PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Be ware schuldige. Iffo. 15696. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 22 April. Eerste Blad. Anno 1911. waar is, wat wij thans niet beoordelen, zien wij het verbodene van dit verbod ni- - in. De tegenstelling bescherming wèl, rege ling niet, schijnt ons niet in staat om dit aan te tooneu. Over de techniek vandenieuwe T a r i ef w e t heeft de „Nieuwe Rot- ^eTdamsche Courant'' geschreven. Het bestaande tarief van invoerrechten herinnert het blad duidt slechts de goederensoorten aan, die bij invoer tot ver bruik door rechten getroffen worden. Wat buiten de opsomming valt, komt vrij binnen, althans zoolang de niet in het tarief aan gewezen goederen niet naar aard of bestem ming onder een der met name genoemde goederen kunnen worden gerangschikt. Bij deze methode blijven moeilijkheden en niet bedoelde vrijstellingen niet uit. Maar de groot© uniformiteit in het percen tage, dat geheven werd, vergemakkelijkt de 'taak van de administratie. Als de impor teur eenmaal betalen moet, is hem de cate gorie, waaronder het artikel wordt gerang schikt, vrij onverschillig. Reeds het ontwerp-Harte bracht een an der stelsel en de thans voorgestelde Tarief- wet volgt dit voorbeeld. Op de lijst der goederensoorten komen bok die voor, welke onder het genot van yrijdom worden toegelaten. En bij invoer yan goederen, niet in het tarief genoemd, tullen dan de rechten toegepast worden voor de goederen, „waarmede zij naar aard of bestemming de meeste overeenkomst hebben." Het verschil met de bestaande web is duidelijk. Om belasting te kunnen heffen, moeten than3 de niet genoemde goederen gerangschikt kunnen worden haar aard of bestemming onder de wel met name gerangschikte goederen, hetgeen den in voerder, vooral van pas in den handel ge brachte artikelen, het' voordeel geeft van onzekerheid of twijfel. Onder de voorgestel de wet zal het niet meer de vraag zijn of de goederen geassimileerd „kunnen" wor den. Het voorschrift is positief: zij m o e- ten op den voc-t behandeld worden van die goederen, belast of onbelast, waarmede zij de meeste overeenkomst hebben. Waar het -tarief zich niet, als bijv. het Engelsche, tot eenige weinige artikelen be paalt, gelooft het blad, dat het nieuwe 'stelsel de voorkeur verdi ent bovenhet oude. Maar dan ware meent zij een ver dere onderverdeeling gewenschf geweest, gelijk bij het verschijnen van het wetsont werp-Harte daarop reeds is aangedrongen. Het is te verwonderen, dat deze wenk niet is ter harte genomen. Voor den ontwerper Van de wet ware het de beste toetssteen ge weest, om na te gaan of zijn ontwerp van fouten gezuiverd was. Zoowel voor hen, 'die oveT de wet te oordeelen hebben, als voor hen, die later de wet, komt zij tot stand, te eerbiedigen hebben, ware deze taak heel wat gemakkelijker geworden, bij "een meer in onderdeelen afdalende omschrij ving der goederensoorten. Wij durven ons toet volle gerustheid beroepen op tal van autoriteiten, die thans door belanghebben den met vragen overstelpt worden, doch iet antwoord schuldig blijven, en werkelijk niet alleen uit overdreven voorzichtigheid, Niet de autoriteiten, niet' de belastingamb tenaren, hebben echter vragen te beant woorden; die beantwoording mag geëischt ■worden van de w e t en de memoTie van toelichting, zooals zij werden ingediend. (Nu om oordeelen mogelijk te maken over 'de vermoedelijke werking; later om een •juiste en rechtvaardige toepassing te ver zekeren. Men vergete niet, dat" met de bestaande Tanefwet van 1862 tevens zullen verdwijnen alle wetsduidingen en administratieve beschikkingen, waaraan sedert het leven geschonken is. In de plaats treden tk'ans slechte enkele lijnen, waaraan eerst de prac- tijk de noodige aanvulling zal kunnen ge ven. Waar een ander stelsel voor assimilatie .gekozen is, komt ons dit zeer bedenkelijk voor.