VGDR DEJEUGD
1EIDSCH DAG&lAD
Goede oniossmgen ontvangen van:
Correspondentie.
No. 15689.
Woensdag 12 April
Wees voorzichtig in Uw oordeel.
Hoe kleine Gnns nit logeereu ging!
'hij nam hem toch maar een rirn'dió rnoo- Ijccu-
dort zat niet op zijn gftfifek. on rvbmocuxle
al dien tijd. onderweg over '1»; ie nemen
'lichting* oerst ruuhta, dau weer links, dan
'wéét ïeohts, tot je bij een heg kwain en
(dan zag je vonSilf aeir hekl Hè, wat duurde
-het nog lang; 't wm net <vf de auto hem
(niet vlug genoeg ging daw» k<**r! Eiudelfyk
'mooht Lremtert «r uit en óf hij bJl.r was!
„Ik heb zoo'n idee, dat. dien kwajongen
;<ww voor don gek gehouden heeft.," dacht
•de chauffeur. Én hij vroeg nog eens con
'ander om inlichtingen, en merkte, dat zijn
achterdocht dufi maar 41 te zoor gvgrond
was. Do damé kwam nu te laat voor haar
theoviaito on zolve vond zo dat niet zoo
'heel <«-g, maai* de chauffeur WM geraakt
'in zijn oor en nam rich voor, dat hij hot
'don kleinen jongen wel in zoti pdporoti. Hij
»hftd nu xelvc conigc uren vrij en infor-
moerde eens bij het dienstpersoneel, wie dat
ijongnntjo wol kon zijn, dat er zua en zoo
'uitzag, en nu beschreef hij Lcendort- Hot
:eind van do zaak woe, dat hij one ventje
afwachtte on besloot zich te Wreken! Hij
(ging atilittff een boom fttaaiihad dc auto
[op ten zijweg gebracht on schoot op Leen-
dorfc af aln een pijl uit ©cn boog*
„Ha, daar hób ik je; nu mag je nóg tons
uit tuffètt, hoor! I» het je zóo gauw ge
noeg naar don rifl Kijk oons, al« - jo nu
oen i'iink eind van huid beMt, dan mag je
-er woer uit en dan moet jó mate' atdlletjes
afwachten tot een tWeóds auto je wear terug
rijdt I" Zoo sprak do chauffeur den jongen
toe on had hom bij don kraag gepakt on
in don au to geslingerd oer hijself nog good
wist wat hem overkwam!
Nu, dit ritje zou hein heugen! In vlie
gende vaart ging het boerenhofsteden voor-
bij, tot zo eindelijk bij oen grenssteen kwa
men, waar de verwoede mnn wel zoo ge
nat lig was hem ear uit te zotton.
Hij was nu uog verder van huis, dan hij
ooit geweest Was, en dat na den marsch,
dien hij toch al achter den rug hadl
Dood woo kwam hij thuis en veol lator
d*n gewoonlijk. Zijn vader ontving hem met
een geduchte schrobbocring cn hij vond den
hond in den pot!
Ik geloof wel, dat Leèndsrt voor goed
afgezien heeft van cenig bedrog aangaande
Lót wegwijzen aan auto's en zijn hótlo leven
lang .zal hij dio dingen wel eonigem wrok
toegedragen hebbenDaaromhcusch, geloof
mjj: de bes to boodschap is de man zelf en
dat, een man zonder auto, gewoon op zijn
beentjes
Iets over „kreukels*1'
„Verbeeldt je": iets over „kreukels?"
In oen schort? in een vel papier? of in...?
Neen, nergens in. Kreukels is eigenlijk
con vLs&chpi'sterm, als je wilt. De vissohers
verstaan onder „kreukels": de alikru.ken,
een soort van weekdieren, die gedurende
een gedeelte van het jaar op verschillende
planteen m de Zuiderzee worden gevangen-
Ze gaan „kreukelen" Op het „kreukeJvéld"
en rnaken soms heel goede- winsten. Want
de alikruiken, zijn zeer gewild al lijkt het
bi het eeret nu ook niet erg smakelijk,
ïoo'n weeks, vieze, grauwe kwal op te et,en.
