jgTo. £5705.
LGIDSCSrWoensdag1 3 Mei, ïweede filad.
Anno 1911
f
Buitenlandseh Overzicht.
PERSOVERZICHT.,
FEUILLETON.
Een dorpsgeschiedenis.
wiens voortellen men uit prinoipet
bestrijdt, maar dien men uit taotieitf
wil behouden, meenen de Christelijk-Hio*
torischen wèl gedaan te hebben.
Wat heeft „D 0 Voorhoede" daa*
tegen?
Onder het hoofd Een bedenke lij k\v o ri*
schijnsel zegt het „Handelsblad":
Verschillende R..K. dagbladen maken met
eenige verontwaardiging melding van onze
bewering als zou de „Verecniging van R.-K,
Marine-personeel", die nevens do geestelijke
ook de s t o f f e 1 ij k e belangen van dat per
soneel behartigt, lijnrecht in strijd zijn mot
de beginselen, die aan de handhaving van
een gezonde krijgstucht ten grondslag lig
gen. Do „samenstelling van het bestuur"
waarin, zooals wij reeds mededeelden nevens
geestelijken invloedrijke politici zitting heb
ben zou voldoenden waar-borg geven, dat
tegen ondermijning van de krijgstucht zal
worden gewaakt.
Daar do bedoelde bladen blijkbaar niet
begrijpen, dat, hoe eerbiedwaardig do bestu
rende R..K. politici mogen zijn, reeds het
bestaan van zulk een invloedrijk en mach
tig klachtenbureau voor écn bijzonder 0
categorie van schepelingen na-declig werken
moet, zullen wij onze bezwaren nog eens
resumeeren. In het algemeen denken wij er
niet aan het samenkoppelen van do behar
tiging van „geestelijke en stoffelijke belan
gen" te bestrijden. Er is wel geen sekte, die
zonder dat samenkoppelen bestaan kan, en
wij nemen gaarne aan, dat het uit een pro
pagandistisch oogpunt gewenscht is, den
schepeling duidelijk te maken, dat hij niet
naar den sociaal-democraat behoeft te gaan
om zijn stoffelijke belangen te doen beplei
ten, doch dat daar ook meer rechtzinnig©
adressen voor zijn-
Wij betreuren echter de oprichting var
zulk een machtig en invloedrijk lichaam,
een commissie, die dë" schepelingen als het
ware uitnoodigt om met klachten over ver
meende benadeeling van stoffelijke belangen
vermeende benadeeling dus door de hoo-
ger geplaatste dienaren van het Rijk tot
haar to komen, opdat ook zij over -klach
ten oordoele en zoo noodig haar grooten
invloed bij den kerkdijken minister van
marine aan wen do. Al staat dat bestuur nog
zoo hoog, al tracht het de zaken nog zoo
onpartijdig te onderzoeken, reeds het be
staan van dit eerste en georganiseerde bu
reau, dat den strijd met het krachtige on
georganiseerde bureau van de sociaal-deniocra
ten begint, moet een slechten invloed hob-
ben. Waarom, zoo moet ieder zich afvra
gen, zijn al die politieke „grosbonnets" lid
van dit marine-comité voor do gees tel ijko
belangen van de schepelingen in Hellevoet-
sluis en Nieuwediep kunnen 'die Hoeren in
Den Haag toch niet waken-
Wij hebben waarlijk reeds genoeg van
dergelijke concurrentie gezien, bijv. tusschen
do meest linksche politieke partijen- Dc
bovengenoemde bladen zeggenZiet liever
naar links, daar slechts dreigt het gevaar,
door u geducht- Wij kennen het gevaar
van dio zijde uitnemend, en juist daarom
meenen wij een enkel woord te mogen spre
ken, wanneer politieke invloed ook bij gees
telijke propaganda-vcreenigingen bij do krijgs
macht to water of to lande als waardevolle
factor aanwezig is.