- De „F r.a nkf u r-t e r Z:?£t u n g" be vat een uitvoerig sch^Uieir-c^^demyjHan- delsvertrags-Verein" 'over ^<?i>Nederland- sclie t a r i e f-o n t w e r p, ^hetwelk de Vereeniging „wenig erfreulich, aber nicht gerade ftberraechend" noemt. De officieel e verzekeringen kunnen het niet bemantelen, dat aanneming van het ontwerp feitelijk den overgang van Nederland van vrijhan del tot protectionisme zou betcekenen. De Vereeniging acht het lot van het ontwerp onzeker; daar vroegere, door andere reac- tionnaire ministeries uitgewerkte tarief-ont werpen steeds weer mislukt zijn, hoopt zij, dat het aan een eendrachtig verzet der vrij handelaars gelukken zal ook dit ontwerp ten val te brengen. „Ongetwijfeld - staat hier voor de Nederlandsche vólkswelvaart veel meer op het spel dan voor Duitscliland en andere invoerlanden. Want de algemee- ne en aanzienlijke verhoogingen der rechten zouden Nederlands wereldhandel, waarop de nationale welvaart berust, ten ernstigste benadeelen, zonder dat de nieuwe bescher mende rechten een krachtige binnerdand- sche industrie konden doen opkomen, daar hiertoe in het kleine land do natuurlijke voorwaarden geheel ontbreken." Het schrijven weidt verder uit over de „recht sonderbare handelspolitische An sichten" van den ontwerper der Memorie van Toelichting, „der kein anderer sein soil als der Ministerpresident dr. Heemskerk selhst." Hoewel matig in vergelijking met de be schermende rechten van andere protectio nistische landen zijn de voorgestelde ver hoogingen buitengewoon hoog, wanneer men ze met het geldende tarief vergelijkt: voor de meeste belangrijke nijverheidsartikelen bedragen ze 100 tot 125 pCi. der waarde. Van alle invoerlanden zou Duitsctland het zwaarst getroffen worden: het zou alleen niet minder dan 7 van de verwachte lO-mil- lioen hoogere inkomsten opbrengen. De Duiiechers behoeven het tarief-ontwerp dus niet met een opiimistischen blik te beschou wen. Zij moeten vreezen, dat liet, wet ge worden, den Duitschen uitvoer niet minder schade berokkent dan de jongste Fransche larie f he rzi e ning. Ten slotte Bcluijft de „Yerein"; „Of het doeltreffend en noodzakelijk, is,- het oude, door het Rijk overgenomen, Pr ui- si sch-Nederlandsch schcepvaartverdrag door een nieuw tariefverdrag van langen duur te vervangen, zal geheel van het ver dere lot van het tarief-ontwerp afhangen. Thans reeds onderhandelingen met Neder land over dat verdrag aanknoopen, gelijk van verschillende zijden gewenschf wordt, is geheel onmogelijk, daar allereerst een grondslag voor de onderhandelingen aan wezig moet zijn. Mocht het tarief, evenals zijn voorgangers, weder van heb tooneel verdwijnen, dan zou er volstrekt geen dwingende grond zijn, om onze tegenwoor dige bevredigende handelsbetrekkingen op een. anderen weitelijken grondslag te ves tigen." „D e Nederlander" bevatte een hoofdartikel met er boven SocialeW et- ten. Het blad wijst er op, dat men in de laat ste dagen ook in de rechtsohe pers voort durend beschouwingen aantreft over de houding, die de Chr. Hist, zullen aannemen tegenover de sociale wetgeving en over de noodzakelijkheid van samenwerking, „Nu behoort, ook naar ons inzien, in een politiek lichaam als de Tweede' Kamer is, op politieke gevolgen te worden gelet, weshalve wij het ook zeer hebben afge keurd, dab de antirevolutionnaire partij daarmee geenszins heeft gerekend bij het amendement, gericht tegen het beleid van minister CooL (Wij meenen evenwel, dat bij gewichtige wetten, die een blijvend© werking op de volksontwikkeling en de volkswelvaart zul len uitoefenen, de politieke gevolgen niet den doorslag behoor en te geven. Indien ten slotte ons land of ons volk in zijn wel vaart gekrenkt wordt, is geene partij er af met te zeggien: Politieke noodzakelijkheid begeerte om eigen macht te handhaven, beeft ons gedwongen land of volk dit kwaad aan te doen. Wij zullen ons niet veroorlooven voor te schrijven, wat oen minister, wiens wet ver worpen wordt-, behoort te doen; al doet „D e 8 t a n cl a a r d" dit nu en dan, wij meenen, dat wij ons daarmede niet hebben in te laten.