fTo. 3.5^33. Anno 1911. Buitenlandseh Overzicht PERSOVERZICHT. FEUILLETON. OaoF ©igen schuSd. X)e Fransche minister van jn a' r i n e Delcassó is een voort- yarend man. Hij zit nauwelijks aan het De partement of hij heeft een uitvoerig plan jot hervorming van de marine uitgewerkt. De. minister wil in de eerste plaats het tuttig effect varf de staatszeevaartsoholen verhcogen door de programma's te wijzi gen en de onderwijsmiddelen te verbete ren. De schoolschepen B^uq inville en Du- guay wil Delcassé buiten die stellen cn door de kruisers d'Estrées en Jeanne d'Aro vervangen. De hooge marineschool zal ver anderd worden in een academie, waartoe een zeer moeilijk examen toegang geeft, en waar door voortreffelijke officieren tac tiek en strategie gedooeerd zal- 'worden. Ook de dienst op de vloot zal belangrijk gewijzigd worden en de minister stelt zich yooral veel voor van een verbeterde en ge wijzigde opleiding van het kader. Op lucht vaartgebied heeft Delcassé groote plannen. Hij wil de Fransche vloot naar vroegere positie teruggeven en is overtuigd, dat land en parlement hem daartoe de vereischte middelen zullen schenken. De toestand van den heer Mo nis, Frankrijlks eersten minister, geeft reden tot te1vredenheid. Hij heeft Iswolsky, den Russischen ambassadeur, ontvangen. De berichten omtrent de verloving van prinses Victoria Louise yan Pruisen, de eenige dochter van den Duitschen Keizer, duiken weer eens op. Engelsche bladen maken melding van de laanstaande verloring der prinses, met den groothcrtog-troonsopvolger Adolf Friedrich van Meeklenburg-Strelitz, die binnenkort zijn 29stén verjaardag zal vieren. Geruchten van de verloving dezer kei zersdochter zijn reeds zoo vaak tegenge sproken, dat het wenschelijk is, de officiee- le aankondiging er van af te waohten. Ds laatste weken werd in Spanje de tinnenlandsche politiek beheerscht dootr de vraag of de Senaat het wetsontwerp-Oana- lejas tot afschaffing der accijnzen, reeds door Öe Kamer aangenomen, zou verwerpen. Bedoeld ontwerp is het eerste van een fcéeks horvormingen, welke de minister-pre sident zich voorstelt in te voeren, allen er [fcoe strekkende den prijs der eerste levens- behoeften voor den arbeidenden stand te [verlagen. De conservatieve partij heeft beproefd het bntwerp te doen vallen. Bij de eindstemming (echter is een voldoende meerderheid bereikt; taet 178 tegen 63 stemmen werd het ontwerp ïiangenomen, waarmede het gevaar voor een ïainisterieole crisis (de minister-president tooh had verklaard te zullen aftreden, indien het [voorstel er niet met een behoorlijke meerder heid doorging) geweken is. In plaats van de afgeschafte accijnz'en homt een progressieve belasting op de "huur paard© Terwijl de commandant van het "Wester- Jeger ia Marokko, generaal Moinier, zich Volgons de uit Parijs ontvangen bevalen be- feich houdt met de pacificatie van de omge ving van Fez en met de bevestiging van de verbindingslijnen met de kust, maakt het Oosterleger onder generaal Toutée zich 'gereed de Moulouyaririer te verlaten en terug •to koeren naar Algiers. Slechts zullen kleine detachementen achterblijven, om de veilig heid langs de karavaanwegen te verzekeren. Tot dezen terugkeer is besloten, 6ehrijft ide „Matin", omdat bereikt is wat men mot den opmarsch van het Oosterleger nastreef de. Fez is ontzet en do stammen, toonen rich geneigd in onderwerping te komen fcl weet men zeer goed, dat met deze feedweëo houding der inlanders het feit in jaauw verband staat, dat de oogsttijd na- |dert., zoodat den Berbers andere bezigheid pacht dan hot oorlogshandwerk. Intusschen blijkt dit besluit dér regee- »ring, hoewel hot geheel valt in de ge dragslijn, welken zjj zich hij den aanvang der Fez-expeditie in haar offioieele verkla ringen gesteld heeft, niet aller instemming to hebben. De beken-de senator Gaudin