LEISSCH DAOBZiAZ), Zaterrdagf 6 Mei. Eerste Blad.
Anno 1911.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Een vronw.
]Tö. 15708.
r J)a S tand Sard" komt op tégen de
artikelen in de Arbeidswet-, waarin het
verrichten van arbeid wordt verbo-
dem Het blad stelt voor bescherming1 van
;wie zichzelf niet helpen kan deze grens:
Bescherming te verleenen aan wat zich
zelf niet helpen kan, is Staatsplichtmaar
ate de Overheid aan de vervulling van
dien plioht toe ié, hehoorb zo zich altoos af
te vragen: Wien heb ik te beschermen
tegen wien? Br moet altoos oen persoon
zijn, dio bescherming behoeft en op be
scherming aanspraak heeft- Maar er moot
ook altoos zijn een ander persoon, tegen
over wien de eerstbedoelde moet besohermd
worden In de .arbeidswet moet het altoos
de patroon zijn, tegen wiens verzuim of
daden de gezel garantie moet ontvangen.
Maar binnen dit territoir moet do be
scherming, die de Overheid verleent, rich'
dan ook opsluiten. Verder zich uitstrek
ken, mag de te verleeüen bescherming
niet. Technisch of hygiënisch gevaar moge
met het oog op de veiligheid en gezond
heid tot heb nomen van maatregelen nood
zaken, maar deze maatregelen dragen ten
deelc een ander karakter, en kunnen ook
op de buien en op liet publiek doelen- Om.
verwarring van het heterogene te vermij
den, ia het daarom zaak, hier uitsluitend
op hot doen verrichten en het verrich
ten van arbeid te letten, en wel te doen uit
komen, dat op hot eerste verhaal bestaat,
op het tweede niet. Heb eerste toch alleen is
bescherming, het tweede wordt regeling, en
al wat ten doze regeling van Overheids
wege bedoelt, tast rechtstreeks de vrijheid
aan, brengt den arbeid onder Staatsvoogdij,
en doet ons een eersten stap zetten op den
weg, die u met logische consequentie bij
het Staatssocialisme doet uitkomen.
Het blad vestigt daarop vooral de aan
dacht, omdat „in de Bakkerswet, in de Steen-
houwerswet en in de Stuwadoorswet wel
niet precies dezelfde, maar t-och soortgelijke
bepalingen zijn voorgesteld, dio geheel op
'dezelfde lijn liggen, en die alle hieraan mank
gaan, dat de Overheid er niet de rol van
Beschermster, maar van Rcguleecrende macht
in vervult."
Vooral in de Bakkerswet en daar bevindt
de Overheid zich zeer zeker op verboden
terrein.
Be patroon is vrij man, staat onder nie-
mands controle. En toch wordt in de Bak
kerswet ook de patroon onder het verbod
gesteld, dat hij 's nachts niet zal mogen
arbeiden. Heerschte er onder onze bakkers
een flinke, moedige, principieel© geest, zoo
zouden ze dan ook als één man tegen dit
verbod zijn opgekomen. Wenschten ze meer
nachtrust, dan hadden ze die door gilden-
verband moeten bedingen- Maar nu von
den as het veel gemakkelijker, om eenvou
dig de Overheid een verbod te laten
uitvaardigen. Dan waren zij van de moeite
af. Eu in plaats van voor hun rèehb te
strijden, kusten ze lafhartig de hand, die
hun vrijheid en hun onafhankelijkheid aan
randde Het is die lafheid, die de Regee-
ring heeft verleid, en heeft teweeggebracht
dat ze in die verleiding bezweek. Eens dien.
weg van regeling in plaats van bescher
ming ingeslagen, is toen de Regeeaing
steeds verder gegaan en heeft cvenzoo ge
makshalve de vrijheid van den arbeid bij
den gezel aangetast, en ook op hem het
Verbod van arbeid toegepast.
Te ernstiger komt het anli-revolutionnaire
orgaan daartegen in verzet, omdat reeds meer
dan een orgaan onzerzijds hierbij de stel
ling, dat het doel de middelen heiligt, in
tospassing bracht, en deels uit liefde voor
den arbeider, deels om den Minister zijn
taak gemakkelijker te maken, niet alleen
van alle verzet afzag, en het beginsel prijs
gaf, maar zelfs bestreed wie voor het be
ginsel het pleit dorst cpnemen- Zelfs in
ons eigen blad was de heer Rudolph hier
mede in zijn Sooiale Brieven reeds begon
nen.