- In het algemeen rijn wij van oordeel, dat verwerping van voorstellen van socialen aard geen aanleiding moet geven tot politieke moeilijkheden, zoolang vast staat, dat de partijen hetzelfde doel be oogen. Daarom keurden wij het indienen van een nieuw ontwerp door het kabinet- Pierson, na verwerping van het eerste ont- werp-Ongevallenwet door de Eerste Kamer, go ei Niet, alsof die sociale wetten soms niet gewichtige beginselen raakten. Maar waar nog zooveel onzekerheid heerscht, waar zoo wel rechts als links de meest tegenstrijdige beweringen worden gehoord,daar kan van geen regeering verwacht of verlangd wor den, dat zij kant en klaar met een stelsel ge reed staat-, en moet hét zoeken naar het juiste pad niet worden uitgesloten. Het eenige, wat verlangd mag worden, is ernstig overleg. Dit ontbreekt somwijlen; alt-hans over leg met de Christ. Historischen. Een sterk sprekend voorbeeld daarvan levert de jong ste nota van minister Talma, betreffende het ontwerp-Bakkerswet. Van den aanvang af had. de heer Snoeck Henkemans gewezen op wat zijns inziens een gebrek was in dat wetsontwerp, n. 1. dat alleen de. nachtarbeid verboden werd, in plaats dat, in yêrband met den nachtar beid, beperking van.den arbeidsduur werd ingevoerd, qök -.andere Ghrist.-Hlsfcoirisdien plaatsten zioh op dit standpunt. De sociaal-democraten, die gaarne den schijn willen doen ontstaan alsof elke goede regeling en elke verbetering uit hun koker komt, .stelden, nog vóórdat het amende ment van den heer Snoeck Henkemans in behandeling kon komen, een motie voor". Na te hebben vermeld, dat de nota van minister Talma inzake het ontwerp-Bak kerswet zooveel maar eenigszins doenlijk aan hetgeen de soc.-dem. bij monde van den heer Schaper hadden verlangd, had toe gegeven, schrijft het orgaan verder: „NatuurLijk duiden wij dit den minister niet euvel. Wil hij zijn wetsontwerp liever aangenomen zien met de hulp der sociaal democraten dan met die der Christ.-Histo rischen, acht hij rich met eerstgenoemd en meer homogeen dan met de laatsten, waar om zon hij dan niet hiin in het gevlei ko men, de Clnistelijk-Historischen latende voor wat zo zijn'2 Maar kan nu ook van de Christeldjk-his- torisohen zeiven geëischt worden, ter wille van de „coalitie," over hun bezwaren heen te stappen 1 Wordt het Bakkersontwerp aangonomen, dan zal dit waarschijnlijk ge schieden met behulp van de sociaal-demo craten en voorts met behulp van de anti- re volutionnairen, wier woordvoerder echter tegen hot wetsontwerp principieel© bezwa ren heeft, en die niet onduidelijk te kennen geeft, dat rijn. partij in dezen de eischen der politiek stelt boven haar beginselen. Welnu, laten de Kamerleden, die dit geoorloofd achten, aldus handelen. Maar wij voor ons hopen, dat de Christel ijk-His- torischen iets verder zullen zien dan den dag van heden, en dat zij bij de beoordeeling van een zoo gewichtig ontwerp a-ls de Bak kerswet zich de vraag zullen stellen, of niet een meer met hun beginselen overeenko mende, beter de volkswelvaart bevorderen de regeling mogelijk is, en dan met het cog daarop hun stem zullen uitbrengen, gedaoh tig aan het: Doe wèl en zie niet om." „D e Standaard" acht het' bezwaar tegen verbod van patroonsar- b e i d in