jfo. 1S707.
LEIDiCIT DAGBLAD, Vrijdag BSsi. - Tw&ode Blad.
Anno I91S,
Buitenlandsch Overzicht
Tweede Kamer.
Faillissementen.
FEUILLETON.
Sen dorpsgeschiedenis.
De Engelsche minister van
financiën Lloyd George is lan
den tijd ongesteld geweest door de afmat
tende politieke campagne van verleden
jaar. Gisteren is hij weer voor het eerst in
het Lagerhuis versohenen, ter indiening
van de Verzekeringswetten, bevattende
bepalingen omtrent verzekering tegen on
gevallen en tot voorkoming en genezing
van ziekten en omtrent verzekering tegen
werkloosheid.
Aagezien deze wetten ook bij ons spoedig
rij de Tweede Kamer zullen worden aan
hangig gemaakt, blijven wij eenigszins uit
voerig bij het ontwerp van Lloyd George
stilstaan.
De minister deelde mede, dat het ont
werp in twee deelen gesplitst is, één voor
nekten en één voor werkloosheid.
Het deel, dat de ziekteverzekering be
handelt, zal weder in twee afdeelingen
worden verdeeld, nl. voor verplichte en
vrijwillige verzekering. In de eerste zal
worden bepaald, dat een zeker bedrag zal
worden afgetrokken van het loon van per
sonen, die per week betaald worden of van
hen, die minder dan f 1920 per jaar verdie
nen, terwijl daaraan bijdragen zullen wor
den toegevoegd van de werkgevers en den
Staat. Do bepalingen dezer verzekerings
wet zullen echter niet gelden voor onder
wijzers en voor hen, die dienen in het leger
en de vloot-, voor welke een nadere regeling
zal worden getroffen.
Twintig oent wekelijks zal worden afge
trokken van het loon van mannen en vijf
tien cent van het loon van vrouwen.
De bijdragen zuilen worden geheven van
den leeftijd van 16 jaren af tot aan dien
van 65 jaren.
De werkgevers zuilen drie stuivers per
riek per arbeider bijdragen, de Staat twee.
Het aantal personen, die volgens deze
wet in de termen voor verzekering vallen
bedraagt 14,700,000.
Ter ondersteuning van plaatselijke auto
riteiten en ziekenhuizen bij de bestrijding
van tering zal de Staat een som van 18 mil-
lioen beschikbaar stellen voor den bouw
v/"\ sanatoria.
De rente in geval van ziekte zal bedra
gen: voor mannen f 6 per week gedurende
drie maanden, daarna echter vijf.
Ook de verzekering tegen werkloosheid
zal verplichtend zijn, voorloopig echter al
leen gelden voor de machine- en de bouw
vakken.
De totale uitgaven in het eerste jaar
voor beide wetsontwerpen, die eventueel
in werking zullen treden op 1 Mei 1912, zal
bedragen 294 millioen, waarvan de Staat
30 millioen zal bijdragen.
Minister George lichtte zijn wet uitvoe
rig toe en had veel suooes. Met algemeen©
stemmen werd rij in eerste lezing aangeno
men.
Het is ia de Rhondd a-v a 11 e i in
1. u i d-W ales, waar eenige maanden ge
leden zulke ernstige ongeregeldheden plaats
hadden, weer niet rustig. In verband met
een staking in de kolenmijnen, zijn er weer
onlusten uitgebroken.
Zoowel aan de zijde der politie als aan
die van de stakers werden verschillende per
sonen gewond dooT stokslagen en steen
worpen.
De ongeregeldheden waren ontstaan naar
aanleiding van een betooging tegen een
niet-aangesloten arbeider uit één der mij
nen.
Het Fransohe Kabine t-M o n i 3
vervreeiAdt meer en meer van de partij, op
welke ihet het beste meende te kunnen ver
trouwen nl. van de socialisten. Inderdaad
moet Mollis noodgedwongen allerlei dingen
doen, die dwars tegen de sociaal-demo-
oratische opvattingen ingaan. Zoo heeft hij
de 1-Mei-betoogingon verboden en thans
beeft hij zijn opwachting moeten maken bij
Lépine, den beroemden prefect van politie,
om hem zijn dank te betuigen voor de hand
having van de orde op l Mei. Booze tongen
beweren, clat Monis dit bezoek vee-1 liever
achterwege ihad gelaten, omdat de socialis
ten er slecht over te spreken zijn. Hij zou
op aandringen van den heer Fallières toch
^J11 gegaan. Lépine is, behalve een voor
treffelijk prefect van politie, een geestig
man. Hij heeft den minister-president, die
hem met lood in de schoenen kwam bezoe-
ke, met bijzondere pleohtigheid ontvangen.
