jfo. 1S707. LEIDiCIT DAGBLAD, Vrijdag BSsi. - Tw&ode Blad. Anno I91S, Buitenlandsch Overzicht Tweede Kamer. Faillissementen. FEUILLETON. Sen dorpsgeschiedenis. De Engelsche minister van financiën Lloyd George is lan den tijd ongesteld geweest door de afmat tende politieke campagne van verleden jaar. Gisteren is hij weer voor het eerst in het Lagerhuis versohenen, ter indiening van de Verzekeringswetten, bevattende bepalingen omtrent verzekering tegen on gevallen en tot voorkoming en genezing van ziekten en omtrent verzekering tegen werkloosheid. Aagezien deze wetten ook bij ons spoedig rij de Tweede Kamer zullen worden aan hangig gemaakt, blijven wij eenigszins uit voerig bij het ontwerp van Lloyd George stilstaan. De minister deelde mede, dat het ont werp in twee deelen gesplitst is, één voor nekten en één voor werkloosheid. Het deel, dat de ziekteverzekering be handelt, zal weder in twee afdeelingen worden verdeeld, nl. voor verplichte en vrijwillige verzekering. In de eerste zal worden bepaald, dat een zeker bedrag zal worden afgetrokken van het loon van per sonen, die per week betaald worden of van hen, die minder dan f 1920 per jaar verdie nen, terwijl daaraan bijdragen zullen wor den toegevoegd van de werkgevers en den Staat. Do bepalingen dezer verzekerings wet zullen echter niet gelden voor onder wijzers en voor hen, die dienen in het leger en de vloot-, voor welke een nadere regeling zal worden getroffen. Twintig oent wekelijks zal worden afge trokken van het loon van mannen en vijf tien cent van het loon van vrouwen. De bijdragen zuilen worden geheven van den leeftijd van 16 jaren af tot aan dien van 65 jaren. De werkgevers zuilen drie stuivers per riek per arbeider bijdragen, de Staat twee. Het aantal personen, die volgens deze wet in de termen voor verzekering vallen bedraagt 14,700,000. Ter ondersteuning van plaatselijke auto riteiten en ziekenhuizen bij de bestrijding van tering zal de Staat een som van 18 mil- lioen beschikbaar stellen voor den bouw v/"\ sanatoria. De rente in geval van ziekte zal bedra gen: voor mannen f 6 per week gedurende drie maanden, daarna echter vijf. Ook de verzekering tegen werkloosheid zal verplichtend zijn, voorloopig echter al leen gelden voor de machine- en de bouw vakken. De totale uitgaven in het eerste jaar voor beide wetsontwerpen, die eventueel in werking zullen treden op 1 Mei 1912, zal bedragen 294 millioen, waarvan de Staat 30 millioen zal bijdragen. Minister George lichtte zijn wet uitvoe rig toe en had veel suooes. Met algemeen© stemmen werd rij in eerste lezing aangeno men. Het is ia de Rhondd a-v a 11 e i in 1. u i d-W ales, waar eenige maanden ge leden zulke ernstige ongeregeldheden plaats hadden, weer niet rustig. In verband met een staking in de kolenmijnen, zijn er weer onlusten uitgebroken. Zoowel aan de zijde der politie als aan die van de stakers werden verschillende per sonen gewond dooT stokslagen en steen worpen. De ongeregeldheden waren ontstaan naar aanleiding van een betooging tegen een niet-aangesloten arbeider uit één der mij nen. Het Fransohe Kabine t-M o n i 3 vervreeiAdt meer en meer van de partij, op welke ihet het beste meende te kunnen ver trouwen nl. van de socialisten. Inderdaad moet Mollis noodgedwongen allerlei dingen doen, die dwars tegen de sociaal-demo- oratische opvattingen ingaan. Zoo heeft hij de 1-Mei-betoogingon verboden en thans beeft hij zijn opwachting moeten maken bij Lépine, den beroemden prefect van politie, om hem zijn dank te betuigen voor de hand having van de orde op l Mei. Booze tongen beweren, clat Monis dit bezoek vee-1 liever achterwege ihad