LEISSCH DAOBZiAZ), Zaterrdagf 6 Mei. Eerste Blad. Anno 1911. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Een vronw. ]Tö. 15708. r J)a S tand Sard" komt op tégen de artikelen in de Arbeidswet-, waarin het verrichten van arbeid wordt verbo- dem Het blad stelt voor bescherming1 van ;wie zichzelf niet helpen kan deze grens: Bescherming te verleenen aan wat zich zelf niet helpen kan, is Staatsplichtmaar ate de Overheid aan de vervulling van dien plioht toe ié, hehoorb zo zich altoos af te vragen: Wien heb ik te beschermen tegen wien? Br moet altoos oen persoon zijn, dio bescherming behoeft en op be scherming aanspraak heeft- Maar er moot ook altoos zijn een ander persoon, tegen over wien de eerstbedoelde moet besohermd worden In de .arbeidswet moet het altoos de patroon zijn, tegen wiens verzuim of daden de gezel garantie moet ontvangen. Maar binnen dit territoir moet do be scherming, die de Overheid verleent, rich' dan ook opsluiten. Verder zich uitstrek ken, mag de te verleeüen bescherming niet. Technisch of hygiënisch gevaar moge met het oog op de veiligheid en gezond heid tot heb nomen van maatregelen nood zaken, maar deze maatregelen dragen ten deelc een ander karakter, en kunnen ook op de buien en op liet publiek doelen- Om. verwarring van het heterogene te vermij den, ia het daarom zaak, hier uitsluitend op hot doen verrichten en het verrich ten van arbeid te letten, en wel te doen uit komen, dat op hot eerste verhaal bestaat, op het tweede niet. Heb eerste toch alleen is bescherming, het tweede wordt regeling, en al wat ten doze regeling van Overheids wege bedoelt, tast rechtstreeks de vrijheid aan, brengt den arbeid onder Staatsvoogdij, en doet ons een eersten stap zetten op den weg, die u met logische consequentie bij het Staatssocialisme doet uitkomen. Het blad vestigt daarop vooral de aan dacht, omdat „in de Bakkerswet, in de Steen- houwerswet en in de Stuwadoorswet wel niet precies dezelfde, maar t-och soortgelijke bepalingen zijn voorgesteld, dio geheel op 'dezelfde lijn liggen, en die alle hieraan mank gaan, dat de Overheid er niet de rol van Beschermster, maar van Rcguleecrende macht in vervult." Vooral in de Bakkerswet en daar bevindt de Overheid zich zeer zeker op verboden terrein. Be patroon is vrij man, staat onder nie- mands controle. En toch wordt in de Bak kerswet ook de patroon onder het verbod gesteld, dat hij 's nachts niet zal mogen arbeiden. Heerschte er onder onze bakkers een flinke, moedige, principieel© geest, zoo zouden ze dan ook als één man tegen dit verbod zijn opgekomen. Wenschten ze meer nachtrust, dan hadden ze die door gilden- verband moeten bedingen- Maar nu von den as het veel gemakkelijker, om eenvou dig de Overheid een verbod te laten uitvaardigen. Dan waren zij van de moeite af. Eu in plaats van voor hun rèehb te strijden, kusten ze lafhartig de hand, die hun vrijheid en hun onafhankelijkheid aan randde Het is die lafheid, die de Regee- ring heeft verleid, en heeft teweeggebracht dat ze in die verleiding bezweek. Eens dien. weg van regeling in plaats van bescher ming ingeslagen, is toen de Regeeaing steeds verder gegaan en heeft cvenzoo ge makshalve de vrijheid van den arbeid bij den gezel aangetast, en ook op hem het Verbod van arbeid toegepast. Te ernstiger komt het anli-revolutionnaire orgaan daartegen in verzet, omdat reeds meer dan een orgaan onzerzijds hierbij de stel ling, dat het doel de middelen heiligt, in tospassing bracht, en deels uit liefde voor den arbeider, deels om den Minister zijn taak gemakkelijker te maken, niet alleen van alle verzet afzag, en het beginsel prijs gaf, maar zelfs