PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Be ware schuldige.
Iffo. 15696. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 22 April. Eerste Blad.
Anno 1911.
waar is, wat wij thans niet beoordelen,
zien wij het verbodene van dit verbod
ni- - in.
De tegenstelling bescherming wèl, rege
ling niet, schijnt ons niet in staat om dit
aan te tooneu.
Over de techniek vandenieuwe
T a r i ef w e t heeft de „Nieuwe Rot-
^eTdamsche Courant'' geschreven.
Het bestaande tarief van invoerrechten
herinnert het blad duidt slechts de
goederensoorten aan, die bij invoer tot ver
bruik door rechten getroffen worden. Wat
buiten de opsomming valt, komt vrij binnen,
althans zoolang de niet in het tarief aan
gewezen goederen niet naar aard of bestem
ming onder een der met name genoemde
goederen kunnen worden gerangschikt.
Bij deze methode blijven moeilijkheden
en niet bedoelde vrijstellingen niet uit.
Maar de groot© uniformiteit in het percen
tage, dat geheven werd, vergemakkelijkt de
'taak van de administratie. Als de impor
teur eenmaal betalen moet, is hem de cate
gorie, waaronder het artikel wordt gerang
schikt, vrij onverschillig.
Reeds het ontwerp-Harte bracht een an
der stelsel en de thans voorgestelde Tarief-
wet volgt dit voorbeeld.
Op de lijst der goederensoorten komen
bok die voor, welke onder het genot van
yrijdom worden toegelaten. En bij invoer
yan goederen, niet in het tarief genoemd,
tullen dan de rechten toegepast worden
voor de goederen, „waarmede zij naar aard
of bestemming de meeste overeenkomst
hebben." Het verschil met de bestaande
web is duidelijk. Om belasting te kunnen
heffen, moeten than3 de niet genoemde
goederen gerangschikt kunnen worden haar
aard of bestemming onder de wel met name
gerangschikte goederen, hetgeen den in
voerder, vooral van pas in den handel ge
brachte artikelen, het' voordeel geeft van
onzekerheid of twijfel. Onder de voorgestel
de wet zal het niet meer de vraag zijn of
de goederen geassimileerd „kunnen" wor
den. Het voorschrift is positief: zij m o e-
ten op den voc-t behandeld worden van
die goederen, belast of onbelast, waarmede
zij de meeste overeenkomst hebben.
Waar het -tarief zich niet, als bijv. het
Engelsche, tot eenige weinige artikelen be
paalt, gelooft het blad, dat het nieuwe
'stelsel de voorkeur verdi ent
bovenhet oude.
Maar dan ware meent zij een ver
dere onderverdeeling gewenschf geweest,
gelijk bij het verschijnen van het wetsont
werp-Harte daarop reeds is aangedrongen.
Het is te verwonderen, dat deze wenk niet
is ter harte genomen. Voor den ontwerper
Van de wet ware het de beste toetssteen ge
weest, om na te gaan of zijn ontwerp van
fouten gezuiverd was. Zoowel voor hen,
'die oveT de wet te oordeelen hebben, als
voor hen, die later de wet, komt zij tot
stand, te eerbiedigen hebben, ware deze
taak heel wat gemakkelijker geworden, bij
"een meer in onderdeelen afdalende omschrij
ving der goederensoorten. Wij durven ons
toet volle gerustheid beroepen op tal van
autoriteiten, die thans door belanghebben
den met vragen overstelpt worden, doch
iet antwoord schuldig blijven, en werkelijk
niet alleen uit overdreven voorzichtigheid,
Niet de autoriteiten, niet' de belastingamb
tenaren, hebben echter vragen te beant
woorden; die beantwoording mag geëischt
■worden van de w e t en de memoTie van
toelichting, zooals zij werden ingediend.
(Nu om oordeelen mogelijk te maken over
'de vermoedelijke werking; later om een
•juiste en rechtvaardige toepassing te ver
zekeren.