De commissarissen uit de verschillende dis
tricten en 220 dienaren van de Heilige Her
mandad luisterden de ontvangst op. Monis
heeft den poli tie-off icier en den agent, die
tej de 1-Mei-betoogingen gewond zijn, be
zocht en het legioen van eer geschonken.
Een en ander werikt begrijpelijkerwijs ver
koelend op de animo der socialisten en
Jaurèa schrijft in zijn blad een pittig artikel
met het opschrift: de fouten hoopen zich
op-
üit België komt het belangrijk be
richt als zou koning Albert het vaste voor
nemen koesteren een einde te maken aan
de agitatie, in den lande gewekt door het
school we ton twerp, door bij minister Schol-
laert er op aan te dringen de behandeling
va" heb ontwerp 'uit te stellen tot na de
verkiezingen van 1912.
Wij gelooven het nog niet zoo grif.
De Russische Doema is Dinsdag
weder bijeen gekomen. Wie echter gemeend
mocht hebben, dat miniate r-p resi
dent Stolypin bij de behandeling van
de interpellatie over de door hem begane
wet schennis het woord zou voeren, zal be
drogen uitkomen. In politieke kringen is
men namelijk van meening1, dat Stolypin
zich voldoende verantwoord zal achten door
hetgeen hij in den Rijksraad heeft ver
klaard, en dus niet ten tweeden male de
quaestie zal behandelen. Er zal dus eenige
dagen over de interpellatie geredekaveld
worden, en daarna gestemd; daar hoogst
waarschijnlijk echter geen twee derden der
leden zich tegen Stolypin zullen verklaren,
is de zaak dan daarmede afgedaan, althans
voor zoover het parlement betreft.
Terwijl dit in de wandelgangen van het
Doe ma-gebouw werd verteld, komt heb
,,Nowoje Wremja" met het bericht, dat
Stolypin op 10 Mei persoonlijk zal ant
woorden op de interpellatie in de Doema.
Over den toestand in Marokko wordt
het moeilijker een oordeel zich te vormen.
De hooge internationale politiek heeft zich
op de kwestie geworpen en dan wordt het
voor een buitenstaander wat nevelig.
De Spaansche minister-president Cana-
lejas doet erg geheimzinnig. Hij heeft ver
klaard dat de gevoeligheid wegens het op
treden der Franschen in Marokko, die zich
uit in de Spaansche pers en in de gesprek
ken der bevolking, hem groote ongerust
heid baart. In sommige kringen denkt men,
zoo zei de hij, dat de opmarsch der Fran
schen ten nadeele van Spanje en van de
Spaansche belangen zal zijn. Die dit bewe
ren zijn echter niet op de hoogte van de
quaestie. Tot zijn leedwezen echter belette
het ambtsgeheim hem iets mede te deelen
omtrent de nadere bijzonderheden van de
onderhandelingen met Frankrijk.
Uit Berlijn wordt aan de KöLnische Zei-
tung" bericht: Het aan de morgenbladen
geseinde artikel uit de „Wiener Allgemeine
Zeitung" over hetgeen zich misschien zou
kunnen voordoen bij de behandeling van
de Marokkaansche quaestie en de houding,
die Duitschland eventueel daarbij zou aan
nemen, is niet afkomstig van officieele zijde
te Berlijn of te Weenen.
Wat de Duitsche regeering omtrent de
Marokkaansche quaestie meende te moeten
mededeelen, is reeds door de „Norddeut-
sche Allgemeine Zeitung" gezegd en voor
loopig is er nog geen aanleiding daaraan
iets toe te voegen.
De Oosbenrijksch-Hongaarsche regeering
draagt kennis van de opvatting der regee-
ring te Berlijn en noch te eener noch te
anderer zijde heeft men lust zich nog nader
uit te laten over een eventueele ontwikke
ling van de zaken in Marokko en de uit
werking daarvan op den politieken toe
stand.
Ten slotte nog iets over Mexico.