De overheid, concludeert „De Stand
aard", moet een beschermende macht
blijven, en do persoonlijke vrijheid mag aan
die bescherming niet ten offer worden ge
bracht-
Naar aanleiding van opmerkingen in het
afdelingsverslag der Tweede Kamer over
het Schoolbouwwetje zegt de
„N ïeuwe Provinciale Gronin
ger Courant":
Nog eens is opgemerkt, ,,dat, naar de
ondervinding heeft geleerd, de klove op po
litiek en godsdienstig gebied tusschen de
verschillende groepen gapend, door maat
regelen als. deze eer wordt verdiept dan
gedempt."
Wel, well
Dat werd voor vijftig jaar ook gezegd.
En van deze voorspelling is niets waars ge
bleken.
Of men zal moeten aannemen, dat de libe
ralen niet eer rustig zijn vóór alle Neder
landers liberaal rijn, wat dan door het. on
derwijs zou moeten worden bevorderd.
Maar als de Overheid dit ging nastreven,
zou juist de klove tusschen verschillende
groepen zeer diep worden uitgegraven.
Men kreeg dan één volksgroep, de min
derheid, die over de andere groepen ging
heerschen. Wij gelooven eer, dat door een
verhoogd subsidie voor de bouwkosten van
Cbr. scholen de groepen dich'ter bij elkan
der zullen komen. 'Er is niets, dat de volks
eenheid meer sterkt dan dat aan ieder
recht wordt gedaan.
Op nog een argument wil het blad wijzen
Men heeft gezegd: Pas op, denkt de Re
geering er wel aan, dat ook socialisten en
anarchisten scholen naar hun zin kunnen
gaan bouwen?
Neen, daar heeft de Regeering stellig
'niet aan gedacht. En hoe zal ze schrikken I
De heeren kunnen echter gerust zijn. Wij
vragen geen andere vrijheid dan dié we
ook aan andéren gunnen.
Maar socialistische en anarchistische
scholen zien wij nog niet verrijzen.
Bijzondere scholen bouwen en onderhou
den kost geld.
En de socialisten leven liefst op kosten
van den Staat. Voor het onderwijs zelf te
offeren hebben rij van hun geestelijke va
ders niet geleerd.
Indien er nog iets afschrikwekkends lag
in het denkbeeld, dan hebben de 'liberalen
wel gezorgd, dat wij voor een verwezenlij
king er van heelemaal niet bang behoeven
te wezen.
Over dit ontwerp schreef ook „De
Maasbode" een artikel.
Het blad critisèerfc verschillende uitingen,
van Vrijzinnigen kant in bedoeld verslag,
gemaakt, en eindigt zijn beschouwing aldus
Vóór we dus aan de alleen-heerschappij
der vrije scholen toe zijn, moet eerst nog
de gelijkgerechtigdheid van openbare en
bijzondere school bereikt worden.
Daatoe is dit ontwerp een stap, zij het
een kleine. En we hopen dan ook vast, en
twijfelen er niet aan, dat het ontwerp zal
worden aangenomen.
Voor enkelen, die, in beginsel voorstander,
om de kosten mochten aarzelen, in dezen
duren tijd hun stem aan het voorgestelde
te geven, móge vooral de herinnering aan
de ontzaglijke bevoorrechting van het gods-
dienstlooze, meer en meer versociaal-demo
cratiseerde onderwijs den doorslag ge
ven. En voorts ook de overweging, dat
het toenemen van het aantal der bijzonde
re scholen de Rijksbijdragen voor de open
bare moet doen verminderen.
Dit laatste moet de oplettende aandacht
der Kamer vragen bij de jaarlijksche be-
grootingen. Hoe meer bijzondere scholen
er komen en hoe hooger het peil van dat
onderwijs stijgt, des te meer wordt met al
lerhande kunstmiddelen getracht het open
baar onderwijs niets van zdjn vroeger en
glans t© doen verliezen.
Het is logisch, dat het bijzonder onder
wijs, dat steeds grooter omvang aanneemt,
ook steeds meer kost aan Rijks-subsidie.
Maar even logisch is het, dat het aftakelen
de openbaar onderwijs steeds minder van
Rijk en gemeente moet gaan vergen. Een
half-ontvolkte school mag niet evenveel
of nog méér kosten dan een goed bevolkte.