Men vergete niet, dat" met de bestaande
Tanefwet van 1862 tevens zullen verdwijnen
alle wetsduidingen en administratieve
beschikkingen, waaraan sedert het leven
geschonken is. In de plaats treden tk'ans
slechte enkele lijnen, waaraan eerst de prac-
tijk de noodige aanvulling zal kunnen ge
ven. Waar een ander stelsel voor assimilatie
.gekozen is, komt ons dit zeer bedenkelijk
voor.-
De „F r.a nkf u r-t e r Z:?£t u n g" be
vat een uitvoerig sch^Uieir-c^^demyjHan-
delsvertrags-Verein" 'over ^<?i>Nederland-
sclie t a r i e f-o n t w e r p, ^hetwelk de
Vereeniging „wenig erfreulich, aber nicht
gerade ftberraechend" noemt. De officieel e
verzekeringen kunnen het niet bemantelen,
dat aanneming van het ontwerp feitelijk
den overgang van Nederland van vrijhan
del tot protectionisme zou betcekenen. De
Vereeniging acht het lot van het ontwerp
onzeker; daar vroegere, door andere reac-
tionnaire ministeries uitgewerkte tarief-ont
werpen steeds weer mislukt zijn, hoopt zij,
dat het aan een eendrachtig verzet der vrij
handelaars gelukken zal ook dit ontwerp
ten val te brengen. „Ongetwijfeld - staat
hier voor de Nederlandsche vólkswelvaart
veel meer op het spel dan voor Duitscliland
en andere invoerlanden. Want de algemee-
ne en aanzienlijke verhoogingen der rechten
zouden Nederlands wereldhandel, waarop
de nationale welvaart berust, ten ernstigste
benadeelen, zonder dat de nieuwe bescher
mende rechten een krachtige binnerdand-
sche industrie konden doen opkomen, daar
hiertoe in het kleine land do natuurlijke
voorwaarden geheel ontbreken."
Het schrijven weidt verder uit over de
„recht sonderbare handelspolitische An
sichten" van den ontwerper der Memorie
van Toelichting, „der kein anderer sein soil
als der Ministerpresident dr. Heemskerk
selhst."
Hoewel matig in vergelijking met de be
schermende rechten van andere protectio
nistische landen zijn de voorgestelde ver
hoogingen buitengewoon hoog, wanneer men
ze met het geldende tarief vergelijkt: voor
de meeste belangrijke nijverheidsartikelen
bedragen ze 100 tot 125 pCi. der waarde.
Van alle invoerlanden zou Duitsctland het
zwaarst getroffen worden: het zou alleen
niet minder dan 7 van de verwachte lO-mil-
lioen hoogere inkomsten opbrengen. De
Duiiechers behoeven het tarief-ontwerp dus
niet met een opiimistischen blik te beschou
wen. Zij moeten vreezen, dat liet, wet ge
worden, den Duitschen uitvoer niet minder
schade berokkent dan de jongste Fransche
larie f he rzi e ning.
Ten slotte Bcluijft de „Yerein";
„Of het doeltreffend en noodzakelijk, is,-
het oude, door het Rijk overgenomen, Pr ui-
si sch-Nederlandsch schcepvaartverdrag
door een nieuw tariefverdrag van langen
duur te vervangen, zal geheel van het ver
dere lot van het tarief-ontwerp afhangen.
Thans reeds onderhandelingen met Neder
land over dat verdrag aanknoopen, gelijk
van verschillende zijden gewenschf wordt,
is geheel onmogelijk, daar allereerst een
grondslag voor de onderhandelingen aan
wezig moet zijn. Mocht het tarief, evenals
zijn voorgangers, weder van heb tooneel
verdwijnen, dan zou er volstrekt geen
dwingende grond zijn, om onze tegenwoor
dige bevredigende handelsbetrekkingen op
een. anderen weitelijken grondslag te ves
tigen."
„D e Nederlander" bevatte een
hoofdartikel met er boven SocialeW et-
ten.