de iViliaine" zal een interpellatie houden naar jianieiding van dezen maatregel, welken hij (een „diplomatieke lafheid" noemt. In Frankrijk maakt men zich steeds on geruster over de ietwat voortvarende maat regelen van Spanje. Er zijn oorlogsschepen met troepen aan boord naar Larrasj gezon den, naar het heet, om de heerschende op winding te doen bodaren. Dat de voorwaart- scho beweging van de Spaansche troepen in de riohting Tètoean de aandacht trekt, weet men. Canalejas, Span je's eerste minister, heeft een medewerker van het „Journal" in ge hoor ontvangen. Dwaze plannen hebben we niet, we hebben er nooit aan gedacht Tetcean in bezit'te nemen, en we zijn niet van plan het oor te leen en aan drijvers en intriganten. Maar, zeide de minister, mochten de om standigheden ons tot ingrijpen dwingen, dan zullen wij dat toch nooit doen zonder Frank rijk er in gekend te hebben. Wij zijn met Frankrijk bevriend en in deze aangelegenheid, is Frankrijk onze bondgenoot. Naar het „Berliner Tageblatt" uit New- York verneemt, is Madero's reis naar de Mexicaansche hoofdstad e?n ware triomftocht. Hij wordt overal bijzonder hartelijk ontvangen en spreekt aan de sta tions het publiek toe. Op één dag is hij door paeer dan 50,000 personen begroet. Hij reist alleen overdag om meer gelegenheid tot aanraking met het volk te hebben. Als Madero maar niet het wufte van de volksgunst ondervindt. In „De Bode", orgaan van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, lezen wij onder het hoofd Een snuifje voor on ze groote pers: Een krachtig woord van algomeene be- teekenis vinden wij in de „Neue Freie Pr esse", het voornaamste Oostenrijksche dagblad. Het blad Schrijft: „De armoe de der onderwijzers is de vloek van hun stand. Overal, in alle landen, leeft deze stand- in ongunstige, dikwijls ongelooflijk neerdrukkende omstandigheden. Men zie slechts naar Italië, naar Spanje en is het in Oostenrijk anders Zoo was het helaas van oudsher. Reeds de Grieken en Romei nen vonden de onderwijzenden stand met den vloek der Goden beladen Er is echter een waarlijk wreede smaad in gelegen, dat een man, die al het edele, dat in de ziel van 't kind i n kiem sluimert, moet wek ken en aankweeken, die bij de jeugd het verstand moet verhelderen en scherpen, dat zulk een man onder de zorg voor zijn eer ste levensbehoeften moet gebukt gaan Men plaatst hem in zijn beroep op een dor moei lijkst© posten en laat hem niettemin in eën toestand, waarin hij moed, kracht en opge wektheid, dus de meest onmisbare voorwaar den van zijn slagen, slechts dan kan behou den, wanneer hij physdek en moreel ver boven de middelmaat uitsteekt. Hij moet, zooals hij heden ten dage in de maatschap pij staat, bijna een „Übermensch" zijn, om die resultaten te bereiken, welke door zijn beroep van hem worden gevergd. De wan verhouding tusschen de taak en de behoeften van den onderwijzer en zijn bezoldiging wordt steeds moer onhoudbaar. Zijn plichten nemen met de groeiende cultuur onafgebroken in omvang toe en het leven wordt steeds duur der, maar het loon voor zijn arbeid blijft hetzelfde, of het houdt, zóó hat al wordt verhoogd, op verre na geen gelijken tred met het stijgen der prijzen van alle levensbehoeften. De staatsambtenaren bezit ten het einddiploma dei' middelbare scho len. Dö duur van hun opleiding geeft hun geen voorsprong op de onderwijzers; ook qualitief is hun voorbereiding niet hooger aan te slaan dan die der onderwijzers, wat immers formeel ook hierdoor wordt uitge drukt, dat deze zoo goed als gene het recht van eenjarig-vrijwilliger bezitten. Weegt men de moeilijkheden van het beroep, de verantwoordelijkheid, die aan zijn drager is opgelegd, en de beteekenis van het be roep voor volk en staat, tegen elkander af, dan zal men geen verschillen tusschen het beroep van onderwijzer en dat van den amb tenaar