gelaten, omdat de socialis ten er slecht over te spreken zijn. Hij zou op aandringen van den heer Fallières toch ^J11 gegaan. Lépine is, behalve een voor treffelijk prefect van politie, een geestig man. Hij heeft den minister-president, die hem met lood in de schoenen kwam bezoe- ke, met bijzondere pleohtigheid ontvangen. De commissarissen uit de verschillende dis tricten en 220 dienaren van de Heilige Her mandad luisterden de ontvangst op. Monis heeft den poli tie-off icier en den agent, die tej de 1-Mei-betoogingen gewond zijn, be zocht en het legioen van eer geschonken. Een en ander werikt begrijpelijkerwijs ver koelend op de animo der socialisten en Jaurèa schrijft in zijn blad een pittig artikel met het opschrift: de fouten hoopen zich op- üit België komt het belangrijk be richt als zou koning Albert het vaste voor nemen koesteren een einde te maken aan de agitatie, in den lande gewekt door het school we ton twerp, door bij minister Schol- laert er op aan te dringen de behandeling va" heb ontwerp 'uit te stellen tot na de verkiezingen van 1912. Wij gelooven het nog niet zoo grif. De Russische Doema is Dinsdag weder bijeen gekomen. Wie echter gemeend mocht hebben, dat miniate r-p resi dent Stolypin bij de behandeling van de interpellatie over de door hem begane wet schennis het woord zou voeren, zal be drogen uitkomen. In politieke kringen is men namelijk van meening1, dat Stolypin zich voldoende verantwoord zal achten door hetgeen hij in den Rijksraad heeft ver klaard, en dus niet ten tweeden male de quaestie zal behandelen. Er zal dus eenige dagen over de interpellatie geredekaveld worden, en daarna gestemd; daar hoogst waarschijnlijk echter geen twee derden der leden zich tegen Stolypin zullen verklaren, is de zaak dan daarmede afgedaan, althans voor zoover het parlement betreft. Terwijl dit in de wandelgangen van het Doe ma-gebouw werd verteld, komt heb ,,Nowoje Wremja" met het bericht, dat Stolypin op 10 Mei persoonlijk zal ant woorden op de interpellatie in de Doema. Over den toestand in Marokko wordt het moeilijker een oordeel zich te vormen. De hooge internationale politiek heeft zich op de kwestie geworpen en dan wordt het voor een buitenstaander wat nevelig. De Spaansche minister-president Cana- lejas doet erg geheimzinnig. Hij heeft ver klaard dat de gevoeligheid wegens het op treden der Franschen in Marokko, die zich uit in de Spaansche pers en in de gesprek ken der bevolking, hem groote ongerust heid baart. In sommige kringen denkt men, zoo zei de hij, dat de opmarsch der Fran schen ten nadeele van Spanje en van de Spaansche belangen zal zijn. Die dit bewe ren zijn echter niet op de hoogte van de quaestie. Tot zijn leedwezen echter belette het ambtsgeheim hem iets mede te deelen omtrent de nadere bijzonderheden van de onderhandelingen met Frankrijk. Uit Berlijn wordt aan de KöLnische Zei- tung" bericht: Het aan de morgenbladen geseinde artikel uit de „Wiener Allgemeine Zeitung" over hetgeen zich misschien zou kunnen voordoen bij de behandeling van de Marokkaansche quaestie en de houding, die Duitschland eventueel daarbij zou aan nemen, is niet afkomstig van officieele zijde te Berlijn of te Weenen. Wat de Duitsche regeering omtrent de Marokkaansche quaestie meende te moeten mededeelen, is reeds door de „Norddeut- sche Allgemeine Zeitung" gezegd en voor loopig is er nog geen aanleiding daaraan iets toe te voegen. De Oosbenrijksch-Hongaarsche regeering draagt kennis van de opvatting der regee- ring te Berlijn en noch te eener noch te anderer zijde heeft men lust zich nog nader uit te laten over een eventueele ontwikke ling van de zaken in Marokko