Ondanks den voortgang der vredesonder
handelingen bestaat er groote ongerustheid
betreffende den algemeenen toestand, voor
namelijk ten zuiden van de hoofdstad
Mexico. Men vreest, dat de hoofdstad spoe
dig ernstig zal worden bedreigd. De klaar
blijkelijke militaire zwakte der regeering
van Porfirio Diaz wekt in sommige kringen
de vrees, dat mogelijkerwijze de Vereenigde
Staten tot interventie zullen gedwongen
zijn.
President Taft is nog steeds vol hoop,
dat die mogelijkheid zal kunnen worden ver
meden, en heeft herhaaldelijk verzekerd,
diat hij niet zal optreden tenzij het Congres
daartoe last geeft.
Een telegram uit Presido (Texas) meldt,
dat vijftig man gisteren gedood zijn in een
gevecht bij El Gato; de opstandelingen wer
den verslagen na een gevecht dat zes uren
duurde. Hun verliezen zijn onbekend.
Mijnongeluk te Hoenebrock.
Het Tweede Kamerlid voor Sittard, de
heer Beokers, heeft naar ,,De Tel." bericht
tot minister Talma schriftelijk de vraag
gericht, volledige inlichtingen to verstrek
ken betreffende het mijnongeluk op de
staatsmijn Emma.
Kernkamp over Carlyle.
Op uitnoodiging van do Litter arische Fa
culteit der Leidsche Studenten, hield prof.
dr. G. W. Karakamp, uit Utrecht, in 'het
klein Auditorium der Academie gisteravond
een lezing over Thomas Carlyle als geschied
schrijver.
Spr. weet geen schrijver wiens persoon
lijkheid zoozeer den stempel heeft gedrukt
op zijn werken. Vandaar dat hij vooraf Car
lyle schetste in zijn leven, zijn meehingen
in verhand met den tijd, waarin de geschied
schrijver leefde. In 1795 in Schotland uit
een hard volk geborch, had hij een moeilijke
jeugd, maar deze staalde juist zijn energie
en karakter. Do tijd zijner grootste werk
zaamheid valt tusschen 1830 tot 1845, een
periode van groote politieke en sociale be
weging, toen de liberalen overal tot da.
Regoexingstaak werden geroepen- De begin
selen der Fransche revolutie hebben echter
niet op Carlyle in dia mate ingewerkt als
op zijn tijdgenoot Ranke. Hij was geen par
tijman de conservatieven kunnen uit zijn
werken een brochure voor zich samenstellen,
de sociaal-democraten er een scheurkalender
uit samenlezen. Maar hij had een ontem
bare liefde voor waarheid en rechtschapen
heid en was ec-n innig godsdienstig man,
wat spr. met tal van uitspraken uit ver
schillende werken van den schrijver aan
toonde.
Zijn „Chartisme" (1840) is de rechtvaar
diging van den roep der misdeeld.cn naar
betere levensvoorwaarden. Hij zocht dit
echter niet in volkssouvereiniteit, maar in
hot opstaan Van een leider, die in zich
gevoelt de beste aspiraties van het volk
zelf. Dezelfde ide>e vindt spr. terug in. Fred,
van Eeden's Gids-artikcl over volk en ko
ningschap. Voor iemand, die zoo dacht, moest
de geschiedschrijver die de groote liistori-
eche jpersoonlijkhedéh ten tooneelo voert een
van God geroepene zijn om het volk voor te
lichten-
Van zijn (historische werken stelde spr.
„Gromwell" liet hoogst. Daarnaast behan
delde hij 'zijn .Fransche Revolutie". De
Engelsche revolutie had zijn volle sympathie
als een van God gewilde beweging, in de
Fransche revolutie zag hij een rebellistische
woeling van liet volk, hoewel ook in het
gepeupel natuurkrachten werkten. Do exe
cutie van Kaïrel I vond hij een gerechtvaar
digde daad. Hij die allo schijn haatte, zag
in diens regeering een scliijndynastiew Om
dezelfde reden had hij een afkeer van het
constitutioneel koningschap, wiens eenige
kracht nog ligt in de mystiek, die er in
overgebleven is-
Na nog andere werken te hebben aangeroerd
en vooral de lezing aanbevolen te hebben
van Carlylo's toespraak tot de studenten
te Glasgow, waarih men de persoonlijkheid
van den grooten man het best IcOrb ken
nen, beval spr. in het algemeen de lezing
van Carlyle aan, in het bijzonder aan hen,
die -later de geschiedenis zullen hebben te
dooeeren, omdat zij de groote beteekenis der
verbeelding bij de beschouwing der feiten
er uit loeren kennen en. liefde voor waar
heid en wezenlijkheid.