Oplossingen der Raadsels.
i.
Kenaalrooeje.
II.
Zooveel hoofden, zooveel zinnen.
II,
S. de Waard.
„Magnolia," „Sneeuwkoningin," Bé v. cL
Hoeven, G. Stoeke, Robinson Crusoë,"
„Doornroosje," „Elfje," „Sneeuwwitje,"
Rika Vêldimyreu, Willem Gros, 8. de
Wizard, „Vroolijk Zangerstertje," Jean-
nette en Marietje Laoourt, Hemi Romanes-
ko, „Roadsheertje,'' Johanna Hemerik, J.
Rietkerken, „Blonde Elsje,' „Kleine Gre
nadier, „Kasplantje," „De Amsterdam
mer," „Postduif," Frans en Anna Kriek,
A* Bftrnard, „Paddestoel," „Schildpad,'*
Kov* Bernard, C. ValJentgocd, Ada Vlas
veld, Ario Gille, „Kleine Matroos," „Groe
ne Jager,"' Margaretha Bomli, A. Bomli,
A. Sirach, „Sfconto vrouwtje," A. Nijssen,
„De tweo J.'s," „Boschbesje," Joh. Zit
man, D. Houthof, Reimér Ververs,
„Sneeuwklokje," „Kleine Generaal," R-
Dikshoorn, Adriana Verkerk, S. öuds-
hoorn, J. en N. de Bruin, E Eooreman,
„Vroolijke Frans,"' „Pieter Marits," „On
rust," „Wormpje," Jo v. d. Upwich, „Blon
de F.liza," S. van Weeron, „Vioietje," „Ro
sa Fluweeltje," en H. Bfummelkamp,
Tina Riebeek, Nico Kloots, „Vinkje,"
Freek en Zus Bey, „Muzikant," „Twee
Zusjes," D. Rpuyman, „Oranjebloesem,"
Karei Kouters, „Zoet en Zuur/' A. de
Jong, „Tijgervink," „Populier," Theresia
Veeren, Nachtegaal,„Bósch'Anotnoon/'
F. Kooistra, „Twee Zusjes," H. de Wilde,
Dirk Weyers, „Twee Vi»schertje&," „Klei
ne Winkelier," C. v. d. Voort, „Kleine
Tuinman,„Paul Kruger," „Aronskelk,"
Ja-cob Key, Piet de Haan, Leo Chris-
tiaanse, „De kleine Zeeofficier," te L e i-
d e n.
Jan van Leeuwen, to A 1 p h o n.
Jansje Smink, te Benthuizen.
W. van Tongoren, te K a t w ij k.
Jacob Martens, „de Sohildcr," Johanna
en Neeltje Timmera, te Óegstgeest.
Jo Wiistenhoff, te Sassenheim.
Nelly Brusse, Corrtelis Honig, te Voor
schoten.
„H^t Wormpje," te Warmond.
Arie V#fi Santen, H. Binnendijk, Trijntje
K.iege, te Wassenaar
Martina v. d Haak, Maria dé Moöy, Hen-
drika v. d. Mey, „Hyacint en Tulp," „As-
feehepoetfiter," Gijsbert en Albert de Monyc,
„Tortelduifje," te R ij n s b u r g.
Johanna en Aartje Parlevliot, Willem de
Jong, Johanna van Tilburg, te Zoeter-
woudei
Prijzen vielen ten déél aan:
Rudolf Dikshoorn, Oorrie van der Voort,
te Leiden, en „Het Wormpje," te
W armoni
„D c k 1 o i n e Uiimi u." Ik kan me
nu niet meer herinneren, of ik die briefjes
ontving, vriendje. Je kunt het altijd zelf
nagum, door op te letten of je nftam op
de lijst van goede intenders Vermeld staat.
Anekdoten mag je zooveel inzenden als je
wilt; hoe meer hoe liever, clfs. Natuurlijk
mag je broertje ook meedoen, doeh de
schuilnaam dien hij opgeeft is reeds geko
te tl, wil dus een anderen bedenken.
Frans Koolstra. Van harte wolkom
In enten kring, nieuw raadselvriendje, ik
reken op je geregelde medewerking en
hoop je, door onze correspondentie spoe
dig nader te leeren kennen.
„V i n k j e". Als ik me niet vergis heb
je al eètte een êen prijsje gehad en dan
zijn natuurlijk eerst die kinderen San de
beurt, die nog niets gehad hebben.
„Het V i o 1 e t j e". kindje, ,vat heb
jij een prachtig cadeau gekregen I ïk kan
me voorstellen, hoe blij je bont met het
horlogewees er maar heel zuinig op, dan
heb je er nêt zooveel pleizier van aJs ik
van het mijne. Ik kreeg mijn gouden hor
loge op mijn lfde jaar e.i heb tot heden
toe nooit een ander gedragen.
„O n r u s t". Ja vriend, oijferraadsels
zijn mij eveneens welkom. Je moet echter
met inzenden nooit wachten, totdat dc
vorige geplaatst zijn, want je weet natuur
lijk niet of ze tl of niet goed gekeurd wer
den.
„Blonde Eliza". Ja meisje, het is
voor de kweekers inderdaad een énorme
j tohad», dat da laatste nachtvorsten de
1 bloembollen gedood hebben. Men wat er
na het mooie lenteweer, dat we begin Maart
hadden, niet meer op bedacht)
Adriana Verkerk. Het spijt me,
dat je vriendinnetje zoo ernstig ziek is, ik
heb innig medelijden met haar en hoop dat
ze spoedig een beetje zal opknappen.
R. Dikshoorn. Nu begrijp ik, waar
om je naar Laag-Soeren gaat. Wanneer
zal de verhuizing plaats hebben! Ik hoop,
dat je mij niet geheel vergeten Zult, maar
mij van uit je niouwe woonplaats nog eens
af en toe zult schrijven, hoe het je gaat.
Vriendelijke groetjes.
,,K leine Oeneraa 1." Het is in
derdaad een prettig vooruitzicht voor je,
om de a. s. vacantie bij je familie te
Utrecht te gaan doorbrengen, ik wensch je
veel pleizier en mooi weer.
Joh. Zitman. O kindje, wat heerlijk
voor jo, dat je nu althans zonder pijn bentl
Ik begrijp wel, dat het nog lang zal duren,
eer je volkomen genCzên Zult zijn, doch
als je nu maar een beetje vooruitgaat, dan
ben je töch op den goeden weg en dat is
reeds een voornaam ding. Vriéndelijke
groetjes en van harte beterschap.
„Dc kleine Matroos." Ja vriendje,
men kan niet altijd «n overal gelukkig zijn,
dat gaat nu oenmaal niet.
„Do Ams terd am mor." Ik beloof jè,
dat ik jo geduld niet al te lang op de proef
zal stellen, vriendje. Wil je mij niet ver
geten met het inzenden van raadsels en anek
doten
C. Val lo n tgoed. Neen ttunsjo, ik heb
heuscli geen tijd om naar de bloemententoon
stelling te Boskoop to gaanhetgeen me zeer
spijt, want te oordeelen naar hetgeen ik
er van hoorde, moot het er prachtig zijn-
Dat H. M. ct belang in dtelt verwondert
rnc niet, want Zij ie een bijzondere lief
hebster van mooie bloemen.