bestreed wie voor het be ginsel het pleit dorst cpnemen- Zelfs in ons eigen blad was de heer Rudolph hier mede in zijn Sooiale Brieven reeds begon nen. De overheid, concludeert „De Stand aard", moet een beschermende macht blijven, en do persoonlijke vrijheid mag aan die bescherming niet ten offer worden ge bracht- Naar aanleiding van opmerkingen in het afdelingsverslag der Tweede Kamer over het Schoolbouwwetje zegt de „N ïeuwe Provinciale Gronin ger Courant": Nog eens is opgemerkt, ,,dat, naar de ondervinding heeft geleerd, de klove op po litiek en godsdienstig gebied tusschen de verschillende groepen gapend, door maat regelen als. deze eer wordt verdiept dan gedempt." Wel, well Dat werd voor vijftig jaar ook gezegd. En van deze voorspelling is niets waars ge bleken. Of men zal moeten aannemen, dat de libe ralen niet eer rustig zijn vóór alle Neder landers liberaal rijn, wat dan door het. on derwijs zou moeten worden bevorderd. Maar als de Overheid dit ging nastreven, zou juist de klove tusschen verschillende groepen zeer diep worden uitgegraven. Men kreeg dan één volksgroep, de min derheid, die over de andere groepen ging heerschen. Wij gelooven eer, dat door een verhoogd subsidie voor de bouwkosten van Cbr. scholen de groepen dich'ter bij elkan der zullen komen. 'Er is niets, dat de volks eenheid meer sterkt dan dat aan ieder recht wordt gedaan. Op nog een argument wil het blad wijzen Men heeft gezegd: Pas op, denkt de Re geering er wel aan, dat ook socialisten en anarchisten scholen naar hun zin kunnen gaan bouwen? Neen, daar heeft de Regeering stellig 'niet aan gedacht. En hoe zal ze schrikken I De heeren kunnen echter gerust zijn. Wij vragen geen andere vrijheid dan dié we ook aan andéren gunnen. Maar socialistische en anarchistische scholen zien wij nog niet verrijzen. Bijzondere scholen bouwen en onderhou den kost geld. En de socialisten leven liefst op kosten van den Staat. Voor het onderwijs zelf te offeren hebben rij van hun geestelijke va ders niet geleerd. Indien er nog iets afschrikwekkends lag in het denkbeeld, dan hebben de 'liberalen wel gezorgd, dat wij voor een verwezenlij king er van heelemaal niet bang behoeven te wezen. Over dit ontwerp schreef ook „De Maasbode" een artikel. Het blad critisèerfc verschillende uitingen, van Vrijzinnigen kant in bedoeld verslag, gemaakt, en eindigt zijn beschouwing aldus Vóór we dus aan de alleen-heerschappij der vrije scholen toe zijn, moet eerst nog de gelijkgerechtigdheid van openbare en bijzondere school bereikt worden. Daatoe is dit ontwerp een stap, zij het een kleine. En we hopen dan ook vast, en twijfelen er niet aan, dat het ontwerp zal worden aangenomen. Voor enkelen, die, in beginsel voorstander, om de kosten mochten aarzelen, in dezen duren tijd hun stem aan het voorgestelde te geven, móge vooral de herinnering aan de ontzaglijke bevoorrechting van het gods- dienstlooze, meer en meer versociaal-demo cratiseerde onderwijs den doorslag ge ven. En voorts ook de overweging, dat het toenemen van het aantal der bijzonde re scholen de Rijksbijdragen voor de open bare moet doen verminderen. Dit laatste moet de oplettende aandacht der Kamer vragen bij de jaarlijksche be- grootingen. Hoe meer bijzondere scholen er komen en hoe hooger het peil van dat onderwijs stijgt, des te meer wordt met al lerhande kunstmiddelen getracht het open baar onderwijs niets van zdjn vroeger en glans t© doen verliezen. Het is logisch, dat het bijzonder onder wijs, dat steeds grooter omvang aanneemt, ook steeds meer kost aan Rijks-subsidie. Maar even logisch is het, dat het aftakelen de openbaar onderwijs steeds