en de uit werking daarvan op den politieken toe stand. Ten slotte nog iets over Mexico. Ondanks den voortgang der vredesonder handelingen bestaat er groote ongerustheid betreffende den algemeenen toestand, voor namelijk ten zuiden van de hoofdstad Mexico. Men vreest, dat de hoofdstad spoe dig ernstig zal worden bedreigd. De klaar blijkelijke militaire zwakte der regeering van Porfirio Diaz wekt in sommige kringen de vrees, dat mogelijkerwijze de Vereenigde Staten tot interventie zullen gedwongen zijn. President Taft is nog steeds vol hoop, dat die mogelijkheid zal kunnen worden ver meden, en heeft herhaaldelijk verzekerd, diat hij niet zal optreden tenzij het Congres daartoe last geeft. Een telegram uit Presido (Texas) meldt, dat vijftig man gisteren gedood zijn in een gevecht bij El Gato; de opstandelingen wer den verslagen na een gevecht dat zes uren duurde. Hun verliezen zijn onbekend. Mijnongeluk te Hoenebrock. Het Tweede Kamerlid voor Sittard, de heer Beokers, heeft naar ,,De Tel." bericht tot minister Talma schriftelijk de vraag gericht, volledige inlichtingen to verstrek ken betreffende het mijnongeluk op de staatsmijn Emma. Kernkamp over Carlyle. Op uitnoodiging van do Litter arische Fa culteit der Leidsche Studenten, hield prof. dr. G. W. Karakamp, uit Utrecht, in 'het klein Auditorium der Academie gisteravond een lezing over Thomas Carlyle als geschied schrijver. Spr. weet geen schrijver wiens persoon lijkheid zoozeer den stempel heeft gedrukt op zijn werken. Vandaar dat hij vooraf Car lyle schetste in zijn leven, zijn meehingen in verhand met den tijd, waarin de geschied schrijver leefde. In 1795 in Schotland uit een hard volk geborch, had hij een moeilijke jeugd, maar deze staalde juist zijn energie en karakter. Do tijd zijner grootste werk zaamheid valt tusschen 1830 tot 1845, een periode van groote politieke en sociale be weging, toen de liberalen overal tot da. Regoexingstaak werden geroepen- De begin selen der Fransche revolutie hebben echter niet op Carlyle in dia mate ingewerkt als op zijn tijdgenoot Ranke. Hij was geen par tijman de conservatieven kunnen uit zijn werken een brochure voor zich samenstellen, de sociaal-democraten er een scheurkalender uit samenlezen. Maar hij had een ontem bare liefde voor waarheid en rechtschapen heid en was ec-n innig godsdienstig man, wat spr. met tal van uitspraken uit ver schillende werken van den schrijver aan toonde. Zijn „Chartisme" (1840) is de rechtvaar diging van den roep der misdeeld.cn naar betere levensvoorwaarden. Hij zocht dit echter niet in volkssouvereiniteit, maar in hot opstaan Van een leider, die in zich gevoelt de beste aspiraties van het volk zelf. Dezelfde ide>e vindt spr. terug in. Fred, van Eeden's Gids-artikcl over volk en ko ningschap. Voor iemand, die zoo dacht, moest de geschiedschrijver die de groote liistori- eche jpersoonlijkhedéh ten tooneelo voert een van God geroepene zijn om het volk voor te lichten- Van zijn (historische werken stelde spr. „Gromwell" liet hoogst. Daarnaast behan delde hij 'zijn .Fransche Revolutie". De Engelsche revolutie had zijn volle sympathie als een van God gewilde beweging, in de Fransche revolutie zag hij een rebellistische woeling van liet volk, hoewel ook in het gepeupel natuurkrachten werkten. Do exe cutie van Kaïrel I vond hij een gerechtvaar digde daad. Hij die allo schijn haatte, zag in diens regeering een scliijndynastiew Om dezelfde reden had hij een afkeer van het constitutioneel koningschap, wiens eenige kracht nog ligt in de mystiek, die er in overgebleven is- Na nog andere werken te hebben aangeroerd en vooral de lezing aanbevolen