De praeses der Vereeniging dankte den
spreker voor zijn boeiende en doorwerkte
voordracht en de talrijke hoorders, waar
onder eenge hoogleeraren, voor hun tegen
woordigheid.
ANDRIES ERADUS.
Op den 13den Mei a.s. zal het 25 jahr
geleden zijn dat Andries Eradus bij
den toenmaligen pachter van de buffetten,
in de Stadsgehoorzaal, den heer B.
M. Duysar, als vaste kellner in dienst trad.
Opvolgende pachters, respeot. de Nederl. Buf-
fotmaatschap pij cn de hoeren J. C. Schoen
maker en Th. J. Heins, namen hem over.
En geen wonder. Eerlijk, trouw en vol toe
wijding voor zijn patroons is hij een voor
beeld voor do andere bedienden, wier chef
liij is en met wie hij kameraadschappelijk,
doch als 't zijn moet met do noodige ge
strengheid, omgaat. En het publiek, de be
zoekers van de Gehoorzaal Wie kent Andries
niet? Andries, die steeds bereid is u aller
lei diensten te bewijzen, die u reeds te ge-
moet komt nog vaak vóór go hem geroepen
hebt, die zorgt voor een goede regeling der
plaatsen voor sprekers, zangers, toehoor
ders, enz.
Wat zou hert voor dozen braven man een
aangename verrassing zijn indien hom op
dien dag in grooten getale blijken werden
gegeven van achting en erkentelijkheid.
Zijn tegenwoordige patroon, de heer Th1.
J. Heins, die door Andries stec-ds trouw
word ter zijde gestaan, zal ongetwijfeld trach
ten den 13den Mei voor zijn clief-kollner
tot oen aangenomen te maken.
Komt, vereenigingen tot bevordering van
muziek, zang, tooneelspcl, sport en wat niet
al en gij, getrouwe bezoekers van do
Stadsgehoorzaal, toont op 13 Mei a.s. eens
dat ge de vele diensten, van dezen vricn-
delijken man op prijs weet te stellen. F.
H. Ch. Vegtel.
Het gisteren benoemde lid van Gedep.
Staten van Zuid-Holland, de heer H. Ch.
Yegtel, is een der jongste leden van de
Provinciale Staten. Hij heeft niettemin
reeds sedert 1902 zitting voor Middelharnis.
Eenige keeren kwamen zijn partijgenoo-
ten met hem uit als candidaat voor do
Tweede Kamer, het eerst (in 1901) te Briel-
le, het laatst, ten vorigen jare, te Rotter
dam.
Sedert 1903 is de heer Vegtel lid van den
gemeenteraad van Den Haag.
Thans komt in district I daardoor een
vacature.
De ,,N. Rott. Crt." schrijft het vol
gende
.,Onze lezers zullen ongetwijfeld met niet-
geririge bevreemding hebben kennis geno
men van de benoeming van den heer H. C.
Vegtel tot lid van Gedeputeerde Staten van
Zuid-Holland. Ook wij heboen het bericht
met groote verbazing gelezen. En het zou
ons niet zeer verwonderen, indien er onder
de Statenleden zei ven verscheidene waren,
die gistermorgen nog dezen uitslag der stem
ming allerminst hadden verwacht De heer
Vegtel behoort zeker niet tot degenen, die
men in de eerste plaats voor een zetel in
het college van Gedeputeerden zou aange
wezen achten. Zijn voornaamste verdienste
bestaat, voor zoover tot nu toe naar bui
ten bleek, hierin, dat hij is een heftig par
tijganger en een weinig kieschkeurig propa
gandist van de antirevolutionnaire partij.
Wie eenigermate kennis heeft van de taak,
die op Gedeputeerd© Staten rust niet
slechts als belast zijnde met ,,do dagelijk-
sche leiding en uitvoering van zaken, maar
ook als college van administratieve recht
spraak zal begrijpen, dat men in dit ooi
lege zulk een, als de heer Vegtel, niet in
de allereerste plaats kiest. Meer zullen wij
van de benoeming zelve niet zeggen.
,,Het is duidelijk, dat bij deze benoe
ming do politiek der coalitie hoogtij gevierd
heeft. De eigenlijke keuzo schijnt berust te
hebben bij de antirevolutionnaire partij.
Detze moet dan den heer Vegtel hebben uit
verkoren, en de meerderheid van rocihts is
gewillig gevolgd. De „meerderheid" niet
de geheel© rechterzijde. Het is opvallend,
dat, terwijl bij de keuze van een eerste Ka
merlid 51 stemmen op den rechter-candidaat
zijn uitgebracht, do heer Vegtel niet meer
dan 40 stemmen heeft kunnen verwerven.
Van de elf stemmen, die de heer Vegtel
heeft moeten missen, zijn niet minder dan
7 stemmen in blanco uitgebracht. Steven
leden dus, die de afspraak, in de voorver
gadering van leden der rechterzijde ge
maakt, niet hebben willen breken, doch ten
slotte toch er voor zijn teruggedeinsd, eeni
ge verantwoordelijkheid voor deze keuze op
zich te nemen.
„Wij spraken van de vóórvergadering
van leden der rechterzijde. Daarin moeten
22 stemmen op den heer Vegtel, en 20 op
mr. Briët uitgebracht zijn. Ook dit bewijst,
dat men rechts grooten schroom heeft ge
koesterd, om met den uitverkorene voor
den dag te komen.
„Maar het juk van de coalitie drukt
zwaar. Hadden do 20, gegeven de sterke
oppositie, welke in den eigen boezem der
rechterzijde blijkbaar togen de oandiclatuur-
Vegtel bestond, merg in hun beenderen ge
had, dan hadden zij hun candidaat toch
niet voetstoots prijs gegeven. Zij hadden
eens afgewacht, hoo do stemmenmeerder
heid der rechterzijde zou rijn in de volle
statenvergadering, die door 7 leden van
rechts meer was bezocht, dan de voorverga
dering.
Maar de coalitie won het van heigeen
nagenoeg 50 pet. van rechts zelf niet ge-
wenscht achtte.... Met 40 stemmen is een
keuze gedaan, waaraan niet minder dan 11
zelfs van reohts hunne medewerking heb
ben ontzegd.
„Men zal nu, verwachten wij, ten min
ste niet vergen, dat men zich links met
deze keuze ingenomen betoont."
7.V i j z i g i n g van de Landweer-
wet.
Een wetsontwerp is ingediend tot nadere
aanvulling en wijziging van de Landweer-
wet.
Omtrent den hoofdinhoud wordt in de
morie van Toelichting medegedeeld, dafl
reeds meermalen gedachten wisseling tus
schen de regeering pq de Volksvertegen
woordiging deed uitkomen, dat, wanneer
het jaarlijksehe militie-contingent zou wor
den uitgebreid ook voor de landweer zou
kunnen volgen inperking van het aantal
dienstjaren en van het aantal herhalings
oefeningen.
Artikel I van het aangeboden wetsont
werp nu houdt o m. het voorstel in tob
wijziging van de artikelen 7 en 11 der Land-
weerwet in dien zin, dat het aantal Land
weer-dienstjaren wordt teruggebracht van
zeven tot vijf en het aantaj herhalings
oefeningen van twee tot een.
Evenzeer echter als voor de soortgelijke»
vermindering bij de militie, bestaat ook
hier behoefte aan een overgangsmaatregel.
Deze wordt aangetroffen in de artikelen 2
en 4 van het ontwerp. Volgens het eerste
dezer artikelen zal voor de landweerplich-
tigen van 1907 en vroeger de tegenwoordige
diensttijd bij de landweer blijven gelden
en zal voor de volgende, jongore, vier lich
tingen deze diensttijd worden ingekort meb
één jaaT.
Voorts zullen, in gelijken zin als voor de
militie is geregeld in de overgangsbepalin
gen van de ontwerp-Militie wet, in elk der
jaren 1914 en 1917 niet één, maar twee land
weerlichtingen worden ontslagen. Volgena
het andere dier artikelen woTdt het be
staande aantal oefeningen bij de landweer
gehandhaafd voor hen, te wier aanzien ook
in den thans bcstaanden diensttijd geen
verandering wordt gebracht. De vraag
alzoo of de dienstplichtigen, wier dienst-
tiji volgens genoemd artikel 2 wordt ver
minderd tot zes jaren, met betrekking tot
de te volbrengen herhalingsoefeningen be-
hocren te worden gelijkgesteld met hen,
wier diensttijd zeven jaren telt, dan wel
met hen, die vijf jaren zullen dienen, is door
cV" minister van Oorlog in loatsthedool
den zin beantwoord.