minder van Rijk en gemeente moet gaan vergen. Een half-ontvolkte school mag niet evenveel of nog méér kosten dan een goed bevolkte. En niettegenstaande den achteruitgang van het leerling-aantal der openbare scho len, stijgen voortdurend nog de uitgaven daarvoor. Dat is niet in den haak. ,,D e Maasbode'' hoopt, dat men daaraan in de Kamer steeds gedachtig zal rijnvooral bij de behandeling van dit wets ontwerp. In het voorloopig verslag over het gewij zigde ontwerp-B akkerswet komt het volgende voor: „Sommige leden stelden met nadruk vast, dat de houding, aangenomen tegenover do moties-Aalberse (van 1909 betreffende den 10-uren-dag) en Troèlstra-De Klerk, geen Kamerlid ook maar in het minst kan bin den in zijn beoordeeUng van de thans toor- gestelde regeling betreffende den arbeids duur. Het geldt thans een stel concrete voorschriften, die behooren te worden be zien in verband met de feitelijke toestanden en verhoudingen, en het is geenszins uitge sloten, dat dan onuitvoerbaar blijkt wat in algemeenen zin wenschelijk en uitvoerbaar is genoemd." ,,H e t Hu i 3 g 0 z i n" merkt naar in leiding hiervan op: In het afgetrokken© beschouwd, blijft het natuurlijk waar, dat wie voor een tien-uren- dag-motie stemde, daarom niet verplicht is mot iedere tien-uren-dag-regeling in een be paald ontwerp vrede te hebben. Te minder, wanneer de moti© uitzonde ringen toeliet, en men dus in een bepaald geval de noodzakelijkheid der uitzondering aanwezig kan achten. Maar als regel zal wie zich voor een al- gemeenen tien-uren-dag heeft verklaard, daar niet van afwijken, wanneer het er op aankomt in een bepaald ontwerp tot toe passing te brengen wat men voorstaat, m. a. w. van de theorieover te gaan tob de praotijk. Moert immers, hetgeen men door het aan nemen ©ener motie stilzwijgend uitvoerbaar geacht heeft, men verklaart zich niet voor iets, wat onuitvoerbaar is later on uitvoerbaar blijken, dan zou dit enkel bewij zen, dat men beter had gedaan de motie niet aan te nemen. Wij zijn eenigszins benieuwd, of dit be wijs bij de Bakkerswet zal worden geleverd. Do Kamerleden, die in de aangehaalde passage aan het woord rijn, spreken wel van ,,een stel concrete voorschriften, die behooren to worden bezien in verband met de feitelijke toestanden en verhoudingen", maar een dergelijk verschijnsel zal zich bij elke arbeidsduurregcling voordoen. „De (a.-r.) Rotterdammer" schrijft over de wet op de trekhon den o. m. Het komt ons voor, dat de Regeering bij het tot-stand-brengen dezer wet zich geen oogenblik heeft voorgesteld, dat daaruit zoo ernstige bezwaren zouden voortvloeien, als blijkens van alle kanten opkomende klachten zich doen 1 gevoelen. Een „cynisch", een honcbch standpunt wil zij ten deze niet innemen. Zeer hopen wij dan ook, dat vóór 1 Sep tember, den datum van invoering een wij ziging aan de bedrukte gemoederen ont spanning zal hebben bezorgd. Een deel der pers bevatte reeds het be richt: „Naar men verneemt, is naar aan leiding van adressen van belanghebbenden bij de Regeering in overweging een bepa ling om de schouderhoogte van trekhonden, welke van af 1 September 1911, 60 centime ter zou moeten bedragen, bijwijze van over gangsmaatregel terug te brengen tot 50 centimeter, welke laatste hoogte wellicht voor onder d© kar gespannen (honden defi nitief zal worden vastgesteld." Zoo rij liet, mensch en dier tot heil! ,,D o Nederlander" verweert zich tegen „D o T ij d" en „H etCentru m", di© ontstemd rijn, omdat „D e Neder lander" de rechtsohe sociale politiek, zooals zij in laastge melde bladen tot uiting komt, gewaarschuwd had voor afglijden in socialistische richting. Sociaal