Aan het slot dor artikelenreeks Heffing
aan de grenzen over het ontr^erp-Ta-
riefwot in „De Standaard" is het
volgende ontleend:
In de berekening van hetgeen dit nieuwe
tarief meer zal opbrengen, dan thans het
geldende, bleef iets niet zeer helder- De
Mem. van Toel. zegt met zoovele woorden,
dat de verhooging een bate van 10 milliocn
zal opleveren. Daar voor 1912, naar het
onde tarief, gerekend was op een opbrengst
van 13-2 millioen, zou men dus verwachr
hebben, dat het totaal 23-2 zou geweest
zijn. Toch geeft do recapitulatie in de bij
lagen slechts een totaal van 19 milliooii
aan; iets, wat onderstellen doet, dat in dezo
recapitulatie niet alle bestanddoelen zijn
opgenomen. Anders toch zou dc verhooging
slechts 6 millioen bedragen. Men lette cc
toch wel op, dat in de recapitulatie niet
de verhoogingen, maar de totale op
brengsten bij elkaar zijn geteld. Doch dit
De aandacht blijft nog altijd op Ma
rokko geconcentreerd, niet zoozeer, om
dat Marokko nu zulk een uiterst belangrijke
lap grond van onzen aardbol is, als wel om
dat de belangen van de groote Europec-
sche mogendheden daar elkaar raken en het
zoodoende-steeds een haard voor verwikke
lingen ia. D© akte van Algeciras heeft lut
tele jaren geleden, daar wel een einde aan
gemaakt, maar men ziet, hoe weinig af
doende zulk een regeling eigenlijk is. Als
de toestand weer in de war rankt, en er
moet ingegrepen worden, durft niemand van
contractanten eigenlijk met een gerust
hart vah wal steken. En doet hij het dan
zetten de anderen dadelijk den bril op en
bekijken elk zijner handelingen met een be
langstelling wij zouden geneigd zijn te
zeggen een betere zaak waardig.
Gisteren hadden wij gelegenheid, om te
wijzen op de teruggetrokken en zwijgende
houding van Duitschland, dat bL'jkbaar niet
zonder eenig wantrouwen der zaken loop
aanschouwt.
Engeland i*s wat vlotter. In het La
gerhuis heeft de afgevaardigde Dillon ge
waagd of de Engelsche regeering door de>
Fransche regeering geraadpleegd is, naar
aanleiding van de voorgenomen militaire
operaties tegen Fe-z, en of C 3 Engelsche re
geering deze heeft goedgekeurd, m. a. w.
zich verantwoordelijk heeft gesteld door de
zen aanval op de onafhankelijkheid van het
Marokkaansohe rijk.
Minister Grey antwoordt, dat de Engel
sche regeering door de Fransche regeering
is ingelicht over de maatregelen, die wor
den genomen, om den Europeanen te Fez
hulp te brengen.
De regeering verneemt, dat ook
aan andere regeeringen is medegedeeld
dat de handelwijze van Frankrijk niet be
oogt den politieken toestand van Marok
ko te wijzigen. De regeering kan niet in
zien, welke bezwaren tegen Frankrijks op
treden in te brengen zijn.
Dat is voor Fransche ooren liefelijker mu
ziek dan de stugge houding van Duitsch
land.
Overigens mag Frankrijk wel eens een
hart onder den riem gestoken worden, want
de aanvankelijke hoopvolle berichten over
de expeditie van majoor Brémond worden
nog altijd niet voldoende bevestigd. Een
mededeeling van de Agènoe Havas vertelt
dat het ministerie vaai buitenlandseh© zaken
nog geen bevestiging heeft ontvangen van
het bericht, dat majoor Brémond te Fez
is aangekomen. Het uitblijven van beri'oh-
ten kan niet beschouwd worden als een
teeken, dat er verbetering in den toestand
is gekomen. Immers men mag niet uit het
oog verliezen, dat volgens vroegere tele
grammen de toestand te Fez zeer verward
is, dat de aanwezige hoeveelheid ammuni
tie zeer gering is en er gevaar bestaat voor
hongersnood. Bovendien is bekend, dat te
"^ekiiicz een nieuwe sultan is uitgeroepen
en dat de Europeeschê posten geplun
derd zijn.
Dat alles is lang niet rooskleurig, en be
vestigt wel dat er op de naaste toekomst
van Marokko geen peil te trekken is.
Aangenamer lectuur is het nieuwe trak
taat tusschen Engeland en Ameri-
k a. Het zaïl misschien nog wel eenigen tijd
duren voordat het bekend wordt gemaakt,
maar de pers weet er al iets van- Over de
hoofdpunten is men het al eens.
Deze hoofdpunten zijn, dat geschillen
van wettelijken aard of betrekking hebben
de op de uitlegging van traktaten tusschen
beide mogendheden en die langs diploma-
tieken weg niet geregeld konden worden,
zullen worden voorgelegd aan het Perma
nente Hof van Arbitrage te 's-Gravenhage.
Bij ieder afzonderlijk geschil tusschen de
contracteerende partijen zullen deze, alvo
rens zich te wenden tot het Hof yan Arbi
trage, een speciale overeenkomst aangaan,
in welke de punten van geschil duidelijk
worden uiteengezet. Wat de Ver. Staten
betreft, zullen deze overeenkomsten wor
den opgemaakt door president Taft op ad
vies en met goedkeuring van den Senaat,
terwijl de Britsche regeering zich voorbe
houdt, om, alroren» een speciale Overeen
komst te sluiten betreffende een zelfbestu-
rend onderdeelvan het Britsche rijk, de
medewerking der betrokken regeering in
te roepen.
In de Russische Doe ma is een in
teressant onderwerp aan de orde, nh. de
ongevallenverzekering voor arbeiders.
De rapporteur Tiese'nhausen wees er op,
dat de geheel©commissie voor inmenging
van den staat in de verhouding van arbeid
en kapitaal is.
Pokrofski verklaarde, dat de sociaal-de
mocraten voor verzekering zijn. De kosten
moeten echter de werkgevers opbrengen
door. een belasting. Aangezien het ontwerp
echter de verzekering aan de werkgevers
opdraagt, zullen de sociaal-democraten te
genstemmen.
De constitutioneele democraat Stepaneff
was van meening, dat de commissie het ont
werp der regeering heeft omgewerkt op een
wijze, die tegen de belangen der arbeiders
indruischt.
Wij zijn benieuwd den verderen loop der
debatten te vernemen.
Wij hebben de laatste dagen wat minder
over den Albaanschen opstand
gegeven, in de meening dat deze verliep.
He.fc is eóhter anders. Er zijn thans weer
betrouwbare berichten ingekomen, waaruit
blijkt, dat do opstand zich uitbreidt en de
regeeringstroepen in een ongunstige positie
zijn. Bij de laatste gevechten in de om
geving van Destsjitej moeten de troepen
het zwaar te verantwoorden hebben gehad.
Ook in Mexioo is het nog lang niet
in orde. De wapenstilstand met Madero be
treft slechts een klein deel van het land.
Elders wordt lustig doorgevochten.
Over het Chineesche oproer in. Kanton
komen wel eenige nadere berichten, maar
zij geven weinig nieuws. Wel blijkt, dat de
regeering den toestand nog lang niet mees
ter is.
,,H et Huisgoz im" bespreekt het
plan van minister Colijn om den diensttijd
der onbereden wapens algemeen op acht
maanden te stellen. Haar aanleiding hier
van en van de verdere strekking der inge
diende Militiewet zegt het blad
Meer kosten dus en zwaardere persoon
lijke druk voor een groote 5Ö00 manschap
pen.
Nu zegt generaal Yan "Vlijmen (het P..-K.
Tweede-Kamerlid) in „D e T ij d", dat het
allen twaalfmaanders moeten worden.
Natuurlijk nog grooter kosten nog ernsti
ger verzwaring van den persoonlijken druk.
Nu war© èn aan do kosten èn aan de per
soonlijke lasten te gemoet te komen geweest
door verlaging van het contingent.
Het is reeds eenigermate onbillijk, van ie
viermaanders a.chfcmaanders te maken zon
der een daaraan geëvenaarde contingent
inperking.
Nog veel ernstiger wordt de onbillijkheid,
als men, zonder vergoeding in het aantal
dienstplichtigen, vier- en achtmaanders tot
twaalf-maanders promoveert.
Men kan het zoeken, en vinden, óf in den
langdurigen oefentijd, óf in de legersterkte.
Maar als men èn een langen oefentijd èn
een sterk contingent wil, wordt het ons wel
wat machtig.
Vóór#1901 (hadden we den twaalfmaand-
schen oefentijd en een contingent van 11,000
man.
Thans tot een twaalfmaandschen oefen
tijd terugkeeren ©n het contingent op 23,000
man breDgen, is wat veel gevraagd.
Ook al laat men er het katholieke pro
gram van 1896 buiten, dat toen al op ver
mindering van persoonlijke en financieel©
lasten aandrong.
Het Kamerlid Thomson heeft in een ar
tikelenreeks in „D e T elegraaf" de
Militiewet uitvoerig besproken en
komt tot de gevolgtrekking
Ik betreur het, dat ze zoo overhaast door
minister Colijn werd ingediend, van wien
ik heusdh iets anders had meenen te kun
nen verwachten. Had Z.E. zich rustig gezet
om de vele vraagstukken, die het hier geldt,
eerst nauwgezet te bestudeeren, in stede;
van. zich te oefenen in de verdediging van
hetgeen daar.nu éénmaal lag, met de inder
haast aangebrachte nog meer reactionnaire
trekjes .van hemzelf, resultaat van eenige
oogenblikkelijke indrukkenColijn hgd
ons stellig wat anders gegeven. Nu zoowaar
wordt gepoogd onze legerontwikkeling bot
weg af te snijden. Het zal een opont/boud
geven voor jaren; immers een algemeene
wijziging der Militiewet onderneemt men
niet zoo snel weer; maar een stagnatie, die
geen rust zal brengen.
De denkbeelden van den heer. Thomson
over onze legerorganisatie wijken princL
pieel af van wat thans het eenig mogelijke
bleek", decreteert „D e Staadaar d".
De neuzen rijn dus geteld en de Minister
van Oorlog schijnt te weten hoeveel stem
men zijn wet in.het ,,S taatsblad" zal
brengen; mijn critiek behoeft hem dus met
te verontrusten, ik geef dit dr. Kuyper
gaarne gewonnen.
Toch wil ik dit voorzeggen: Gaat het voor
stel er zoo door, de Regeering zal er zoo
min pleizier van beleven als van haar vori
ge proeven van militaire regeerkunst de
heele, zooals het ploegenstelse-l-Sabron, en
de halve, als het voorloopig begraven kust-
fondsontwerp. De dag zal aanbreken, waar
op de medestanders der Regeering zich we
der zullen moeten verontschuldigen, dat zij
,,uit hoogachting voor een Ministerie" een
absoluut verkeerde wet hebben gestemd
Het standenver schil en daarmee de slechte
geest, dien men in de kazernes binnenleidt,
de rempla^antenkoop voor het blijvend ge
deelte, het verbreken der eenheid in do rp-
leiding, het verregaand gecompliceerde van
het heele stelsel, en het bewustzijn bij een
ieder, dat onnoodig veel wordt geëischt^ dat
alles zal een toestanc ^vloen ontstaan, die
bevrediging verre houdt.
Intusschen weet het buitenland nu offi
cieel, dat we weerloos4 zijn. Dat is al rast
iets.
Inderdaad, heteNederlandsdhc volk heeft
wel aanleiding om deze Regeering dankbaar
te wezen, die van Maart 190S af bezig is
om het van den rand des afgronds te ver
lossen.
„Het Centrum" zegt inzake het veT-
wijt van „Da Ncdorlandeï", dat de
recht e r z ij d e steeds meer- overgaat op de
lijn van do sociaal-democratie.
Do Rechterzijde zou op de lijn dor sociaal
democraten overgaan, („steeds meer" zelfs,
terwijl zij feitelijk niets anders doet,
dan, onder leiding der Regeering uitvoe
ring geven aan het program, dat zich
niet oorst sinds vandaag of gisteren heeft
ontwikkeld. „De Nederlander" kan na
tuurlijk niet beweren, dab „Rechts" do
Marxistische moraal zon aanvaarden, dat
ontbrak er inderdaad nog aan! Maar nu zij
zulk oen sterke aanklhclit tegen de Rech
terzijde. uitbracht, had do redactio tevens
wel moeten aantoonen, waarin liet sociaal
democratisch© der hervormingen,-door Regee
ring en Rechterzijde voorgestaan, gelegen is-
Wil het blad beweren, dat alleen langs
den weg van het particulier initiatief moet
opgetreden P
Meent liet, dat men op de lijn der sociaal
democraten komt, wanneer van overheids
wege, door wet en voorschrift, maatschappe
lijk© misstanden worden bestreden, overma
tige arbeid wordt tegengegaan, dc oude en
invalide arbeider verzekerd
Zoo ja, dan staan wij hier voor een op
vatting, welke, naar wij meenden, door de
christelijk-historischen sinds lang als oud
liberaal was prijsgegeven. Ook dc C.-H.
partij is, naar wij nog steeds gelooven, voor
sociale wetgeving. En nu kan de een iets
meer, de ander iets minder verlangen; maar
dat men in 't algemeen de Rechterzijde be
ticht „steeds meer op de lijn der sociaal
democraten" te komen, lijkt- ons een beschuldi
ging, welke principieel onjuist cn ook
practisck onhoudbaar is-
Juist krachtens onze beginselen, die
een menschwaardig bestaan eischen
voor iedereen, verdedigen wij de sociale wet
geving, denken wij „sociaal." En clat do
sociaal-democratie daarmee zou worden ge
baat, of in haar geest gehandeld, is een
radicale misvatting, wijl juist door
goedo sociale wetgeving de redenen worden
weggenomen, waarop "het socialisme zich' met
©en schijn van recht beroepen kan bij zijn
revoluti c-ptrediking. Niet alsof wij daarom
alléén dc soci aio wetgeving" verlangen zouden
neen, wij. wensch.cn die in de eerste plaats
om haar zelvo en ter wille van het recht.
Maar het gevolg daarvan zal in elk geval
zijn, dat d© ontovrodenheidspredikers ter
rein verliezen, naarmate de" sociale toestan
den meer beantwoorden aan dé eischen van
billijkheid en maatschappelijk welzijn-
Do beschuldiging van „De Nederlan
der" is ons daarom in haar algemeenheid
ten eenenmale onverklaarbaar, tenzij het
"blad tot hét'oud-liberale standpunt zou wil
len "terugkeeren. Zonder sociale wetgeving
zouden de Regeering en do Rechterzijde een
voudig haar plicht verzaken en niet beant
woorden aan haar roeping. Of wil „De Ne
derlander" ontkennen, dat het indivi
dualisme onmachtig is gebleken en dat de
enquêtes van twintig jaren en later toestan
den hebben aan het liclit gebracht, die, in
naam der christelijke moraal, een ingrijpen
gebiedend vorderen Dat men „alleen voor
den arbeider" oog zou hebben, zooals „De
Nederlander" schrijft, is ook al weer
een onhoudbare bewering. Deze of gene moge
soms overdrijven, daarmee is de stelling van
het chr.-liist. orgaan in zijn algemeenheid
allerminst waar gemaakt. En wanneer er
thans veel over de sociale wetgeving gespro
ken wordt, dan ligt zulks eenvoudig hier
aan, dat er een groote achterstand is
in te halen en met het ingrijpen der over
heid reeds veel te lang is gewacht
Onaangenaam treft het ten slotte, dat „Do
Ne der la nder" ook thans nog den Minis
ter geen andere drijfveer wil toeschrijven
dan die van een „practisch man", op grond
waarvan Z.Exc. „eer den 6oc.-democTaat dan
den christelijkJiistorisohe in het gevlij komt."
