FEUILLETON.
De kond van Sherlock Holmes.
„Spreek, Habenl" zei Callot met aan
drang.
Jacques," hernam, de zigeuner op plech-
tigen toon, „ik kom je mijn doohter toever
trouwen, wilt gij haar tot vader zijn?"
„Ik neem het aan," riep de kunstenaar
uit. „Blijf ook bij mij, Haben. God zegent
een groot gezin.
„Beste Jacques," antwoordde de grijsaard.
„Voor mijn dochter neem ik je weldaden
aan; wat mij betreft, ik mag er niet van
genieten. Je weet, dat ik bet hoofd ben van
een vervolgd ras, dat ongelukkig zonder
vaderland, zonder zon, zonder rust is, ik
moet tot den laatsten snik zijn eeuwige
verbanning en zijn rampen diragen en dee-
len. Ik heb echter mijn eenig kind aan dat
ongelukkige leven willen onttrekken."
Jahina \ie\ voor haar vader op de knieën
en stortte bittere tranen.
„Vader, lieve vader, wat zal er van u op
uw leeftijd worden?"
„Wees niet zwak, meisje," viel de zigeu
ner haar in de rede; „je kent mijn besluit,
het is onherroepelijk. Ik heb nog korten
tijd te leven; ik moet dien tijd aan mijn
volk offeren."
Toen wendde hij zich tot Callot, in wiens
oogen tranen stonden, en zeide: „Jacques,
willig je het verzoek in, dat ik je zooeven
deed?"
De kunstenaar antwoordde met snikken
onderbroken, hij knikte slechts met het
hoofd.
„Jacques, zie uw dochter, Janina, zie uw
vader. Leef wel, Jacques! Leef wel,
Jamina."
Hij nam daarop zijn stok uit den hoek
der kamer, nadat hij beiden hartelijk om-
Uelsd had en ging naar de voordeur.
De kreet: Brand I Brand 1 weerklonk in
de straten van Nanoy; Callot was met zijn
zonen en zijn vier leerlingen het eerst van
allen opgestaan.
Een ruiter verscheen eensklaps te mid
den der onrustige menigte en riep uit:
,,Gaat allen naar Hue de la R-once; het
huis van Claude Henriet staat in brand I
Haast u, er is groot gevaar bij 1"
„Het huis van Claude Henriet 1" riep
Baptiste verwonderd uit.
Henriet waB de eerste meester van Callot
geweest in de graveerkunst. Sedert lang
waa het huwelijk van een zijner zoons met
jCecdia, de oudste dochter van Callot, afge
sproken, toen Henriet eensklaps onder
voorwendsel, dat Cecilia niet rijk genoeg
was, vooc zijn zoon, de voorgenomen ver-
lrDat ÏU in een rieten stoel gezeten
waart, blijkt bijv. daaruit, dat Uw rok en
Uw mantel de eigenaardige afdrukken ver
sponen van het riet, en dat U do bladen
«ft uw boek hebt gesneden, bewijzen de
afknipaeltjes papier, die zich op uw
OMntel bevinden, ter hoogte waar bij het
boek gehouden hebt."
De oude dame was ten hoogste verbaasd
fa bod meteen wat om haar gedachten mee
bhsig te houden, terwijl Holmes de zijnen
■kig opzoeken, die zioh zoo wat midden op
het dek bevonden.
Bridget zat nog altijd in gepeins verdiept
«n Lizzie waa aan het praten met haar pop
terwijl Punch maar steeds voortging met
gapen, waarlijk, hij vond het nu niet eens
zoo amusant daar op de boot.
„Hola, ouwe jongen, je kunt je pleizier
hier wel op aan boord, hè? Nu, ik vind,
dat je meesteresje je ook wel wat verwaar
loost 1 Maar wat kunnen we nu ook hier
op zoo'n volle boot beginnen, te midden van
zooveel menschen?"
„Lizzie zou je niet eens wat verstopper
tje spelen, net als thuis? Er is hier toch
veel meer plaats dan in het salon en mis
schien zou mijnheer Punch wel wat meer
moeite hebben met zoeken."
eeniging tusschen de beide families verbro
ken had. De arme Cedlia was nog ziek van
het verdriet, dat deze plotselinge scheiding
haar veroorzaakt had.