het ontwerp-B a'-kerswet on- overkomenlijk. De schrijver zou nimmer zijn stem er aan kunnen geven, maar: „We kon den er in komen, dat een lid der Kamer zich de vraag stelde: Zou de prijs, dien ik ditmaal voor de handhaving van mijn be ginsel zou betalen, niet te hoog zijn? Wat toch zou die prijs kunnen zijn! Ten eerste een mogelijke aftreding van den Mi nister. Ten tweede, de aftreding van het kabinet. Ten derde, de optreding van een liberaal kabinet na Kamerontbinding. En ten vierde een straks aannemen door de nieuw gekozen Kamer van een ontwerp, waarin het nachtverbod van patroons nog verder werd doorgedreven, d. w. z. zonder de échappatoir, die het ontwerp van minis ter Talma, eerst in de bakkersraden en nu in de commissie ad Loc, ons ten minste nog aanbood. Dezen dreigenden gang van zaken achten wij niet denkbeeldig. Trad toch minister Talma af, dan zou het kabinet zich in vol strekt onmogelijke positie bevinden. Het zou toch onmogelijk een plaatsvervanger kunnen vinden, bereid en in staat, om thans nog voor de hoofdtaak van het kabi net nieuwe ontwerpen in te dienen, zoo op militair als op sociaal gebied, die ook maar de minste kans hadden vóór 1913 het „Staatsblad" te bereiken. Ook al ging minister Heemskerk zelf naar Land bouw over, ook hij speelde het niet; klaar. Bij dien stand van zaken nu is het ons althans verklaarbaar, hoe er Kamerleden kunnen zijn, die oordeelen, uit tactiek, er met alles aan te mogen wagen. Wat men af wil wenden, zou er toch, en misschien in nog harder vorm, komen. En in zoover zou Let landsbelang er niet door gebaat, maar geschaad rijn. Het is daarom te begrijpen, dat „De Nederlander" zelve, voor de gevol gen beducht, de vraag opperde, of er geen uitweg was te vinden, door het ontwerp van het bakkerscomité voor het ontwerp van den Minister in de plaats te schuiven, en of, zoo de Minister hiertoe meewerkte, dit van zijn kant niet eer hoogen moed, dan zwakheid zou verraden. Hierin kunnen we komen, zoo het van achteren bleek de betrokken partijen met terdaad, zooal niet te bevredigen, dan toch te verzoenen. Doch dan natuurlijk zou de Minister opnieuw een geheel gewijzigd ont werp moeten indienen, zou men opnieuw in de afdeelingen moeten gaan, en zouden nogmaals alle betrokken partijen moeten gehoord worden, zoodat heel de zaak op schoof naar 1912. Dit zou dan opnieuw tijd kosten, zondeT dat iemand vooraf verzeke ren kon, dat het nieuwe plan slagen zou. En in elk geval is minister Talma de eerste, die zou moeien verklaren, of hij dien weg mee op wilde. Men vergete toch niet, dat pl.m. 40 uren in de twee weken voor één derde den nachtarbeid van de gezellen be stendigt, en allicht weer geheel andere bedrijfsconflicten in het leven roept" „De Rotterdammer" schrijft o. m. te dezer zake Het bedrijf is, evenals de gemeente en het waterschap, een van die half-publiek- rechtelijke en half-privaatr echtelijke insti tuten, die een eindeloos ingewikkeld stel verhoudingen scheppen tusschen het ele ment van de individueele persoonlijkheid en de organen van het openbaar gezag. En na moeien wij ons vooral hoeden om te trach ten deze veelsoortige verhoudingen te wil len oordeelen naar een paar algemeene en bovendien zeer vage begrippen. Wat is al niet- de bemoeienis der Over heid, met den Waterstaat van veelzijdigen aarcl. Hierin nu zitten wel beginselen en systeem, maar die zijn niet van eenvoudigen aard. Zoo hebben wij ons ook vooral te wachteD voor een overschatting van de tegenstelling tusschen publiek- en privaat recht. Daarin schuilt een voor onze Chris- telijk-Germaansche rechtswereld zeer ge vaarlijk element.. Het bedrijf is geen privaatrechtelijk in stituut plus eenige Overheidsbemoeiing, maar een van die veelvuldige