FEUILLETON.
De hond van Sherlock Holmes.
Als een gems sprong hij over de rotsen
en had bijna de anderen ingehaald. Einde
lijk strekte zich een sneeuwvlakte voor hem
uit, waaruit hier en daar eenige verschrom
pelde grashalmpjes staken.
Opeens bleef Claudius verschrikt stilstaan
de twaalf mensohen waren plotseling ver
dwenen. En toch was er nergens een 6pleot
of bocht te zien, die hen verborg. Ook
had Claudius goen gekraak van ijs gehoord;
hij begreep er niets van.
„Of is het een luchtspiegeling dacht
hij en wreef zich!. eens flink de oogen uit.
Hjj zette zijn tocht voort, maar plotseling
kwam het hem voor, dat de bodem zachtjes
helde. Hij schrikte; de sneeuw verborg dus
verraderlijk een geheimZij bedekte dus
een spleet, waarin zij, die zich op deze
vlakte waagden, wegzonken.
„Wat moet ik doen?" mompelde Claudius.
Hij dacht er juist over na toen hij een
kort geblaf hoorde en Dick zijn hond zag
aanhollen. Deze was zijn meester gaan zoe
ken en toonde duidelijk zijn vreugde, toen
hij hem gevonden had.
„Stil, Dick, stil!" zei Claudius.
De hond ging verder, maar stond opeens
angwtil stil en Claudius bemerkte, dat de
bodem onder hot gewicht van den hond in-
xonk, of liever balanceerde. Er werd lang
zamerhand een spleet zichtbaar, waarin Diok
wegzonk. Claudius sprong achteruit en be
greep nu het geheim van den gletecher. De
sneeuw verborg een ijsblok, dat in evenwioht
lag op eon ander blok en dat door een
zeker gewicht balanceerde, waardoor een
afgrond te voorschijn kwam.
Zijn vader en diens metgezellen waren ze
ker op don bodem van de spleet. Misschien
dood? Claudius kook vol schrik naar Dick,
die wanhopig blaffend, langzamerhand in
den afgrond verdween.
Maar o wonder! Ditmaal sloot de opening
zich niet; een beetje opgehoopte sneeuw had
ongetwijfeld het ovenwicht verbroken.
Claudius kwam voorzichtig naderbij. On
der hem gaapte een diepe afgrond, maar
een vaag licht scheen aan te duiden, dat
de bodem met het daglicht in verbinding
stond. De afgrond moest ergens in een vallei
uitkomen, maar waar?
Claudius besloot vol moed zijn vader en
de anderen te hulp te komen en maakte
zich gereed om af te dalen. Hij maakte het
touw stevig aan een rotspunt vast en begon
toen ^voorzichtig met behulp van zijn berg
stok langs de helling te glijden.
Hij hield zich goed aan het touw vast
en voélde gean kou of geen sneeuw door
do inspanning. Het werd steeds duisterder
8)
„Uw politiemannen, waren immers zoo
versteld over de wijze, waarop die metalen
muren zoo handig zijn gesmolten en er is
ook in werkelijkheid maar één man op de
heele wereld, die tot zoo iets in staat is.
Dien man ken ik; ik heb al meer te doen
gehad met hein, hij is de uitvinder van een
lamp met een mengsel van acetyleen en
oxygeen, dat in staat is de dikste metalen
muren te doen smelten het moet daarom
mijn vriend: Tommy Sharp zijn."
„Een Engelschman?"
„Helaas ja, daar ben ik niet mee geflat
teerd."
„Hoe ziet hij er uit? vroeg de juwelier
gretig.
„Dik, gezet, en bijzonder gespierd.
„Een soort van buldoggengezicht?"
vroeg de juwelier weer.
„Wat zegt daar?" riep Holmes op
zijn beurt.
„Jawel, dan is bij het geweest, üe koo-
per..... Jawel, zeker, maar boe kan je nu
nu zoo iets ook vermoedèn? Verbeeld U
mijnheer", ging bij iets kalmer voort, „een
/es of zeven dagen geleden kwam er eon
Engelfichiïiaii bij mij iu den winkel, die ge-
aeel beantwoordde aan bet gegeven signale
ment. Hij wilde iets hebben voor een
cadeau maar kon volstrekt zijn keus niet
om hem heen, maar hij verloor den moed
niet daar hij voortdurend ann bet reddings
werk dacht. Plotseling werd het lichter en
Claudius bemerkte, dat hij dicht bij een
uitgang was. Dat was ook zoo: de afgrond
kwam in een vallei uit, die aan alle kanten
door ijswouden van een schrikbarende
hoogte was omringd.