"Wij hebben een hoogeren dunk van het op
treden des Miqister. Wij hebben ook oen te
hoogen dunk van de ckris.-kist. redactie, om
te kunnen veronderstellen, dat zij dio mee
ning bij nadere overweging zal willen blij
ven handhaven. En het lijkt ons weinig
bevorderlijk voor dc samenwerking en het
overleg tusschen Regeering .en Rechterzijde,
wanneer een zoo belangrijk orgaan als „De
Nederlander" met zulke platvloerscho
overwegingen de houding der Ministers tracht
te verklaren en hun een „tactiek" toeschrijft
van zoo minderwaardig gehalte
Onder het hoofdDoe wel en zi'e
n i e t o m lezen wij in ,,D e Nederlan
der":
,,D e V o o r ho e d e," het weekblad on
der redactie van mr. Aalberse, maakt een
commentaar op onze raadgeving: ,,Doe
wel en zie niet om." Het leidt die commen
taar als volgt in:
,,Die laatste raad: „Doe wel en zie
niet om!" is zeer goed.
Want als de Christelijk-Historischen
eventjes willen omkijken, dan zien rij
onder andere:
le. dat zij, met behulp der so-
ciaal-democrat e.n, het subsidie aan
de neutrale openbare leeszalen ©r door ge
haald hebben, ofschoon de meerderheid der
Rechterzijde daar principieel bezwaar
tegen hadcn
2e. dat zij, met behulp der so
ciaal-democraten, het amendement-
Aalberse-Passtoors deden Kelderen, waar
bij aan de gehuwd© vrouw de fabrieks
arbeid werd verboden
„Kijk je nog ens om?"
Dat is waarlijk verbijsterend van naïeve-
teit. Want wat anders is uit de Mer gege
ven voorbeelden te leeren dan dat de Chris-
telijk-Historischen juist hebben gedaan wat
door ons als regel van goede politiek is
aanbevolen?
Ofschoon wetende, dat een groot deel
der rechterzijde tegen de subsidie aan de
openbare leeszalen was gekant, hebben zij
het Regeeringsvoorstel gesteund, omdat
heo hen in principe goed voorkwam.
Ofschoon wetende, dat een deel der rech
terzijde meeging met het voorstel-Aalberse-
Passtoors (arbeid der gehuwde vrouw ver
boden) hebben zij dit voorstel bestreden,
omdat het hun in pTÏnoipe verkeerd
scheen.
Aldus nóch' omziende naar de meerder
heid van rechts, noch naar een Minister,
Hefc was in den hooitijd. Heet brandde
de zon nu al eenige dagen op d© aarde,
sa de boeren, die aldoor bezig waren met
hooien en maaien, hadden in vele jaren
gsen beter weer om dezen tijd van 't jaar
gekend. Allen hadden de handen vol met
het werk op het land en in de schurea
sn alleen 's middags werd ér een uur rust
gehouden. Dat was het prettigste deel van
dsn dag, want dan kwamen de hooiers
van verschillende stukken land bijeen in
de schaduw der boomen en ontbrak het
aan scherts en lach.
Het vroolijkst onder allen was Anna- Mar
tens.