te hebben van Carlylo's toespraak tot de studenten te Glasgow, waarih men de persoonlijkheid van den grooten man het best IcOrb ken nen, beval spr. in het algemeen de lezing van Carlyle aan, in het bijzonder aan hen, die -later de geschiedenis zullen hebben te dooeeren, omdat zij de groote beteekenis der verbeelding bij de beschouwing der feiten er uit loeren kennen en. liefde voor waar heid en wezenlijkheid. De praeses der Vereeniging dankte den spreker voor zijn boeiende en doorwerkte voordracht en de talrijke hoorders, waar onder eenge hoogleeraren, voor hun tegen woordigheid. ANDRIES ERADUS. Op den 13den Mei a.s. zal het 25 jahr geleden zijn dat Andries Eradus bij den toenmaligen pachter van de buffetten, in de Stadsgehoorzaal, den heer B. M. Duysar, als vaste kellner in dienst trad. Opvolgende pachters, respeot. de Nederl. Buf- fotmaatschap pij cn de hoeren J. C. Schoen maker en Th. J. Heins, namen hem over. En geen wonder. Eerlijk, trouw en vol toe wijding voor zijn patroons is hij een voor beeld voor do andere bedienden, wier chef liij is en met wie hij kameraadschappelijk, doch als 't zijn moet met do noodige ge strengheid, omgaat. En het publiek, de be zoekers van de Gehoorzaal Wie kent Andries niet? Andries, die steeds bereid is u aller lei diensten te bewijzen, die u reeds te ge- moet komt nog vaak vóór go hem geroepen hebt, die zorgt voor een goede regeling der plaatsen voor sprekers, zangers, toehoor ders, enz. Wat zou hert voor dozen braven man een aangename verrassing zijn indien hom op dien dag in grooten getale blijken werden gegeven van achting en erkentelijkheid. Zijn tegenwoordige patroon, de heer Th1. J. Heins, die door Andries stec-ds trouw word ter zijde gestaan, zal ongetwijfeld trach ten den 13den Mei voor zijn clief-kollner tot oen aangenomen te maken. Komt, vereenigingen tot bevordering van muziek, zang, tooneelspcl, sport en wat niet al en gij, getrouwe bezoekers van do Stadsgehoorzaal, toont op 13 Mei a.s. eens dat ge de vele diensten, van dezen vricn- delijken man op prijs weet te stellen. F. H. Ch. Vegtel. Het gisteren benoemde lid van Gedep. Staten van Zuid-Holland, de heer H. Ch. Yegtel, is een der jongste leden van de Provinciale Staten. Hij heeft niettemin reeds sedert 1902 zitting voor Middelharnis. Eenige keeren kwamen zijn partijgenoo- ten met hem uit als candidaat voor do Tweede Kamer, het eerst (in 1901) te Briel- le, het laatst, ten vorigen jare, te Rotter dam. Sedert 1903 is de heer Vegtel lid van den gemeenteraad van Den Haag. Thans komt in district I daardoor een vacature. De ,,N. Rott. Crt." schrijft het vol gende .,Onze lezers zullen ongetwijfeld met niet- geririge bevreemding hebben kennis geno men van de benoeming van den heer H. C. Vegtel tot lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Ook wij heboen het bericht met groote verbazing gelezen. En het zou ons niet zeer verwonderen, indien er onder de Statenleden zei ven verscheidene waren, die gistermorgen nog dezen uitslag der stem ming allerminst hadden verwacht De heer Vegtel behoort zeker niet tot degenen, die men in de eerste plaats voor een zetel in het college van Gedeputeerden zou aange wezen achten. Zijn voornaamste verdienste bestaat, voor zoover tot nu toe naar bui ten bleek, hierin, dat hij is een heftig par tijganger en een weinig kieschkeurig propa gandist van de antirevolutionnaire partij. Wie eenigermate kennis heeft van de taak, die op Gedeputeerd© Staten rust niet slechts als belast zijnde met ,,do dagelijk- sche leiding en uitvoering van zaken, maar ook als college van administratieve recht spraak zal begrijpen, dat men in