Klimaat en vrouwenschoon.
STOFGOUD.
!_l
te gelijk een dam aan te leggen naar het
.vasteland en naar de Hallig Langenesz.
Wift die met onzen Amelandschen dam
zooveel ellende hebben beleefd,, kunnen be
grijpen, dat de Olandecr-dammen al heel wat
aan stormsoha/de hebben geko6t. Door de
dammen werd volkomen verhinderd, dat de
dagelijksche eb en vloed de beide eilanden
kon omvatten- Zoo bereikte het water al
leen aan beide kanten de dammen, werd
daar opgehouden, stroomde bij eb langs
denzelfden weg terug en verloor op die ma
nier aan meesleurende kracht. Dientenge
volge raakten ook de geulen met zout wa
ter dicht, en toen er pieren in zee werden
uitgebouwd, die de golven braken, kreeg
men aan de kust rustig water, waar het slib,
uit zee meegevoerd, bezinken kon. Toen be
gon de landaanwinning, die prachtig vor
dert en die ten slotte alle moeite en de
vele millioenen ruimschoots zal waard blij
ken.
Eilandjes, die door diepe zoutwaterkana
len doorsneden zijn en beslist gauw door
de zee zouden worden verzwolgen, worden
door de waterbouwkundigen gered en ver
sterkt op de meest geëxponeerde punten,
het Westen, Zuidwesten en Noordwesten.
Kribwerken en aarden wallen, met stroo
bestoken, versterken het strand, en de
grootste kanalen worden door dammen ge
sloten. Gröde, Langenesz en Hooge zijn van
die veel zorg eisohende Wadden-eilanden.
Het laatste zal in dit jaar een duur brokje
zijn voor Pruisen, want men wil er tevens
een zomerdijk bouwen, die de herhaalde
overstroomingen in het voorjaar en den
nazomer moet verhinderen.
De drie allerkleinste Halligen, Norderoog,
Süderoog en Südfall, worden als verloren
posten beschouwd. Het eerste is al van
1825 af onbewoond en werd onlangs door de
Duitsche Ornithologische Yereemging ge
pacht als station voor vogelbescherming,
waar des zomers een oppasser woont( die
landingen op de Hallig moet beletten. Daar
zullen de Gadkes onder de vogelvrienden
dan hun hart kunnen ophalen.
Op Süderoog woont een enkel gezin met
twee kinderen, voor wie de Staat een eigen
onderwijzer heeft aangesteld, en Südfall is
door een dame gekocht van de laatste eige
naars en wordt door haar als zomerverblijf
gebezigd. De dagen van deze drie eilandjes
zijn geteld; ze zijn te klein, om veel geld
aan hun behoud te besteden; de zeven an
dere worden, dank zij hun krachtigen bol
werken, niet alleen niet kleiner, maar door
aanslibbing werkelijk grooter.
Een puzzle-mak'SP.
Sam Lyod, de Puzzle-koning, is te Brook
lyn overleden. Hoewel hij eemge bekend
heid h'ad als schrijver, schaakspeler en uit
vinder, was hij als de man van de puzzles
over bijna de heele wereld het meest be
kend.
In 1841 werd hij te Philadelphia geboren.
Hij speelde op tien-jarigen leeftijd reeds
schaak met eenige beroemde spelers van
de streek en v«rsL<eg hen dikwijls. Hij stu
deerde eerst voor ingenieur, later in wis
kunde en talen te Heidelberg. Maar onder
wijl maakte hij puzzles voor eigen genoegen
en om zijn vrienden te verrassen. Toen hij
25 jaar oud was, werd hij beroeps-puzzle-
maker en leidde een puzzle-rubriek in ver
schillende bladen.
Zijn naam weTd bekend in alle hoeken
van de wereld. De bekende „Pigs in Clo
ver" was o.a. zijn vinding. Zijn puzzles wa
ren verdeeld in twee soorten, die, welke
handigheid eischten, en die, waarvoor gees
telijke oefening noodig was. Vele menscKen
hebben de varkentjes in hun hokje gekre
gen ten koste van hun zenuwen, maar nie
mand loste ooit sommige puzzles op. Be
roemde wiskundigen beproefden ze op te
lossen, maar kwamen nooit tot de goede op
lossing.
