ZiEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 8 April. Eerste Blad,
Anno 1911.
PERSOVERZICHT.
Tweede Kamer.
FEUILLETON.
Üe ware soMdigge.
JS-686»
De lieer H. ter Kuüe Jzn., te Enschede®,
geeft in de „N ieuwe Rotterdam
se lie Cour." uiting aan de indrukken
■welke een werkgever gekregen heeft van
de discussies in de Tweede Kamer over het
ontwerp tot wijziging der Arbeidswet.
De hoofdindruk iswat een theoretiseercn,
wat een beoordeeling na lezing van bundels
papier, arbeidsinspecteurs- en congresver
slagen, academische proefschriften, statis
tieken en.wat een onbekendheid met onze
industrie. En d-oor die onbekendheid, welk
een onbemindheicl
Van den heer Schaper: ..Die (de werk
gevers) willen nu eenmaal alles, wat in de
arbeiders zit, in hun vrouwen en kinderen
er uithalen, dikwijls zonder geweten, zon
der schaamte, zonder eenige scrupules. Dat
is nu eenmaal het kapitalisme, en al die
meiiscken met hun modelinrichtingen, ik
geef ze cadeau, want als ze die nieuwighe
den invoeren, is het alleen om de arbeiders
nog meer te ketenen en uit te zuigen."
Yan den heer De Klerk, een academisch
proefschrift aanhalend: Laten wij toe, dat
de nadeelen van het industrialisme ook liier
te lande in hun verwoestende werking zich
openbaren in den gezondheidstoestand en
de zedelijke verhoudingen des volks."
Van den heer Goeman Borgcsius: „Vrou
wenarbeid in het textielbedrijf. Het spinne-
rijwerk is zwaar, vooral omdat het onder
ongunstige omstandigheden wordt verricht-
De kaard- en voorspinzaal is zeer stoffig
en de ruigspinzaal gewoonlijk ook zeer
warm. Vandaar de gewoonte der vrouwen,
om zich van bovenkleeren en kousen te
omdoen tijdens liet werk''; en na deze aan
haling: „Welk een toestand. Ik meen te
merken, dat men het aan den overkant zoo
erg niet vindt, maar het geldt hier toch
een kwestie van zedelijkheid. Verder moet
door het vele stof het haar gereinigd en
opnieuw opgemaakt worden. De zwaarte
van het werk komt eensdeels voort uit het
vele sjouwer werk met bakken en klossen,
van de eene- naar de andere machine, doch
vooral uit, de haast, waarmede gewerkt
wordt/' enz. enz.
Natuurlijk moet de leek-lezer uit dit alles
opmaken, dat het industrialisme een
mooi staaltje van kleineerende woordkunst
in zijn verwoestende werking uit den
bcoze is, zoodat de NederlandscKe industrie,
hoe eer hoe beter, van den Nederlandschen
bodem moest worden weggevaagd, dat de
toestanden in onze nijverheids Streken met
"ïen. uitgebuite, uitgezogen en geketende
arbeidersbevolking, met vrouwen zonder
kousen en- bovenkleeding, met haai-, dat
nog weer gereinigd en opgemaakt moet
worden, hemelschreiend zijn
O politiek] O boekengeleerdheidHoe stelt
gij de wereld der werkelijkheid op den kop,
maar erger. in welk een atmosfeer van
klefiiaciiting, hatelijkheid en haat wordt in
onze Haagschc Kamer over de belangen,
het wel en wee onzer industrie beslist.