En niettegenstaande den achteruitgang
van het leerling-aantal der openbare scho
len, stijgen voortdurend nog de uitgaven
daarvoor.
Dat is niet in den haak.
,,D e Maasbode'' hoopt, dat men
daaraan in de Kamer steeds gedachtig zal
rijnvooral bij de behandeling van dit wets
ontwerp.
In het voorloopig verslag over het gewij
zigde ontwerp-B akkerswet komt het
volgende voor:
„Sommige leden stelden met nadruk vast,
dat de houding, aangenomen tegenover do
moties-Aalberse (van 1909 betreffende den
10-uren-dag) en Troèlstra-De Klerk, geen
Kamerlid ook maar in het minst kan bin
den in zijn beoordeeUng van de thans toor-
gestelde regeling betreffende den arbeids
duur. Het geldt thans een stel concrete
voorschriften, die behooren te worden be
zien in verband met de feitelijke toestanden
en verhoudingen, en het is geenszins uitge
sloten, dat dan onuitvoerbaar blijkt wat in
algemeenen zin wenschelijk en uitvoerbaar is
genoemd."
,,H e t Hu i 3 g 0 z i n" merkt naar in
leiding hiervan op:
In het afgetrokken© beschouwd, blijft het
natuurlijk waar, dat wie voor een tien-uren-
dag-motie stemde, daarom niet verplicht is
mot iedere tien-uren-dag-regeling in een be
paald ontwerp vrede te hebben.
Te minder, wanneer de moti© uitzonde
ringen toeliet, en men dus in een bepaald
geval de noodzakelijkheid der uitzondering
aanwezig kan achten.
Maar als regel zal wie zich voor een al-
gemeenen tien-uren-dag heeft verklaard,
daar niet van afwijken, wanneer het er op
aankomt in een bepaald ontwerp tot toe
passing te brengen wat men voorstaat, m. a.
w. van de theorieover te gaan tob de
praotijk.
Moert immers, hetgeen men door het aan
nemen ©ener motie stilzwijgend uitvoerbaar
geacht heeft, men verklaart zich niet
voor iets, wat onuitvoerbaar is later on
uitvoerbaar blijken, dan zou dit enkel bewij
zen, dat men beter had gedaan de motie
niet aan te nemen.
Wij zijn eenigszins benieuwd, of dit be
wijs bij de Bakkerswet zal worden geleverd.
Do Kamerleden, die in de aangehaalde
passage aan het woord rijn, spreken wel
van ,,een stel concrete voorschriften, die
behooren to worden bezien in verband met
de feitelijke toestanden en verhoudingen",
maar een dergelijk verschijnsel zal zich bij
elke arbeidsduurregcling voordoen.
„De (a.-r.) Rotterdammer"
schrijft over de wet op de trekhon
den o. m.
Het komt ons voor, dat de Regeering bij
het tot-stand-brengen dezer wet zich geen
oogenblik heeft voorgesteld, dat daaruit
zoo ernstige bezwaren zouden voortvloeien,
als blijkens van alle kanten opkomende
klachten zich doen 1 gevoelen.
Een „cynisch", een honcbch standpunt
wil zij ten deze niet innemen.
Zeer hopen wij dan ook, dat vóór 1 Sep
tember, den datum van invoering een wij
ziging aan de bedrukte gemoederen ont
spanning zal hebben bezorgd.
Een deel der pers bevatte reeds het be
richt: „Naar men verneemt, is naar aan
leiding van adressen van belanghebbenden
bij de Regeering in overweging een bepa
ling om de schouderhoogte van trekhonden,
welke van af 1 September 1911, 60 centime
ter zou moeten bedragen, bijwijze van over
gangsmaatregel terug te brengen tot 50
centimeter, welke laatste hoogte wellicht
voor onder d© kar gespannen (honden defi
nitief zal worden vastgesteld."
Zoo rij liet, mensch en dier tot heil!
,,D o Nederlander" verweert zich
tegen „D o T ij d" en „H etCentru m",
di© ontstemd rijn, omdat „D e Neder
lander" de rechtsohe sociale
politiek, zooals zij in laastge melde
bladen tot uiting komt, gewaarschuwd had
voor afglijden in socialistische richting.
Sociaal denken behoeft nog niet te zijn
denken „in socialistische lijn".
