De Noorscbe Walvischvangst. Een nieuwe ster aan den modoliemel. Een verhuisdag op 1 Mei 1673. Eet zuivelMriji in California. Het gedenkteeken voor koningin Victoria Tan Engeland te Londen. De Koningin is in zittende houding i leeuwen voor. Het gedenkteeken zelf is geheel wordt bekroond met een vredes- voorgesteld. Op den onderbouw van het J versierd met voorstellingen naar sagen van engel met een vredespalm in de linkerhand, tn .iment komen groepen van genien en I de zee en met allegorische figuren. Heb bezetenen" thuis, dekte zelf en zette op de koffietafel binnen èn in de keuken een vaas met Meizoentjes, anemonen en speen kruid neer. Nam mij ook voor me niet meer te laten van de, wijs brengen door de sohoonmaak- rage. Hen maar te laten bedoent De achoonmaakkrankzinnigheid, als vele andere ziekten, behoort tot de epidemieën, die voorbijgaan, en ik troostte mij met de gedachte, dat op den wervelwind, die door het huis suist en tot een geweldigen storm aanzwelt, stoflooze stilte volgt. En dan, o zaligheid 1 komt het oogenblik, dat ik het pronkjuweel der dienstmeiden, zchoonmaak-uitgewoed en -uitgeput, tot de meid van de overburen hoor bluffen op aelfvoldanen, poohenden toon: „Jelui benne nog pas an de overloop, hè? Nee, mensch I dat lappe wij em gauwer I Wij zijn al beeJemaal schoon I" En als ik dat groote woord heb verno men, weet ik, dat er een eind gekomen is aan het voorjaarssohoonmaakgeroas en ge plaag I Dan telefoneer ik naar den banketbak ker om een taart. Trakteer van blijdschap, omdat wij „bèélemaal schoon zijn 1" En slaap dien nacht den slaap des «rechtvaardigen.. Er b ben tjjd geweest; dat de walvisch vangst voor ménig volk van visschcrs een rjjke bron van inkomsten was. Zoo heel lang is zelfs (die tijd nog niet voorbij en in het midden dor vorige eeuw bijv. trokken er ,id* Bietagme, uit Schotland, maar ook voor al uit Noorwegen vele walvischvaarders naar heb hooge noorden en kwamen met ten rijke vangst terug. Allengs begon men pp dieze walvischvaarders pok partij betrek ken van de nieuwste technische ontdek kingen; en misschien ten deele daardoor nam de walvischvangst zoo'n vlucht, dat er een ware vernieling werd aangericht en bijv. aan de Noordkust van Noorwegen de walvisschen zoo goed als uitstierven. In dien laatsten tijd echter schijnt men een nieuw gebied voor de walvischvangst te hebben opgespoord. Het was in 1865, dat de Noorweegsche kapitein Svend Foyn de eerste nieuwer, wetsdhe haringvangst op de kusten van Finmarken begon, doch niet vóór 1868 was het hem gelukt zijn harpoeneerkanon K&dêhi® te verbeteren, (dat de vangst met profijt gedreven kon worden. Spoedig kreeg hij navolgers en van 1886 tot '87 waren (er niet minder dan34 stoomwalvischvaar-. ders in de vaart. De kleine walvisdivaarder, die door ka pitein Foyn was ingevoerd; was bij den boeg voorzien van een harpoeneerkanon; aan het uiteinde van den harpoen was een kogel bevestigd, die door een vernuftige inrichting, in den harpoen aange bracht, ontplofte zoodra de harpoen in het lichaam van den walviscli drong. Deze wal- vischvaarders waren schepen van 90110 voet lengte, die 10 h 13 knoopen liepen piet een kolenverbruik van 5 ton per uur, De bemanning bestond uit den harpoenier; die gewoonlijk als kapitein dienst deed; benevens 10 of 11 man. De vernietiging van del walvisschen op de noordelijke kusten van Noorwegen, op groote schaal uitgevoerd, waardoor het aantal sterk afnam, had de verbittering gewekt der gewone kustvissdhers, die meen den, dat de aanwezigheid der walvisschen noodzakelijk was om de groote scholen kabeljauw en