Het dekkleed der Hertogin.
Kien we Raadsels.
•if I. -T—'T
gedenkwaardige woorden uitsprak. De afge
zanten van Frankrijk wilden nog verder
aandringen, maar Callot was niet over
te halen.
„Vaarwel, mijnheer Calot," zei Craq-
Mars, en reikte hem hartelijk de hand,
„vaarwel. Werk voor uw roem; voor den
roem van Frankrijk, want gij hebt mooi
spreken, gij zijt een Franschman en dat
wel voor altijd. Dat uw roem ons komt,
troosten aan het Hof voor uw verwijdering
van het Louvre;"
Toen Callot de feestzaal weer binneri-
trad, nadat hij de afgezanten begeleid had,
vond Dij op de plaats, waar Cinq-Mars 'ge
staan had, een gpuden medaille. Op deze.-
medaille waren Frankrijk's wapenen aan 'Se
ééne zijde gegraveerd en cp den anderen
kant las inen deze woorden: „Koning Lode-
wijk XIII aan Jacques Callot, van Nancy,
zeer beroemd graveur 1634."
„Dat is," zei Callot geestdriftig, „eea
aandenken, kinderen, dat ik altijd bewaren
zal."
De beroemde kunstenaar overleefde dit
alles niet lang. Uitgeput door het vele
werk, stierf hij te Nancy, op 28 Maart 1635
Hij was nauwelijks twee-en-veertig jaar
oud.
Op een goeden dag in het jaar 1736, kwam
de lakei van de hertogin van Schönberg
met een boos gezicht, den winkel binnen bij
den L'ofzadelmaker, en riep, op driftigen
toon: Vrouw Poquelin 1" Onmiddellijk
kwam de zadelmakersvrouw aangeloopen,
uit het kamertje achter den winkel, en
vroeg:
„Wel, waar kom je nu weer voor?"
„Ja, waar zou ik nu anders om komen,
dan voor dat bewuste dekkleed, waar ik
gisteren nu ook al voor ben geweestEiken
oqhtend en eiken avond vraagt de hertogin
er mij om, maar ik geloof heusch, vrouw
Poquelin, dat jij en je man ons voor den
gek hóuden. Dat zou i!k je anders niet aan
raden, want dat kon nog eens heel sleoht
voor jullie afloopen, koninklijke zadelma
kers, dat je bent!"
Vrouw Poquelin liet den lakei niet eens
den tijd om verder uit te spreken, en be
gon zelf:
„Dat is toch vreemd! Gistermiddag,
tegen vier uren, ging mijn zoon met het
kleed bij zich naar de hertogin en tegen den
tijd van het avondeten was hij weer terug,
terwijl hij in het minst niets vertelde, van
-iëts bijzonders, dat hem overkomen zou
zijn
„Nou, en ik ben den heelen dag thuis ge
weest en pak zelf alles aan, wat er voor de
hertogin gebracht wordt; maar ik verzeker
je, dat ik geen spoor van je zoon gezien
heb, laat staan van het kleed P
„Daar begrijp ik nu toch heelemaal niets
VanDan moet er hem toch iets overko
men zijn; maar, wacht maar, ik beloof je,
dat de zaak opgeklaard zal worden. Zeg
maar vast^aan.de hertogin, dat ik haaT
eerbiedig pro excuus verzoek, en dat ik
mijn best zal doen, dat alles zoo gauw mo
gelijk in orde zal komen."
De lakqi-. ging.toch in eeni'gszins beter
humeur weer naar huis, want de bereidwil
ligheid, waarmee de vrouw verklaard had,
dat zij al het mogelijke zou doen, had hem
ten minste wat vriendelijker gestemd je
gens haar.
Zij zelve was echter heftig ontstemd,
toen zij weer in de kamer achter den winkel
trad en daar h$ar schoonvader vertelde,
wat de lakei gezegd had.
„Er moet Jan zeker wat ernstigs overko
men zijn, dat hij zijn boodschap niet naar
behooren gedaan heeft," antwoordde de
oude kalmeerend. Hij was n.l. altijd gewend
de zaak zoo kalm mogelijk op te vatten,
als het zijn kleinzoon betrof, want die was
zijn oogappel, en kon geen kwaad bij hem
doen, letterlijk l
„Jawel, maar het was toch een eerste
plicht van den jongen geveest, dat hij zijn
ouders ten minste op de hoogte gesteld
,had, van wat er hem overkomep wasMaar
we weten niet eens waar de jongen geze
ten heeft, om dien tijd!"