denken behoeft nog niet te zijn denken „in socialistische lijn". Ieder christen, zegt „D Nederlan- d e r", behoort sociaal t© denken, d.w.z. moet een open oog hebben voor de ellende, in verschillende (kringen geleden, en voor de eenheid, die ons volk behoort te verbin den. Ma-ar zoo vat men tegenwoordig de uitdrukking niet meer op. Als men tegen- oyer nivelleerenden en uniformen staats- dwang het waagt over de rechten en be langen van het individu te spreken, wordt u toegevoegd, dat gij niet sociaal denkt 1 M. a. w. als men gelooft, dat een verkeer de weg gezocht wordt tot wegnemen van onrechtvaardige toestanden, wordt daaruit geconcludeerd, dat men geen oog heeft voor wat met zekere voorliefde genoemd wordt „sociaal onrecht". Welnu tegen dien gang baren inhoud van het begrip „sociaal den ken" richtte rich onze volstrekt niet kren kende bewering. Ook „D e Nederlander" meent, dat sociale wetgeving urgent is maar het is wat veel gevergd het daarom in alle op richten eens te moeten zijn met de w ij z e, waarop de huidige Regeering in de sociale nooden hoopt te voorzien. Men kan zeer goed voor sociale wetgeving zijn en nochtans in de Bakkerswet socialis tische tendenzen constateeren, de ziekte verzekering afkeuren, omdat zij een staate- dwang brengt, waarbij de arbeider gedwon gen wordt een gedeelte van zijn loon op be paald© wijze te besteden, de eenzijdigheid hekelen, waarvan menigmaal sooiale ont werpen blijk geven. Wij vindiceeren het recht een eigen opvatting van sociale wetge ving te hebben. Wij aanvaarden niet de onderscheiding tussohen een „arbeiders klasse" en.... de anderen, want tot het spreken over de „bourgeoisie" is men in on ze kringen nog niet gekomen. Wij honden steeds vast, dat de Overheid „recht" heeft de doen en het belang van alle groepen van de maatschappij in het oog heeft te houden. Wij gevoelen veel voor steun van Overheidswege aan particulier initiatief tot verbetering van toestanden en dat dit goede resultaten kan opleveren, bewijst de landbouw en weinig voor regeling van het bedrijf van Overheidswege. Indien sociale wetgeving slechts in dien laatsten vorm denkbaar was, wat wij ontkennen dan zouden wij 0113 rondweg tegen socia le wetgeving verzetten. Ook al omdat staatssocialisme antinationaal is. Maar wij weagaren te gelooven, dat de „achterstand" in de sociale wetgeving, waarover „Het e n t r u m" spreekt, alleen zon kunnen worden bijgewerkt volgens Duitsch model. Eindelijk neemt „D e N ederland er" er nog eens acte van, dat de tegenwoordig© minister van landbouw, nijverheid en han del om tactische redenen meer overhelt naar de sociaal-democraten dan naar rijn eigen partij, de anti-revolutionairen. Onder het hoofd En de oonolusie? lezen wij in „H e t V o 1 k" „De Arbei d", orgaan van het N. A S., sdbrijft: „Onze Regcering is samengesteld uit chris telijke mannen. Zij vraagt 40 millioen gulden extra voor verdediging van onze kust. Zij vraagt oenigo tonnen gouds voor ver- Ihooging van officierstraktementen. Zij -vraagt eenige tonnen gouds voor ver bouwing van het koninklijk paleis Het Loo. Zij weigerde den kinderarbeid beneden de 14 jaar te verbieden. Zij weigert den bakkersnachtarbeid af doende te beteugelen. Zij wil den tienden penning heffen van het volk, dat een pijp tabak of sigaar rodkt. Zij wil onze levensmiddelen duur maken door verhooging van de invoerrechten. Daar voor zullen de arbeiders minstens 20 mil lioen gulden moeten betalen. En dan wil de de Regoering hun.... 8£ millioen teruggeven voor een pensioenverzekering. Zij weigert een besluit van de Tweede Kamer, om den wettelijk geregelden 10- uren-dag in