Het blad wijst er op, dat men in de laat
ste dagen ook in de rechtsohe pers voort
durend beschouwingen aantreft over de
houding, die de Chr. Hist, zullen aannemen
tegenover de sociale wetgeving en over de
noodzakelijkheid van samenwerking,
„Nu behoort, ook naar ons inzien, in een
politiek lichaam als de Tweede' Kamer is,
op politieke gevolgen te worden gelet,
weshalve wij het ook zeer hebben afge
keurd, dab de antirevolutionnaire partij
daarmee geenszins heeft gerekend bij het
amendement, gericht tegen het beleid van
minister CooL
(Wij meenen evenwel, dat bij gewichtige
wetten, die een blijvend© werking op de
volksontwikkeling en de volkswelvaart zul
len uitoefenen, de politieke gevolgen niet
den doorslag behoor en te geven. Indien
ten slotte ons land of ons volk in zijn wel
vaart gekrenkt wordt, is geene partij er
af met te zeggien: Politieke noodzakelijkheid
begeerte om eigen macht te handhaven,
beeft ons gedwongen land of volk dit kwaad
aan te doen.
Wij zullen ons niet veroorlooven voor te
schrijven, wat oen minister, wiens wet ver
worpen wordt-, behoort te doen; al doet
„D e 8 t a n cl a a r d" dit nu en dan, wij
meenen, dat wij ons daarmede niet hebben
in te laten.- In het algemeen rijn wij van
oordeel, dat verwerping van voorstellen van
socialen aard geen aanleiding moet geven
tot politieke moeilijkheden, zoolang vast
staat, dat de partijen hetzelfde doel be
oogen. Daarom keurden wij het indienen
van een nieuw ontwerp door het kabinet-
Pierson, na verwerping van het eerste ont-
werp-Ongevallenwet door de Eerste Kamer,
go ei
Niet, alsof die sociale wetten soms niet
gewichtige beginselen raakten. Maar waar
nog zooveel onzekerheid heerscht, waar zoo
wel rechts als links de meest tegenstrijdige
beweringen worden gehoord,daar kan van
geen regeering verwacht of verlangd wor
den, dat zij kant en klaar met een stelsel ge
reed staat-, en moet hét zoeken naar het
juiste pad niet worden uitgesloten.
Het eenige, wat verlangd mag worden, is
ernstig overleg.
Dit ontbreekt somwijlen; alt-hans over
leg met de Christ. Historischen. Een sterk
sprekend voorbeeld daarvan levert de jong
ste nota van minister Talma, betreffende
het ontwerp-Bakkerswet.
Van den aanvang af had. de heer Snoeck
Henkemans gewezen op wat zijns inziens
een gebrek was in dat wetsontwerp, n. 1.
dat alleen de. nachtarbeid verboden werd,
in plaats dat, in yêrband met den nachtar
beid, beperking van.den arbeidsduur werd
ingevoerd, qök -.andere Ghrist.-Hlsfcoirisdien
plaatsten zioh op dit standpunt.
De sociaal-democraten, die gaarne den
schijn willen doen ontstaan alsof elke goede
regeling en elke verbetering uit hun koker
komt, .stelden, nog vóórdat het amende
ment van den heer Snoeck Henkemans in
behandeling kon komen, een motie voor".