Ieder christen, zegt „D Nederlan-
d e r", behoort sociaal t© denken, d.w.z.
moet een open oog hebben voor de ellende,
in verschillende (kringen geleden, en voor
de eenheid, die ons volk behoort te verbin
den. Ma-ar zoo vat men tegenwoordig de
uitdrukking niet meer op. Als men tegen-
oyer nivelleerenden en uniformen staats-
dwang het waagt over de rechten en be
langen van het individu te spreken, wordt
u toegevoegd, dat gij niet sociaal denkt 1
M. a. w. als men gelooft, dat een verkeer
de weg gezocht wordt tot wegnemen van
onrechtvaardige toestanden, wordt daaruit
geconcludeerd, dat men geen oog heeft voor
wat met zekere voorliefde genoemd wordt
„sociaal onrecht". Welnu tegen dien gang
baren inhoud van het begrip „sociaal den
ken" richtte rich onze volstrekt niet kren
kende bewering.
Ook „D e Nederlander" meent,
dat sociale wetgeving urgent is maar het
is wat veel gevergd het daarom in alle op
richten eens te moeten zijn met de w ij z e,
waarop de huidige Regeering in de sociale
nooden hoopt te voorzien.
Men kan zeer goed voor sociale wetgeving
zijn en nochtans in de Bakkerswet socialis
tische tendenzen constateeren, de ziekte
verzekering afkeuren, omdat zij een staate-
dwang brengt, waarbij de arbeider gedwon
gen wordt een gedeelte van zijn loon op be
paald© wijze te besteden, de eenzijdigheid
hekelen, waarvan menigmaal sooiale ont
werpen blijk geven. Wij vindiceeren het
recht een eigen opvatting van sociale wetge
ving te hebben. Wij aanvaarden niet de
onderscheiding tussohen een „arbeiders
klasse" en.... de anderen, want tot het
spreken over de „bourgeoisie" is men in on
ze kringen nog niet gekomen. Wij honden
steeds vast, dat de Overheid „recht" heeft
de doen en het belang van alle groepen
van de maatschappij in het oog heeft te
houden. Wij gevoelen veel voor steun van
Overheidswege aan particulier initiatief
tot verbetering van toestanden en dat
dit goede resultaten kan opleveren, bewijst
de landbouw en weinig voor regeling
van het bedrijf van Overheidswege. Indien
sociale wetgeving slechts in dien laatsten
vorm denkbaar was, wat wij ontkennen
dan zouden wij 0113 rondweg tegen socia
le wetgeving verzetten. Ook al omdat
staatssocialisme antinationaal is. Maar wij
weagaren te gelooven, dat de „achterstand"
in de sociale wetgeving, waarover „Het
e n t r u m" spreekt, alleen zon kunnen
worden bijgewerkt volgens Duitsch model.
Eindelijk neemt „D e N ederland er"
er nog eens acte van, dat de tegenwoordig©
minister van landbouw, nijverheid en han
del om tactische redenen meer overhelt
naar de sociaal-democraten dan naar rijn
eigen partij, de anti-revolutionairen.
Onder het hoofd En de oonolusie?
lezen wij in „H e t V o 1 k"
„De Arbei d", orgaan van het N. A
S., sdbrijft:
„Onze Regcering is samengesteld uit chris
telijke mannen.
Zij vraagt 40 millioen gulden extra voor
verdediging van onze kust.
Zij vraagt oenigo tonnen gouds voor ver-
Ihooging van officierstraktementen.
Zij -vraagt eenige tonnen gouds voor ver
bouwing van het koninklijk paleis Het Loo.
Zij weigerde den kinderarbeid beneden de
14 jaar te verbieden.
Zij weigert den bakkersnachtarbeid af
doende te beteugelen.
Zij wil den tienden penning heffen van
het volk, dat een pijp tabak of sigaar rodkt.
Zij wil onze levensmiddelen duur maken
door verhooging van de invoerrechten. Daar
voor zullen de arbeiders minstens 20 mil
lioen gulden moeten betalen. En dan wil de
de Regoering hun.... 8£ millioen teruggeven
voor een pensioenverzekering.
Zij weigert een besluit van de Tweede
Kamer, om den wettelijk geregelden 10-
uren-dag in te voeren, in praktijk te bren
gen.
Alles samenvattende ia haar devies: in
den naam van Clhiristus, weest onderdanig
aan God Mammon, en laat je gewillig uit
schudden."