Zou ik niet genoeg eer bewijzen aan alles,
wat bovenstaand aangehaald is, door er een
eenvoudig feit tegenover te stellen als dit:
dat liet aantal sterfgevallen per 1000 inwo
ners in Enschedé zoo ongeveer het laagste
cijfer aanwijst voor ons geheele vaderland,
of als dit: dat de verwoesting van de zede
lijke verhoudingen des volks gepaard lean
gaan met de bewaking van een 20,000 bedor
ven Hengclcscke zielen door een viertal
poli fcieagenten
Een andere indruk, dien het lezen op mij
maakte, was dezedat' die hooge heeren zoo
weinig met hun tijd meegaan, neg zoo ach
terblijven ergens in de vorige eeuw, zoo
weinig weten, welken vooruitgang, ook ten
opzichte onzer arbeiders, sinds jaar en dag,
gaande is. Komt eens kijken naar onze
nieuwe arbeiderswoningen, en vergelijkt ze
eens met de oudere, laat u eens rondleiden
in de nieuwere fabrieken, ziet onze arbei
dersbevolking, komende uit de fabriek of
•*s avonds en 's Zondags langs de straten fla-
neerend, en schaamt u dan, dat u deze men-
schen als minderwaardigen voorstelt, uitge
zogen, etc., zooals het oude, wel wat ver
sleten deuntje luidt, schaamt u dan over uw
prachtige aanhaling over het industrialisme
en zijn verwoestende werking, spreekt dan
niet meer over vrouwenarbeid m ons textiel
bedrijf waarvan gij niets gezien hebt
met den verontwaardigden uitroep „welk
een toestand!"
Intusschen beweert schr. stout en stijf,
dat onze industrie een zegen is voor de om
geving, ook voor de arbeiders, en dat hij
een goeden wensoh uitspreekt, wanneer hij
aan de andere deelon van ons land Twent-
sche établissementen mits liefst in een
ander vak toewenscht.
De „Nieuwe Rotterdamsche
C o u r a n t" betoogt in een artikel over
het debiet recht op tabak, dat
het verzet een eigenaardig&n trek in onzen
volksaard toont:
Een belasting van ongeveer 200 pCt.
op een genotsmiddel, dat voedingsmiddel
tevens is, als de suiker, laat men zich
welgevallen. Toen minister Kolkman een
der weinige kansen verspeelde, om van die
uiterst zware belasting wat af te krijgen,
bleef de wind liggen; geen sdbijn van een
storm brak los; over 10 pCt. op de tabak
raakt Holland in last, en lijkt de bewegmg
onbedwingbaar. Dit komt intusschen,
waarschijnlijk, ook hiervan, dat onze vrou
wen het kiesrecht niet hebben.
Het blad wijst er op, dat er een hemels
breed verschil is tusschen een debiêt-redlit
op tabak en accijns op voedingsmiddelen,
levensbehoeften van elkeen, cn redeneert
aldus
Worden, door een accijns of Wasting,
de levensmiddelen kunstmatig duurder
en wordt dientengevolge onder de minder
welgestelden heb gebruik minder dan
treft men direct de voortbrengende kracht
van een groot deel van het volk. En voor
zooverre accijnzen worden geheven van
artikelen, als zout, waaraan elk individu
ongeveer in gelijke mate volstrekte be
hoefte 'heeft, en dus het gebruik nauwe
lijks verminderen kan, werkt de belasting
in omgekeerde reden met de draagkracht
van de gezinnen.
Hoe geheel anders met de tabak. Hier
heeft men met een genotmiddel te doen,
waarvan het ^erbruik kan worden inge
krompen, ja zelfs gestaakt, zonder dat liet
vollk als geheel daarbij iets van zijn pro
ductievermogen zal inboeten. Daarenboven
werkt dit debietrecht wel degelijk naar
draagkracht. Het is wel ontkend, doch het
is, dunkt ons, onbetwistbaar. Bij gelijk
gebruik van tabak zullen niet allen, gelijk
ten aanzien van het zout, hetzelfde beta
len. Integendeel, er za,l een sterke proges-
sie worden verkregen. Het verschil in be
lastingopbrengst van den armen man, die
2-ets. -sigaren rooikt, en den beter gestel
den, welke 5-cts.-sigaren verbruikt, be-
loopt reeds 250 pCt. Dc aard van het de
bietrecht, dat naar den v oopsprijs van
de tabak wordt geheven brengt mee, dat
per verbruikseenbeid door_.de rijken veel
meer wordt betaald dan door de minder
bedeelden. De aanslag naar draagkracht
wordt vanzelf bereikt in den winkel aan
de toonbank, doordat ieder zich sigaren
kiest naar den prijs, die met zijn draag
kracht overeenstemt.
