Anekdoten.
üoerte oplossingen ontvangen van:
Correspondentie.
AOs twee menschen heizeifde
doen, is't nog niet hetzelfde.
Toen koning Lode wijk XI nog kroonprins
was, placht hij op zijn wandelingen dik
wijls uit te rusten bij een eenvoudige boeren
familie en nam daar dan deel aan den een-
voudigen maaltijd. Toen hij nu koning was
geworden, zond deze man hem een bijzon
der grooten beetwortel, dien hij in zijn eigen
tuin gekweekt had. Koning Lodewijk, die
2eer getroffen was door de nog steeds be
toonde aanhankelijkheid, schonk den man
een vijfhonderd gulden belooning.
De burgemeester van het plaatsje dacht:
Dat gaat goed- Nu zal ik een paard cadeau
doen aan den koning, wie weet, hoe vorste
lijk hij mij dan bedenkt 1
En hij bracht een bijzonder mooi wit
paard aan zijn vorst, die hem hartelijk liet
bedanken voor zijn attentie en hem als con
tra-beleefdheid den reuzen-beetwortel zond,
met een begeleidend schrijven, waarin hij
zijn dank betuigde voor de bewezen belange-
looze attentie, en dat hij hem daarom een
ander schoon product wilde cadeau doen,
dat juist geschikt was voor zoo'n natuur
liefhebber.
Een by uitstek Chlneesche eigenschap.
„Geduld is zulk een schoone zaakzeg
gen wij Hollandsche kinderen waardee-
rend, maar of wij ,,die schoone zaak" nu
zoo dikwijls in praktijk brengen, dat is wat
waders.
De Chineesjes onderscheiden zich echter
ten zeerste in dit opzicht en menige proef
.Van geduld en lankmoedigheid wordt er
bdj hen afgelegd Nu gaan de ouders hun
daarin ook steeds voor; luister slechts naar
Wat een oud-Chineesch minister overkwam
een man van 89 jaren.
Hij had een bijzonder langen, schoonen
alver-witten baard, die dan ook niet wei
nig zijn trots uitmaakte. Maar ziet, op een
avond zou zijn bediende een kaars voor
hem aansteken en ging daarbij wat roeke
loos te werk, zoodat hij den schoonen, wit
ten baard in brand stak en die dan ook op
de helft afbrandde. De oud-minister deed
den armen dienaar echter in het minst geen
verwijt en legde hem ook geenerlei straf op.
Wel dient er groote lankmoedigheid toe,
bm zóó vergevensgezind te z."n, waar je
trots van jarenlang zoo ineens in rook ver
dwijnt.
Dat weet ik zelf óók niet.
Koning Oscar II van Zweden bezocht
eens een school op het platteland en vroeg
daar van allerlei aan de kinderen, terwijl
bij dikwijls getroffen was door de flinke,
vlugge antwoorden. Ten laatste vroeg de
koning naar de namen van een paar be
roemde koningen van het land. De kinderen
hadden nu alGustaaf Wasa, Gustaaf Adol/
en Karei XII opgenoemd, toen neg een
kleine jongen den vinger opstak.
„Wel, vent, weet jij er nog een?"
„Ja, koning Oscar II," sprak het ventje.
„En wat heeft die dan wel voor bijzon
ders verricht?"
De jongen sloeg de oogen neer en beken
de eindelijk heel verlegen dat hij niets
wist.
,,Nu, daar hoef je niet beschaamd over
ie zijn, vent, dat weet ik zelf ook niet.
Ingez. door „Sneeuwwitje."
Leer aar: „Wat is een kromme lijn?"
Jacob: „Een lijn, die men met de hand
teek ent."
Ingez. door Paul de Bruin.
Stadsman: „Durft u nog naar zee te
gaan?"
Matroos: „Waarom met?"
Stadsman: „Waar is uw overgrdbtvader
gestorven?"
Matroos: „Op zee."
Stadsman: „En uw grootvader?"
Matroos: „Ook op zee."
Stadsman: „En uw vader?"