Jawel, en als het volk die Regeering in
handen heeft, over haar voortbestaan heeft
te beslissen, bij de stembus, dan raadt „D e
Arbeid" zijn lezers aan thuis te blijven,
Laat den aanhangers van die Regeering hd
terrein ovqr en als dan mede (Soor de ont
houding van de aanhangers van „D ©Ar
beid" de Regeering aanblijft of vervangen
wordt door een andere bourgeois-regeering,
die precies gelijk doet, dan gaat het blad
weer aan het schrijven:
„Onze Regeering is samengesteld", enz.,
enz., enz.
Is er futloozer gedoe denkbaar?
Over de taal onzer wetten heeft
„De NiouwoCourant" het volgende
gesahreven:
Wetten maken en wetten redigeeren rijn
twee. Die laatste kunst verstaat men ten
onzent nog maar zeer matigjes en het
wordt werkelijk hoog tijd, dat voor dit werk
specialisten worden aangesteld.
Een afschrikwekkend staaltje van den
laatsten tijd is artikel 15 van de voor
loopig laatste herziening der beruohte
Bakkerswet Dat artikel luidt:
Onverminderd het bepaalde ten aanzien
van do dagen, bedoeld in het tweede lid
van art. 12, mag op 15 andere dagen in
een kalenderjaar, voor alle of voor sommige
der in een broodbalkkerij werkzame bak
kersgezellen, worden afgeweken van het
bopaalde in het eerste lid van art. 12 of
indien dat artikel niet van toepassing is
van het krachtens de artikelen 13 of 14
omtrent de rusttijden bepaalde en van hot
bepaalde in de tweede zinsnede van het
tweede lid van art. 13. In het eerste geval
mag de afwijking slechts geschieden op
den voet van het tweede lid van art. 12 p
in het tweede geval slechts op den voet van
het derde lid van art. 13."
Zelfs wanneer men het achterstevoren
leest, blijft het artikel even duister.
Wat zou het publiek wel zeggen, wanneer
couranten hun artikelen en lierichten eens
in hetzelfd© pak staken, bijv.
Naar we van gewoonlijk zeer onbetrouw
bare zijde vernemen, hangt het ministerieel
leven van Z.Ex. Talma ongeveer aan het
zelfde draadje als dat van den drenkeling,
genoemd in ons nummer van 29 Februari
1906, 2de pag., 1ste bijblad 4de kolom, re
gels 88101. Wellicht, dat ae beginselvrrza.
lang van dr. Abr. Kuyper gebrandmerkt
onverminderd in een reeds vroeger geplaatst
artikel, in het Ochtendblad van 12 Aprii
1911, eerste pagina, 4de kolom *>ooge^
gemeld draadje wat steviger zal maken,
waardoor het lot den in hoefde genoemden
raadsman der Kroon gunstiger zal zijn dü>u
gezegden drenkeling, wiens droevig ui te tri©
is gemeld in het Avondblad van 30 Februari
1906, 3de pagina hoofdblad 4de kolom, 5da
bericht en nader omschreven in de daarop
volg«endo editie, voorpagina, 5de. kolom, on
deraan.
Vooral waar het sociale wetgeving geldt,!
dus wetten en voorschriften, waarvan ct»
wetensohap voor een ieder, zelfs voor de
meest eenvoudige zielen, onmisbaar is,
dient alle omslachtigheid en duisterheid te
worden vermeden, wil men de belangheb
benden niet afkeerig maken van wet-skennis.
De „Nieuwe Rotterdam schal
C ourant" bevatte een artikel, waarin'
het ontwerp-T ariefwet wordt be*
scbouwd van het standpunt van den con
sument.
Het blad meent, dat de Regeering blijk
baar Kaatr eigen theorie, waar het de con
sumenten geldt, niet consequent heeft go
volgd, en zegt o.m.:
Wat men riet van de werking van een
tarief, verzinkt in het niet bij hetgeen men
daarvan niet riet. De financieele lasten
die door een tariefpost aan de consumenten
worden opgelegd, zijn veelal oneindig
zwaarder dan uit de opbrengst van het ta
rief blijkt. Ten aanzien van bet meel heb
ben wij dit reeds aangestipt. Loopt aller
gelijk de Regeermg verwacht, dan zal vcoi
meel ruim 4 ton aan invoerrecht worden op-»
gebracht, maar hetgeen de consumenten
aan den binnenlandschen producent gaan
betalen, is veelvuldig meer, al zal dat dan
ook niet uit statistieken kunnen blijken.