Over de M i 1 i t i e w e t dries tart „D e
S t a n d a a r d'
Reeds nu kan gezegd, dat de kansen van
de Militiewet goed staan. Het Kamerlid
Thomson trok er tegen tc velde, maar dit
verrast noch verontrust De denkbeelden
van den heer Thomson over onze legeror-
ganisatie wijken principieel ~af van wat
thans het eenig mogelijke bleek. Vóór de
Militiewet van 1901 neigde men nog van
meer dan één zijde tot zijn denkbeelden
over, maar de .sinds opgedane ervaring
toonde op overtuigende wijze aan, diat we
op die manier van den wal in de sloot ge
raakten, en ten slotte in volslagen weerloos
heid zouden vervallen. Dat nu desniettegen
staande de heer Thomson bij zijn eens in
genomen standpunt volhardt, is begrijpelijk
en pleit voor de vastheid van zijn overtui
ging, maar hij verloor alle kans, om zijn
denkbeelden tc zien triomfeeren.
En hiertegenover nu staat, dat generaal
Eland in „H etVaderlan d", en even
zoo -de redactie van „D e Nieuwe Cou
rant," zioli in 't genei-aal gunstig over het
ontwerp uitlieten. Met reserves. Dat kon
niet anders. En het kan zeer wel zijn, dat
ten slotte de Minister zelf inziet, dat er op
een of ander punt nog een wijziging ten
goede aan zijn ontwerp kan worden aange
bracht. Te meer, daar men blijkbaar niet
met een afbrekende, maar met een opbou
wende ca-itiek zal te doen hebben.
Blijkbaar heeft de Raad van Defensie
met zijn alarmkreet ten goede gewerkt, en
beging de Regeering geen fout, maar kweet
ze zich van een plicht, door dien alarmkreet
over te nemen. Natuurlijk mag men, ten
aanhoore van het Buitenland zulk een
alarmkreet over eigen Defensie niet hoo-
ren laten, of men moet weten, hoe het ge
vaar te keeren is. Maar nu de Regeering
met spoed haar ontwerp ter verbetering van
den toestand kon Indienen, bezat ze het ze
delijk recht, om dan ook het nijpende van
den toestand tot het besef van heel ons volk
te doen doordringen. Er moet niet alleen
gehandeld worden, maar er moeten offers
worden gebracht, en tot het brengen van die
offers moet overgegaan met grooten spoed.
Is men het in hoofdzaak over den nu te
volgen weg eens, dan kan dit de schrifte
lijke en mondelinge behandeling van het
ontwerp alleszins bespoedigen. Het debat
kan zich dan saamtrekken op die enkele
punten, waarover thans nog verschil be
staat, en dit vordert geen weken.
Doch te meer mag er dan ook op wor
den aangedrongen, dat de nieuwe Militie
wet met 15 Augustus e.k. reeds zal kunnen
werken. Anders toch verliezen we weer een
goed jaar, dat we niet verspelen mogen.
De Oommissie van Rapporteurs zal groo
ten spoed moeten maken met haar Voorioo-
pig Verslag, de Minister met zijn Memorie
van Antwoord, en nog in het laatst van Mei
of uiterlijk aanvang Juni zal het openbaar
debat moeten geopend worden.
Het „Sociaal Weekbla d" meld
de korten tijd geleden onder het opschrift:
Sta- atspension nee ring in Engc.
land:
Met 1 Januari van dit jaar is de uitslui
ting der bedeelden vervallen, zoodat deze
ook Staatspensioen, kunnen krijgen. Er
wordt gerekend, dat hiervan profiteeren
zullen 7529 bedeelden in werkhuizen, etc.
verpleegd, en 141,348 huiszittende armen.