Verblind door het licht sloot Claudius de
ocgen, toen een vroolijk geblaf hem in de
werkelijkheid terugbracht.
Diok kwam op hem toegesprongenhij
werd gevolgd door een aantel mannen, die
vreugdekreten uitten, toen zij hem zagen.
Claudius herkende zijn vader, de Engel-
schen en de mannen uit het dorp.
„Vader!" riep 'hij ontroerd uit. j
„Ben jij dat Claudius!"
Toen vertelde Claudius, hoe hij den twee
den groep redders gevolgd was en daardoor
het geheim van den gletscher begrepen had.
„De weg is vrij", zei hij, „laten wij nu
naar het dorp teruggaan!"
Dank zij het touw werd het hun gemak
kelijk gemaakt den terugtocht te aanvaar
den. Zij kwamen weer op de sneeuwvlakte,
daar de opening zich gelukkig niet achter
Claudius had gesloten.
„Zonder jou, Claudius", zei de vader,
„zouden wij van honger en koude zijn om
gekomen, want de vallei, waarin wij ge
vallen waren, kon niet anders dan door
die nauwe gang weer verlaten worden."
De dorpelingen stonden verstomd toen zij
de verloren gewaanden zagen terugkomen.
Hun terugkomst werd feestelijk gevierd
en zooals wel te begrijpen is, was Claudius
de held van den dag. Dat de Engelschen
hem op practische wijze hun dankbaarheid
toonden, behoeft niet nader gezegd te wor
den.
De blauwe jakhals.
Een jakhals, die 's nachts aan het snuf
felen was, om en bij een groote stad, viel
in een indigo-schuur en kwam er uit4 heele-
maal blauw geverfd.
„Niemand zal mij nu meer herkennen,"
sprak hij, fier den kop verheffend, „en nu
zal ik zeggen, dat ik de koning der dieren
ben, want geen ander is zóó mooi als iki"
Hij begon met den baas te spelen over
de andere jakhalzen en vervolgens bracht
hij ook leeuwen en tijgers onder zijn be
stuur. Maar door al die eerbewijzen werd
hij nu zóó hoogmoedig, dat hij zich totaal
niet meer bekommerde om zijn makkers,
bepalen, zoodat \k al mijn vitrines heb moe
ten leegpakken en hij mij wel twee uur lang
aan de praat heeft gehouden."
„En heeft hij. eindelijk nog iets gekocht V'
Jawel, een mooien ring van twee duizend
francs en dien heeft hij onmiddellijk betaald
ook."
„Zoo, zoo, hij heeft dus eerst goed het
terrein verkendMaar stel U gerust mijn
heer Alartier, ik zal hem wel te pakken
krijgen. En nu voor vandaag zou ik mij wel
willen terugtrekken; me dunkt: we hebben
al een goeden dag gemaakt, vindt U niet?"
Hiermede nam Holmes afscheid en begaf
zich naar de Champs Elysées, om Lizzie
en Bridget te ontmoeten bij het theater
Guignol en dan gezamenlijk wee. naar het
Gigantic-hotel te gaan. Toen hij echter op
de hoogte van l'Avenne Marigny kwam,
was het theater reeds gesloten.
„Zoo; al zeven uur? de tijd is vlugger
voorbij gegaan dan ik gedacht had." spralk
Holmes ia ziohzelve.
„Hè Punch wat doe jij daar?" De hond
liep steeds heen en weer naar het theater
besnuffelde den grond en stak dap onros-
stig den neus omhoog.
„Wat is het vont? Zoek het vrouwtje?
Maar die is er immers niet meerDie is
al lang naar huis, naar hot Gigantie-hotel
ga maar gauw meePunch gehoorzaamde
schoorvoetend en Holmes, die wel een beet
je onaangenaam getroffen was door deze
vreemde houding van het beest, verhaastte
onwillekeurig zijn schreden. Maar toen hij
in het Gigantic-hotel aankwam, was alles
dat hij 2e niet alleen links liet liggen, maar
dat hij zelfs wreed en hardvochtig werd
jegens hep. Dit deed hen eindelijk het ge
duld verliezen en op een goeden nacht gin
gen ze allen4 luid builendex in een kring
rondom hem staan.