Verhoog het invoerrecht op meel zeg toto
drie-, viermaal het voorgestelde recht, dan
eal in de statistiek van de invoerrechten
„Ging het dan niet goed in dat huwelijk
"vroeg Herman verwonderd.
„0 ja, dat wel; zij waren heel lief met
elkaar, maar me dunkt, zoo'n onontwikkelde
vrouw moet op den duur een last voor een
oian worden."
„Dat weet ik nog niet. Di© geleerde
vrouwen zijn mij volstrekt niet sympa
thiek. Maar nu moet ik naar huis. Jeanne
zal niet weten waar ik blijf. Is het good,
dat wij Zondag komen, zeg?"
„Heel best; ik ben erg verlangend, je
vrouw eens weer te zien. Toen ik haar het
laatst zag, was je oudst© nog zoo'n baker-
FJ°Pje. Doe je haar de groeten van mij?
lot Zondag dus. Bonjour."
„Bonjour. De groeten zal ik overbren
gen."
Steeds denkend aan di© prettige ontmoe-
spoedde Rudolf Kronenberg zich naar
kuis. Juist toen hij den sleutel in het slot
wou steken, ging de deur open en kwam er
een dame naar buiten; een lang, mager fi
guur, de haren glad langs de slapen, en
°P den neus een bril, waardoor een paar
grijze, stekende oogen keken.
Kronenbergs die met een „pardon" zijn
koed had afgenomen en opzij was gegaan,
werd van het hoofd tot de voeten opgeno
men; daarop volgde een genadig knikje en
rechte, stijve gedaante daalde de stoep
af.
„Dag vrouwtje," zed Rudolf tegen Marie,
die de bezoekster had uitgelaten, en ter
wijl hij nog eens omkeek, of hij bang was,
dat de dame hem hooren zou vervolgde hij
„Wat voor een spook was dat toch? Zij
keek me met zoo'n woedenden blik aan,
dat ik haast bang werd. Wat wou die bij
jou?"
„Dat was mevrouw Clara Wending, d©
voorzitster van de Vereeniging tot Bescher
ming van Verwaarloosd© Kinderen, en dus
volstrekt geen spook, kwam het wel wat
stroef uit Marie's mond.
„Neen dat begrijp ik dan ook; maar als
de kindertjes door zoo'n lieve persoonlijk
heid beschermd moeten worden! zijn ze
toch wel te beklagen," schertst© Rudolf
door.
„Maar, man, hoe kan je nu zoo onbillijk
zijn? Al is mevrouw Wending nu" niet mooi,
daarom kan zij toch wel een flinke vrouw
rijn! En dat is zij. Je weet niet, hoeveel
zij voor 't algemeen doet. Zij heeft on
langs ook een paar brochures geschreven,
die heel veel gelezen worden. Ais alle man
nen zoo goed waren als dez© vtoolw, zou er
heel wat ellen-de minder rijn in de wereld.''
„Maak je niet zoo boos, vrouwtjelief. Ik
zei het toch sleohts uit gekheid. Ik wil
dadelijk aannemen, dat zij op één na
d© beste aller vrouwen is, want
de alleiheste blijft toch mijn vrouwtje. Hij
sloeg den arm om Marie's schouder en leid
de haar zoo binnen. De tafel stond al ge
dekt.
„Ben je niet nieuwsgierig, Mies, waarom
ik zoo laat thuis kom?"
Ja, je bent veel later dan gewoonlijk;
•hoe komt dat zoo?" vroeg de jonge vrouw
alweer goed geluimd.
,.Ik heb een ouden schoolmakker ont
moet, Herman van Dongen, je weet wel,
dien schilder, van wien we met ons huwe
lijk die aardige aquarel gekregen hebben.
Ik zag hem vanmiddag voor een uitstalling
etaan. Eerst kende ik hem haast niet,
want hij had een vTeeselijken baard gekre
gen. Zij wonen hier ook in de stad. Je weet,
geloof ik, dat hij getrouwd is? Zij hebben
2 kinderen. We hebben afgesproken, dat
rij Zondag met hun vieren hier zullen ko
men.
„O, wat treft dat slecht'Zondag kan ik
hen niet ontvangen!"
„Niet? Wat is er dan?" Kronenberg had
bij het antwoord van rijn vrouw verwonderd
opgekeken, omdat hij niet kon begrijpen,
welke hinderpaal er kon rijn.