„Ik wel," zei Grootvader. „Hij heeft ze
ker weer naaT die tooneelspelers staan kij
ken, die eiken middag, klokke vier, hun
kunsten beginnen, daar dicht bij de brug.
Hij heeft immers zelf gezegd, dat hij too-
neelspeler wilde worden, later als hij groot
-was! Weet je wat! Ik zal nu ook dadelijk
eens gaan kijken, waar de jongen is, op
het oogenblik." En daarmee ging Groot
vader heen. Toen hij dicht bij het theater
kwam, zag hij daar drie personen op het
tooneel, en er om heen een groote lustige
menigte. Eéa der drie tooneelspelers was
nog heel jong; hij had een masker voor en
was als harlekijn gekleed, terwijl die het
juist scheen te zijn, die de menigte zoo aan
het lachen maakte.
V.eemd, maar zijn stem leek op die van
Janneman! En wat nog vreemder was, het
dekkleed, dat achter op het tooneel lag,
kwam Grootvader ook zoo bekend voorl
Grootvader had moeite, om zich te be
dwingen, want hij mocht niet hindeien
midden in de voorstelling. Niet zoodra was
echter de voorstelling geëindigd, of Groot
vader drong vooraan, vroeg den acteur te,
spreken... en de jonge harlekijn had zich ia
een wip uit de voeten gemaakt.
„Mag ik u eens vragen, mijnheer Taba-
rijn," begon Grootvader, .,hoe komt dit
zijden kleed hier?"...
Na een lang en driftig gesprek bleek, dat
Jan al drie dagen lang zich 's middags al*
acteur verhuurd had, en dat hij zeer vol
deed m deze nieuwe betrekking.
En denk je, dat Grootvader eindelijk nog
boos kon zijn op zijn kleinen Jannemanj'
wel neen, want weet je wat tdj deed met
het geld dat hij verdiende met zijn kunstent
Hij bracht het aan de moeder van zijn
vriendje, die al weken ziek te bed lag, en
nu haar huur niet op tijd had kunnen ba»
talen
Toch achtte Grootvader het noodig zijn
kleinzoon onder het oog te brengen, dat
hij maar niet lichtvaardig dat zijden kleed
dei Hertogin had mogen leenen, want, dat
dit zijn eigendom niet was, en dat hij de
zaak van zijn Vader in miscrediet bracht.,
In eigen persoon ging Jan naar de Her
togin om zelf zijn excuses aan te biedea
en... het gevolg was door de naïeve goedig
heid van het kind, dat zij ook ©enigen bij
stand beloofde aan het arme gezin, en dit
duchtig steunde met haar zoo zeer gew aar-
deerde hulp.
Ingez. door „Asschepoetster."
L' L
Het geheel telt 13 letters en is de schuit-
naam van een der raadselkinderen.
Een 2, 6, 4 gebruikt men in de sohooL
1, 11, 12, 13 is een jongensnaam.
10, 8, 9 is een knaagdier.
7, 3, 2, 1 is goed voor elk.
2, 3, 5, 8 is een verkorte meisjesnaam.
Ingez. door „de kleine Winkelier."
5! n. -
Mijn geheel bestaat uit 10 letters.
4, 5 is een versterkend voedsel.
8, 7, 2 is een visch.
6, 5, 9, 7 is een meisjesnaam.
Op het ijs is een 1, 7, 8, 9.
1 Één 10, 8, 7, 9 is een jongensnaam.
IQ, 3, 6 is niet knap.
„Hoor eens, nu moet niemand merken,
dat wij spelen met Punch, anders wordt er
veel te veel op hem gelet en dan is hij niet
meer vrij in zijn beweging, wij moeten hem
dus ook schijnbaar ongemerkt volgen."