Met genoegen nam ik kennis van je voor
nemen, öm mij zooveel mogelijk nieuwe bij
dragen te sullen toezenden-
Koos Bernard. Zeker mag jè mee
doen vriendje, heel gaarne zelfs, want hoe
meer kinderen or bijkomen hoe liever 't
mij' is.
„Paddestoe 1," Daardoor moet je je
maar niet laten ontmoedigen meisje, je kunt
nooit weten hoo spoedig het geluk je
dicnètig Is.
„Kleine Ore n a d i e r." Ja vriend, Met
het inzonden van raadsels is 't, de aanhouder
die wint! Je moot jé fliet al te spoedig
uit het veld laten slaan, doeh telkens je
krachten opnieuw beproeven.
,3 attdsh eer t j e." Ja vriendje, zo héb
ben je goeil ingelioht, want het is inderdaad
volkomen juist Of ik eleotrisoho draden mooi
vind in een stad? Neen, dat nu juist niet,
doch men kan ér niet buiten.
„Vroolijk Zangs tert je." Welzoo,
wee jo zoo aangenaam verrast Nu, dat doet
me pleizier. Hét moet dan ook Wel prettig
zijn, als men in de oourant leest, een hoek
gewonnen to hebben.
ttJ »q V r o o 1 ij k," Zeker mag je tot mijn
rfadselkinderon behoorön, heel gaarne zelfs
én ik hoop, dat we elkander spoedig nadeer
zuilón looren kennen.
Arie ,de Jong. „Aeschepoet
ster." „Hyacint en Tulp," dank
ik vriendelijk voor de mooie prentkaarten,
die ik Van hen mocht ontvangen-
Pieter Oostenrijk. Neen vriendje, je
verzuim neem ik je niet kwalijk, want Zoo
iets kon eiknon overkomen; in 't vervolg
moet je do bezorging van je brief, maar
niet uitstellen, want het is zoo jammer van
i de vecgfetahe moeite.
MARIÊ XAJï AMSTEL-
A-i
Cato was een arme vondelinge; rij was
als meisje van dertien jaar uit het wees
huis gekomen en had een dienst gekregen
öp een woning, even buiten de atad maar
de vrouw des huiaes was niets lief voor
haar. Of ze nu cladbt: Cato heeft toch
geen vader en mood er meer, die haar be
schermen, óf dat het meisje wel wat erg
onbeholpen washoe het ook zij of niet,
Catö moest allerlei verwijten hooren, dat ze
vuil, onhandig on lomp was; on tóch deed
zij zóó haar best! Maar weet je wat haar
nog het ergste griefde, de vrouw had haar
een dievegge genoemd, omdat ze een ring
kwijt was, waar ze vast en zeker het meisje
van verdacht. Dn Cato kon zich niet recht
vaardigen, want het ding was en bleef weg
en zij was maar alleen met de juffrouw in
Kuis, die er een eed op had kunnen doen,
dat ze den ring op de wasohtafel had ge
legd.
Cato had anders heel wat na te loopon
en te verzorgen, dat verzeker ik je want
al waren ze maar met haar beidjes, een
buitenhuis is in den regel ruim en de tuin
brengt veel vuil in huis. Bovendien hield
de juffrouw or een heele menagerie op na:
hennen en kalkoenen, een paar eenden in
het vijvertje, een stuk of vijf konijnen, een
hond, een kat, een kanarievogel, een ekster
ja ik weet niet wat al 1 En. al die dieren
waren (lol op Cato, en omdat het meisje
booit een brutaal woord zei, zag do juf
frouw dan ook wel eens wat door de vin
gers van slordigheid.
Maar ziet, op een goeden dag had ze
bezoek gehad en nadat de vaten in de keu
ken gewassohen waren, werd weer een zil
veren lepel gemist 1 Neen, d^t was nu
toch al te erg; er waren aoht lepels naar
de keuken töe gegaan, door den gootsteen
was ar geen gevallen, dus daar moest on
eerlijkheid in bet spel zijn en natuurlijk
van niemand anders dan van Cato. Het
meisje werd weggejaagd en do juffrouw
had wel erge spijt dat ze haar mdste, want
dat het kleine ding flink de handen nat de
mouwen had gestoken, dat bleek nu.