dit ooi lege zulk een, als de heer Vegtel, niet in de allereerste plaats kiest. Meer zullen wij van de benoeming zelve niet zeggen. ,,Het is duidelijk, dat bij deze benoe ming do politiek der coalitie hoogtij gevierd heeft. De eigenlijke keuzo schijnt berust te hebben bij de antirevolutionnaire partij. Detze moet dan den heer Vegtel hebben uit verkoren, en de meerderheid van rocihts is gewillig gevolgd. De „meerderheid" niet de geheel© rechterzijde. Het is opvallend, dat, terwijl bij de keuze van een eerste Ka merlid 51 stemmen op den rechter-candidaat zijn uitgebracht, do heer Vegtel niet meer dan 40 stemmen heeft kunnen verwerven. Van de elf stemmen, die de heer Vegtel heeft moeten missen, zijn niet minder dan 7 stemmen in blanco uitgebracht. Steven leden dus, die de afspraak, in de voorver gadering van leden der rechterzijde ge maakt, niet hebben willen breken, doch ten slotte toch er voor zijn teruggedeinsd, eeni ge verantwoordelijkheid voor deze keuze op zich te nemen. „Wij spraken van de vóórvergadering van leden der rechterzijde. Daarin moeten 22 stemmen op den heer Vegtel, en 20 op mr. Briët uitgebracht zijn. Ook dit bewijst, dat men rechts grooten schroom heeft ge koesterd, om met den uitverkorene voor den dag te komen. „Maar het juk van de coalitie drukt zwaar. Hadden do 20, gegeven de sterke oppositie, welke in den eigen boezem der rechterzijde blijkbaar togen de oandiclatuur- Vegtel bestond, merg in hun beenderen ge had, dan hadden zij hun candidaat toch niet voetstoots prijs gegeven. Zij hadden eens afgewacht, hoo do stemmenmeerder heid der rechterzijde zou rijn in de volle statenvergadering, die door 7 leden van rechts meer was bezocht, dan de voorverga dering. Maar de coalitie won het van heigeen nagenoeg 50 pet. van rechts zelf niet ge- wenscht achtte.... Met 40 stemmen is een keuze gedaan, waaraan niet minder dan 11 zelfs van reohts hunne medewerking heb ben ontzegd. „Men zal nu, verwachten wij, ten min ste niet vergen, dat men zich links met deze keuze ingenomen betoont." 7.V i j z i g i n g van de Landweer- wet. Een wetsontwerp is ingediend tot nadere aanvulling en wijziging van de Landweer- wet. Omtrent den hoofdinhoud wordt in de morie van Toelichting medegedeeld, dafl reeds meermalen gedachten wisseling tus schen de regeering pq de Volksvertegen woordiging deed uitkomen, dat, wanneer het jaarlijksehe militie-contingent zou wor den uitgebreid ook voor de landweer zou kunnen volgen inperking van het aantal dienstjaren en van het aantal herhalings oefeningen. Artikel I van het aangeboden wetsont werp nu houdt o m. het voorstel in tob wijziging van de artikelen 7 en 11 der Land- weerwet in dien zin, dat het aantal Land weer-dienstjaren wordt teruggebracht van zeven tot vijf en het aantaj herhalings oefeningen van twee tot een. Evenzeer echter als voor de soortgelijke» vermindering bij de militie, bestaat ook hier behoefte aan een overgangsmaatregel. Deze wordt aangetroffen in de artikelen 2 en 4 van het ontwerp. Volgens het eerste dezer artikelen zal voor de landweerplich- tigen van 1907 en vroeger de tegenwoordige diensttijd bij de landweer blijven gelden en zal voor de volgende, jongore, vier lich tingen deze diensttijd worden ingekort meb één jaaT. Voorts zullen, in gelijken zin als voor de militie is geregeld in de overgangsbepalin gen van de ontwerp-Militie wet, in elk der jaren 1914 en 1917 niet één, maar twee land weerlichtingen worden ontslagen. Volgena het andere dier artikelen woTdt het be staande aantal oefeningen bij de landweer gehandhaafd voor hen, te wier aanzien ook in den thans bcstaanden diensttijd geen verandering