De „besparing" op de kosten van armen
zorg voor deze laatste categorie wordt ge
rekend te bedragen 3 sh. 7 d. Per week voor
Engeland en Wales, 3 sh. 2 d. voor Schot
land en 2 sh. 2 d. voor-Ierland per hoc-fd,
waarbij, zooals het „Mu.n icipal Jour
nal", waaraan wij deze opgaven ontke
nen, terecht opmerkt, ton onrechte g*cn
administratiekosten zijn1 berekend. Voor m
werkhuizen o. d. verpleegden wordt de be
sparing gesteld op 5 sh. per week in Em
geland en Schotland en 4 sh. (j"d. in Ier
land. Op 3} et oogenblik kost een indoor
pauper" 10 sh. 7 d- per week. Als deze cij
fers juist zijn, zal heb Staatspensioen in
derdaad, met zijn maximum van 5 sh. per
week, een „besparing" medebrengen. Dan
wordt het echter volkomen begrijpelijk, dat
vele „indoor paupers'' bezwaar maken deze
weldaad te aanvaarden. Het „niemand
meer oud en arm" krijgt dan wel een iet
wat vreemde toepassing.
„De Nederlander", opmerkend,
dat de voorstanders der Staatspcnsionnee-
ring dé Staatsbijdrage als een recht willen
besefhouwd zien, ten einde het vernederende
van de bédeeling van die pensionneering te
ontnemen, voegt- aan het 'meegedeeld be
richt toe:
De beschouwing aan het slot van dit be
richt wijst er weer rtsns duidelijk op, tot
wat vreemde kronkelpaadjes en doodloo
pend e sloppen de als recht en breed afge
schilderde. weg van het Staatssocialisme
voert. Ook hier alweer straft de onnatuur
zichzelf, al zullen velen te dezen aanzien
nog ziende blind blijven. D© vernederde,
veroordeelde „bedeeling" door de gemeen
schap moest verdwijnen, moest plaats ma
ken voor een „recht", dat dc Staat den
ouden arbeider behoorde toe te kennen. Zoo
is geschied. Maar nu dat „recht" den be
langhebbenden minder toestopt dan die ver
oordeelde bedeeling deed, nu heet dat
recht, eensklaps een „weldaad", tegen wel
ker aanvaarding de pauper bezwaar maakt,
iets wat het „Sociaal Weekblad"
volkomen begrijpelijk vindt.
Vooruitgeschoven als beginselkwestie door
de voormannen, blijkt dc zaalk der Staats-
pensionneering voor de belanghebbenden
eenvoudig een duitenkwestie te zijn.
Recht? Fierheid?
Och wat, duitenGeeft de vernederende
weldadigheid méér dan het verheffend
recht, danleve de weldadigheid
En wordt de hoeveelheid Staatspensioen
niet spoedig opgevoerd tot het gemiddel
de peil der inkomsten uit die verfoeilijke
bedeeling, wel, dan zal het over een paar
jaar heeten: recht op bedeeling naast recht
op Staatspensioen.
Propagandisten zijn overal voor te vin
den.
De af deelingen der Tweede Kamer heb
ben tot rapporteurs over het militie-u ets-
ontwerp gekozen de heeren Thomson, Van
Veen, Eland, Van Vlijmen en Duym&er van
Twist.
Verder voor de wetsontwerpen:
Wijziging der wet op liet middelbaar on
derwijs de heeren De Kanter, De Visser,
Blum, Van Lennep, Van der Molen.
Goedkeuring van het tusschen Nederland
en Zwitserland gesloten verdrag nopens
overneming van onderdanen en oud-onder
danen; idem met de Argentijnsche Repu
bliek gesloten verdrag nopens geneeskundi
ge hulp aan on vermogendenonteigening
voor het verbreeden van Tempelier straat
te Haarlem; idem voor exploitatie van den
Betuwschen stoomtramweg in de gomeente
Eist; wijziging van het Vlldo Hoofdstuk
B der Staatsbegrooting voor 1910; nadere
bepalingen t. a v. de belasting van gedistil
leerd en vruchten; nadere bepalingen om
trent het vervoer, den uitslag en den in
slag van gedistilleerd; aanleg van een
stoomtramweg van Tjikampek naar Lema-
habang, enz.nadere verfhoóging en wijzi
ging van de begrobting van Suriname voor
1909 en verhooging- van het XIo hoofdstuk
der .Staat sbegrooting voor 1911, de heeren
De Jongh, Van Nispen tot Sevenaer (Rhe-
den), Bogaardt, Aalberse en Kooien.