„Laten wij ons op dien gierigaard wre
ken," hernam Callot, terwijl hij naar de
plaats des onheils snelde.
De vlammen Bloegen nog niet uit, maar
een zwarte, dichte rookwolk drong uit alle
vensters en deuren van het huis. De ge-
heele familie Henriet was op een balkon
van het huis gevluoht en wachtte- toet on-
uitsprekelijken angst het oogébblik af, dat
er een ladder tegen Ket huis zóu gezet wor
den om aan een wissen dood 'te ontkomen.
„Laten wij eerst de personen redden,"
riep Callot uit en vuurde den moed van
ejjn medeburgers aan.
Dank zij zijn voorbeeld en 'Opwekking
werden er drie ladders tegen het huis ge
zet en nauwelijks hadden de óngèlukkige
Henriet en zijn kinderen het balkon verla
ten, of het stortte in en een groote vlamr
menzuil verhief zich boven dat deel van het
huis. 1
De oude Henriet, die als door een won
der geréd was, scheen het gevaar, dat hij
gelcopen had, vergeten te h'ebben om het
verlies, dat hij geleden had, te betreuren.
Hij liep door de groepen der redders door
en terwijl hij naar de bovenste verdieping
van het huis wqes, riep hij uit
„Daar boven, vrienden, ligt mijn fortuin,
mijn portefeuilles met platen, mijn schat,
mijn geluk, mijn rijkdom
De rijke verzameling platen van Claude
Henriet was inderdaad onschatbaar. De Ko
ning van Spanje had hem er eens honderd
vijftig duizend pond voor geboden.
Men was getroffen door de smeekbeden
van den grijsaard, maar niemand durfde
een bijna wissen dood trotseeren, toen
een man, die moediger en medelijdender
was dan de anderen, zich uit de menigte
losmaakte, de hoogste en stevigste ladder
gTeep, tot den top klom, de ruiten verbrij
zelde, zonder te aarzelen in de kamer
sprong en weldra weer verscheen met de
kostbare portefeuilles onder den aim.
Kreten van bewondering weerklonken
plotseling; men wilde den dapperen burger
geluk wenschen; hij was echter in de men-
schenroassa verdwenen.
Den volgenden dag gingen Callot en zijn
beide zoons Claude Henriet opzoeken.
„Meester," zei Callot tot den grijsaard,
„gij hebt mijn dochter te arm gevonden
voor uw zoon. Ik wilde mij wreken en ik
ben daarin volgens mijn zin geslaagd. Zie
hier Claude Henriet, uw portefeuilles, ze
„Hoor je dat Punch? Papa beweert, dat
je het hier misschien niet eens zou kunnen
vinden als ik wat verborg. Laat je je da»
gezeggen vent?"
Punch nieste maar cans, waf hij altijd
deed, als hij goed geanimeerd was en Sher
lock Holmes ging voort:
„Nu, ik weet haast van te voren, dat ik
gelijk zal hebben en dat je vriend ditmaal te
kort zal schieten ia zijn speurzin; kijk hier
heb ik een zakdoek, dien zal ik hem laten
ruiken, en dan ga ik hem ergens verstoppen
op het dek. En als het hem lukt, nu.... dan
beloof ik jou een poppelkamer voor je nieu
we pop."
„Dus dat is een soort weddenschap?"
„Ja, een weddenschap volgens alle rege
len der kunst."
„Goed, afgesproken!" beloofde Lizzie en
gaf er haar vader de hand op. Maggie werd
nu aan Bridget's hoede aanbevolen en
Punch was dadelijk van de partij. Holmee
liet hem eerst den zakdoek ruiken der oude
dame; heel langdurig mocht hij dien besnuf
felen. Toen ging Holmes eerst een schuil
hoek opzoeken, terwijl Lizzie haar kameraad
bezig (hield dien tijd.
De detective had namelijk een geestig
plan bedacht, om den dief te (kunnen uitvin
den: hij had allo hoop, dat do hond, wiens
reuk zoo fijn ontwikkeld was, zou blijven
stilstaan, als hij bij den drager der beurs
kwam, omdat die toch ook doortrokken
moest zijn San de odeur op den zakdoek
Maar don moest de sobuldige ook de beurs
zijn ongeschonden, nöoh het vuur, nöch ik
hebben ze aangeraakt."