Ook artikel 3 van het wetsontwerp bevat
een overgangsbepaling. Zij is een noodwen
dig uitvloeisel van het bepaalde in artikel
109, eerste lid, onder a en b, van de out
werp-Militiewet en voorkomt, dat dienst
plichtigen, die naar de landweer zijn over
gegaan na een wettelijk vastgestelden
diensttijd van 8 of van 7 jaren bij d-> mili
tie te hebben vervuld, als gevolg van de
nieuwe lezing van art. 7 der Landweer web
reeds na 3 of 4 jaren dus ontijdig aan
spraak zouden verkrijgen op ontslag uit
den landweerdienst.
De regeering heeft echter gemeend, dat
dit ontwerp zich niet bekoorde te bepalen
tot de wijzigingen en overgangsmaatrege
len, hierboven bedoeld, maar dat het aan
beveling verdiende deze gelegenheid aan
te grijpen om tevens in ander opzicht en
kele veranderingen en aanvullingen in dei
Landweerwet aan te brengen. Onderschei
dene bepalingen dezer wet toch zijn daarin
opgenomen op het voorbeeld van de be
staande Militiewet en vertonnen met de
soortgelijke in die wet voorkomende bepa
lingen dan ook weinig of gpen afwijking
Nu echter van laatstbedoelde bepalingen
sommige in gewijzigden vorni in de onW-
werp-Militiewet worden aangetroffen*
kwam het wenschelijk voor, aan eenige be«
palingen der Landweerwet van overeen*
komstigo strekking eveneens een gewijzigd
de lezing te geven, terwijl ook nog uit an
deren hoofde enkele veranderingen raai
zaam worden geacht.
Ch. van den Berg, te Scheveningcn.
H. Speijer, te Scheveningen.
De nalatenschap van C. C. Kramer,,
overleden 20 Maart-, gewoond hebbende to
Amsterdam.
Th. J. IJseldijk, molenaar en koopmaai
in granen, te Wij he.
P. M. Diebeis, Te Utrecht.
L. L. Vermunt, kleermaker, te Rooeoiv*
daal
Vogclwet.
De Vereeniging van Vogelhandel&ren to
's-Gravenhage zal riaht zoo meldt het „N„
v. d. D." tot de Tweede Kamer wende*
met een adres tegen het ontwerp-Vogelwet.,
Deze vereeniging wenschfc, „dat de oudo
toestand behouden blijft, dat ons volk kan
blijven profiteeren van een gave, door-
God ons zoo ruimschoots geschonken, wel
ke reeds duizenden jaren vóór Coristus id(
benut geworden in den strijd om 't be
staan en blijken heeft gegeven na eeuwen en
eeuwen onuitputtelijk te rijn, daar waar hefr
de getalsterkte .der door Nederland trek*
kende, zaadetende vogels betreft."
Slot)
Daardoor aangemoedigd, bleef hij een
poosje staan praten en ging toen weer
been, tot groote vreugde van Anna.
8 Avonds kwam er bezoek, zoodat zij
V'el thuis moest blijven. En bijna de geheele
week was er iets, dat haar belette 's avonds
te gaan. In al die dagen had zij Albert
slechts éénmaal en dan nog vluchtig in ge
zelschap ^e-u anderen, gezien, zoodat zij
tem alleen had kunnen toefluisteren, dat
zjj met kon komen praten onder de boo
ten, omdat de ooms er van wisten.
Gerrit daarentegen zag zij eiken dag.
Meestal kwam hij oven bij haar, als hij
aar buiten zag, maar eens was hij een
beelen avond komen praten. Anna had Kern
vriendelijk als een ouden bekende behan-
•v' ^en oomjs blijkbaar goed aanstond-
was het Zondagmiddag. De oude
bannen waren uitgegaan om naar den
stand van de winterrogge te kijken, de
meid en de Knecht waren het dorp in, en
zoo was Anna alleen thuis.