Na te hebben vermeld, dat de nota van
minister Talma inzake het ontwerp-Bak
kerswet zooveel maar eenigszins doenlijk
aan hetgeen de soc.-dem. bij monde van den
heer Schaper hadden verlangd, had toe
gegeven, schrijft het orgaan verder:
„NatuurLijk duiden wij dit den minister
niet euvel. Wil hij zijn wetsontwerp liever
aangenomen zien met de hulp der sociaal
democraten dan met die der Christ.-Histo
rischen, acht hij rich met eerstgenoemd en
meer homogeen dan met de laatsten, waar
om zon hij dan niet hiin in het gevlei ko
men, de Clnistelijk-Historischen latende
voor wat zo zijn'2
Maar kan nu ook van de Christeldjk-his-
torisohen zeiven geëischt worden, ter wille
van de „coalitie," over hun bezwaren heen
te stappen 1 Wordt het Bakkersontwerp
aangonomen, dan zal dit waarschijnlijk ge
schieden met behulp van de sociaal-demo
craten en voorts met behulp van de anti-
re volutionnairen, wier woordvoerder echter
tegen hot wetsontwerp principieel© bezwa
ren heeft, en die niet onduidelijk te kennen
geeft, dat rijn. partij in dezen de eischen
der politiek stelt boven haar beginselen.
Welnu, laten de Kamerleden, die dit
geoorloofd achten, aldus handelen. Maar
wij voor ons hopen, dat de Christel ijk-His-
torischen iets verder zullen zien dan den dag
van heden, en dat zij bij de beoordeeling
van een zoo gewichtig ontwerp a-ls de Bak
kerswet zich de vraag zullen stellen, of niet
een meer met hun beginselen overeenko
mende, beter de volkswelvaart bevorderen
de regeling mogelijk is, en dan met het cog
daarop hun stem zullen uitbrengen, gedaoh
tig aan het: Doe wèl en zie niet om."
„D e Standaard" acht het' bezwaar
tegen verbod van patroonsar-
b e i d in het ontwerp-B a'-kerswet on-
overkomenlijk. De schrijver zou nimmer zijn
stem er aan kunnen geven, maar: „We kon
den er in komen, dat een lid der Kamer
zich de vraag stelde: Zou de prijs, dien ik
ditmaal voor de handhaving van mijn be
ginsel zou betalen, niet te hoog zijn?
Wat toch zou die prijs kunnen zijn! Ten
eerste een mogelijke aftreding van den Mi
nister. Ten tweede, de aftreding van het
kabinet. Ten derde, de optreding van een
liberaal kabinet na Kamerontbinding. En
ten vierde een straks aannemen door de
nieuw gekozen Kamer van een ontwerp,
waarin het nachtverbod van patroons nog
verder werd doorgedreven, d. w. z. zonder
de échappatoir, die het ontwerp van minis
ter Talma, eerst in de bakkersraden en nu
in de commissie ad Loc, ons ten minste nog
aanbood.
Dezen dreigenden gang van zaken achten
wij niet denkbeeldig. Trad toch minister
Talma af, dan zou het kabinet zich in vol
strekt onmogelijke positie bevinden. Het
zou toch onmogelijk een plaatsvervanger
kunnen vinden, bereid en in staat, om
thans nog voor de hoofdtaak van het kabi
net nieuwe ontwerpen in te dienen, zoo op
militair als op sociaal gebied, die ook maar
de minste kans hadden vóór 1913 het
„Staatsblad" te bereiken. Ook al
ging minister Heemskerk zelf naar Land
bouw over, ook hij speelde het niet; klaar.
Bij dien stand van zaken nu is het ons
althans verklaarbaar, hoe er Kamerleden
kunnen zijn, die oordeelen, uit tactiek, er
met alles aan te mogen wagen. Wat men
af wil wenden, zou er toch, en misschien
in nog harder vorm, komen. En in zoover
zou Let landsbelang er niet door gebaat,
maar geschaad rijn.
Het is daarom te begrijpen, dat „De
Nederlander" zelve, voor de gevol
gen beducht, de vraag opperde, of er geen
uitweg was te vinden, door het ontwerp
van het bakkerscomité voor het ontwerp
van den Minister in de plaats te schuiven,
en of, zoo de Minister hiertoe meewerkte,
dit van zijn kant niet eer hoogen moed, dan
zwakheid zou verraden.