Aanvulling en verhooging van het ITIdo
hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1911
(gekleurde ramen Vredespaleis)naturali
satie van A. Hethey en 9 anderen: wijziging
van dc begrooting van Ned.-IndiÖ voor 1911;
bouw van een Koloniaal Etablissement te
Amsterdam; aanleg van een spoorweg van
"Bandjar naar Parigi, de heeren Van Kar-
nebeek, Scheurer, De Ylugl, Brummelkamp
en Middelberg.
Opcenten op 's R ij k s d i r e c fc e
belastingen.
Bij een arrest van 17 Feb. 1911 heeft de
Hooge Raad beslist, dat naar liet. voor
schrift van art. 24 der wet van 22 Mei 1845,
laatstelijk gewijzigd bij dc wet van 16 April
1896 (wet op de Personeel© belasting), de
bepalingen dier wet omtrent voorrang, zich
niet uitstrekken tot de provinciale en ge
meentelijke opcenten, doch alleen tot de
Rïjks-opcenten. Deze opvatting is, volgens
de regeering, in strijd met de uitlegging, die
dc administratie tot dusver en naar de
ministers van financiën cn van binnenl. za
kken blijven meenen, te recht aan ge
noemd art. 24 heeft gegeven en welke uit
legging in de praktijk alt'Jd toepassing
heeft' gevonden. Het komt den ministers
daarom geraden voor, dat zoo spoedig mo
gelijk dc laatstbedoelde opvatting in de
wet uitdrukkelijk worde vastgestelden tc
meer achten zij dat wenschelijk, omdat een
verschillende behandeling van dc rijks- en
de andere opcenten tot moeiEkheden aan
leiding 'kan geven.
Derhalve is bij een daartoe strekkend
wetsontwerp voorgesteld, aan art. 24 der
wet op de Personeel© belasting toe te voe
gen de bepaling, dat onder opcenten wor
den verstaan niet alleen die, welke ten bo<
hoeve van het rijk, doch ook die, welke ten
behoeve der provinciën c n der gemeenten
worden geheven.
Vrijstelling van vaccinatie.
Het Voorloopig Verslag is verschenen no
pens de voorgestelde wijziging van de wet,
houdende voorziening togen besmettelijke
ziekten. Do wijziging beoogt om toe te staan;
dat kinderen die op medisch advies wegens
zwakte niet gevaccineerd mogen worden, tooh'
de lagere school bezoeken-
Verscheidene leden zouden er in het al-:
gemeen niet op tegen zijn door een kleine
concessie aan dc bezwaren van sommigen;
to gemoet te komen; echter zagen zij in.
dit ontwerp een bogin gemaakt met dé
slooping van het heilzame inenting? instituut
en zij konden niet overzien tot welke betreu.-:
renswaardigö gevolgen deze eerste stap zou]
leiden. Binnen korten tijd, zoo vreesden zij,
zal aan andere bezwaren woorden toegegc--
ven, hetgeen tot wetswijzigingen en rege^
lingen van veel verdere strekking zal voe
ren.