haring in de baaien en fjor den te jagen, waardoor zij onder het be reik der visschers kwamen. Zij vreesden nu, dat, zoo de walvisschen uitgeroeid wer-, den,- dé kleinere visschen de kust niet meer, zouden aandoen, Deze klachten bewerk ten; dat op het einde der 19de leeuw in Noorwegen wetten tot stand kwamen, waar bij het Noorschen burgers verboden weid,- walvisschen op de Noorsche kust té doo- den, welke wetten weer de verbittering van de walvischvaarders gaande maakten. Omstreeks 1787 werd de aandacht der Noren gevestigd op het groote aantal wal visschen, die in de wateren bij de Faroër én IJsland voorkwamen, wat tot gevolg had, dat er op verschillende plaatsen van die eilanden stations werden aangelegd,, gelijk die in Noorwegen, om zich de ver schillende producten van den walvisch ten nutte te maken. Het walvischspek wordt met stoom uitgetrokken in groote smelt- ketels en verder tot traan verwerkt. Het vleesch wordt verder uitgekookt, waaruit traan van mindere kwaliteit wordt verkre gen. Hft gekookte vleesch en de groote beenderen worden tot guano vermalen, zoo dat in een goede fabriek niets van den walvisch verloren gaat. Eenige jaren later werd de walvisch vangst uitgestrekt tot Spitsbergen, dc Shet- landsche eilanden, de Hebriden en de .Westkust van Ierland, hetwelk goede win sten afwierp. Tot de soorten, die in de noordelijke wateren gevonden worden, behooren: de gevinde, jvalvijf1!» de hlatjwg walvisch, dié bala'enoptcra borealis en de balacnoptera boops. Bij IJsland, de Faroër, de Shet- lands, de Hebriden en de Iersche kust worden in klein aantal de Noordkapers jen physeter makrocophalus aangetroffen. In 1892 rustte kapitein Foyn den wai- vischvaarder „Antarctic" uit, ter opsporing van de baiaena mysticetus in dè Zuidelijke Poolzeeën, een soort, zeer gezocht voor de baleinen. De „Antarctic," die tot 74 gr. zuiderbreedte kwam, vond slechts een en kele dezer dieren, maar daarentegen nam men groote hoeveelheden van. de gevinde walvischsoort waar. Tc gelijk waren Noor- -sche zeilschepen, naar de Zuidelijke Pool zeeën uitgezonden, die alle tot dezelfdie waarneming waren gekomen. Ten gevolge daarvan werd in 1904 een walvischstation op Zuid-Georgië opgericht. De gunstige berichten, die over deze eer ste zuidelijke onderneming inkwamen, wek-, ten den lust bij Noorsche ondernemende mannen op, oifi het gegeven voorbeeld te volgen, en nieuwe expedities werden uit-' gerust, om de walvischvangst in de zui delijke wateren te beproeven. Doch niet alleen daarheen koersten de koene wal vischvaarders, maar ook naar de Falklands. eilanden; Zuid-Shetlands, de Zuid-Orkneys, de kust van Chili, de Zuid- en Westkust van Afrika en naar het eiland Kerguelen. Wat de ontwikkeling van de walvisch- Vangst in hét Zuiden aangaat, zoo kunnen eenige vergelijkende cijfers daarvan een denkbeeld geven. In 1906 bedroeg de we reldproductie van walvischtraan 75,000 va ten, in 1907 127,000, in 1908 150.000, in 1909 229,000 en in 1910 309,000. Van de 309,000 vaten, die in 1910 gewonnen wer den, komen er 103,000 van Zuid-Georgië; 44,000 van de Shetlands en 40,000 uit Zuid, Afrika. De groote moeilijkheid, om in het Zui den stations op te richten ter smelting van spek en ter bereiding van guano, had den tot gevolg, dat drijvende fabrieken werden opgericht, stoomschepen van 3000 tot 9000 ton; doch toen het bleek, dat de vangst op den duur winstgevend was, richt te men ook stations op op de Falklands en op de kust van Chili. In 1910 waren er in Noorwegen 16 maat schappijen, die de walvischvangst ten doel hadden ,en die haar stations hadden