Hierin kunnen we komen, zoo het van
achteren bleek de betrokken partijen met
terdaad, zooal niet te bevredigen, dan toch
te verzoenen. Doch dan natuurlijk zou de
Minister opnieuw een geheel gewijzigd ont
werp moeten indienen, zou men opnieuw
in de afdeelingen moeten gaan, en zouden
nogmaals alle betrokken partijen moeten
gehoord worden, zoodat heel de zaak op
schoof naar 1912. Dit zou dan opnieuw tijd
kosten, zondeT dat iemand vooraf verzeke
ren kon, dat het nieuwe plan slagen zou.
En in elk geval is minister Talma de eerste,
die zou moeien verklaren, of hij dien weg
mee op wilde. Men vergete toch niet, dat
pl.m. 40 uren in de twee weken voor één
derde den nachtarbeid van de gezellen be
stendigt, en allicht weer geheel andere
bedrijfsconflicten in het leven roept"
„De Rotterdammer" schrijft
o. m. te dezer zake
Het bedrijf is, evenals de gemeente en
het waterschap, een van die half-publiek-
rechtelijke en half-privaatr echtelijke insti
tuten, die een eindeloos ingewikkeld stel
verhoudingen scheppen tusschen het ele
ment van de individueele persoonlijkheid en
de organen van het openbaar gezag. En na
moeien wij ons vooral hoeden om te trach
ten deze veelsoortige verhoudingen te wil
len oordeelen naar een paar algemeene en
bovendien zeer vage begrippen.
Wat is al niet- de bemoeienis der Over
heid, met den Waterstaat van veelzijdigen
aarcl. Hierin nu zitten wel beginselen en
systeem, maar die zijn niet van eenvoudigen
aard. Zoo hebben wij ons ook vooral te
wachteD voor een overschatting van de
tegenstelling tusschen publiek- en privaat
recht. Daarin schuilt een voor onze Chris-
telijk-Germaansche rechtswereld zeer ge
vaarlijk element..
Het bedrijf is geen privaatrechtelijk in
stituut plus eenige Overheidsbemoeiing,
maar een van die veelvuldige tusschenvor-
men tusschen het zuiver publiek gezag en
het zuiver individueele leven, die door de,
ook onbewust, heerschende rechtsbegrippen
telkens weer worden miskend in hun aard.
Zoo ook heeft onzes inziens hier de Over
heid wel terdege regelende bevoegdheid.
Maar waar ligt de grens? Dat is de moei
lijke vraag. Ons blijft het op vroeger reeds
meegedeelde gronden voorkomen, dat do
Overheid hier haar boekje niet ie buiten
gaat. Indien nachtarbeid is te veroordeo-
len voor de gezellen indien dat niet anders
kan dan door verbod voor den alleen wer
kenden patroon; zoolang een behoorlijke
wettelijke regeling van het bedrijf ont
breekt, zooals die bijvoorbeeld voor de wa
terschappen wel bestaat, indien dat alles
Over algemeen en huismans
kiesrecht schrijft „De Rotter
dammer":
Voortdurend blijft snen van links doorha
meren op de gelijkheid van het algemeen
kiesrecht en het huismanskiesrecht.
Wij verstaan dit niet.
De zaak is toch glashelder.
Niet natuurlijk voor wie enikel naar het
stemmencijfer vraagt. Of ik hot stemmen-
oijfer het millioon doe overschrijden ondsr
de eene leuze of de andere, blijft precie-3
hetzelfde. Voor wie dit gaarne wil is het
onverschillig, hoe zulks geschiedt. En voor
wie tegpn eiken prijs dit wil vermijden, is
■het al eveneens lood om oud ijzer of flit
algemeen stemrecht of gerinshoofdenkies-
recht heet.
Maar voor wie de geestelijke vorming des
volks ter harte gaat is het iets zoo gehïci
anders.
Dan heeft men bij algemeen stemrecht, do
voeding van den valsohen volkswaan, dat
aan elk burger stem in het staatkundig ka
pittel toekomt. De oude idee der volkssou».
vereiniteit, nu alleen meer consequent toe
gepast.