vinden, allerminst zulke, die een ach terstelling in salaris van de onderwijzers reohtvaardigen. Men moet het groote ge En Nederland kunnen we er bijvoegen. duld, waarmede de onderwijzers huu lot tot dusver hebben gedragen, inderdaad be wonderen; Hun nood wordt van alle zijden als zoodanig erkend, en toch wordt niets ondernomen, om hierin een radicale verbe tering te brengen. Altijd heet het, dat de middelen ontbreken, en daarbij zien de eeuwig met de toekomst gepaaide opvoe ders onzer jeugd, lioe honderd millioenen voor oorlogsdoeleinden toegestaan worden, hoewel wijd en zijd geen wolkje den hemel van den vrede verduistert. Wat ligt dan meer voor de hand dan de conclusie, da t iedere in woor den uitgedrukte sympathie voor de onder wijzers gehuicheld is en dat het velen van hun zoogenaamde vrienden slechts aan den ernstigen wil ontbreekt, iets voor hen te doen. Zulk een onverschilligheid wordt ech ter. langzamerhand een gevaarlijk spel." (Pad; Zei tung".) Dat is andere taal, dan die onzer hoofd organen. Als we in Amsterdam op verbe tering van onze positie aandringen, als er bij de behandeling van de salarissen der leeraren gesproken wordt over de armzalige traktementen der onderwijzers, dan meent het liberale „Handelsblad", „dat de sa larissen der onderwijzers kort geleden pas naar billijkheid zijn geregeld." We werden toen afgescheept met een ver- hooging van honderd gulden. Om te voorkomen, dat men meent, dat de positie van de Oostenrijksche onderwijzers pleehter is dan de onze, volgt hieronder de salaristregcling in Roheme, die als gemiddeld type voor de Oostenrijksche staten kan gelden. De gemeenten zijn verdeeld in 5 klassen naar het aantal inwoners: 1. groote steden2. 'meer dan 30,000 inw. 3. 1600—30,000 inw.; 4. 8000—16,000 inw.; 5 minder dan .16,000 inw". Klasse 1 1765 fr.—3235 fr. Klasse 2 1640 fr.—3000 fr. Klasse 3 1510 fr.—2470 fr. Klasse 4 1450 fr.—2665 fr. Klasse 5 1260 fr.—2310 fr. De onderwijzers in klasse 1—4 hebben bovendien reclit op een vergoeding voor huis huur, die ongeveer 15, 20 en 30 pG't. be draagt van het salaris. En op het land èn in de steden dus een salaris, dat beter is dan bij ons. In Amsterdam zouden de onderwijzers dus een salaris hebben bij gelijke indeeling als in Boheme, van 3235 fr. +.'(30 pCt. 1078 fr.) 4303 fi+= pl.m. f 2100. De Am sterdammers zullen wel de verzuchting sla ken: Was het bij ons maar zoo slecht», als in Boheme! En als dan de Nederlandsche pers eens een toon aansloeg als dé 'bovenaangehaalde Oos tenrijksche ,ja, dan hadden we kans, dat, binnen, afzienharén tijd, de salarissen der Ned. onderwijzers in overeenstemming werden gebracht met de positie, die ze in de maatschappij behooron in te nemen. Het „Handelsblad'' meent, dat de strafzaak tegen den Haarlemschen spoor wegambtenaar, -die aan lijdenden zijn diensten als magnetiseur placht te bewijzen, door velen met ongewone belang stelling is gevolgd. Naar de gevestigde rechtspraak reeds had kunnen doen verwachten, is deze mag netiseur, die meende met een van hem uit gaand fluïdum, anderer lijden te ikunnen genezen, veroordeeld wegens het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunst. De uitge sproken straf is op zichzelf het voornaamste niet. Yan meer beteekenis is, dat hiermede tevens een verbod om voor te gaan is ver bonden En de bekentenis moet ons van het hart, dat dergelijke feiten wijzen op een noodza kelijke, dringend noodzakelijke herziening van do beginselen onzer wetgeving omtrent de uitoefening der geneeskunst. Men heeft in den laatsten tijd nogal eens gesproken van overmatig dwingend gezag, aan de me dische wetenschap toegekend. Maar waarop komt dat hier dan wel niet neer? Waarom is deze persoon, die blijkbaar zonder eenig bedrog, kwakzalverij of ongeoorloofd winst bejag, zijn gaven (bestaande of vermeende) ten beste deed