Toen kon hij het toch eindelijk niet lan-
ger uithouden en de natuur bewees zich
sterker dan de leer: hij begon ook te hui
len op z'n jakhals 1 Dat was een ont
goocheling voor de andere dieren en hij was
nu gauw koning af en werd door zijn lotge-
nooten bespot om zijn fraaie blauwe kleur.
Zoo zie je dus, hoe gauw iemands uiterlijke
omstandigheden veranderen kunnen. Ja*
ja: x,'t kan verkeeren" zei onze oud-Hol-
landsche dichter Brederoot
RABAGOIS.
Ik zal je eens even vertellen, dat ik een
witte keeshond ben en dat mijn ware Haam
is Rabagois ofschoon ik in het dagelijksohe
leven altijd Rab heet, wat de menschen an
ders een heel goeden naam voor mij schij
nen te vinden, want langzaam ben ik niet
preciea. Mijn „vrouwtje" is erg trofcsck op
mij en ze wascht mij dan ook iedere week,
waar ik van mijn kant echter minder op
gesteld ben, evenmin als op zoo'n mooi
gekleurd lint, wat ik dikwijls aankrijg, als
ik mee uit wandelen ga; want dat vind ik
vooral zoo naar, omdat mijn kameraden
natuurlijk den neus ophalen voor zoo'n
laffen, (kinderachtigen hond.
's Morgens, het allereerst ga ik altijd
naar boven, om het vrouwtje goedèp mor
gen te likken en dan maak ik dat ik weer
als de wind op mijn post ben, om den baas
naar het kantoor te brengen, en ga dan
weer even gauw naar huis, vant als :k te
lang uitblijf, krijg ik mijn beschuitje niet,
en dat zou ik voor geen geld ter wereld
willen missenJa, als ze er nu bij zeggen
't is uit de linkerhandnou dan kijik ik er
eerst maar eens naar met een schuin oogje,
maar gelukkig verpakken" ze het dan weer
gauw en dan smul ik er van hoor!
Als de heele familie uit is, o, dat vind ih
vreeselijkDan ga ik te keer, dat de bu
ren zeker meelij met mij hebben. Maar geen
mensch beschrijft ook weer mijn vreugde
als zij dan thuis (komen
En ik heb alle reden om te gelooven, dat
de baas en het vrouwtje ook veel van mij
houden, ten minste aan liefkoozingen en
lekkere stukjes ontbreekt het mij niet.
daar heel gewoon. De portier was op zijn
post, evenals de talrijke bedienden, waar
het altijd van krioelde in de vestibule.
Holmes ademde verlicht op, naar dier dacht
hij, je hebt mij voor niets zoo ongerust ge
maakt.
„Maar, waarom kwam de directeur van
het hotel hem zelf tegemoet, met een zeer
verlegen gezicht?
„Wat is er?" vroeg de detective bruusk.
De directeur deed bij wijze van antwoord
de deur open van een klein vertrek naaSt
zijn kantoor, waar Holmes Bridget zag zit
ten bleek en ontdaan en als een wanhopen
de snikkend.
Toen de gouvernante haar heer zag bin
nen komen, sprong zij op met een ruk,
maar wierp zich onmiddellijk op de knieÖD
voor hem. „Vergeving! vergevingw^s
al wat zij kon uitbrengen met smeekende
stem.
„Maar wat is er dan toch?" vroeg de
detective„Waarom ben je alleen?" en
haast was het hem onmogelijk, dien eenen
naam uit te spreken, die hem voortdurend
op de lippen zweefde van Lizzie! en toch
moest hij er eindelijk toe over gaan. Maar
hij kon het antwoord wel vooruit vermoe
den: „zij is er niet meer! zij is weg!"
Holmes balde do vuisten in machtelooze
woede, wat is er dan toch gebeurd?
Hij met zijn uitstekende hersenen kon
dit zelfs niet doorgronden!
Maar hij wil tenminste hooren, zooveel
als er maar van te weten te komen is eo
Bridget discht hem het verhaal op: het