In het andere geval heeft men de rich-
tige gedachte van een organische samenstel
ling van de vertegenwoordiger des votks bij
de Overheid.
Nu kan men natuurlijk bezwaar hebbeii
tegen de juistheid van de uitwerking dier
gedachte in het huismanskiesrecht. Daarover
valt te praten. Ons wil het voorkomen, dat
deze leuze zooals alle proclitische soluties^
haar kleine inconsequenties heeft-, maat
dat ze als geheel genomen bijval verdient.
Doch hoe dit zij, nooit kan dit leiden tot
de gevolgtrekking, dat zo tegen het alge
meen stemrecht geen verweer biedt.
De uitkomst moge ongeveer gelijk zijm
èn uitgangspunt èn strekking blijft diame
traal verschillend.
Alleen hij, voor wien deze twee onver
schillig zijn, heeft recht in zijn verzet.
De „Limburger Koerier" bere
kent, dat het ontwerp-M i 1 i t i e w et
slechts formeel de loting zal besten
digen. Het blad redeneert aldus
Het contingent, de jaarlijkscho lichting ig
verhoogd van 17,500 tot 23,000 man.
En 5100 kostwinners blijven vrij.
Ja, dat is ook een heel nieuwe bepaling;
geen dienstplicht van kostwinners.
Die moeten tegenwoordig opkomen, maar
de achtergelaten betrekkingen ontvangen
vergoeding, wat aan 's Rijks schatkist het
bagatel van 6 tonnen gouds kost, terwijl er
van deze regeling "veel misbruik wordt ge-»
maakt.
Minister Colijn wil eenvoudig alle kost
winners vrij stellen van dienst. En hij schat
liet aantal, dat aldus zal worden vrijgo*
steld, op 5100.
Dan krijgen wij dus 23,000 5100 =3
28,100.
Nu moet men weten, dat de keuring iii
de laatste jaren zeer verscherpt is en het
stelsel schijnt te gelden, dat eerder do dok
ter dan het toeval der loting beslissen moet,
welke jonge mannen zullen dienen.
Het stelsel behoeft maar doorgezet.
Nog een tikje scherper de keuring.
En van het aantal, dat. jaarlijks in de te*
ting valt, zullen er, na aftrek van het aan
tal afgekeurden, betrekkelijk weinigen meof
boven de 28,100 overblijven,"om kans te hebi
ben door loting vrij van dienst te raken.
Dien kant-, vermoeden wij, zal het uit
gaan.
De jongste „Staatkundige Brief*
van mr.^ S. van Houten is gewijd aan een
bespreking van de wetsontwerpen tegen
zedeloosheid en tot wijziging van
de Arbeid s w e t, door de Tweede Kar»
mer goedgekeurd.
De schrijver wijst cr op, dat de Eerste
Kamer in dit verband voor hoogst gewich
tige beslissingen staat. Meegaandheid met
24)
Ik had niet gedacht, dat deze mededee-
ling den ongelukkige zoo geheel en al zou
Verpletterd hebben. Zijn schrik was mij een
bewijs, hoe vast hij zich had geklampt aan
het denkbeeld, dat inj wellicht onschuldig
kón zijn, en hoe ongaarne hij aan de ver
onderstelling van zijn broer geloof schonk..
„Dan is alles voorbij," stamelde hij.
Arthur heeft gelijk. Ik moet mij uit de
voeten maken."
Met moeite stond hij op. Groote zweet-
droppelen parelden op zijn voorhoofd.
„Nu nog niet", zeide ik. „Wacht, tot uw
broeder teruggekomen is."
Üij was reeds bij de deur en tastte als
een blinde met de handen voor zich uit.
Eensklaps bleef hij staan.
,.Zal ik, door mijn vertrek, niet ook me
juffrouw Simpson in ongelegenheid bren
gen?" vroeg hij. „Liever duizendmaal aan
de galg bengelen dan haar leed te berok
kenen."