komen van een publiek, dat zeer wel zijn eigen -belang weet te beoor de el en en kan uitmaken wat het doen of laten wil, ten slotte veroordeeld? Ten bate van niet anders dan van het medische vakmonopolie. Het moet in derge lijke zaken voor d© rechters een eigenaardi ge gewaarwording zijn zich zoo te zien ge steld in den dienst van een beroepsbelang. Want deze vervolging staat niet alleen. Er zijn allerlei dergelijke veroordeelingen meer uitgesproken, en er zouden nog heel wat meer vervolgingen kunnen worden in gesteld tegen personen, de door een groote schare van heulzoekenoe of dankbare pa tiënten als redders worden vereerd. En dit alleen, omdat de cfficieele medi sche wetenschap de persoonlijke genees kracht, waaraan zoovelen hechten, niet bin nen haar domein getrokken heeft. Geen wonder ook; het geldt hier geen zaak van wetensakap, doch van persoonlijk kunnen en gelooven. Het blad meent clan, dat toch zeker de officieele wetenschap zelve niet zal bewe ren alle wijsheid in pacht te hebben, met haar middelen steeds hulp te kunnen bie den en overal in te kunnen voorzien. Het tegendeel is waar Er bestaat waarlijk geen enkele weten schappelijke of mensohelijke reden, om zon der meer afwijzend te staan tegenover bij zonder magnetische geneesmethode, natuur geneeswijzen, genezing uit de verte, chris tian science „strijken" of hoe meer. En wij zien niet in waarom zij, die in staat meenen te zijn daarmede iets te bereiken en zij, die er wat van verwachten niet vrijelijk daarin hun gang zouden gaan. Deze methoden aan te bevelen, kan hier allerminst onze bedoeling zijn. Maar wel waarschuwen wij, mede te gaan met den bekenden rechtsgeleerde, die verleden jaar dat alles tot hocus-pocus en poespas", verklaarde, op argumenten, waarop hij denkelijk ook een marconitelogram zou weigeren in ontvangst te nemen, omdat zoo iets niet kan bestaan. Neen, ons dunkt, c..t de geneeskundige wetenschap heden ten dage de eerste zal zijn om te erkennen, dat zij al te vaak te kort schiet, en dat nog wat anders ook tusschen hemel en aarde kan te vinden zijn. Maar dan dwinge ae wetgever ook niet, te goeder trouw'toegepaste en door denken de mensehen aanvaarde methodes te ver werpen. Strijd tegen kwakzalverij is best. Bescher ming van licihtgeloorigen tegen Tijl Uilen spiegels is bestr - koming van bedrog en geknoei: uitstekend. Maar veel te veel wordt dit alles vereenzelvigd met genees methoden en genezen, die men gerust hun gang kan laten gaan, in 't belang der menschheid. Het is werkelijk tijd, dat onze wetgever hierover eens ga nadenken. Hij zal in wets- gevingen van andere beschaafde staten veel ruimere beginselen op het gebied van „vrije geneesmethoden"- vinden kunnen, dan ten ontzent rechtes zijn; wij noemen Duitsoh- lanch Wij komen op voor het goed recht van het publiek om zijn genezing te zoeken, waar het die wil, en den plicht van den Staat, om dit, met wering van misstanden, te gedoogen. Over de mogelijkheid en wenschelijkheid van een program der Katholie ke Staatspartij schreef de ,,N i e u- we Ha arlemsche Courant"; Een eigenlijk programma van eïsohen en verlangens der Katholieke staatspartij zou volgens degenen, die voortdurend er op aandringen noodig zijn om in den as. verkiezingsstrijd met succes te kunnen op treden bij de kiezers. 