Het meeste geld heeft hij gemaakt met
het donkey-puzzle, waarbij twee jockeys
op de ruggen van twee ezels moesten ko
men te zitten. Hierop nam hij patent en
hij verkocht 't in groot-en getale. De gemak
kelijkheid, waarmede hij puzzles kon uit
denken, die de helderste geesten niet kon
den uitvinden en de halve wereld hoofdpijn
bezorgden, toonde hij door het maken van
het pony-puzzle. Het ging op verzoek van
den gouverneur van Pennsylvaniö, toen deze
in 1888 op dezelfde stoomboot uit Europa
terugkeerde als Sam Loyd. De gouverneur
verzocht hem om een nieuw puzzle. Loyd
nam een potlood, teekende een paard en
knipte het in drie stukken. Het paard ga
loppeerde, toen hij het had geteekend. De
kunst was het later weer te doen galop-
peeren. De gouverneur bood een prijs voor
ieder, die het op de reis kon oplossen, maar
niemand kon het.
Loyd zelf vond zijn wetenschappelijke
puzzles het belangrijkste en zeide, dat het
zijn grootste genoegen was deze te maken.
De klachten over ons klimaat zijn legio
en naar veler oordeel valt overmatige voch
tigheid al bijzonder weinig in den smaak.
Zij gaf zelfs De Genestet zijn bekende
„Boutade" in de pen en al had die nu
meer bepaald het najaar op het oog, ieder
weet, dat de regenachtige zomers niet min
der een kruis zijn voor velen dan de herfst
dit was voor dien dichter.
Vooral de dames veraischuwen den regen,
die haar uitgaan bederft, haar belet te win
kelen en te flaneeren, Kaar zomeruitstapje
doet mislukken, haar belet aan tennisbaan
en hockeyveld den daarvoor bestemden tijd
te wijden en haar hoed en haar japon cnet
ondergang bedreigt.
Een Engelsch geleerde is tot de overtui
ging gekomen, dat de dames verkeerd doen
den regen te haten. Hij heeft na reizen ;n
alje deelen der wereld ontdekt, dat de
schoonheid van. de bewoners van een land
in hooge mate afhankelijk is van de voch
tigheid van het klimaat. En daar schoon
heid naar Eet algemeen beweren een zeer
gezochte eigenschap is voor vrouwen en
een „mooie" man in sommige oogen zelfs
leelijk is, ligt het voor de hand, dat de
vrouwen alles moeten waardeeren, wat
haar schoonheid in de hand werkt, en dat
zij dus ons nat en kleumerig klimaat moe
ten prijzen en roemen,, als het goedkoop
ste, deugdelijkste en natuurlijkste schoon
heidsmiddel.
Maar daarom zou dan ook zijn uitge
maakt, dat zij dep Tegen niet behoor en te
schuwen, maar dien zonder vrees voor
j,verweeren," zouden moeten trotseeren.
De vrouwen van Ierland, het groene
Erin, staan sedert tijden in den roep de
schoonste oogen en de kostelijkste gelaats
kleur te Eebben; ieder weet, dat Ierland
een zeer vochtig klimaat heeft. Onze En-
gelsche geleerde voelt zelfs veel voor den
Engelschen mist en nevel, die de Engel-
sche „misses" maakt tot wat zij voor hera
zijn, bekoorlijke vrouwen.
Het Zuiden van Europa met zijn droog
klimaat vormt, volgens hem, de tegenstel
ling. Daar zijn wel schoone vrouwen: wie
weet niet van de Andalusische schoonen
en de vurige oogen der Italiaansche vrou
wen; maar die gloed der oogen is van de
zon afkomstig; waar echter is de frissche
gelaatstint in die met meer zonneschijn ge
zegende Streken? Die ontbreekt geheel, de
tint is mat en flets en vooral: hoe lang
duurt de scEoonheid van de dochteren van
het Zuiden?
Wel zijn er in de warmere, drogere land
streken vrouwen, wie men schoonheid niet
ontzeggen kan, zelfs munten zij op bepaal
den leeftijd uit door lichaamsschoon, maar
die bloeitijd duurt korter dan bij de vrou
wen uit noordelijker landen, waar de
neerslag grooter is. En dat geldt, volgens
onzen Engelschman, niet alleen voor de
Europeanen, maar in de zonrijke streken
van de tropische zone meent hij een sterk
sprekend onderscheid te hebben opge
merkt tusschen de vrouwen uit verschillen
de gedeelten van het land, al naarmate hot
een droog of vochtig klimaat heeft. In de
vochtiger streken is de huidskleur teerder
en schooner en de vrouw behoudt haar be
koorlijkheid tot op hoogeren leeftijd.