„Mejuffrouw Simpson bevindt zioh in vei
ligheid", gaf ik ten antwoord. „Er bestaan
tegen haar geen werkelijke bewijzen van
schuld. Zoodra ge in Amerika rijt, kunt gij
haar immers inlichtenMaar ge moet hier
vandaag nog blijven, want de ochtendboot
is alreeds vertrokken Ga vanavond naar
Calais, vandaar naar Marseille en tracht
'dan een der Zuidamerikaansche republieken
te bereiken, zooals uw broer u aanraadt."
»>Hij zal Amerika niet bereiken", eeide ik
bij mij zeiven, terwijl ik medelijden met den
armen drommel had. „Als de detectives der
Regeering geen slaapmutsen zijn, zal het
hem niet gelukken te vluchten."
Paul Harvey was ten eenenmale gebro
ken. Hij liet zich door mij naar zijn stoel
terugbrengen en verzocht mij, een glas bran
dewijn te bestellen. Maar dat weigerde ik
beslist.
„Ge zult ale krachten noodig hebben,"
zeide ik, „en de brandewijn zou u die ont
nemen. Laten we de zaak nogmaals gron
dig bespreken en daartoe op ons gemak er
bij gaan zitten. Go hebt nog tien uren vóór
heb tijd is van vertrekken en hoe kalmer
gij die hier in deze kamer doorbrengt, des
te beter voor u."
Ik vond mij nu geheel onverwacht ver
anderd in den bondgenoot van denzclfden
man, dien ik sedert vier dagen hardnekkig
had vervolgd. Ik b?gon mij oprecht be
zorgd te maken voor zijn ontkomen. Maar
ik moest bekennen, dat hij bitter weinig
kans had.
XVIII.
Zoo zaten wij dan bij elkaar op den avond
te wachten en bijna onophoudelijk te spre
ken over den moord. Meermalen bracht ik
een ander thema ter sprake, maar telkens
weder ikwamen wij op die verschrikkelijko
gebeurtenissen terug.
Ik vernam van Paul, dat zijn betrekking
tot zijn tante nogal eens had afgewisseld.
Nu eens was zij boos op hem en verbande
hem uit haar nabijheid, dan weder was zij
hem goed* gezind en kon hij alles van haar
gedaan krijgen.
Zij moe&i een hoogst zonderlinge, driftige
en onaangename dame zijn geweest, klaar ik
leide uit e'en en ander af, dat in het diopst
van haar gemoed zij een voorliefde koester
de voor dien deugniet van een neef, ter
wijl zij plichtmatig lof en hoogachting
schonk aan den anderen, die zich onberispe
lijk gedroeg. Evenzoo scheen het mij toe,
dat Paid ccn zekere aanhankelijkheid had
gevoeld voor die stijfhoofdige, vrekkige*
oudo dame.
In elk geval was het hem gelukt, tijdens
haar leven aanzienlijke sommen uit haar
vast toegesnoerde beurs te lokken, en ik
hoorde thans voor bet eerst, dat zij haar
nalatenschap gebezigd had, om haar beide
neven geheel naar haar hand te zetten.
Telkens weer heette het: „Ik zal mijn
geld aan Paul vermaken, als je niet"...,
of: „Als ge wilt, dat Arthur met mijn
nalatenschap gaat strijken, dan, Paul, moet
je..." enz. Het was een gevaarlijk spel, dat
zij speelde, en het einde was.... moord!
Het had steeds als een uitgemaakte zaak
gegolden, dat Arthur, d© oudste, de erfge
naam van rijn tante zou zijn. Feitelijk was
ook kort voor den doodi der oude dame hett
bewijs voor de juistheid dezer veronder
stelling geleverd. Want toen Arthur aauzoek
deed ora de hand van Edith, had mevrouw
Simpson, die ondanks haar zenuwaoht3gen
gejaagden aard klaarblijkelijk een schran
der berekenende dame was, haar beslissing
genomen omtrent de vooruitzichten van den
aanzoeker.