't- Zou dus moeten dienen voor de pro pagandisten en stemmenwervers. De vraag rijst natuurlijk direct, of onze Katholieke Kamerleden dan onkel voor electorale doeleinden bereid zullen zijn, de moeilijke en veelomvattende taak van het samenstellen eener programmatische lijst van wenschen der Katholieke Staatspartij te- aanvaarden! Wij meenen, dat ze daarvoor zullen pas sen Maar daarenboven: gesteld al, dat de Katholieke Kamerclub weder, evenals in 1896, een breed uitgewerkt programma zou willen opstellen, dan zouden de propagan disten dat toch niet kunnen gebruiken in alle omstandigheden en voor alle gevallen l Want voor enkele onderwerpen, en van de meest-gewichtige, die juist in den a. s. verkiezingsstrijd het meest ter sprake zul len komen, bestaat er geen Katholieke leer, geen op de Katholieke beginselen gegrondveste stelligheid, die als norm voor Roomsche politieke actie kan neergelegd worden in een Katholiek programma. Bijv. in zake de kiesrechtkwestie. Hier zal de Katholieke partij w e 1 kun nen komen met een plan van actie, dat voor den a. s. stembusstrijd de richting en de draagwijdte der Katholieke actie vast stelt, in verband met de eisohen des tijds, met de gevoelens der coalitiegenooten, en de meening van de meerderheid van riet Roomsche kiezersvolk. Maar men gevoelt, dat dit slechts betco- kent de tijdelijke vaststelling van een ge dragslijn, niet het uitspreken van een be ginsel. Zoo zijn er nog andere politieko onder werpen, die als zuiver Katholiek beginsel niet zijn te stellen. De Kathobcke propagandisten zouden dus aan zulk een programma, gesteld dat de Kamerleden er aan wilden, liet vast te stellen, in vele opzichten niets hebben. Is er dan geen andeo* middel, om te ge- moet te komen aan de bezwaren, waar voor wij wel iets gevoelen? Wij meenen van wel. De Algemeen© Bond va.n R.-K. Kiesver- eemgiogen in Nederland is het lichaam,, dat bij het naderen der algemeene verkie zingen een kort „plan van actie" afkon digt. Aan dit lichaam, dat naar buiten de Katholieke Staatspartij vertegenwoordigt, zal het veilig kunnen worden ovwi'g^liuea, een overzicht samen te stellen, rteb voor de belangrijke vraagstukken van dag de meest-wenschelijke of principio©»:© houding der Katholieken aangeeft. Dat op portunistisch is in zooverre als het niet- geldt de beginselen, en principieel voor zoo ver de Roomsche principes het eischen. Zulk een overzicht van de tegenwoordige politieke actie der Katholieke Staatspartij zou geheel en al voorzien in hetgeen die propagandisten, die op zichzelf niet deug delijk onderlegd en niet ten volle met het politieke leven bekend zijn, meenen te be hoeven. Het zal hun werk zijn meenen wij bij het bestuur van den Alge meenen Bond op zulk een overzicht aan te dringen, en dit Bestuur zou o.i. ook voor anderen een goed werk verriohteri, wanneer het door een bevoegd persoon zulk een gemak kelijk en bruikbaar geschriftje officieel deed samenstellen I Onder het hoofdje 2 7 Juni dries tort „D e Standaard'": Artikel 7 van de Gemeentewet bepaalt, dat de gewone verkiezing van leden van den Gemeenteraad zal plaats hebben op den laatsten Dinsdag in Juni Deze laatste Dinsdag valt ditmaal op 27 Juni. Tegen dien dag moeten we al zoo ge reed zijn, om weibeslagen ten ijs te komen., Met ingenomenheid mag geconstateerd, dat men in tal van gemeenten den ernst van de komende keuze reeds bleek te be seffen, en op het voorbereiden van een goede keuze bedacht was. Toch is die be langstelling nog op verre na. niet algemeen genoeg, en we achten het allerminst over bodig, onze plaatselijke kiesvereenigingen aan die komende verkiezing te herinneren. Laat men het op de laatste week aanko men, dan kan men wel in allerijl een stel candidaten op zijn lijst laten afdrukken, maar, als wij slapeD, en de tegenstander wakker is, delven we zeer zeker het on derspit. En hierin schuilt toenemend gevaar. De Gemeenteraden zijn allengs heel an dere ooieges geworden dan ze vroeger wa ren. Ze laten zich niet meer leiden, maar stellen steeds meer aan Burgemeester en Wethouders de wet. Steeds hooger klim- men de eischen, die men aan een Gemeen- teraad stelt. De lasten, die op de ingeze- I Slot, Ky had dat rampzalige verlangen in haar Sart gebrachtby kon het stillen. Hy kon den krand bloaschen welke haar ziel verteerde. Maar tg lachte slechts over haar... Jiudiger wachtte. Maar geen toon