op Zuid-Georgië, de Falklands-eilanden, de Zuid-Shetlands, de kusten van Chili, Zuid- Afrika, West-Afrika (Portugeesch grond gebied) en het eiland Kerguelen. In 1911 zijn er wederom 5 nieuwe maatschappijen opgericht te Tönsberg, Larvik en Sande-I fjord. Het aantal buitgemaakte walvisschen) is enorm; wanneer men nagaat, dat iaiv«] alleen de Sandefjordsehe maatschappij in 1910 een vangst had van 717 walvisschen, Ierwjjl het gezamenlijk aantal dieren voor Vijf maatschappijen 2685 bedroeg. Nu zijn in Noorwegen in deze dagen wederom berichten ingekomen van buiten gewoon gToote vangsten in de Zuideljjke Poolzeeën, waardoor hooge dividenden voor de maatschappijen verwacht worden. Dat heeft aanleiding gegeven tot speculaties on der de belanghebbenden. Dat deze groote Vangst van de walvissdhen, met de mo derne hulpmiddelen, die den walvischvaar- der heden ten dienste staan, op den lan gen duur merkbaar zal worden, is niet onwaarschijnlijk. Zoo is het ook gegaan met de jacht op de baiaena mysticetus, den baleinwalvisdi, die omstreeks 1840 zeer vlij tig gedreven werd. Sir James Ross ver telt, dat zich jaarlijks bij het eiland Ker guelen en de nabijgelegen eilanden 500 tot 600 meest Amerikaansche schepen op hielden, die op deze dieren jacht maakten (en de vangst werd later op zulk een roof- JuChtige wijze voortgezet, dat zij 20 of 30 jaar gestaakt moest worden, daar zij geen winst meer opleverde, hoe hoog de ba leinen ook in prijs stonden. Uitgeroeid is deze walvischsoort evenwel nog niet; maar volgens H. J. Bull, die de expeditie met de „Antarctic" heeft medegemaakt, is het aantal zoo geslonken, dat van een winst gevende vangst op den duur geen sprake jneer is. De Parijsche modekunstenaars, die zich tot dusver verbeeldden, dat zij alleen de ge heele elegante dameswereld de wet konden voorschrijven, zijn i.it hun rustige zelfge noegzaamheid plotseling opgeschrikt door de verschijning van een nieuwe ster aan den mödehemcl van 'de groote stad aan de Seine. De ster in kwestie ia lady Duff Gordon, een Engelsche adellijke dame, die sedert een zestal jaren op Hannover Square te Londen onder 'het pseudoniem madame Lu cile een modeaalon bestuurt, hetwelfc alle aanzienlijke Engelsche dames, die aan de mode meedoen, tot klanten heeft. Thans heedt madame Lucile ook te Parijs een der gelijk salon geopend, om aan te toonen, hoe een beschaafde, niet-Parijsohe vrouw van smaak zioh elegant kleeden kan, zonder dat zaj zdah behoeft te buigen naar den wil der officieelo Parijsche modefirma's. Te Londen beheerscht madame Lucile se dert eenige jaren geheel en al de mode. In het begin trok waarschijnlijk het nieuwe van het geval de Engelche modedames naar haar salon, maar wat haar daar te zion gegeven werd, de oorspronkelijkheid der ontwerpen en de smaak, waarmee ma dame Lucile voor iedere dame een andere, voor haar individualiteit passende kleeding te bedenken wist, de „schoonheidsfouten" corrigeerde en daarentegen de natuurlijke gaven van sahoonheid en bevalligheid beter liet uitkomen, deden de nieuwsgierigheid al spoedig verkeeren in bewondering. In de ateliers van madame Lucile wor den niet, als in de meeste Parijsche mode magazijnen, een aantal modellen ontwor pen, die dan met kleine wijzigingen door alle damea aanvaard en als een soort uni form gedragen worden. Madame Lucile is in haar scheppingen oorspronkelijk en 6treeft naar de grootst mogelijke harmonie tusschen persoonsuiterlijk en kleeding. Aanvankelijk werd er gelachen om het feit, dat madame Luaile bdj het laten zien van een toilet door een strijkorkest een „be geleiding" liet