wordt gebracht. De vraag alzoo of de dienstplichtigen, wier dienst- tiji volgens genoemd artikel 2 wordt ver minderd tot zes jaren, met betrekking tot de te volbrengen herhalingsoefeningen be- hocren te worden gelijkgesteld met hen, wier diensttijd zeven jaren telt, dan wel met hen, die vijf jaren zullen dienen, is door cV" minister van Oorlog in loatsthedool den zin beantwoord. Ook artikel 3 van het wetsontwerp bevat een overgangsbepaling. Zij is een noodwen dig uitvloeisel van het bepaalde in artikel 109, eerste lid, onder a en b, van de out werp-Militiewet en voorkomt, dat dienst plichtigen, die naar de landweer zijn over gegaan na een wettelijk vastgestelden diensttijd van 8 of van 7 jaren bij d-> mili tie te hebben vervuld, als gevolg van de nieuwe lezing van art. 7 der Landweer web reeds na 3 of 4 jaren dus ontijdig aan spraak zouden verkrijgen op ontslag uit den landweerdienst. De regeering heeft echter gemeend, dat dit ontwerp zich niet bekoorde te bepalen tot de wijzigingen en overgangsmaatrege len, hierboven bedoeld, maar dat het aan beveling verdiende deze gelegenheid aan te grijpen om tevens in ander opzicht en kele veranderingen en aanvullingen in dei Landweerwet aan te brengen. Onderschei dene bepalingen dezer wet toch zijn daarin opgenomen op het voorbeeld van de be staande Militiewet en vertonnen met de soortgelijke in die wet voorkomende bepa lingen dan ook weinig of gpen afwijking Nu echter van laatstbedoelde bepalingen sommige in gewijzigden vorni in de onW- werp-Militiewet worden aangetroffen* kwam het wenschelijk voor, aan eenige be« palingen der Landweerwet van overeen* komstigo strekking eveneens een gewijzigd de lezing te geven, terwijl ook nog uit an deren hoofde enkele veranderingen raai zaam worden geacht. Ch. van den Berg, te Scheveningcn. H. Speijer, te Scheveningen. De nalatenschap van C. C. Kramer,, overleden 20 Maart-, gewoond hebbende to Amsterdam. Th. J. IJseldijk, molenaar en koopmaai in granen, te Wij he. P. M. Diebeis, Te Utrecht. L. L. Vermunt, kleermaker, te Rooeoiv* daal Vogclwet. De Vereeniging van Vogelhandel&ren to 's-Gravenhage zal riaht zoo meldt het „N„ v. d. D." tot de Tweede Kamer wende* met een adres tegen het ontwerp-Vogelwet., Deze vereeniging wenschfc, „dat de oudo toestand behouden blijft, dat ons volk kan blijven profiteeren van een gave, door- God ons zoo ruimschoots geschonken, wel ke reeds duizenden jaren vóór Coristus id( benut geworden in den strijd om 't be staan en blijken heeft gegeven na eeuwen en eeuwen onuitputtelijk te rijn, daar waar hefr de getalsterkte .der door Nederland trek* kende, zaadetende vogels betreft." Slot) Daardoor aangemoedigd, bleef hij een poosje staan praten en ging toen weer been, tot groote vreugde van Anna. 8 Avonds kwam er bezoek, zoodat zij V'el thuis moest blijven. En bijna de geheele week was er iets, dat haar belette 's avonds te gaan. In al die dagen had zij Albert slechts éénmaal en dan nog vluchtig in ge zelschap ^e-u anderen, gezien, zoodat zij tem alleen had kunnen toefluisteren, dat zjj met kon komen praten onder de boo ten, omdat de ooms er van wisten. Gerrit daarentegen zag zij eiken dag. Meestal kwam hij oven bij haar, als hij aar buiten zag, maar eens was hij een beelen avond komen praten. Anna had Kern vriendelijk als een ouden bekende behan- •v' ^en oomjs blijkbaar goed aanstond- was het Zondagmiddag. De oude bannen waren uitgegaan om naar den stand van de winterrogge te kijken, de meid en de Knecht waren het dorp in, en zoo was Anna alleen thuis. Daar kwam Gerrit de kamer binnen stap pen en ging, alsof het vanzelf sprak, bij haar zitten praten. Hij