Ook betwistten verschillende loden, dat het
gebiedend noodzakelijk is aan dc bezwaren
van zuiver medischen aard, thans aan. dé
orde gesteld, aandacht to schenken- Dc be-:
kend geworden gevallen, waarin inenting on
gelukkige gevolgen na zich sleepte, wareutr
daarvoor niet talrijk genoeg cn een beroep'
op die gevallen gaat niet eens altijd opt
.wijl veelal niet kan worden bewezen, dat
de vaccinatie, niet de. vei waarloozing van;
do vcreischte voorzorgen bij deze kunstbewer
king, van nadeeligen invloed op de gezond
heid der gevaccineerde kinderen is geweest»
Sommigen wezen er op, dat zonder wets
wijziging aan het bezwaar, dat; de vacci
natie in enkele gevallen gevaarlijk is, zeer
wel kan worden to gemoet gekomen- Inunorai
kan in die weinig voorkomende gevallen;
afzonderlijk onderwijs oplossing brengen.
Eenmaal aangenomen dat niet-gcvaccineordc
kinderen gevaar opleveren in den omgang?
met ingeënt®, wordt door het ontwerp hef
belang der gemeenschap aan dat van enkelen.'
opgeofferd.
Ook zij, die principieel zoo al niet beslist
tegen vaccinatie tooh tegen vaccinatiedwang
gekant waren, wenschten, waar dit ontwerp
slechts beoogt eem feitelijk bezwaar van art»
17 der* wet., houdende voorzieningen tegen,
besmettelijke ziekten, uit den weg te rui
men en in beginsel bezwaren niet treedt, zich
to onthouden van wijdloopendo beschouwin
gen omtrent het geoorloofde en de wenache-
lijkheid der inenting. Met instemming liadJ
den zij van dit wetsontwerp kennis geno
men, toejuichend, dat van regeeringswegé
wordt erkend, dat jneiiting kwade gevolgen
kan hebben.
Terwijl conigen meenden voorshands mét
dit wetsvoorstel genoegen te kunnen nomen,
betreurden andoren echter zeer, dat dc Mi
nister er tegen op heeft gezien dieper op
het vraagstuk in tc gaan en dat door hem]
niet een oplossing aan dc hand is gedaaia,
waarbij de vrijstelling van inenting niet af-:
haukelijk wordt, gesteld van den gezondheids
toestand van het kind, maar volledige vrij
heid ten deze aan do ouders wordt voorbe
houden.
Enkele leden opporden hot denkbeeld aaji
een Staats- of enquête-commissie op to drar
gen een onderzoek in te stellen, ten einde
tot definitieve oplossing van bet vacoinatie-
vraagstuk te geraken. Ook van de zijde
van bon, die bet nut der inenting ten volle
waardoeren, kon, naar zij meenden, daar
tegen geen 'bezwaar bestaan, omdat lang
zamerhand bij den vooruitgang der medische
wetenschap nieuwe middelen kunnen wor
den ontdekt, die de pokziekte en haar ver
breiding tegengaan en er dus zeer wel ook
op medische gronden goede reden kan zijn
om den tot. dusver op gelegd en vaccinatie!-:
dwang op to heffen-
Vele anderen verklaarden zich echter tegen,
het instellen van een commissie, welke zij
voor bet doel niet noodig achtten en waar-,
door de hoofdvraag toch nooit tot oplossing
wordt gebracht.
10) -
De koffer was in Southend geweest; hij
was daar gekomen van Greenwich uit. Ook
de koffer van mejuffrouw Simpson was te
Greenwich geweest; vermoedelijk was hij
van Tooting gekomen. Wanneer en waar wa
ren zij verwisseld? Hoé was de koffer met
het lijk te Charing Cross gekomen? Wan
neer juffrouw Raynell te Southend ver
moord was in den nacht vóórdat de Simp
sons naar het' vasteland vertrokken, en
wanneer de Simpsons dien nacht in een
hotel te Londen hadden doorgebracht, hoe
kon dan mejuffrouw Simpson aan de mis
daad schuldig zijn
In de allereerste pfeut.r'Vivhih- het er nu
op aan, den oörsproiïkeTijken. eigenaar van
den zwarten koffer oiTËë i&pchoa.
VIII.
Den volgenden dag zat ïlc op mijn kamer
een rapport te schrijven, toen de heer Har
vey werd aangediend. Hij zag er vermoeid
en overspannen uit, als iemand, die den
geheelen nacht niet geslapen heeft. Wij
kwamen terstond tot de zaak.