„Wat, Callot!" riep de grijsaard uit en
strekte zijn handen naar zijn vroegeren
leerling uit, „die man, die zich gisteren in
de vlammen heeft geworpen om mijn schat
ten te redden..."
„Was ik," antwoordde Callot rustig.
Callot vierde de verloving van Cecilia
met den zoon van den ouden graveur Hen
riet, toen een groot geraas van koetsen en
paarden zich aan de deur van het tuis liet
hooren. Een edelknaap trad in de feestzaal
en kondigde met luider stemme aan:
„Vanwege Z. M. den Koning van Frank-
rijk en Monseigneur den Kardinaal de
Richelieu."
Drie edellieden, gevolgd door een talrijk
en schitterend gevolg, verschenen tegelij
kertijd: graaf de Guiches, ridder de Forey
en markies d'Effiah, meer bekend opder
den naam van Oinq-Mars.
Het geheel© gezelschap stond op.
De edellieden groetten minzaam en Cinq-
Mars, die op Callot af ging, zeide tot hem:
„Mijnheer, onze meester en monseigneur
de Kardinaal de Richelieu hebben zich ver-,
waardagd ons te -belasten U deze beide brie
ven te overhandigen"
Callot boog eerbiedig en nam uit de tan-,
den van Cinq-MaJB de brieven van deal
eersten minister aan.
Nadat Callot zo met aandacht doorgelezen
had, zei hij tot de Fransche edellieden
„Mijne heeren, bij dit geschrift biedtj
Z. M. Lodewijk XIII mij een pensioen van
duizend kronen aan, een verblijf in het
Louvre en de orde van St.-Miehei, als ik
Nancy wil verlaten om in Zijn dienst te
treden. Als ik geen Lotharinger was en
een trouw onderdaan van mijn verbannen
vorst, zou ik mij gelukkig achten de ge-
tróuwe onderdaan van den waardigen zoon
van Hendrik IV te zijn, maar ik kim bet
niet aannemen.
Wat de opdiracht van den Kardinaal de
Richelieu betreft, die kan ik niet op mij ne
men; hij noodigt mij uit het beleg van Nancy
te graveeren, dat wi] dus zeggen de onder
werping en het ongeluk van mijn dierbaar
en. rampspoedig vaderland in beeld te bren
gen. Mijne heeren, weest zoo goed, bid ik u,
aan zijne Doorluchtigheid, den Kardinaal
de Richelieu te zeggen, dat ik mij liever de]
hond zou afkappen, dan dat ik iets zou;
doen, dat strijdig was met de eer van mijn
vorst en mijn vaderland."
Callot leek eens zoo groot, toen hij deza
bewaard hebben- Het was dus noodig, den
zakdoek te verstoppen, ver af van den man
en hem goed het heele schip te laten na
snuffelen. Holmes dacht, dat die zich op
het voorste doel van het schip bevond, om
dat het geval zich had toegedragen op het
achterdeel van het sohip. Om dus eenige
ruimte te laten tusschen zichzelve en zijn
slachtoffer, verstopte hij den zalkdoek in de
richting naar het roer toe. Na vele omwe
gen zocht hij toen Lizzie weer op.
„Is U klaar Paatje?"
„Ja, je kunt gaan."
„Maar waar zou ik beginnen, vindt D?
vroeg de kleine meid. Haar vader had die
vraag wel verwacht en zei daarom expres:
„Wel, zouden we niet hier aan den ach,
terkant beginnen?"
„Neen, nu ga ik juist aan de voorzij 1"
En dit had haar vader wel gedacht, dus
met een glimlach op de lippen volgde hij
haar. Lizzie was er toch onbewust ingeloo-
pen, want al volgde zij niet zijn raad, zij
deed net wat Lij gewenscht had.
Nu vertrokken ze allo drie. Punch liep
steeds met zijn neus in den wind, liet geen
hoekje onbesnuffeld en ook geen voorbij-
gnager, ofschoon hij dit zeer beseheiden
deed, zonder dat de persoon in kwestie er
haast iets van merkte. En niemand begreep
ook, met hoeveel gespannen aandacht die
eenvoudige reiziger met zijn sigaar in den
mond en zijn dochtertje aan den arm, de
gangen van het dier gadesloeg. Hij had
expres tot Lizzie gezegd: