OUDE JACK.
Nieuwe Raadsels.
Oom Anton waa thuis gekomen van een
verre verre reis in Australië en daar had hij
neel wat avonturen beleefd: van alles was
hij ai geweest; koksjongen, koeherder, ja
ik weet niet wat al meer 1
Vertellen dat hij dan ook kon, dat de
kinderen letterlijk aan zijn lippen hingen:
Freddy, Dora en kleine Bets, die toen nog
maar vier jaar zal zijn geweest, ,,de Austra
lische Qom" was flink bruin gewordenhij
had lichtblauwe oogen toen hij vertrok,
maar nu was alles even zwart en donker
in hem tot zijn handen toe. Aan den vorm
der beenen was het ook duidelijk te zien,
dat. oom veel te paard gezeten had, ten
minste zijn beenen waren een beetje ge
kromd. Moeder hié»ld dol veel van haar
„grooten jongen" zooals zij oom altijd
noemde, want oom was twaalf jaar jonger
dan zij, en ze had dus 'n tijdlang moedertje
over hem gespeeld. Bij de kinderen kon
oom Anton ook geen kwaad doen; alles van.
hem was even knap en flink qji kranig 1
Op een avond zaten zij weer gezellig
allemaal bij het vuur en oom lag languit
achterover in een luien stoel en rookte
een geurige sigaar, terwijl hij vertelde van
oude Jack:
„We hadden den heelen dag op kangoe-
roe's gejaagd," begon oom, „en nu waren
we meer dan moe. We legde ons dus in de
nabijheid van een grooten boom, en maak
ten den sobere maaltijd gereed: gedroogd
vleesch en koude thee dus wel bijzonder
eenvoudig, maar we hadden den moed niet,
eenigen omslag te maken. De rest van het
jachtgezelschap was dadelijk in diepen
slaap gevallen, maar ik kon maar geen oög
toedoen, deels om de muskieten en andere
insecten die mij zoo plaagden met hun ste
ken, deels omdat ik vast en zeker de
koorts had."
Plotseling zag ik een geweldige kangoe
roe naast mij, die vlak aan den anderen
kant van den boom zat.
„Goeden avond," sprak het beest, ik
ben oude Jack!"
„Hè oom, nu moet u geen sprookjes ver
tellen, maar veel liever iets dat echt ge
beurd is," riep Freddy.
,Ik verzeker je vent, dat dit alles heusch
waar is; hoor maar verder."
,,Ik heet oude Jack," begon dus de kan
goeroe; ,ten minste zoo noemt het bosch
volk mij."
was in het theater Guignol', tegen het eind
der voorstelling... had zij geslapen, of was
zij in zwijm gevallen, zij wist het zelve niet
maar een feit is het, dat ze pas weer tot
werkelijkheid kwam toen de vrouw van
Guignol haar op den schouder tikte om
haar te waarschuwen, dat de voorstelling
uit was. Lizzie was niet bij haar 1 En of zij
de goede vrouw al vroeg, of die niet een
klein meisje had gezien, dat gaf allemaal
niets, ze kon zich niet verstaanbaar maken
in haar taal.
Toen had ze de heele Champs Elysées af-
geloopen in alle richtingen, maar tever
geefs... en eindelijk was ze zoo moe en
uitgeput, dat haar nog net de noodige
krachten overschoten, om naar het hotel
terug te looien.
„En heeft men al bij de politie navraag
gedaan1?" De directeur van het hotel ver
zekerde, dat bij in eigen persoon het sig
nalement had opgegeven en er onmiddel
lijk werk van had gemaakt maar nog hoop
te Sberlodk Holmes, dat de genomen maat
regelen niet doeltreffend genoeg waren,
dat hij zelf zich nog beter zal weten te hel
pen en onmiddellijk wilde hij er dus weer
op uit gaan als de telefoon overgaat.