Die eentonige wandeling beviel Lizzie in-
tussoheü niets; zij had gehoopt een opge
wekt partijtje te spelen en nu zag zij wel
aan het gelaat van haar vader, dat die zelfs
niet tot praten geneigd was. Tot overmaat
van ramp scheen Punch maar niet het goe
de spoor te kunnen vinden; op 't oogenblik
was de hond bijvoorbeeld bezig, een baal te
besnuffelen, die op het dek lag en waar
twee mannen op zaten van eeü zeer ge
woon uiterlijk. Lizzie trok haai vader even
bij de hand, maar Holmes had die waar
schuwing anders niet noodig, want hij was
al op zijn hoede.
„Wat moet die hond toch", bromde een
van hen, wien de tegenwoordigheid van het
beest maar half scheen te bevallen.
„Hij wil misschien even kennis maken
met de punten van mijn laarzen", hernam
de ander, terwijl hij vast den voet op
lichtte.
Sherlock Holmes verdubbelde nog slechts
zijn aandacht en Lizzie ook, doch eik om
verschillende redenen. Na nog even geaar
zeld te hebben, ging Punch terug en zijn
baas merkte daaraan dus, dat hij op een
verkeerd spoor was! Holmes wilde zich al
terug trekken van dit gedeelte der boot,
toen de hond ineens afschoot op een zeer
elegant gekleed hger, die er in alle opzich
ten bijzonder chic uitzag. Maar de detecti
ve was al lang gewend aan dergelijke be
drieglijkheden in het uiterlijk, dus hij gaf
weer acht met verdubbelde waakzaamheid.
„Vader," riep Lizzie in vervoering.
„Ja, stil maar," antwoordde vader, ook
heel zaoht, „je kamer zal je hebben hoor,
lieveling."
Lizzie die aan den toon van haar vader
had gehoord, dat het hem ernst was met
zijn gebod tot zwijgen, keek hem aan met
vragenden blik, doch zou het niet meer in
haar hoofdje krijgen, om te spreken 1
De hond was op de achterpooten gaan
staan en stiet ten tweede male een kort
geblaf uit, dat hij altijd deed hooren, als
hij het verstopte voorwerp gevonden had.
„Vort, vies beest", riep de passagier en
tegelijkertijd zei hij een paar vloekw orden
die Sherlock Holmes meer herinnerden aan
East-End (de armenbuurt in Londen), dan
aan Piccadilly (de voorname wijk in Lpn-
den), waar men hem aan zijn kleeding had
geacht thuis te behooren! Maar waoht, dat
klopte I dacht Holmes, keerde zich om, trok
zijn dochtertje mee, stelde naar met een
paar woorden op de hoogte van het geval
en zond haar toen terug naar Bridget,
waar het kleine meisje dan ook een oogen
blik later gezeten was, toen haar vader,
gevolgd door Punch, eveneens haar kant
uit kwam en verder afging op de dame
van de gestolen beurs.
„Mevrouw," zei hij, „uw schat is gevon
den;. hoogst waarschijnlijk hebben wij deD
man
„Maar, dat is niet m:gelijk mijnheer."
„Zacht wat, mevrouw. Voor het oogen
blik kan ik u geen nadere bijzonderheden
geven; gaat u eenvoudig even naar de
hut van den commandant, waar u uw we
dervaren nader kunt vertellen, dan ben ik
binnen een paar minuten bij u."
De commandant was niet bijzonder inge
nomen met de zaak. Voor zoo iemand
wordt de boot waarmee hij reist, haast zijn
woning en men heeft dus niet graag een
schelm aan boord. Bovendien drukte hem
de verantwoording zwaar, dat hij een man
zou laten arresteeren op zoo vage aanwij
zingen in zijn oog.
„Die geschiedenis van dien hond, is wel
heel aardig mijnheer, maar toch niet vol
doende overtuigend", sprak de comman
dant. „Misschien heeft mijnheer zelf ook
niet genoeg verstand van zulke zaken en
honden kunnen zich vergissen weet u."
Bij die opmerkingen kwam er een glimlach
spelen op de lippen van Sherlock Holmes.
„Commandant", antwoordde hij, opdat
u wat dit laatste aangaat zoudt zijn gerust
gesteld; ik ben Sherlock Holmes, maar wil
niet, dat dit verder bekend wordt, juist
om ambtsredenen, vat u wel?"
(Wordt vervolgd);,