Zij wilde zich eerst zekerheid verschaffen,
wie van de beide broeders, die alle twee
naar haar dochter dongen, van tante fou
erven.
Na een persoonlijk onderhoud de
oude dame gaf zij Paul kort en bondig den
Ixrns en Arthur hot jawoord in naam barer
dochter. Zij had in waarheid goedschiks
of kwaadschiks bereikt, dat juffrouw
Raynell haar schriftelijk beloofde, heur
verinogen aan Arthur na te laten. Dit was
dan ook geheel in overeenstemming met
haar laatste testament. Zij had er verschei
den© gemaakt.
„Ik geloof, dat tante er later spijt van
had", zoi Paul, te meer, daar zij eigenlijk
gezegd door mevrouw Simpson overrompeld
was. Zóó iets kon zij geenszins verdragen.
Zij wilde, dat ik...... maar laten wij dat
rustenZij placht op dreigenden toon te
zoggen, op slot van rekening toch haar
eigen wil te zullen doordrijven."
„Zeide zij dat inderdaad?"
„Zeker, en meer dan ééns. Maar wat rij
ook daarmee mocht bedoelen, mevrouw
Simpson had de overhand op'haar behaald."
Wij rookten een poos, zonder iets te zeg:
gen. Mijn gedachten keerden terug naar
den kofferfabrikant, dien ik een bezoek had
gebracht, en ik vroeg mij nogmaals af, of
het genoegzaam bewezen was, dat de kof
fer te Parijs het eigendom van Paul was.
„Hoe komt het nu, mijnheer Harvey,"
zeide ik, „dat de k offer fabrikant te Lon
den den koop van uw koffer niet heeft
geboekt?"
„O, dat is gemakkelijk te verklaren,"
hernam Paul. „Ik bad een aankondiging
van hun fabrikaat gelezen, en daar ik juist
iets van dien aard gebruiken kon, bracht ik
hun op zekeren dag een bezoek, toen ik
tcevallig daar in de buurt kwam, en kocht
een koffer. Ik betaalde dien contant en
Oöïc hem op een huurrijtuig mee."
„Wanneer was dat?" \rocgik, „en waar
bracht ge den koffer?"
„Ongeveer twee maanden geleden. IIc
reed regelrecht naar Greenwich, waar ik
mijn kamers had en nog heb."
„Een lange rit", merkte ik droog op.
Mijn beroep had mij natuurlijk wantrouwig
gemaakt.
„U heeft gelijk, maar ik had verscheide
ne voorwerpen aangeschaft, die ik alle
maal terzelfder tijd mee naar huis nam per
rijtuig."
„En hoe dikwijls zijl ge sedert met uw kof
fer op reis geweest?"
„Slechts tweemaal. Eens van Greenwich'
naar Southend, en daarna verleden Maan
dag van Southend naar Dover. Toen ik
hier aankwam, bevond ik, dat ik met mijn
sleutel den koffer niet open kon krijgen.,
Ik dacht, dat er iets aan 't slot beschadigd
was, en liet hem openbreken. Tot mijn ver
wondering zag ik daarin een photographisoh
toestel dat ik terstond herkende als toe«
behoörende aan mejuffrouw Simpson. Ik;
zorgde voor een nieuw slot cn zond den kof-*
fer den volgenden morgen aan mejuffrouw!
Simpson. Ik dacht terstond, dat de koffer»
verwisseld moesten zijn, want ik wist, dat
mejuffrouw Simpson er precies zoo een als
ik I>ezat, omdat zij hem op mijn aanraden
had gekocht. Ik wou voor geen geld ter>
wereld, dat zij eenige papieren en andere-
dingen, die ik in mijn koffer had, onder,
de oogen kreeg. Maar ik zweer u, dat ik
er destijds in de verste verte niet aan daehb
mijn tante te hebben gedood. Ik moet niet
gewebcji hebben wat ik deed."
(Wordt vervolgd.).