Op een avond was juffrouw Marie dan
ook doodmoe in de keuken op een stoel
neergevallen, ook weer bezag met lepels
en vorken waseohen, toen ze ineens de
ekster zag binnenvliegen, die zeker dacht,
dat zijn meesteres al onder ze3 was, en
die vloog weer met oen lepel in den bek
weg. Daar was nu bet geheim veiMaard
We nare ekster, die ze nog al zoo verwend
had, met klontjes auiker, &ls hij vrij kwam
binnen gevlogen van uit den boom waar ze
haar nest had gemaakt. Het nest werd on
derzocht door den tuinman, die er met een
ladder bijklom en die vond: den zilveren
lepel, een sleutel, den ring, enz., te veel
om op te noemen, allemaal glimmende
voorwerpen I
De juffrouw had nu erge spijt van haar
beschuldiging jegens de arme Cato, maar
gelukkig wa» dit nu nog heel goed te ver
helpen en kon 'et meisje weer in haar eer
hcTstold worden. Dat was een voldoening
voor de kleine meid. Op haar verzoek
bleef de ekster dan ook nog in genade aan
genomen: zaj zou wel dubbel va n tegen
vergrijpen en bovendien..... als men al eens
iets glinstercnds miste, wist men, waar
men zoeken moest.
Dit liep nu alles dus nog goed af: Cato
had wel veel verdriet gehad maar 23e werd
tenminste volkomen in ihaar eer hersteld 1
Maar hier valt uit te leeren: „Wees voor
zichtig in Uw oordeel!" Tracht vooral
nooit iemand valscli te beschuldigen. Ver
plaats U eens in rijn geval.
Guus zou uit loge eren gaan bij rijn va
ders broer; wel was het niot zoo'n eand;
dat moet je niet denken, want gewoon
lijk legde hij tweemaal per dag den weg af.
Maar hij vond het zoo deftig, om ook eena
uit logeeren to gaan cn dus zou hij eon
heele maand lang zijn intrek nemen bij' zijn
Oom, maar dan ook van alles vergezeld:
kleeren en speelgoed en alles wat hij maar
noodig had om het leven te veraangena
men.
Het was met recht een heele verluchting
voor moeder, toen 's ochtends eindelijk zijn
koffertje weggehaald werdpropvol was
dat, want rijn bal en zijn blokkendoos on
rijn vlooienspel en zijn legkaart' en zijn
draaitol en zijn diabolo alles moest er in
gestopt. Los moest nog zijn noepel en ziin
wagon van van Gend en Loos mne cn zijn
schop en rijn juk met emmertjes.
En in alles kreeg hij maar zijn zin, want
hij was een beetje ziek geweest, moet je
woten, en nu zou hij daar wat bijkomen,
omdat oom heerenboor was en het ventje
dus den geheelen dag in de buitenlucht kon
zijn. Hij kwam daar aan tegon koffietijd
en werd afgehaald door Kr e lis, den knecht
van Oom, met het wagentje. En moeder
had nog stilletjes een kleine verrassing ge
pakt tusacihen zijn speelgoedverzameling,
een vlag met wimpel. Die kon hij dan bo
venop rijn. vestingen planten, die hij zou
bóuwen in den aarden waL
Guus kwam bij Oom, tegen koffiednn-
konstijid en hij mocht nu ook waarlijk wat
koffie hebben, met veel suiker on dikflee
room. Maar, o wee: Om dén uur werd er
gegeten esn ons baasje had. niets geen trek;
of het nu kwam van zenuwachtigheid over
het gewichtige logeeren óf dat het ongewo
ne gebruik van room hem al zoo verzadigd-
had, Guus zat met recht te werken tegen
het eten, en tante vond het niets aardig
van hem, dat hij den maaltijd zoo wpinig
eer aan deed, want ze had zich nog al 000
uitgesloofd, om haar neefje 's lievelings
koetjes klaar te maken.