Zij stond in 't dorp als een beetje trotsch
bekend; maar dat ikon men haar gemakke
lijk vergeven, omdat zij d© groote boeren
hofstee met al de landerijen van haar
°°Dis later de hare zou mogen noemen, en
boer had al eens bij zichzelf ge
dacht-, wat een goede partij Anna voor zijn
zou rijn. Ouders bezat zij niet meer;
broeders of zusters had zij nooit gehad,
zoodat de heele bezitting later aan haar
vervallen. Do jongens in het dorp von-
don haar aardig, frisdh gezichtje ook aan
lokkelijk genoegi om haar buiten het gel
delijk voordeel, begeereiiswaardig te ach
ten. De zoon van ha-ar buurman, Gerrit
ertuark, had al wel een halfjaar heel
Jtet moeite om haar gedaan, maar Anna
zich steeds op een afstand gehouden,
omdat rij bang was voor hem, die als zeer
opvliegend bekend stond.
Het was namelijk eenige malen gebeurd,
dat Gorrit, doordat hij te veel gedronken
had, aan het vechten was geraakt en daar
bij in drift het mes had getrokken. Dat hij
nog niet met de politie in aanraking ge
weest was, kwam wel het meest daar van
daan, dat de anderen, bij de vechtpartijen
tegenwoordig, zich later ook schuldig ge
voelden en alles stil hielden. Zoo ging het
meestal in het dorp. Yan inmenging van
vreemden hield men niet. Zelf kon men
wel voor redbter spelen, als er eenig ver
meend onrecht gepleegd was.
Zoo kwam het, dat Anna Martens niet
van haar buurjongen Gerrit hield. Yeel
beter beviel haar in den la-atsten tijd een
ander: Albert Korenhof, die algemeen
voor den knapsten jongen van het dorp
doorging. Wat welstand betreft, kon hij
zich echter volstrekt niet met Gerrit me
ten, want de familie Vermark had een
flinke boerderij geheel in eigendom, ter
wijl de vader van Albert Korenhof slechts
een klein huisje, een beetje land en een
paar koeien en schapen zijn eigendom ikon
noemen. Albert, die de oudste van zes
kinderen was, hield zijn vader zooveel noo
dig was, en den overigen tijd werkte hij
bij andere boeren. Nu, in den hooitijd
hielp hij boer Daarlings, die zijn grasland
naast dat van de Martensen had liggen;
en daar op d©n wal van een der stukken
dicht kreupelhout en een paar hooge
boomen stonden, had men er in den mid
dag heerlijke schaduw. Natuurlijk kwamen
daar in het schaftuur de hooiers van om
ringende landen samen. Dat Albert Koren-
ibof er bij was, beviel Anna uitstekend en
dat hij meer met haar schertste dan met
de andere meisjes stond haar bijzonder
goed aan.
Nadat het hooien afgeloopen was, zagen
die twee elkaar niet meer zoo dagelijks,
maar toch ontmoetten zij elkaar nog wel
op straat of bij bekenden en dan werd er
altijd even een vroolijk praatje gehouden.
Het bleef in het dorp geen geheim, dat
Anna Martens cn Albert Korenhof elkaar
gaarne zagen, en ook de beide ooms van
Anna hoorden het praatje. Zij vroegen haar
wat h-et beteekende, er tevens de waarschu
wing bijvoegende, dat rij wel bedenken
moest, wat zij - deed, want Albert was, in
vergelijking met haar, arm. In de oogen van
de beide rijke, oude mannen was het voor
een vrijer van Anna een eerste vereischt©
geld of goederen te bezittendaarom wezen
zij het meisje er bij deze gelegenheid op,
hoe het met de financiën van buurman
Yermark gesteld was, en dat daarom Gerrit
een goede partij voor haar zou wezen, en
zij wèl deed hem niet langer als een vreem
de te behandelen.
Anna hoorde al deze vermaningen lachend
aan.
„Maar, ooms, gelooft toch niet alles wat
er in het dorp verteld wordt! Ik denk nog
niet aan trouwen, zoo min met Albert als
met Gerrit," zei ze vroolijk.