Matroos: „Ook op zee."
Stadsman: „Maar durf je dan nog naar
eee te gaan?"
Matroos: „Waarom dan toch niet? Maar
waar is uw overgrootvader gestorven?"
Stadsman: ,,Op bed"
Matroos: „En uw grootvader?"
Stadsman: „Ook op zijn bed."
Matroos: En uw vader?"
Stadsman: „Ook op bed."
Matroos: „Maar durf u dan nog naar je
bed te gaan?"
Ingez. door „Raadsheertje."
Bedelaar: „Een arm huisvader vraagt u
om een aalmoes. Gij zult daarmee vele
tranen drogen."
Heer: „Ga naar mijn vrouw en vraag
Kaar een ouden zakdoek."
Ingez. door „Pieter Mar its."
Uit de school.
Meester: „Jongens, liet lachen is niet
zoo ver van schreien verwijdert, als velen
wel denken. Rubens maakte met één pen
seelstreek van een lachend kind een
schreiend, maar daarvoor moet men ook
een kunstenaar zijn."
Leerling: „Dat is toch zoo'n groote kunst
niet; mijn vader doet het met één oorvijg
Ingez. door „Magnolia."
Een zonderlinge haring.
„Onlangs werd in een garnizoensplaats
een soldaat afgestraft, die in wanordelijke
kleeding de kazerne verlaten had om een
haring te koopen. De officier der week
maakte hiervan rapport in deze bewoor
dingen: „De soldaat L. vier dagen politie
kamer wegens het halen van een hairing,
zonder stropdas, zonder sjako, en zonder
schoenen."
u^ossmgexi der Kaadsels.
x.
Schoenmaker.
11.
Gymnastiek.
111
Bot zalm aal bliek elft.
„Onrust", „Jan Vroolijk", Antje van Ko
nijnenburg, „Dwergje", „Pinksterbloem",
„Doornroosje", „Clivia", H. G. Kriek,
„de kleine Matroos", Tine Bulthuis,
„Sneeuwklokje", „Kenau", Gerrit Boter,
„de kleine Winkelier", „Faust". Arie Gil-
le „Organist", 0. v. d. Linden, Arie van
Konijnenburg, G. v- Houten, „Roosje." S.
en H. Florissen, „De kleine Tuinman,"
Clazine van der Upwich, Cato Yallentgoed,
„De kleine Zeeofficier," „De Amsterdam
mer", „Fientje Ragut ,S. N. Haringa, C.
L. Janssen, S. Heemskerk, Henri Roma-
nesko, „Sneeuwwitje", Saartje Ouds
hoorn, Jan v. d. Linden, „Vicdetje,"
„Goudstaartje," Jan Bey, Pieter Marits,
Theresia Yeeiren, Matthijs van Wijk, Frans
en Anna Kriek, Nelly de la Court, Antoon
en Anna Hoogeveen, Meibloempje", Jan
netje en Marietje la Court, „Theeroosje,"
„Rosa Fluweeltje," Maria Brouwer,
„StormvTouwtje," Annie de l'Eduse, Pier
re en R. den Tonkelaar, Sara v. Weeren,
„Poppenmoedertje", Freek en Zus Bey,
Jacob en Jacobus Wibbers, „De vroolijke
Annie," „Kinderkring,-' Nelly en Janna de
Bruin, Wilhelmina Linde, „Goudvinkje,"
Ali Slimmers, Hendrik van Zanten, „Vio-
lenkransje," Johanna Zitman, „Wilhel-
mina," Johanna van der Upwich, Jan en
Janna v. Weizen, „Blonde Eliza," te
Leiden.
Johanna en Neeltje Timmers, Jacoba
Martens, „De Schilder," Hendrika v. d.
Mey, te Oegstgeest
Grietje van Delft, „Hyacinth", „Tulp",
Huibert van Egmond, Martina v. d. Haak,
„Meitakje", Karei Mony, Grietje van
Delft, te R ij n s b u r g.