Toen Oom en Tante na hot eten wat za
ten te dutten, ging Guus je gauw naar
boven* om rijn zaakjes uit te pakken- Moe
der bad hem nog al zoo goed ingelicht,
maar hij kon niete vinden. Ja, wat wm
Moeder toch goed 1 den heeten dag dm at
voott hen allen berig. En toen hij ziek was,
had ze hem alleen opgepast, cn vussohen al
haar drukte door,steeds den tijd gewonden,
om zijn kussen eens op te schudden, of
hom zijn kinderkrant voor te lozen, of hem
wat te vertellen van school, waar zijn
vriend Bram hem altijd trouw bonoht vtn
gaf, hé, was die maar bij hem. Hot wan
hier wel wat saai; oom en tante wtertn mI
zoo oudoom was namelijk de oudste barotr
van Vader en ze hadden geen, kiödoretL
Toen ons ventje eindelijk beneden kwam,
prees tante hém dat hij zoo stil was go-
we est, onder hun middagslaapje en nod, èt
hij maar eens gauw met Krelis en Ka mat
moeet gaan, die de koeien moeftten mel
ken op het veld, dat gaf Guus wel eeni#t
afleiding, maar toch was hij mater U4
dat hij 's avonds weer alleen naar Uwmi
kon gaan, naar rijn kamertje. Daar stond
tenminste 't koffertje, dat moeder had wr
gepakt en die gedachte alleen gaf iete ge-
zeJligs. Maar Guus kon den slaap maar nstè
vatten; beneden hoorde hij het gerinkd
van kopjes en glazen, want oocn en tonde
hadden visite en hij log daar 900 eefwim
boven. Hoo langer hoe benauwder wed
het hem om het hort; hoe langer boe meter
heimwee kreeg hij naar zijn moeder.
toen deed hij eindelijk iets heel geks: HQ
trok kousen en schoenen aan en verder ld
rijn hansophep hjj in het (tadte
terug naar zijn moeder. Het was een een
zame landweg, die naar huis voerde, masar
toch dioht bij huis kwam hij enkele men-
schen tegen en die keken wel wat vreemd!
MaUr dat hinderde hem niet: hij was Wf
moeder.
Hoe die opkeek, toen ze op dat lede mar
haar kleine Guus weer terug zag, is haast
niet te beschrijven. Het mooiste van de
grap is nog, dat moeder eerst dacht, dat
er h'em heel wat overkom .1, - zoo htriide
en snikte ons baasje bij het. weerzien. Toen
lachte zo haar jongen eens uit maar toch
met een traan in het oog, want zij begreep,
dat hij nog niot geschikt was „de wijd©
wereld" in te gaan. Hij hooide nog boj
moeder thuis, en vast druk,te ze haar klei
ne baas tegen rich aan.
Vader ging in allerijl cie zaak baj oom
Jan vertellen en die keken erg op vim
zoo'n raren neef, die hun ontloopen was,
U-. ijl ze nog al zoo hun beet hadden ge
daan, om het hem naar den zin te maken/
Maar dat komt oom en tante hadden zelf
geen kinderen gehad en ze begrepen zoo
niet, dat een kleine jongon van acht jaar
nog veel blijder is met een vriendelijk
woord, of een hartelijken kus, dan met den
lekker8ten pannekook of de smakelijkste
room.
Guus is niet meer uit logeeren gegaan als
drie jaren later, maar toen ging hij dan
ook drie uur sporene cc hij hield rich taai
cn ik wil je niet verklappen van de droevi
ge bui, die hij den eersten avond boven op
rijn kamertje bade