tusschenvor- men tusschen het zuiver publiek gezag en het zuiver individueele leven, die door de, ook onbewust, heerschende rechtsbegrippen telkens weer worden miskend in hun aard. Zoo ook heeft onzes inziens hier de Over heid wel terdege regelende bevoegdheid. Maar waar ligt de grens? Dat is de moei lijke vraag. Ons blijft het op vroeger reeds meegedeelde gronden voorkomen, dat do Overheid hier haar boekje niet ie buiten gaat. Indien nachtarbeid is te veroordeo- len voor de gezellen indien dat niet anders kan dan door verbod voor den alleen wer kenden patroon; zoolang een behoorlijke wettelijke regeling van het bedrijf ont breekt, zooals die bijvoorbeeld voor de wa terschappen wel bestaat, indien dat alles Over algemeen en huismans kiesrecht schrijft „De Rotter dammer": Voortdurend blijft snen van links doorha meren op de gelijkheid van het algemeen kiesrecht en het huismanskiesrecht. Wij verstaan dit niet. De zaak is toch glashelder. Niet natuurlijk voor wie enikel naar het stemmencijfer vraagt. Of ik hot stemmen- oijfer het millioon doe overschrijden ondsr de eene leuze of de andere, blijft precie-3 hetzelfde. Voor wie dit gaarne wil is het onverschillig, hoe zulks geschiedt. En voor wie tegpn eiken prijs dit wil vermijden, is ■het al eveneens lood om oud ijzer of flit algemeen stemrecht of gerinshoofdenkies- recht heet. Maar voor wie de geestelijke vorming des volks ter harte gaat is het iets zoo gehïci anders. Dan heeft men bij algemeen stemrecht, do voeding van den valsohen volkswaan, dat aan elk burger stem in het staatkundig ka pittel toekomt. De oude idee der volkssou». vereiniteit, nu alleen meer consequent toe gepast. In het andere geval heeft men de rich- tige gedachte van een organische samenstel ling van de vertegenwoordiger des votks bij de Overheid. Nu kan men natuurlijk bezwaar hebbeii tegen de juistheid van de uitwerking dier gedachte in het huismanskiesrecht. Daarover valt te praten. Ons wil het voorkomen, dat deze leuze zooals alle proclitische soluties^ haar kleine inconsequenties heeft-, maat dat ze als geheel genomen bijval verdient. Doch hoe dit zij, nooit kan dit leiden tot de gevolgtrekking, dat zo tegen het alge meen stemrecht geen verweer biedt. De uitkomst moge ongeveer gelijk zijm èn uitgangspunt èn strekking blijft diame traal verschillend. Alleen hij, voor wien deze twee onver schillig zijn, heeft recht in zijn verzet. De „Limburger Koerier" bere kent, dat het ontwerp-M i 1 i t i e w et slechts formeel de loting zal besten digen. Het blad redeneert aldus Het contingent, de jaarlijkscho lichting ig verhoogd van 17,500 tot 23,000 man. En 5100 kostwinners blijven vrij. Ja, dat is ook een heel nieuwe bepaling; geen dienstplicht van kostwinners. Die moeten tegenwoordig opkomen, maar de achtergelaten betrekkingen ontvangen vergoeding, wat aan 's Rijks schatkist het bagatel van 6 tonnen gouds kost, terwijl er van deze regeling "veel misbruik wordt ge-» maakt. Minister Colijn wil eenvoudig alle kost winners vrij stellen van dienst. En hij schat liet aantal, dat aldus zal worden vrijgo* steld, op 5100. Dan krijgen wij dus 23,000 5100 =3 28,100. Nu moet men weten, dat de keuring iii de laatste jaren zeer verscherpt is en het stelsel schijnt te gelden, dat eerder do dok ter dan het toeval der loting beslissen moet, welke jonge mannen zullen dienen. Het stelsel behoeft maar doorgezet. Nog een tikje scherper de keuring. En van het aantal, dat. jaarlijks in de te* ting valt, zullen er, na aftrek van het aan tal afgekeurden, betrekkelijk weinigen meof boven de 28,100 overblijven,"om kans te hebi ben door loting vrij van dienst te raken. Dien kant-, vermoeden wij, zal het uit gaan. De jongste „Staatkundige Brief* van mr.