te voeren, in praktijk te bren gen. Alles samenvattende ia haar devies: in den naam van Clhiristus, weest onderdanig aan God Mammon, en laat je gewillig uit schudden." Jawel, en als het volk die Regeering in handen heeft, over haar voortbestaan heeft te beslissen, bij de stembus, dan raadt „D e Arbeid" zijn lezers aan thuis te blijven, Laat den aanhangers van die Regeering hd terrein ovqr en als dan mede (Soor de ont houding van de aanhangers van „D ©Ar beid" de Regeering aanblijft of vervangen wordt door een andere bourgeois-regeering, die precies gelijk doet, dan gaat het blad weer aan het schrijven: „Onze Regeering is samengesteld", enz., enz., enz. Is er futloozer gedoe denkbaar? Over de taal onzer wetten heeft „De NiouwoCourant" het volgende gesahreven: Wetten maken en wetten redigeeren rijn twee. Die laatste kunst verstaat men ten onzent nog maar zeer matigjes en het wordt werkelijk hoog tijd, dat voor dit werk specialisten worden aangesteld. Een afschrikwekkend staaltje van den laatsten tijd is artikel 15 van de voor loopig laatste herziening der beruohte Bakkerswet Dat artikel luidt: Onverminderd het bepaalde ten aanzien van do dagen, bedoeld in het tweede lid van art. 12, mag op 15 andere dagen in een kalenderjaar, voor alle of voor sommige der in een broodbalkkerij werkzame bak kersgezellen, worden afgeweken van het bopaalde in het eerste lid van art. 12 of indien dat artikel niet van toepassing is van het krachtens de artikelen 13 of 14 omtrent de rusttijden bepaalde en van hot bepaalde in de tweede zinsnede van het tweede lid van art. 13. In het eerste geval mag de afwijking slechts geschieden op den voet van het tweede lid van art. 12 p in het tweede geval slechts op den voet van het derde lid van art. 13." Zelfs wanneer men het achterstevoren leest, blijft het artikel even duister. Wat zou het publiek wel zeggen, wanneer couranten hun artikelen en lierichten eens in hetzelfd© pak staken, bijv. Naar we van gewoonlijk zeer onbetrouw bare zijde vernemen, hangt het ministerieel leven van Z.Ex. Talma ongeveer aan het zelfde draadje als dat van den drenkeling, genoemd in ons nummer van 29 Februari 1906, 2de pag., 1ste bijblad 4de kolom, re gels 88101. Wellicht, dat ae beginselvrrza. lang van dr. Abr. Kuyper gebrandmerkt onverminderd in een reeds vroeger geplaatst artikel, in het Ochtendblad van 12 Aprii 1911, eerste pagina, 4de kolom *>ooge^ gemeld draadje wat steviger zal maken, waardoor het lot den in hoefde genoemden raadsman der Kroon gunstiger zal zijn dü>u gezegden drenkeling, wiens droevig ui te tri© is gemeld in het Avondblad van 30 Februari 1906, 3de pagina hoofdblad 4de kolom, 5da bericht en nader omschreven in de daarop volg«endo editie, voorpagina, 5de. kolom, on deraan. Vooral waar het sociale wetgeving geldt,! dus wetten en voorschriften, waarvan ct» wetensohap voor een ieder, zelfs voor de meest eenvoudige zielen, onmisbaar is, dient alle omslachtigheid en duisterheid te worden vermeden, wil men de belangheb benden niet afkeerig maken van wet-skennis. De „Nieuwe Rotterdam schal C ourant" bevatte een artikel, waarin' het ontwerp-T ariefwet wordt be* scbouwd van het standpunt van den con sument. Het blad meent, dat de Regeering blijk baar Kaatr eigen theorie, waar het de con sumenten geldt, niet consequent heeft go volgd, en zegt o.m.: Wat men riet van de werking van een tarief, verzinkt in het niet bij hetgeen men daarvan niet riet. De financieele lasten die door een tariefpost aan de consumenten worden opgelegd, zijn veelal oneindig zwaarder dan uit de opbrengst van het ta rief blijkt. Ten aanzien van bet meel heb ben wij