake zul
len komen, bestaat er geen Katholieke
leer, geen op de Katholieke beginselen
gegrondveste stelligheid, die als norm voor
Roomsche politieke actie kan neergelegd
worden in een Katholiek programma.
Bijv. in zake de kiesrechtkwestie.
Hier zal de Katholieke partij w e 1 kun
nen komen met een plan van actie, dat
voor den a. s. stembusstrijd de richting en
de draagwijdte der Katholieke actie vast
stelt, in verband met de eisohen des tijds,
met de gevoelens der coalitiegenooten, en
de meening van de meerderheid van riet
Roomsche kiezersvolk.
Maar men gevoelt, dat dit slechts betco-
kent de tijdelijke vaststelling van een ge
dragslijn, niet het uitspreken van een be
ginsel.
Zoo zijn er nog andere politieko onder
werpen, die als zuiver Katholiek beginsel
niet zijn te stellen.
De Kathobcke propagandisten zouden
dus aan zulk een programma, gesteld dat
de Kamerleden er aan wilden, liet vast te
stellen, in vele opzichten niets hebben.
Is er dan geen andeo* middel, om te ge-
moet te komen aan de bezwaren, waar
voor wij wel iets gevoelen?
Wij meenen van wel.
De Algemeen© Bond va.n R.-K. Kiesver-
eemgiogen in Nederland is het lichaam,,
dat bij het naderen der algemeene verkie
zingen een kort „plan van actie" afkon
digt. Aan dit lichaam, dat naar buiten de
Katholieke Staatspartij vertegenwoordigt,
zal het veilig kunnen worden ovwi'g^liuea,
een overzicht samen te stellen, rteb
voor de belangrijke vraagstukken van
dag de meest-wenschelijke of principio©»:©
houding der Katholieken aangeeft. Dat op
portunistisch is in zooverre als het niet-
geldt de beginselen, en principieel voor zoo
ver de Roomsche principes het eischen.
Zulk een overzicht van de tegenwoordige
politieke actie der Katholieke Staatspartij
zou geheel en al voorzien in hetgeen die
propagandisten, die op zichzelf niet deug
delijk onderlegd en niet ten volle met het
politieke leven bekend zijn, meenen te be
hoeven.
Het zal hun werk zijn meenen wij
bij het bestuur van den Alge meenen Bond
op zulk een overzicht aan te dringen,
en dit Bestuur zou o.i. ook voor anderen
een goed werk verriohteri, wanneer het
door een bevoegd persoon zulk een gemak
kelijk en bruikbaar geschriftje officieel
deed samenstellen I
Onder het hoofdje 2 7 Juni dries tort
„D e Standaard'":
Artikel 7 van de Gemeentewet bepaalt,
dat de gewone verkiezing van leden
van den Gemeenteraad zal plaats
hebben op den laatsten Dinsdag in Juni
Deze laatste Dinsdag valt ditmaal op 27
Juni. Tegen dien dag moeten we al zoo ge
reed zijn, om weibeslagen ten ijs te komen.,
Met ingenomenheid mag geconstateerd,
dat men in tal van gemeenten den ernst
van de komende keuze reeds bleek te be
seffen, en op het voorbereiden van een
goede keuze bedacht was. Toch is die be
langstelling nog op verre na. niet algemeen
genoeg, en we achten het allerminst over
bodig, onze plaatselijke kiesvereenigingen
aan die komende verkiezing te herinneren.
Laat men het op de laatste week aanko
men, dan kan men wel in allerijl een stel
candidaten op zijn lijst laten afdrukken,
maar, als wij slapeD, en de tegenstander
wakker is, delven we zeer zeker het on
derspit.
En hierin schuilt toenemend gevaar.
De Gemeenteraden zijn allengs heel an
dere ooieges geworden dan ze vroeger wa
ren. Ze laten zich niet meer leiden, maar
stellen steeds meer aan Burgemeester en
Wethouders de wet. Steeds hooger klim-
men de eischen, die men aan een Gemeen-
teraad stelt. De lasten, die op de ingeze-
I Slot,
Ky had dat rampzalige verlangen in haar
Sart gebrachtby kon het stillen. Hy kon den
krand bloaschen welke haar ziel verteerde. Maar
tg lachte slechts over haar...
Jiudiger wachtte. Maar geen toon kwam
van haar naar hem; het was alsof hi) alleen
to de groote, wijde wereld stond. Steeds
beklemder maakte hem baar zwegen. Eindelijk
Vtekte het zijn verontwaardiging op. En terwijl
*ljn hart in angstige spanning verkeerde, sprak
l'iln mond onverschillige dingen, welke het
Meisje onverschillig beantwoordde. H(J had
heli daarbj) half naar haar toegekeerd. ZUn
klik gleed nu over haar slanke gestalte. Nog
'Itjjd stond zij tegen den jongen beukeatam
geleund; het blonde haar glansde als goud ln
4e zon.
Enr plotseling zeide hi) ln zijn Bmart en toorn
over zijn vruchteloos, verlangend, wachten
1 «Nu, dan zou ik juist bytyds zijn gekomeu
Wü uw geluk6dag mede te beleven, jonge
kruid 1"
Zy had mot Ingehouden adem naar zyn
l'*oorden geluisterd, om daaruit een hartelyken
toon, een laatste hoop te hooren. Tevergeefs I
e|) roerde slechts het alledaagsche aan, slechts
%aken.- En ten laatste was het niet genoeg,
«>t zijn geheels wezen haar beleedigde, hy
Vond ook nog woorden, wreede, krenkende
Vfoorden I
->ii welde weer doodelyke haat in haar op,
Jon bliksemsnelle gedaohteWanneer hy
c»ar beneden lag. Ja, dan kreeg zy rustl
Rust, rustAlles moest zy wagen ter wille
van den vrede. Maar hier machteloos te stasn en
nieta te kunnen doen een wreede foltering.
Als een waanzinnige keek zy om zich heen.
Haar blik viel op het geweer en kon zich
daarvan niet meer losrukken. Haar handen
grepen daarnaar ala naar een laatste redmiddel.
Nu stond by geheel naar de zee gekeerd. Zy
drukte het wapen tegen haar wang. Een scherpe
knal klonk door de lucht. Maar het volgend9
oogenblik had iemand haar hut geweer uit de
hand gerukt en was op den wankelende toege
sneld. Het was Qerald Wilke. Rudiger her
stelde zich enel. De kogel scheen In den schou
der gedrongen te zyn en deed pyn; maar hy
voelde, dat de wonde niet gevaariyk was
„Goede Home!, hoe is het met u Kunt gy
nog staan?" vroeg de doodelyk verschrikte man
aan zyn zyde.
„Het gaat. Niet geraarlykl Maar
neem Rudiger keerde zich naar het als
verlamde meisje by don boom toe en zyn gelaat
kroeg een verachteiyke uitdrukking: „Brengdie
vrouw daar spoedig onder strenge tucht. Het
Is noodig 1"
Zy had hem dus verraderlyk willen dood-
aohieten, terwyl hy er over peinsde, hoe hy haar
den weg naar hem kon verlichten. Dat was nu
het meisje, aan wie by hart eu leven had ver
spild I Maar hoe had hy, dwaas, dan ook Iets
anders kunnen verwachten na hetgeen er voor
gevallen was Neen, do wonde deed geen pyn
maar de erkentenis van haar karakter. En geen
rerzaohtende omstandigheid deed zich voor. Ala
in een diepen, vreeaelyken, maar snellon val
was alles weggezonkenleed, liefde, erbarmen.
Slechts verachting was gebleven.
Gereld Wilke bracht den gewonde naar een
boomstam en deed hem daarop langzaam
neerzitten. Hy drukte hem op het hart, daar
te wachten, totdat hy een rytuig zou gehaald
hebben. Maar tot Hella, die ala verstyfd nog
altjjd op dezelfde plaais stond, richtte hy gaen
woord. Het afgryzen van baar daad sloot
hem den mond.
Toen hy', zonder baar ook maar met oen
blik te hebban verwaardigd, in het bosch
verdween, wist zy, dat zy' ook hem voor
altijd had verloren. Mear dat kwam haar slechts
als een bevryding voor.
Het vree8eiyke van haar daad werd haar
steeds duidelyker bewust. Hoe was het moge-
ïyk geweest? Zy kon uit den chaos van haar
eigon onstuimige gevoelens niet moor wys
worden. Doch één gevoel trad steeda moer
op den voorgrond en wel een, dat nu nog
sterker was dan voor eenige minuten haar
haat: zyn vergeving te erlangon.
Een zacht kermen drong tot haar door en
als verlicht snelde zy naar den boomstam,
knielde neer en ving den bewustelooze in
haar armen op. Zy legde het bleeks, knappe
gelaat van den geliefde aan haar kloppende
borst en drukte haar mond in zyn haar. Ach,
hy voelde immers niets, hy wist immers
niets 1 Zy mocht hem haar verdriet, haar ge
heel verscheurd hart toonsn. Haar tranen
vielen op zyn handen, haar snikken vervulde
de lucht.
Zacht ruischte het bosch en zachto ruischte
de zee. De schemering verspreidde een zacht
licht over alle dingende verwyderde horizon
scheen dichterby gekomen, zyn vurige gloed
was in een zacht avondrood overgegaan. Een
paar meeuwen «weefden hoog ln een kring,
hun veeren glansden als zilver geiyk de koppen
der golven, welke spelend af on aan gleden.
Het meisje voelde, dat hy haar sleohts deze
korte oogenblikken toebehoorde; al de nog
komende jaren en dagen aou zy eenzaam zjjn;
zy had haar geluk verspeeld in blinden harts
tocht. Maar nu sprak zy tot hem, fluisterde
hem al haar heerlyke, dwaze droomen in het
oor, haar verlangen, haar liefde Zy kuste
zyn mond en zyn 'oogen, legde haar wang
tegen de zyue, drukte haar zakdoek tegen do
druppelende wonde.
„Hebt gy tny nog niet iets ergers aange
daan?" vroeg zy bevond onder den last in
haar armen.
Toen hy zyn oogen weer opsloeg, joeg zyn
blik haar onverbiddeiyk van zyn zyde. Zy
vloog letterlyk. In Wueterode ging zy niet
naar het slot, maar naar het jagershuisje.
Daar vond men haar den volgenden dag, na
lang en angstig zoeken, op een divan liggen,
ijlend in een hevige koorts.
Van hetgeen op de duinen gebeurde hoorde
niemand ooit den juiston samenhang. De drie,
die daar voor hot loven scheiddon, bewaarden
het etllzwygen over hetgeen zy met elkaar
moesten beleven.
Tien jaren zyn veretreken. Graaf Markus is
de eeuwige ruet Ingegaan en Jobst heeft met
syn jonge vrouw zyn intrek op het slot ge
nomen. Gravin Valerie heeft aan de smeek
beden haror dochter gehoor gegeven on woont
met haar In het. jagershuisje; docli een onge-
neesiyke hartkwaal dreigt ook aan haar leven
spoedig een einde te maken, en Hella denkt
er dlkwyis aan, dat zy nu spoedig geheel
alleen in de styve, eierlyke pracht zal wonen,
zooals eens tante Cecilie.
En zy is pas dertig jaarl Maar de tyd zal
zich langzaam verder slepen en de neven on
nichten ginds zullen, zooals zy eens, naar
het klokkenspel luisteren en elkaar oude ge
schiedenissen toefluisteren, geheimzinnigs ge
schiedenissen van tantes, dis het een of ander
geheimzinnig verleden hadden. En zy zullen
ook by haar komen en haar met schuwe
blikken beschouwen. En wannoer z!J ouder
wordt, zullen zy over haar zwakhodon lachen
en de bezoeken in het jagershutsje zooveel
mogelyk beperken.
Gerald Wilke is reeds lang getrouwd, maar
hy bewoont Lanke slechts een korten tyd
van het jaar, en wel ty tens de jacht. Er wordt
gemompeld, dat hy de groote, mooie bezitting
voor een spotprys van de hand wil doen. Hella
ziet hem nooit; vrienden en buren zyn immers
zoo tactvol, wanneer het oude, hoogst zonder
linge gebeurtenissen betreft Eons, ja, was
zy hem in het bosch tegengekomen. Maar
hy reed haar in een grooten boog voorby
als moest hy aan hef gevaar van een schot
ontkomen.
Met Rudiger was het natuurlyk een ander
geval; de ontmoeting wae onvermydelyk. Ja,
gravin Valorie had osn tydlang gehoopt, dat
het nog eons in orde zou komen tusschen die
beidon. Maar Hella had slechts met een
droevigen glimlach da pogingen van haar
moeder gadegeslagen. Zy wi3t het beier! Zyn
liefde was gestorven. Kan men dooden op
wekken? Neen. Eens had haar blik den zyne
gezocht, in de eerste jaren, eens hartstoch
telijk smeekend; maar toen had hy haar
hand genomen en zoo eigenaardig melanoho-
liok gezegd: „Lieve Hella, alles is vorgeven
en vergeten I"
„En begraven!" had zy er in stilte met een
sroartelyken zucht bygevoegd. Dat was nu
voorby. Haar liefde was ook tot rust gekomen.
Stil, etil en kalm alios, vol van een zachten
weemood, zooals in het jagerehuisje en ln den
tuin, achter de tnxushaag.
En tooh, en toch, zy wars pas dertig jaar!
Menigmaal, wanneer zy zyn stem hoorde