Gebrek aan regen en neerslag in het
algemeen is de vijand van vrouwelijk schoon
en het „Meiregen brengt zegen" is dus ni©t
meer alleen voor den boer geldend, maar
ook voor de vrouw in 't algemeen.
Wonderkinderen.
Op den jeugdigen leeftijd van 12 jaren
bezocht Melanchton de universiteit te Hei
delberg; twee jaren later verwierf hij net
baccalaureaat (zoo iets als candidaatstitel).
In zijn volgend© jaren ontwikkelde zijn
aanleg zich. regelmatig, zoodat hij op zijn
17de jaar magister (doctor) was.
Nog vroeger was onze Hugo de Groot er
bij. Deze wijdde zich reeds op zijn llde
jaar in Leiden aan de rechtswetenschap en
aan de oudheidkunde. Toen hij 15 jaar oud
was, begeleidde hij den raadspensionnaria
Oldenbarnevelt op zijn gezantschapsreis
naar Frankrijk, waar Hendrik IV hem een
gouden ketting en zijn beeltenis ten ge
schenke gaf, omdat de intelligente jongen_
hem behaagde.
Tasso kon praten, toen hij pas 6 maan
den oud was, en toen hij 7 jaren was, ver
stond hij Latijn. Ampère was reeds op zijn
18de jaar mathematicus. Pascal schiep op
zijn 10de jaar zijn acustische theorie en op
zijn 15de jaar schreef hij zijn beroemde
verhandeling over de kegelsneden.
Ook Bilderdijk was om -ijn vroegtijdige
begaafdheid beroemd
Dikwijls echter komen zgn. wonderkin
deren niet tot ontwikkeling.
Het Lubecker wonderkind, Chr. H. Eei-
niken, geboren in 1721, kon reeds in zijn
10de levensmaand alle voorwerpen, die hij
om zich heen zag, bij den naam noemen.
Nog vóór hij één jaar oud was, leerde hij
van een onderwijzer de voornaamste ge
schiedenissen uit de Boeken van Mozes
en hij begon, toen hij 15 maanden oud was,
de wereldgeschiedenis te leeren. Voordat
hij drie jaren oud was, kende hij de insti
tuten en daarbij de geschiedenis van De
nemarken. En nu begon hij er ook Latijn
bij te leeren. Verder valt er van zijn knap
heid niet meer mede te deelen: het kind
stierf reeds in zijn vijfde levensjaar.
Hoeveel muzikale wouderkinderen zijn
er niet geweest, van wie men later nooit
meer iets hoorde, alhoewel zij in leven
bleven. Ook dit is geen ongewoon ver
schijnsel. Terwijl n.l. vele vroegbegaafde
kinderen zioh tot hun 18de a 15de jaar
geestelijk zeer voorspoedig ontwikkelen,
helpt opeens alle inspanning niet meer;
het kind kan de dingen niet meer begrij
pen.
Omgekeerd ziet men ook, dat kinderen,
die zonder aanleg schijnen, zich in de half
wasjaren onverwacht ontpoppen als zeer in
telligente jongelieden. De eerst soms voor
half stompzinnig versleten jongen is een
Ihelderdenkende, vlugge knaap geworden.
Men moet dus nooit te vroeg wanhopen
aan de ontwikkeling van zijn kroost. Bis
marck was als student maar heel middel
matig, en dr. Sohaepman ging in zijn jon
gensjaren door voor een leerling beneden
het middelmatige.
Toch zijn er mannen uit gegroeid, die de
genen, die hen in de schooljaren overvleu
gelden, in het leven ver achter zich lieten..
Maar er zijn planten, die eerst een
koortswalm van zich geven als zij rotten;
ziekten, die eerst besmettelijk worden als
zij aan het afgaan zijn. Zoo is het ook met
die planten, die uit het moeras van men-
schelijke kleingeestigheid en liefdeloosheid
opschieten en die wij .„praatjes1' noemen.
Simon Gorter.
Niet wat men geeft bepaalt den prijs
der gift,
Wat liefde schonk draagt liefdes
kostbaar merk.
(Indische spreu k)«.