dit reeds aangestipt. Loopt aller gelijk de Regeermg verwacht, dan zal vcoi meel ruim 4 ton aan invoerrecht worden op-» gebracht, maar hetgeen de consumenten aan den binnenlandschen producent gaan betalen, is veelvuldig meer, al zal dat dan ook niet uit statistieken kunnen blijken. Verhoog het invoerrecht op meel zeg toto drie-, viermaal het voorgestelde recht, dan eal in de statistiek van de invoerrechten „Ging het dan niet goed in dat huwelijk "vroeg Herman verwonderd. „0 ja, dat wel; zij waren heel lief met elkaar, maar me dunkt, zoo'n onontwikkelde vrouw moet op den duur een last voor een oian worden." „Dat weet ik nog niet. Di© geleerde vrouwen zijn mij volstrekt niet sympa thiek. Maar nu moet ik naar huis. Jeanne zal niet weten waar ik blijf. Is het good, dat wij Zondag komen, zeg?" „Heel best; ik ben erg verlangend, je vrouw eens weer te zien. Toen ik haar het laatst zag, was je oudst© nog zoo'n baker- FJ°Pje. Doe je haar de groeten van mij? lot Zondag dus. Bonjour." „Bonjour. De groeten zal ik overbren gen." Steeds denkend aan di© prettige ontmoe- spoedde Rudolf Kronenberg zich naar kuis. Juist toen hij den sleutel in het slot wou steken, ging de deur open en kwam er een dame naar buiten; een lang, mager fi guur, de haren glad langs de slapen, en °P den neus een bril, waardoor een paar grijze, stekende oogen keken. Kronenbergs die met een „pardon" zijn koed had afgenomen en opzij was gegaan, werd van het hoofd tot de voeten opgeno men; daarop volgde een genadig knikje en rechte, stijve gedaante daalde de stoep af. „Dag vrouwtje," zed Rudolf tegen Marie, die de bezoekster had uitgelaten, en ter wijl hij nog eens omkeek, of hij bang was, dat de dame hem hooren zou vervolgde hij „Wat voor een spook was dat toch? Zij keek me met zoo'n woedenden blik aan, dat ik haast bang werd. Wat wou die bij jou?" „Dat was mevrouw Clara Wending, d© voorzitster van de Vereeniging tot Bescher ming van Verwaarloosd© Kinderen, en dus volstrekt geen spook, kwam het wel wat stroef uit Marie's mond. „Neen dat begrijp ik dan ook; maar als de kindertjes door zoo'n lieve persoonlijk heid beschermd moeten worden! zijn ze toch wel te beklagen," schertst© Rudolf door. „Maar, man, hoe kan je nu zoo onbillijk zijn? Al is mevrouw Wending nu" niet mooi, daarom kan zij toch wel een flinke vrouw rijn! En dat is zij. Je weet niet, hoeveel zij voor 't algemeen doet. Zij heeft on langs ook een paar brochures geschreven, die heel veel gelezen worden. Ais alle man nen zoo goed waren als dez© vtoolw, zou er heel wat ellen-de minder rijn in de wereld.'' „Maak je niet zoo boos, vrouwtjelief. Ik zei het toch sleohts uit gekheid. Ik wil dadelijk aannemen, dat zij op één na d© beste aller vrouwen is, want de alleiheste blijft toch mijn vrouwtje. Hij sloeg den arm om Marie's schouder en leid de haar zoo binnen. De tafel stond al ge dekt. „Ben je niet nieuwsgierig, Mies, waarom ik zoo laat thuis kom?" Ja, je bent veel later dan gewoonlijk; •hoe komt dat zoo?" vroeg de jonge vrouw alweer goed geluimd. ,.Ik heb een ouden schoolmakker ont moet, Herman van Dongen, je weet wel, dien schilder, van wien we met ons huwe lijk die aardige aquarel gekregen hebben. Ik zag hem vanmiddag voor een uitstalling etaan. Eerst kende ik hem haast niet, want hij had een vTeeselijken baard gekre gen. Zij wonen hier ook in de stad. Je weet, geloof ik, dat hij getrouwd is? Zij hebben 2 kinderen. We hebben afgesproken, dat rij Zondag met hun vieren hier zullen ko men. „O, wat treft dat slecht'Zondag kan ik hen niet ontvangen!" „Niet? Wat is er dan?" Kronenberg had bij het antwoord van rijn vrouw verwonderd