Cornelis Honig, te Voorschoten,
Arie van Santen, Trijntje Kriege, te
Wassenaar.
Aartje en Johanna Parlevliet, Johanna
van Tilburg, te Zoeter woud e.
Reinier Yerwers, te Zegwaard.
De prijzen vielen ten deel aan:
„Violenkransje," en „Blonde Eliza," en
Grietje van Delft, te Rijnsburg.
„Blonde Eliza". Och, och, dij „Blon
de Eliza" is toch zoo aan 't brommen. En
dat met zulik mooi weer, dat iedereen alle
muizenissen verdrijft 1 Wie weet wat de
krant je nog eens te lezen geeft. Ben je
dan heelemaal niet blij, met een enkel re-
geitje correspondentie
A. Slimmers. Wel zeker, mag je mee
doen. Graag hoorl oe meer raadselvrien--
den, hoe béter!
„W i 1 h e 1 m i n a". Nu, je kunt ook
wel heel veel profiteeren op Soheveningen
van het jaar. Wel het beste er mee; en
word maar flink gezond, want nu neem
ik dus afscheid van je, tot je weer terug
komt
Fr. en Zus Bey. Ja, ik heb een schrijf
machine, maar dan staat het nog niet in de
krant, hè? Ik heb ten minste wel genoeg
te doen, dat kan ik je veraeikeren. Een
prachtig Pinksterfeest was het, toen heb
ik ook eens genoten van de buitenlucht 1
„V iolenkransj e." Dank je wel
voor je anecdote. Ja, ik heb heel graag die
inzendingen. Een anekdote of een raadsel
is mij altijd welkom.
N. en J. d e B r u i n. Ha, nu begrijp ik
het: zoo bruin als Maleiers, bedoelde je.
Nu, het weer op Pinksteren was dan ook
prachtig, daar heeft ieder het al over en
ik geloof, dat al mijn vrienden en vriendin'
nen uitgeweest zijn!
„Meibloempje." Zeker, waarom
zou je de raadsels met oplossen, als je ze
eenmaal uitgewerkt hadt? Nu begrijp ik
meteen de beteekenis van jouw schuilnaam!
Ja, met dat winnen moet je altijd eenig
geduld hebben! De kans op een prijsje is
niet zoo heel groot in aanmeriring genomen
het groot aantal inzenders!
„E clio der Duinen" lijkt mij het
best. Een heel dichterlijke schuilnaam zelfs.
„Vroolijke Thijs" was anders ook heel ge
schikt geweest, ik Koud wel van zoo iets
opgewekts
„Pieter Marits." Zoo met l Mei
bevorderd tot de 4de klasse En een he el en-
boel nieuwe vakken gekregen dus? Als
zusje genoegzaam schrijven kan, gaat ze,
ook meedoen? Goed; zeg haar dat maar,,
dat is misschien nog een prikkel! Maak
maar goed voort met Fransch, hoor
C. v. d. Bosch. Dank voor je goede
wenschen. Ja, de Pinksterdagen waren
heel gezellig. Nu, tot ziens dus!
„D e kleine Zee-officie r." Ja,
zeeman tegen Wil en Dank" ken ik heel
goedEn net geschikt voor zoo'n zee
officier Het zijn heel aardige historiever
halen van Andriessen. Nu, ik hoor nog wel
eens hoe je het gevonden hebt
C. V allentgoed. Tegen dien geza-
menlijken schuilnaam heb ik geen bezwaar
Dat fietsen naar Katwijk is dunkt me
heel gezellig 1 Ja, ik fiets wel, d w. z. be
zit een fiets, maar gewoonlijk ontbreekt
het mij aan den tijd, om er gebruik van t*
maken
Karei Monije. Nu, daar hebben jul
lie dan ook een antwoord. Heerlijk dat het
toch zoo in jé smaak viel. Dat lezen is toch
maar een uitvinding. Nu, tot ziens, groet
Alb. Gijsb. van mij, dien ik niet noemde
bij mijn opzet. MARIE VAN AMSTEL.