spelen, die in overeenstem ming heette te zijn met den stijl en de be doeling der japon, maar men eindigde met in te zien, dat hier een werkelijk begaafde vrouw aan het werk wae, die zich had we ten los te maken van do gangbare begrip pon over mode en kleeding en beslist zelf standig haar weg ging De bewondering der Londensche modeda mes heeft madame Lucile geen windeieren gelegd; ia korten rijd heeft «ij een vorste lijk vermogen verdiend. Haar ontvangsten per week beloopen hans gemiddeld 25,000 gulden Zij heeft ook te New-York een mo de-salon geopend, dat het razend druk heeft. De excentrieke dwaasheden, welke de Pa rijsche modekunstenaars in de laatste jaren hebben moeten uithalen, om de alrijd naar wat nieuws snakkende modedames, te bevre digen en van de heerschappij der Parijsche modes te overtuigen, alsmede het suoces, dat zij te Londen èn t- New-York heeft behaald, hebben de eerzucht van madame Lucile geprikkeld. Zij heeft het gewaagd in het hartje van Parijs haar hoofdkwartier op te slaan. In de rue de Penthièvre, in een gerestaureerd oud huie, noodigt zij de Parijsohe dames uit, zioh er van te komen overtuigen of de smaak en het vernuft van een artistiek begaafde vreemdelinge niet de voorkeur verdienen boven den strompelrok, den broekrok en de ühanto- cier-hoeden van den laatsten tijd. De dichter Dirk Schelt© (16391719), die met Vondel gemeen had ,dat hij een post aan de Bank-van-Leening te Amsterdam vervulde, en met Huygens, dat hij een me nigte versregels op allerlei gebeurtenissen schreef, waarin hij den grooten Hagenaar soms in de verte navolgde, ook m zijn woordspelingen, heeft een schets nagelaten van een verhuisdag in 1673, waaruit wij zien, dat het op den 1-Mei-dag toen al niet anders toeging dan nu. Met eenigen om haal noemt hij den morgen van dien dag „May-avonts (30 April) morgenstond" en verklaart: 't Woelige gedruis Van de verhuizeling joeg mij uit bed en huis. Diens vroege bezigheid mij steurde op 't bed te lui'ren; 'k Bestond dan, 's morgens vroeg langs straat en gracht te kui'ren. Daar zag ik steaks 't gesleep, 't gedraag, 't getors, 't gekruy Van 't vroeg-op kloek© volk; men vond geen luye luy. Elk was hier bezig om zijn naarstigheid te uiten, 't Gevaareloos gevaar van volgepropte schuiten, Met inboel, schilder-kunst en prachtig huissieraad, Tot pronk meer aJs tot nut, en dartle overdaad, Deed my somwylen staan; dan zag ik and'ren torssen Op schouders, wagens, slêen, die zoo het scheen, in 't morssen Gekweekt zijn als het zwijn; 'k zag weer een ander slag, Die ik bij d'een noch d'a&r hier vergelijken mag; Die door gebrek van macht, hun gansche arremoetje, In waarde weinig waarde, dog ©gter zind'lijk goedje, Met zorg en ijver droeg, en torst' met eigen hand- 'k Zag traage lien uit dwang, en wil'ge blydlyk reppen, Om elk op 't spoedigste met huisraad, pak en zak, In hun aanstaande huis te rusten onder dak. Zoover was 't zien geneugt, maar als ik toen bespeurde De drieve vlugteling, die sukkelende treurde, Dat zijn verhuizen was maar even als een bal Die van het een op 't aar stuit, en niet rusten zal, Voor dat de drijver "rust, toen wierd me als ingegeven Om 't wonderlijk bestier van 't woelend menschenleven Eens met een starrend oog inwendig ga te slaan- »A* Een correspondent van de afdeeling Han del in de Vereenigde Staten van Amerikf vestigt de aandacht op de groote vorderin gen, door het zuivelbedrijf in de laatste jares in Californië gemaakt. Deze krachtige ont wikkeling in de vele regenaxme streken vaft dit land is eerst mogelijk gemaakt, nadat een uitgebreide toepassing