opgekeken, omdat hij niet kon begrijpen, welke hinderpaal er kon rijn. „Ik heb beloofd, Zondagmiddag bij me vrouw Wending te komen," verklaarde Ma rie. „Zij ontvangt eiken Zondag een kring van geestverwanten; en nu kwam zij expres Kier om mij ook te inviteeren. Dat kon ik natuurlijk niet weigeren." „Hoe kwam rij daaT toch toe? Zij kent je toch niet, wel?" „Neen, we hadden elkaar nog niet eerder ontmoet, maar toch door wederzijdsche vrienden veel van elkaar gehcord, ©n nu wilde zij graag kennis maken." „Worden er ook lieeren ontvangen? Of wou je mij maar zoo op Zondagmiddag in den steek laten, vrouwtje?" „Zij heeft je niet gevraagd, en ik geloof ook niet, dat zij he eren ontvangt, want zij moet heel treurige ondervindingen opge daan hebben in haar huwelijk. Zij ie nu ge scheiden dat weet je toch wel Maar in elk geval, Ra, we kunnen je reiend toch wei vragen op een anderen dag te komen?" „Dat kan natuurlijk best, ofschoon ik me erg op dien middag verheugd h!ad, en wat moet ik nu uitvoeren, nu je me heelemaal alleen Iaat?" „Ga met een van je ongetrouwde collega's een tocht in den omtrek maken. Wij zullen toch, omdat wij getrouwd rijn, niet altijd samen behoeven uit t© gaan? Nu kunn©n we meteen zien, of we ons, ieder op rijn manier, cok niet goed kunnen amuseeren. Lijkt je dat niet goed toe? Zeg maar jaik wil er zoo graag heen." Rudolf Kronenberg stemde toe, maar toch gevoelde hij het als een kleine teleur stelling, dat Marie zich niet meer met hem verheugde een oud vriend teruggevonden te hebben, en zoo geheel in een bezoek aan vreemden opging. De visite werd uitgesteld tot Woensdag. De schilder kwam toen evenwel alleen met zijn oudste kind, een lief meisje van ruim drie jaar. Nadat hij aan Marie was voorge steld, zei hij„Mijn vrouw laat rich veront schuldigen. Zij is niet weL Het verplegen van de kinderen schijnt haar'te moeilijk ge weest te zijn, want rij klaagt in de laatste dagen, dat zij steeds moe is. Nu is zij wat gaan liggen. De jongen sliep en omdat ik Nettie mee kon nemen, had zij een mooie gelegenheid om te rusten, 't Speet haar erg, dat zij niet kon komen." „Heeft u geen pleegzuster gehad voor de kinderen?" informeerde Marie. „Neen, mevrouwdat zou ons te duur gekomen zijn. Zoo iete loopt verbazend op. Jeanne ie reders wel sterk, maar nu treft het, dat we een slordig dienstmeisje heb ben, zoodat mijn vrouw; bij het verplegen ook nog op alle andere dingen moest let* ten." Marie gaf Nettie een koekje, vroeg even naar broertje, en sprak toen weer met de heeren door. Zij hield niet van kinderei beweerde zij altijd. D© beide vrienden haal-* den alle mogelijke dingen op, die ze samti beleefd hadden. „Pappa, gaan we nu weer naar maatje?" vroeg kleine Nettie al gauw. „Nog een poosje wachten, hoor, lieve zust Ga maar een poosje uit het raam zien, of er ook kleine meisjes loopen zooals jij," zei de vader, en zette daarop het gesprek weer voort. Marie dacht er blijkbaar niet aan, h'eto kind wat bezig te houden. Nadat Nettie een tijdje naar de voorbijgangers had gekeken, kwam rij bij de knie van haar vader staan. Zij verveelde zich; maar opeens helderdoi het gezichtje op, alsof rij een prettigen in val kreeg. „Pappa, ik denk, dat broertje zal hui len, omdat wij zoo heel lang wegblijven, en dan kan maatje niet rusten," zei ze, ver heugd, dat z© zulk een goed middel had ge vonden om pappa aan huis te herinneren.! En het hielp. Herman van Dongen stond op om afscheid te nemen. Kleine Netrié gaf een handje en huppelde daarna vroolijk de deur uit. Thuiskomende vond Van Dongen zijn' vrouw weer in de huiskamer. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5