^ S. van Houten is gewijd aan een bespreking van de wetsontwerpen tegen zedeloosheid en tot wijziging van de Arbeid s w e t, door de Tweede Kar» mer goedgekeurd. De schrijver wijst cr op, dat de Eerste Kamer in dit verband voor hoogst gewich tige beslissingen staat. Meegaandheid met 24) Ik had niet gedacht, dat deze mededee- ling den ongelukkige zoo geheel en al zou Verpletterd hebben. Zijn schrik was mij een bewijs, hoe vast hij zich had geklampt aan het denkbeeld, dat inj wellicht onschuldig kón zijn, en hoe ongaarne hij aan de ver onderstelling van zijn broer geloof schonk.. „Dan is alles voorbij," stamelde hij. Arthur heeft gelijk. Ik moet mij uit de voeten maken." Met moeite stond hij op. Groote zweet- droppelen parelden op zijn voorhoofd. „Nu nog niet", zeide ik. „Wacht, tot uw broeder teruggekomen is." Üij was reeds bij de deur en tastte als een blinde met de handen voor zich uit. Eensklaps bleef hij staan. ,.Zal ik, door mijn vertrek, niet ook me juffrouw Simpson in ongelegenheid bren gen?" vroeg hij. „Liever duizendmaal aan de galg bengelen dan haar leed te berok kenen." „Mejuffrouw Simpson bevindt zioh in vei ligheid", gaf ik ten antwoord. „Er bestaan tegen haar geen werkelijke bewijzen van schuld. Zoodra ge in Amerika rijt, kunt gij haar immers inlichtenMaar ge moet hier vandaag nog blijven, want de ochtendboot is alreeds vertrokken Ga vanavond naar Calais, vandaar naar Marseille en tracht 'dan een der Zuidamerikaansche republieken te bereiken, zooals uw broer u aanraadt." »>Hij zal Amerika niet bereiken", eeide ik bij mij zeiven, terwijl ik medelijden met den armen drommel had. „Als de detectives der Regeering geen slaapmutsen zijn, zal het hem niet gelukken te vluchten." Paul Harvey was ten eenenmale gebro ken. Hij liet zich door mij naar zijn stoel terugbrengen en verzocht mij, een glas bran dewijn te bestellen. Maar dat weigerde ik beslist. „Ge zult ale krachten noodig hebben," zeide ik, „en de brandewijn zou u die ont nemen. Laten we de zaak nogmaals gron dig bespreken en daartoe op ons gemak er bij gaan zitten. Go hebt nog tien uren vóór heb tijd is van vertrekken en hoe kalmer gij die hier in deze kamer doorbrengt, des te beter voor u." Ik vond mij nu geheel onverwacht ver anderd in den bondgenoot van denzclfden man, dien ik sedert vier dagen hardnekkig had vervolgd. Ik b?gon mij oprecht be zorgd te maken voor zijn ontkomen. Maar ik moest bekennen, dat hij bitter weinig kans had. XVIII. Zoo zaten wij dan bij elkaar op den avond te wachten en bijna onophoudelijk te spre ken over den moord. Meermalen bracht ik een ander thema ter sprake, maar telkens weder ikwamen wij op die verschrikkelijko gebeurtenissen terug. Ik vernam van Paul, dat zijn betrekking tot zijn tante nogal eens had afgewisseld. Nu eens was zij boos op hem en verbande hem uit haar nabijheid, dan weder was zij hem goed* gezind en kon hij alles van haar gedaan krijgen. Zij moe&i een hoogst zonderlinge, driftige en onaangename dame zijn geweest, klaar ik leide uit e'en en ander af, dat in het diopst van haar gemoed zij een voorliefde koester de voor dien deugniet van een neef, ter wijl zij plichtmatig lof en hoogachting schonk aan den anderen, die zich onberispe lijk gedroeg. Evenzoo scheen het mij toe, dat Paid ccn zekere aanhankelijkheid had gevoeld voor die stijfhoofdige, vrekkige* oudo dame. In elk geval was het hem gelukt, tijdens haar leven aanzienlijke sommen uit haar vast toegesnoerde beurs te lokken, en ik hoorde thans voor bet eerst, dat zij haar nalatenschap gebezigd had, om haar beide neven geheel naar haar hand te zetten. Telkens weer heette het: „Ik zal mijn geld aan Paul vermaken, als je niet"..., of: „Als ge wilt, dat Arthur met mijn nalatenschap gaat