kwam van haar naar hem; het was alsof hi) alleen to de groote, wijde wereld stond. Steeds beklemder maakte hem baar zwegen. Eindelijk Vtekte het zijn verontwaardiging op. En terwijl *ljn hart in angstige spanning verkeerde, sprak l'iln mond onverschillige dingen, welke het Meisje onverschillig beantwoordde. H(J had heli daarbj) half naar haar toegekeerd. ZUn klik gleed nu over haar slanke gestalte. Nog 'Itjjd stond zij tegen den jongen beukeatam geleund; het blonde haar glansde als goud ln 4e zon. Enr plotseling zeide hi) ln zijn Bmart en toorn over zijn vruchteloos, verlangend, wachten 1 «Nu, dan zou ik juist bytyds zijn gekomeu Wü uw geluk6dag mede te beleven, jonge kruid 1" Zy had mot Ingehouden adem naar zyn l'*oorden geluisterd, om daaruit een hartelyken toon, een laatste hoop te hooren. Tevergeefs I e|) roerde slechts het alledaagsche aan, slechts %aken.- En ten laatste was het niet genoeg, «>t zijn geheels wezen haar beleedigde, hy Vond ook nog woorden, wreede, krenkende Vfoorden I ->ii welde weer doodelyke haat in haar op, Jon bliksemsnelle gedaohteWanneer hy c»ar beneden lag. Ja, dan kreeg zy rustl Rust, rustAlles moest zy wagen ter wille van den vrede. Maar hier machteloos te stasn en nieta te kunnen doen een wreede foltering. Als een waanzinnige keek zy om zich heen. Haar blik viel op het geweer en kon zich daarvan niet meer losrukken. Haar handen grepen daarnaar ala naar een laatste redmiddel. Nu stond by geheel naar de zee gekeerd. Zy drukte het wapen tegen haar wang. Een scherpe knal klonk door de lucht. Maar het volgend9 oogenblik had iemand haar hut geweer uit de hand gerukt en was op den wankelende toege sneld. Het was Qerald Wilke. Rudiger her stelde zich enel. De kogel scheen In den schou der gedrongen te zyn en deed pyn; maar hy voelde, dat de wonde niet gevaariyk was „Goede Home!, hoe is het met u Kunt gy nog staan?" vroeg de doodelyk verschrikte man aan zyn zyde. „Het gaat. Niet geraarlykl Maar neem Rudiger keerde zich naar het als verlamde meisje by don boom toe en zyn gelaat kroeg een verachteiyke uitdrukking: „Brengdie vrouw daar spoedig onder strenge tucht. Het Is noodig 1" Zy had hem dus verraderlyk willen dood- aohieten, terwyl hy er over peinsde, hoe hy haar den weg naar hem kon verlichten. Dat was nu het meisje, aan wie by hart eu leven had ver spild I Maar hoe had hy, dwaas, dan ook Iets anders kunnen verwachten na hetgeen er voor gevallen was Neen, do wonde deed geen pyn maar de erkentenis van haar karakter. En geen rerzaohtende omstandigheid deed zich voor. Ala in een diepen, vreeaelyken, maar snellon val was alles weggezonkenleed, liefde, erbarmen. Slechts verachting was gebleven. Gereld Wilke bracht den gewonde naar een boomstam en deed hem daarop langzaam neerzitten. Hy drukte hem op het hart, daar te wachten, totdat hy een rytuig zou gehaald hebben. Maar tot Hella, die ala verstyfd nog altjjd op dezelfde plaais stond, richtte hy gaen woord. Het afgryzen van baar daad sloot hem den mond. Toen hy', zonder baar ook maar met oen blik te hebban verwaardigd, in het bosch verdween, wist zy, dat zy' ook hem voor altijd had verloren. Mear dat kwam haar slechts als een bevryding voor. Het vree8eiyke van haar daad werd haar steeds duidelyker bewust. Hoe was het moge- ïyk geweest? Zy kon uit den chaos van haar eigon onstuimige gevoelens niet moor wys worden. Doch één gevoel trad steeda moer op den voorgrond en wel een, dat nu nog sterker was dan voor eenige minuten haar haat: zyn vergeving te erlangon. Een zacht kermen drong tot haar door en als verlicht snelde zy naar den boomstam, knielde neer en ving den bewustelooze in haar armen op. Zy legde het bleeks, knappe gelaat van den geliefde aan haar kloppende borst en drukte haar mond in zyn haar. Ach, hy voelde immers niets, hy wist immers niets 1 Zy mocht hem haar