„Dat is voor mij, daar ben ik z«ker van
roept hij en tegelijk neemt hij de spreek
buis in de hand. „Hallo V' Ja het is voor
hem, een vreemde stem, heel ver af zegt
daar het volgende:
„Sherlock Holmes, zoek je dochterje
niet; zij in onze macht en onze maatre
gelen zijn wel zóó genomen, dat je haar niet
„Wat versta je onder het boschvolk V'
„Wel, ons slag lui! Jullie heet mensch-
volk en brengt dikwijle hondvolk raee op
de jacht."
„Hoe durf je zoo dicht m mijn nabijheid
komen?" vroeg ik verder."
„Nou, dat is niet zoo heel veel gewaagd
gij hebt toch de koorts en kan dus niet
schieten."
„Dat zou je wel eens leelijk kunnen
tegenvallen, baasje," zei ik, en greep on
middellijk raar mijn geweer. Maar ziet:
mijn hand was zoo zwaar als lood, en van
Let geweer hanteeren was geen sprake.
„Zie je wel? nu, dan wil ik je intusschen
eens wat vertellen van mijn levenswijze."
„Ga je gang, iik luister/'
„Weet je, hoe wij eigenlijk aan onzen
naam komen? Toen hier de eerste blanke
kwam, nu vele jaren geleden, had hij nog
nooit te voren zoo'n dier gezien als wij wa
ren. Hij vroeg toen aan een inboorling, hoe
wij heetten, en die antwoordde: „kan-goe
roe," d. w. z. in hun taal: „kan met ver
staan, en zoo behielden wij dus dezen
grappig klinkenden naam. Ja jullie men-
schen zijn toch eigenlijk eigendunkelijke
wezens, dat denkt maar dat het 't eenig
spreken van dat volkje is, en dat wij bij
voorbeeld geen naam hebben. Maar nu zal ik
je toch eens uitleggen, hoe kostelijk wij
elkaar verstaan; met onze ooren, met onze
oogen, met alles kunnen we elkaar teekens
geven, met onze achterpooten maken wij
de grootste sprongen, ja tot twintig voet
toeNu zijn we ook dikwijls aan de hevig
ste gevaren blootgesteld; we moeten dus
wel vlug uit de voeten kunnen. Onder de
hevigste bedreigingen liooren wij bijvoor
beeld een boschbrand en een drijfjacht;
verschrikkelijk is dat, als wij allemaal zijn
ingesloten door zoo'n levenden muur van
menschen en dieren! Ik herinner mij nog
eens, dat ik den jager ontvlucht was maar
dat ik toen den hond als het ware te ge-
moet liep. En weet je wat dan onze list
is: dan springen we zoo mogelijk in het
water, honden kunnen in den regel niet zoo
goed zwemmen als wij> en dan drukken we
de beesten met zooveel geweld tegen onze
borst aan, dat ze geen lucht meer kunnen
krijgen en al blij zijn als we ze los laten,
waardoor we meteen van ze af zijn. Zoo
heb ik mijzelven al menigmaal gered,"
sprak oude Jack.
Hier keek Freddy weer zoo ongeloovig,
dat Oom Anton vroeg:
„Nu, hoe is het vent? Kun jij je altijd
terug zult vinden... je hebt je willen be
moeien met die zaak van de Muursmelters,
op liet vaste land en dat is al een heel
slechte inval geweest van je... Ga dadelijk
naar Engeland terug 1 dadelijk 1 versta je
wel? niet morgen! binnen een uur vertrekt
er een trein. Bemoei je niet verder met de
zaak; als er eenige afstand is tusschen ons
en de Fransohe politie, dan zal je doch
tertje je weer heelhuids worden terug ge
geven, maar weet wel, dat als je niet ge
hoorzaamt aan 't voorschrift, je ;2 kind dan
nooit weer terug zult zien! Begrepen?...
Yaarwelen daarmee was de verbinding
verbroken.
Homes' gelaat was lijkwit geworden en
toch trachtte hij te glimlachen. „Alles
komt in orde", sprak hij, met een stem
verstikt van aandoening. „Gauw geef mij
de nota en Bridget zorg voor de bagage.
Binnen een uur vertrekken wij."
„Is Lizzie terug?" vroeg de gouvernan
te, zonder dat ze de oogen nog durfde op
slaan.