De zomer ging voorbij en toen het koren
binnen was en daardoor de grootste drukt©
der boeren achter den rug, kon men er aan
denken de markten en kermissen in d©
bnurt te bezoeken.
Ongeveer e-en week voor de groot© markt
te R. zag Albert Korenhof op een morgen
Anna Martens op de straat. Met een paar
stappen was hij bij haar.
„Ga je oolk naar de markt te R., Anna?"
vroeg hij, terwijl hij haar lachend aankeek.
„Ja, de ooms blijven thuis, maar Ik: ga
met Mina Jansen en haar broer", wa© het
opgewekt gegeven antwoord.
Op dit oogenblik kwamen er nog een
paar meisjes bij hen staan praten, zoodat
er niet verder over do markt gesproken
werd. Anna hinderde dat eohter niet,
want terwijl Albert haar die vraag gedaan
had, had hij haar zóó diep in de oogen
gekeken, dat zij wel wist, waarom hij het
weten wilde. Ondanks de waarschuwing
van de ooms, dacht zij er geen oogenblik
aan, hem te bedanken, als hij haar zou
vragen met hem kermis te houden. De ge-
heelo week genoot zij al bij het vooruit
richt.
Eindelijk (kwam de lang verbeide dag.
Anna reed er met Kasper Jansen en zijn
zuster Mina, haar vriendin, heen. Toen zij
te R. aankwamen, zag Anna haar vriend
Albert bij de "oeien staan.
„Yanavond zal Albert Korenhof mij wel
vragen," zei ze tegen Mina.
„En zal je hem niet bedanken?"
„Weineen, ik zal wel oppassen,'' zei
Anna vroolijk.
„Wat zullen je ooms dan wel zeggen? Die
vinden het toch zeker niet goed," bracht
Mina en tegen in.
„Och wat, ik kan toch niet voor pleizier
van mijn ooms met iemand kermis houden,
dien ik niet lijden mag?" woa het ant
woord.
's Middags werd Mina al gauw door een
jongen gevraagd; maar Albert kwam nog
met opdagen. Anna wachtte rustig, maar
toen het steeds later werd en hij zich niet
vertoonde, werd zij ongeduldig. Mina, die
wel begreep, waardoor Anna zoo stil werd,
zag uit naar bekenden, om hun ongemerkb
te kunnen vragen, of zij wisten, waar Al-
bert was. Na lang zoeken kwam men een
clubje dorpsgenooten tegen.
„Heeft een van allen mijn broer en Albert
Korenhof ook gezien?" vroeg Mina. Dat zij
nuar haar broer vroeg; deed zij alleen om
niet zoo de aandacht op Albert te vestigen.
„Je broer zagen we niet, maar Albert is
al lang met zijn vader naar huis," werd
er geantwoord.
Anna zei niets, maar zij werd bleek van
toorn en spijt, dat hij weggegaan was, zon
der bij haar te komen. Haar trots kwam er
tegen in opstand, dat zij, de rijke Anna
Martens, tevergeefs op Albert Korenhof
had gewacht!
,,'t Kan me niet schelen," zei ze tot
Mina, terwijl zij moeite deed onverschillig
te kijken; „wij passen toch niet bij elkaar."
Al drentelende over de markt, waren zij
reeds eenig© keeren Gerrit Yermark tegen
gekomen, die daarbij telkens naar Anna had
gekeken, maar zij had gedaan, of rij hem
niet zag. Nu rij hem weer bcroerkie, lacht©
rij tegen hem, terwijl hij haar een groet
toeriep. Daardoor aangemoedigd, kwam hij
een poosje later naast haar loepen, eD wel
dra gingen zij hand aan hand, net als Mina
met haar vrijer.
Tegen zeven uren trokken zij met hun
vieren naar een café, waar een specialiteit
ten-gezelsöhap zou optreden.
(Wordt vervolgd,)