„Ik heb beloofd, Zondagmiddag bij me
vrouw Wending te komen," verklaarde Ma
rie. „Zij ontvangt eiken Zondag een kring
van geestverwanten; en nu kwam zij expres
Kier om mij ook te inviteeren. Dat kon ik
natuurlijk niet weigeren."
„Hoe kwam rij daaT toch toe? Zij kent
je toch niet, wel?"
„Neen, we hadden elkaar nog niet eerder
ontmoet, maar toch door wederzijdsche
vrienden veel van elkaar gehcord, ©n nu
wilde zij graag kennis maken."
„Worden er ook lieeren ontvangen? Of
wou je mij maar zoo op Zondagmiddag in
den steek laten, vrouwtje?"
„Zij heeft je niet gevraagd, en ik geloof
ook niet, dat zij he eren ontvangt, want zij
moet heel treurige ondervindingen opge
daan hebben in haar huwelijk. Zij ie nu ge
scheiden dat weet je toch wel Maar in elk
geval, Ra, we kunnen je reiend toch wei
vragen op een anderen dag te komen?"
„Dat kan natuurlijk best, ofschoon ik me
erg op dien middag verheugd h!ad, en wat
moet ik nu uitvoeren, nu je me heelemaal
alleen Iaat?"
„Ga met een van je ongetrouwde collega's
een tocht in den omtrek maken. Wij zullen
toch, omdat wij getrouwd rijn, niet altijd
samen behoeven uit t© gaan? Nu kunn©n
we meteen zien, of we ons, ieder op rijn
manier, cok niet goed kunnen amuseeren.
Lijkt je dat niet goed toe? Zeg maar jaik
wil er zoo graag heen."
Rudolf Kronenberg stemde toe, maar
toch gevoelde hij het als een kleine teleur
stelling, dat Marie zich niet meer met hem
verheugde een oud vriend teruggevonden
te hebben, en zoo geheel in een bezoek aan
vreemden opging.
De visite werd uitgesteld tot Woensdag.
De schilder kwam toen evenwel alleen met
zijn oudste kind, een lief meisje van ruim
drie jaar. Nadat hij aan Marie was voorge
steld, zei hij„Mijn vrouw laat rich veront
schuldigen. Zij is niet weL Het verplegen
van de kinderen schijnt haar'te moeilijk ge
weest te zijn, want rij klaagt in de laatste
dagen, dat zij steeds moe is. Nu is zij wat
gaan liggen. De jongen sliep en omdat ik
Nettie mee kon nemen, had zij een mooie
gelegenheid om te rusten, 't Speet haar
erg, dat zij niet kon komen."
„Heeft u geen pleegzuster gehad voor de
kinderen?" informeerde Marie.
„Neen, mevrouwdat zou ons te duur
gekomen zijn. Zoo iete loopt verbazend op.
Jeanne ie reders wel sterk, maar nu treft
het, dat we een slordig dienstmeisje heb
ben, zoodat mijn vrouw; bij het verplegen
ook nog op alle andere dingen moest let*
ten."
Marie gaf Nettie een koekje, vroeg even
naar broertje, en sprak toen weer met de
heeren door. Zij hield niet van kinderei
beweerde zij altijd. D© beide vrienden haal-*
den alle mogelijke dingen op, die ze samti
beleefd hadden.
„Pappa, gaan we nu weer naar maatje?"
vroeg kleine Nettie al gauw.
„Nog een poosje wachten, hoor, lieve zust
Ga maar een poosje uit het raam zien, of
er ook kleine meisjes loopen zooals jij,"
zei de vader, en zette daarop het gesprek
weer voort.
Marie dacht er blijkbaar niet aan, h'eto
kind wat bezig te houden. Nadat Nettie een
tijdje naar de voorbijgangers had gekeken,
kwam rij bij de knie van haar vader staan.
Zij verveelde zich; maar opeens helderdoi
het gezichtje op, alsof rij een prettigen in
val kreeg.
„Pappa, ik denk, dat broertje zal hui
len, omdat wij zoo heel lang wegblijven, en
dan kan maatje niet rusten," zei ze, ver
heugd, dat z© zulk een goed middel had ge
vonden om pappa aan huis te herinneren.!
En het hielp. Herman van Dongen stond
op om afscheid te nemen. Kleine Netrié
gaf een handje en huppelde daarna vroolijk
de deur uit.
Thuiskomende vond Van Dongen zijn'
vrouw weer in de huiskamer.
(Wordt vervolgd.)