strijken, dan, Paul, moet je..." enz. Het was een gevaarlijk spel, dat zij speelde, en het einde was.... moord! Het had steeds als een uitgemaakte zaak gegolden, dat Arthur, d© oudste, de erfge naam van rijn tante zou zijn. Feitelijk was ook kort voor den doodi der oude dame hett bewijs voor de juistheid dezer veronder stelling geleverd. Want toen Arthur aauzoek deed ora de hand van Edith, had mevrouw Simpson, die ondanks haar zenuwaoht3gen gejaagden aard klaarblijkelijk een schran der berekenende dame was, haar beslissing genomen omtrent de vooruitzichten van den aanzoeker. Zij wilde zich eerst zekerheid verschaffen, wie van de beide broeders, die alle twee naar haar dochter dongen, van tante fou erven. Na een persoonlijk onderhoud de oude dame gaf zij Paul kort en bondig den Ixrns en Arthur hot jawoord in naam barer dochter. Zij had in waarheid goedschiks of kwaadschiks bereikt, dat juffrouw Raynell haar schriftelijk beloofde, heur verinogen aan Arthur na te laten. Dit was dan ook geheel in overeenstemming met haar laatste testament. Zij had er verschei den© gemaakt. „Ik geloof, dat tante er later spijt van had", zoi Paul, te meer, daar zij eigenlijk gezegd door mevrouw Simpson overrompeld was. Zóó iets kon zij geenszins verdragen. Zij wilde, dat ik...... maar laten wij dat rustenZij placht op dreigenden toon te zoggen, op slot van rekening toch haar eigen wil te zullen doordrijven." „Zeide zij dat inderdaad?" „Zeker, en meer dan ééns. Maar wat rij ook daarmee mocht bedoelen, mevrouw Simpson had de overhand op'haar behaald." Wij rookten een poos, zonder iets te zeg: gen. Mijn gedachten keerden terug naar den kofferfabrikant, dien ik een bezoek had gebracht, en ik vroeg mij nogmaals af, of het genoegzaam bewezen was, dat de kof fer te Parijs het eigendom van Paul was. „Hoe komt het nu, mijnheer Harvey," zeide ik, „dat de k offer fabrikant te Lon den den koop van uw koffer niet heeft geboekt?" „O, dat is gemakkelijk te verklaren," hernam Paul. „Ik bad een aankondiging van hun fabrikaat gelezen, en daar ik juist iets van dien aard gebruiken kon, bracht ik hun op zekeren dag een bezoek, toen ik tcevallig daar in de buurt kwam, en kocht een koffer. Ik betaalde dien contant en Oöïc hem op een huurrijtuig mee." „Wanneer was dat?" \rocgik, „en waar bracht ge den koffer?" „Ongeveer twee maanden geleden. IIc reed regelrecht naar Greenwich, waar ik mijn kamers had en nog heb." „Een lange rit", merkte ik droog op. Mijn beroep had mij natuurlijk wantrouwig gemaakt. „U heeft gelijk, maar ik had verscheide ne voorwerpen aangeschaft, die ik alle maal terzelfder tijd mee naar huis nam per rijtuig." „En hoe dikwijls zijl ge sedert met uw kof fer op reis geweest?" „Slechts tweemaal. Eens van Greenwich' naar Southend, en daarna verleden Maan dag van Southend naar Dover. Toen ik hier aankwam, bevond ik, dat ik met mijn sleutel den koffer niet open kon krijgen., Ik dacht, dat er iets aan 't slot beschadigd was, en liet hem openbreken. Tot mijn ver wondering zag ik daarin een photographisoh toestel dat ik terstond herkende als toe« behoörende aan mejuffrouw Simpson. Ik; zorgde voor een nieuw slot cn zond den kof-* fer den volgenden morgen aan mejuffrouw! Simpson. Ik dacht terstond, dat de koffer» verwisseld moesten zijn, want ik wist, dat mejuffrouw Simpson er precies zoo een als ik I>ezat, omdat zij hem op mijn aanraden had gekocht. Ik wou voor geen geld ter> wereld, dat zij eenige papieren en andere- dingen, die ik in mijn koffer had, onder, de oogen kreeg. Maar ik zweer u, dat ik er destijds in de verste verte niet aan daehb mijn tante te hebben gedood. Ik moet niet gewebcji hebben wat ik deed." (Wordt vervolgd.).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5