verdriet, haar ge heel verscheurd hart toonsn. Haar tranen vielen op zyn handen, haar snikken vervulde de lucht. Zacht ruischte het bosch en zachto ruischte de zee. De schemering verspreidde een zacht licht over alle dingende verwyderde horizon scheen dichterby gekomen, zyn vurige gloed was in een zacht avondrood overgegaan. Een paar meeuwen «weefden hoog ln een kring, hun veeren glansden als zilver geiyk de koppen der golven, welke spelend af on aan gleden. Het meisje voelde, dat hy haar sleohts deze korte oogenblikken toebehoorde; al de nog komende jaren en dagen aou zy eenzaam zjjn; zy had haar geluk verspeeld in blinden harts tocht. Maar nu sprak zy tot hem, fluisterde hem al haar heerlyke, dwaze droomen in het oor, haar verlangen, haar liefde Zy kuste zyn mond en zyn 'oogen, legde haar wang tegen de zyue, drukte haar zakdoek tegen do druppelende wonde. „Hebt gy tny nog niet iets ergers aange daan?" vroeg zy bevond onder den last in haar armen. Toen hy zyn oogen weer opsloeg, joeg zyn blik haar onverbiddeiyk van zyn zyde. Zy vloog letterlyk. In Wueterode ging zy niet naar het slot, maar naar het jagershuisje. Daar vond men haar den volgenden dag, na lang en angstig zoeken, op een divan liggen, ijlend in een hevige koorts. Van hetgeen op de duinen gebeurde hoorde niemand ooit den juiston samenhang. De drie, die daar voor hot loven scheiddon, bewaarden het etllzwygen over hetgeen zy met elkaar moesten beleven. Tien jaren zyn veretreken. Graaf Markus is de eeuwige ruet Ingegaan en Jobst heeft met syn jonge vrouw zyn intrek op het slot ge nomen. Gravin Valerie heeft aan de smeek beden haror dochter gehoor gegeven on woont met haar In het. jagershuisje; docli een onge- neesiyke hartkwaal dreigt ook aan haar leven spoedig een einde te maken, en Hella denkt er dlkwyis aan, dat zy nu spoedig geheel alleen in de styve, eierlyke pracht zal wonen, zooals eens tante Cecilie. En zy is pas dertig jaarl Maar de tyd zal zich langzaam verder slepen en de neven on nichten ginds zullen, zooals zy eens, naar het klokkenspel luisteren en elkaar oude ge schiedenissen toefluisteren, geheimzinnigs ge schiedenissen van tantes, dis het een of ander geheimzinnig verleden hadden. En zy zullen ook by haar komen en haar met schuwe blikken beschouwen. En wannoer z!J ouder wordt, zullen zy over haar zwakhodon lachen en de bezoeken in het jagershutsje zooveel mogelyk beperken. Gerald Wilke is reeds lang getrouwd, maar hy bewoont Lanke slechts een korten tyd van het jaar, en wel ty tens de jacht. Er wordt gemompeld, dat hy de groote, mooie bezitting voor een spotprys van de hand wil doen. Hella ziet hem nooit; vrienden en buren zyn immers zoo tactvol, wanneer het oude, hoogst zonder linge gebeurtenissen betreft Eons, ja, was zy hem in het bosch tegengekomen. Maar hy reed haar in een grooten boog voorby als moest hy aan hef gevaar van een schot ontkomen. Met Rudiger was het natuurlyk een ander geval; de ontmoeting wae onvermydelyk. Ja, gravin Valorie had osn tydlang gehoopt, dat het nog eons in orde zou komen tusschen die beidon. Maar Hella had slechts met een droevigen glimlach da pogingen van haar moeder gadegeslagen. Zy wi3t het beier! Zyn liefde was gestorven. Kan men dooden op wekken? Neen. Eens had haar blik den zyne gezocht, in de eerste jaren, eens hartstoch telijk smeekend; maar toen had hy haar hand genomen en zoo eigenaardig melanoho- liok gezegd: „Lieve Hella, alles is vorgeven en vergeten I" „En begraven!" had zy er in stilte met een sroartelyken zucht bygevoegd. Dat was nu voorby. Haar liefde was ook tot rust gekomen. Stil, etil en kalm alios, vol van een zachten weemood, zooals in het jagerehuisje en ln den tuin, achter de tnxushaag. En tooh, en toch, zy wars pas dertig jaar! Menigmaal, wanneer zy zyn stem hoorde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5