Daar kwam Gerrit de kamer binnen stap
pen en ging, alsof het vanzelf sprak, bij
haar zitten praten. Hij zag haar onderwijl
zóó vroolijk aan, dat het Anna benauwd
om het hard werd. Opeens pakte haj haar
hand vast en zei: „Je weet niet, Anna,
hoe gelukkig het me maakt, dat je weer
goed tegen me bent. Wees nu lief en zeg,
wanneer je mijn vrouw wilt worden."
Het meisje deed alle moeite om haar
hand los te krijgen, maar Gerrit hield haar
vast en schoof nog wat dichter naar haar
toe. Van angst wist zij niet, wat te ant
woorden maar toen hij nu ook nog pro
beerde haar een kus te geven, sprong rij
op.
„Blijf van me af!" riep rij gejaagd.
„Kom, Anna, wees nu niet bang. Als je,
zooals je oom straks nog zei, niets meer
tegen ons trouwen 'hebt, dan mag ik je
nu toch wel al eens kussen.'
„Neen, dat zul je niet, want ik wil niet
met je trouwen!" zei hfMV-t'ijT
Nu was eindelijk het hooge woord er
uit. De jonge man werd eerst bleek daarna
rood.
„Dat meen je niet; dan heb je de laat
ste dagen met me gespeeld. Zeg, dat je
het niet zoo meent 1" bracht hij met moeite
uit.
„Het is waar; ik zal nimmer je vrouw
worden," zei ze, angstig naar hem kijken
de.
Hij greep haar bij den arm, zóó vast,
dat zij van pijn een kreet uitstiet; maar
hij hoorde het niet eens. Woedend, schud
de hij ihaar heen en weer.
„Waarom heb je dan deze week gedaan,
of alles in orde zou komen"? Je hebt me be
drogen 1 Dat vergeef ik je nooit l"
Met deze woorden stootte hij baar weg,
zoodat rij bijna tegen den stoel aanviel,
en stormde hij de kamer uit.
Anna slaakte een zucht van verlichting,
toen hij weg was: nu wist hij meteen waar
hij zich aan te houden bad.
Zij besloot vooreerst niets van het voor
gevallene te vertellen, 's Avonds hoorde
rij van Mina, die het van haar broer had,
dat Gerrit Vermaak weer dronken in de
herberg zat.
Den volgenden morgen, toen Anna pas
op was, en zij achter het buis kwam, zag
zij Albert over de straat gaan. Vlug riep
zij hem, om hem alles te vertellen. Terwijl
zij ieder a-an een kant van het hek stonden
te babbelen, kwam in het huis van Vërinark
Gerrit voor het raam. Van daar uit kon hij
juist de twee bij het hek der buren zien.
Dat was hem te veel. Zonder zich te beden
ken, greep hij het geweer, waarmee hij al
tijd uit stroopen ging, van den wand, en
ging er mee naar buiten.
„Als ik baar niet krijg, zal een and or haar
ook niet hebben," mompelde hij. Juist was
Albert weg en toen Anna, die hem nog even
na gekeken had, zich omkeerde, zag zij
Gerrit, die het geweer op haar aanlegde.
Zij liet een gil hooren, te gelijk ging het
schot af en bet meisje stortte getroffen
neer.
Vol ontzetting over zijn eigen daad, bleef
Gerrit onbeweeglijk staan. Van alle kanten
kwamen mennchen aanloopen, cn spoedig
wist Eet geheele dorp, dat Gerrit Vermark
uit jaloersohheid Anna Martens had dood
geschoten. Het schot had baar juist :n bet
hart getroffen. Zij was bijna onmiddellijk
dood geweest.
De moordenaar werd nog dienzelfden dag
gevangengenomen.
Albert Korenhof leek bijna versuft, toen
hij het ongeluk vernam. Den geheelen dag
bleef hij in de bossöben dwalen en nadat
hij eindelijk 's avonds moe thuis gekomen
was, ging hij zonder iets te zeggen of te
eten naar bed. Op den dag der begrafenis,
ging hij uit; niemand wist waarheen, maas
toen hij weer terug was, vertelde hij zijn
vader en moeder, dat hij naar de hoo'dstad;
geweest was, om zich te laten aanwerven
voor den Indischen dienst. Hoe do beida
menschen ook jammerden, cr was nietA
meer aan te veranderen: een maand lateff
vertrok hij.
Eerst bracht de post vrij geregeld oen?
brief, totdat, bijna een jaar na den dood1
van Anna, er bericht kwam, dat Albert aan
de cholera was overleden.
SYLVESTER.