,,Lk weet waar ze is", was al wat Holmes
antwoordde.
„Goddank", riep Bridget, het gezicht ver
trokken van vreugde.
Waarlijk deze beproeving was tè wreed
voor Holmes.
„Gauw, Bridget, geef mij pen en inkt en
laat mij een oogenblik alleen zijn.... Maar
wacht: geen woord aan iemand over
dit alles; als er nog iets gemeld wordt van
de politie, zeg dan, dat die zaak al af
gehandeld is, dat is alles I"
nog niet vereenigon met sprekende kan-
goeroe's
„Neen, eigenlijk niet, Oom."
„Nou je hebt gelijk ook, dit alles was
slechts een droom, een koortsdroom, maar
Wfcar Ik veel uit geleerd heb, want aan een
drijfjacht nam ik ten minste nooit meer
deel.
Alle jacht is wel wreed, maar vooral dat
misbruik maken van vereende krachten, en
de arme gejaagde beesten er zoo indrijven,
dat aan geen ontkomen meer te denken
valt."
Zoo deed Oom ons nog menig leerzaam
verhaal en kwamen we al heel wat te weten
van de levenswijze van menschen ën dieren,
in dat verre vreemde Australië l
Ingezonden door „Kenau."
L
Neem uit elke zin een woord, zoodanig
dat gij een bekend spreekwoord krijgt.
's Avonds keerden véle (kinderen huif*
waarts.
Willem tel jij de kleintjes der knikkem,
terwijl ik de groote tel.
Ik was een vlieger aan het maken, toen
ik geroepen werd.
Een bedelaar is iemand, die om een aal
moes vraagt.
De groote kinderen zitten meestal in óf
hoogste klassen.
Ingezonden door Dora de Bode.
IL
Neem uit eiken zin één woord, zoodanig^
dat gij een bekend spreekwoord krijgt.
Wie loopt daar?
Kom zus het is al laat.
Wanneer heb ik u liet laatst gezien?
Lacht gij altijd zoo?
Zij lacht altijd.
Wie is het grootst?
JJ'je schoenen zijn niet best.
Ingezonden door „Azalia"»
hl
Mijn geheel bestaat uit acht letters es
is de naam van een vreeselijk cl lor.
1, 3, 4 is een man, die de spijzen bereidt.
2, 3, 5, 4 heeft niemand graag in zijn huif.
Wié het onderste uit de kan wil hebben,
krijgt het 8, 7, 6 op den neus.
Een 2, 3, 1 is een vrouwenkleediDgstuk.
En toen iedereen ziob terug getrokken
had, liet Holmes zich op een stoel neerval
len, greep zijn hoofd tusschen beide han
den en begon te weenen...
De sneltrein van Boulogne die het gare
du Nord verliet om negen uren 's avonds,
was op het punt van vertrekken. Bridget
had zich bescheiden terug getrokken in een
hoekje van den wagon en op het perron
liep Holmes zelf en voerde Punch met rich
mee aan den ring van den halshand, tot
dat het arme beest weer ergens in een goe
derenwagen zou worden opgesloten. Plot
seling kwam er nog een kleine jongen aan-
geloopen met een brief luid roependo:
„mijnheer Sherlock Holmes! mijnhee*
Sherlock Holmes!"
„Die ben ik", antwoordde de detective
in koortsachtige haast en vlug rukte hij hef
ding den kleinen jongen uit de handen en
die maakte weer dadelijk rechtsomkeer.
Holmes las de volgende woorden:
„U gehoorzaamt; dat is goed! houd dst
toch vooral vol. D. M. S."
„De Muursmelters 1" fluisterde Holmee,
„zij volgen mij dus op den voet!"
„Instappen! Instappen!" riepen de
spoorwegbeambten. Degeen, die Punch in
den goederenwagen zou zetten, was nader,
bij gewenkt. Maar jawel... in dat ogen
blik, dat Holmes het briefje bad ^iezaa
was de hond ontsnapt.
(Wordt vervolgd.)