van bevloeiing een weelderigen groei van voedergewassen, met name luoetrno, en deze weer een sterk# veehouderij heeft in de hand gewerkt. Aldus zijn uitgestrekte districten langs de San- Joaquin-river, Kings-river, Fresno-river, d# American-, Feather-, Sacramento-, Colorado, river, enz., door bevloeiing in vruchtbar# landouwen herschapen. Op de beste velden in Californië verkrijgt men van 5 tot 6 oog sten lucerne in één jaar, ieder van 15 tot 25 ton hooi per H.A. Californië voerde vroeger groote hoeveel heden boter, kaas en andere zuivelproducten in, doch de bevloeriingen en de verbouw van groote hoeveelheden luoerne hebben het mogelijk gemaakt het runderrae in dezen Staat te verbeteren. Tegenwoordig treft men er groote kudden rundvee aan, waarin hei Holsteinsche en het Jersey-ras overwegen. Over het algemeen houdt m^n een koe per are lucerne. Do molk wordt in bussen naar de z,g. a.frooui6tations, welke op niet te groote afstanden van elkaar in een irrigatie-district zijn gelegen gebracht. De afgeroomde melk wordt aan de veehou der® teruggezonden, die deze melk gebruiken bij de voedering van kalveren en varkens, terwijl de room naar de groote bevolkings centra, zooals San-Francisco en Los-Angelcs, wordt vervoerd, waar deze gedeeltelijk als zoodanig wordt verbruikt of tot boter wordt verwerft. Vroeger werd voel boter gemaakt op de verschillende boerderijen, doch thans ge schiedt zulks bijna niet meer. In 1896 werd 31,605,449 lbe. boter geproduceerd, waar van 10,097,322 lbs. in de boterfabrieken en 21.508,118 lbs. op de boerderijen. In 1902 was de verhouding geheel omgekeerd; in dat jaar toöh bedroeg de productie der bot er- fabrieken 21,593,021 en die der boerderijen 9,935,741 lbs. In 1909 beliep de totale pro ductie 49,595,869 lbs., waarvan nog geen 16 pCt. op de boerderijen was gemaakt. De veehouderij wordt, zooals hierboven reeds bleek, grooten deels op geïrrigeerd land gedreven. Alleen in Humbolt-County, gele gen in het uiterste noorden van den Staat, in de z.g. Eel River Valley, waar de regen val overvloedig iö, heeft geen bevloeding plaats. In dit gebied werden in 1909 4,751,998 lbs. boter geproduceerd. De totale waarde der zuivelproductie van Californië in 1909 wordt geraamd op 27,329,400 dollars. Hierin waren behalve bo ter ook begrepen kaas tot een hoeveelheid van 6 millioen lbs., ter waarde van gemid deld 10 dollarcents per lbs., benevens 87,000 kisten gecondenseerde melk. De waarde van den in natuurlijken staat verkochten room be liep bijna 8,000,000 dollars. Personen van verschillende nationaliteiten nemen aan het zuivelbedrijf deel. Voorna melijk zijn het Noord-Europeanen, nl. Denen, terwijl onder de Zuid-Europeanen de Portu- geezen, zoowel van het vasteland van Portu gal als van de Azoren, de eerste plaats inne men. Het is bekend, dat in Amerika de Noord-Europeanen als de beste immigranten worden beschouwd. De Denen hebben zicli gevestigd in sommige deelen van den San- Jbaqüin-Valley, om Newman, in Stanislaus County, en zijn over het algemeen welva rend. Slechts weinig Nederlanders zijn bij het zuivelbedrijf in Californië betrokken- Goede melkers verdienen daar tot 40 dolL per maand met kost en inwoning. Een ge wone boerenarbeider, die goed kan melken, kan onmiddellijk na aankomst 30 doll, per maand met kost en inwoning verdienen. Intelligente Nederlanders, oud-lccrlingen van Nederlandsche landbouwscholen, zoudeD in dezen Staat wellicht een goed bestaan kunnen vinden, mits zij, behalve vakkennis, pok eenige handelskennis bezitten-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 12