zag haar onderwijl zóó vroolijk aan, dat het Anna benauwd om het hard werd. Opeens pakte haj haar hand vast en zei: „Je weet niet, Anna, hoe gelukkig het me maakt, dat je weer goed tegen me bent. Wees nu lief en zeg, wanneer je mijn vrouw wilt worden." Het meisje deed alle moeite om haar hand los te krijgen, maar Gerrit hield haar vast en schoof nog wat dichter naar haar toe. Van angst wist zij niet, wat te ant woorden maar toen hij nu ook nog pro beerde haar een kus te geven, sprong rij op. „Blijf van me af!" riep rij gejaagd. „Kom, Anna, wees nu niet bang. Als je, zooals je oom straks nog zei, niets meer tegen ons trouwen 'hebt, dan mag ik je nu toch wel al eens kussen.' „Neen, dat zul je niet, want ik wil niet met je trouwen!" zei hfMV-t'ijT Nu was eindelijk het hooge woord er uit. De jonge man werd eerst bleek daarna rood. „Dat meen je niet; dan heb je de laat ste dagen met me gespeeld. Zeg, dat je het niet zoo meent 1" bracht hij met moeite uit. „Het is waar; ik zal nimmer je vrouw worden," zei ze, angstig naar hem kijken de. Hij greep haar bij den arm, zóó vast, dat zij van pijn een kreet uitstiet; maar hij hoorde het niet eens. Woedend, schud de hij ihaar heen en weer. „Waarom heb je dan deze week gedaan, of alles in orde zou komen"? Je hebt me be drogen 1 Dat vergeef ik je nooit l" Met deze woorden stootte hij baar weg, zoodat rij bijna tegen den stoel aanviel, en stormde hij de kamer uit. Anna slaakte een zucht van verlichting, toen hij weg was: nu wist hij meteen waar hij zich aan te houden bad. Zij besloot vooreerst niets van het voor gevallene te vertellen, 's Avonds hoorde rij van Mina, die het van haar broer had, dat Gerrit Vermaak weer dronken in de herberg zat. Den volgenden morgen, toen Anna pas op was, en zij achter het buis kwam, zag zij Albert over de straat gaan. Vlug riep zij hem, om hem alles te vertellen. Terwijl zij ieder a-an een kant van het hek stonden te babbelen, kwam in het huis van Vërinark Gerrit voor het raam. Van daar uit kon hij juist de twee bij het hek der buren zien. Dat was hem te veel. Zonder zich te beden ken, greep hij het geweer, waarmee hij al tijd uit stroopen ging, van den wand, en ging er mee naar buiten. „Als ik baar niet krijg, zal een and or haar ook niet hebben," mompelde hij. Juist was Albert weg en toen Anna, die hem nog even na gekeken had, zich omkeerde, zag zij Gerrit, die het geweer op haar aanlegde. Zij liet een gil hooren, te gelijk ging het schot af en bet meisje stortte getroffen neer. Vol ontzetting over zijn eigen daad, bleef Gerrit onbeweeglijk staan. Van alle kanten kwamen mennchen aanloopen, cn spoedig wist Eet geheele dorp, dat Gerrit Vermark uit jaloersohheid Anna Martens had dood geschoten. Het schot had baar juist :n bet hart getroffen. Zij was bijna onmiddellijk dood geweest. De moordenaar werd nog dienzelfden dag gevangengenomen. Albert Korenhof leek bijna versuft, toen hij het ongeluk vernam. Den geheelen dag bleef hij in de bossöben dwalen en nadat hij eindelijk 's avonds moe thuis gekomen was, ging hij zonder iets te zeggen of te eten naar bed. Op den dag der begrafenis, ging hij uit; niemand wist waarheen, maas toen hij weer terug was, vertelde hij zijn vader en moeder, dat hij naar de hoo'dstad; geweest was, om zich te laten aanwerven voor den Indischen dienst. Hoe do beida menschen ook jammerden, cr was nietA meer aan te veranderen: een maand lateff vertrok hij. Eerst bracht de post vrij geregeld oen? brief, totdat, bijna een jaar na den dood1 van Anna, er bericht kwam, dat Albert aan de cholera was overleden. SYLVESTER.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5