„Ik heb nog eens nagedacht over uw be
zoek van gisteren, en ik zie in, dat' u van
ons een verontschuldiging kunt-verwach
ten. Het gedrag van mejuffrouw Simpson
moet u vreemd, ja onbegrijpelijk zijn toe
geschenen."
Hij hield ojj
„Niet in die mate als u misschien meent,"
gaf ik bedaard ten antwoord. „U moet be
denken, dat ik aan dergelijke onderzoekin
gen gewoon ben."
Hij keek eenigszina verbluft, clcch her
stelde zich terstond weder.
„U naamt dus een bepaalden indruk moe
naar liuis?" vroeg hij.
„Zou heb te veel gevergd zijn, als ik u
verzocht mij te zeggen, welke die indruk
was
„Dat zou inderdaad veel gevergd zijn,"
hernam ik, „en feitelijk min of meer onbil
lijk. Want u eischt van mij, dat. ik u een
mogelijk behaald voordeel uitlever, terwijl
gij mij daarvoor niets teruggeeft."
„U hebt gelijk," zeide Harvey. „Welnu
dan, wanneer u mij uw indruk meedeelt, zal
ik u eerlijk zeggen of die juist is."
„Welke indruk de juiste is?"
„O neen," luidde fluks het antwoord,
alleen of de uwe de juiste is. Ja of neen?"
Hij keek mij met een smeekend glimlachje
aan. Nooit heb ik iémand van zulk een in
nemend voorkomen leeren kennen en ik
voelde mijn belangstelling voor mejuffrouw
Simpson afnemen, naarmate haar onge
lukkige verloofde mij meer sympathie in
boezemde.
„Voor mij bestaat geen twijfel daarover,"
begon ik langzaam, „dat er twee, volkomen
aan elkaar gelijke, zwarte koffers bestaan,
en dat zoowel mejuffrouw Simpson als u
zeer goed weten, dat de koffer, op het
oogenblik in het bezit der Parijsche politie,
niet de hare is. Evenzoo is het u heiden
zeer goed bekend, wie de eigenaar is. van
den koffer met liet lijk, en gij beiden zijt
maar al t© zeer bevreesd, dat die persoon
als de moordenaar zal worden aangewe
zen."
Ik had zeer bedaard en met n ad ruit ge
sproken, terwijl ik mijn bezoeker daarbij
scherp in het oog hield. Op zijn frisch, jeug
dig gelaat', dat telkenmale van kleur ver
anderde, las ik de bevestiging mijner woor
den.
„U weet zeer veel," zeide hij met geheel
veranderde stem.
„Is mijn veronderstelling juist?"
„Zij is volkomen juist."
Er ontstond een poos stilte.
De heer Haryey leunde in zijn stoel ach
terover en keek in rijn hoed, dien hij in zijn
hand gehouden had Er zweefde mij een
vraag op de lippen. Hij was.eerlijk, oprecht,
en streefde er naar rechtvaardig tc han
delen. Waarom zou ik niet zien daaruit'
voordeel te trekken?
„Wie is de eigenaar van den zwarten
koffer?" vroeg ik eensklaps.
Het volgende oogenblik speet het mij zoo
onbescheiden te zijn geweest. De rijzige
gestalte van den Engvlschmanbegon hevig
te beven. Om zijn mondhoeken trok het ze
nuwachtig en er kwam als het ware een
floers voor zijn oogen. Hij bch'eerschte zich
met zichtbare inspanning.
„Zal ik spreken?" mompelde hij binnens
monds. Ik voelde die woorden meer dan ik
ze hoorde.
Hij stond op, trad naar het raam en keek
naar den levendigen boulevard buiten.
Eenige weken later begreep ik, welke ge
dachten hem op dat oogenblik moeten be
zield hebben.
„Neen," zeide hij eindelijk met klank-
Jooze «tem, 4#thefc kan myn plicht niet rijn
deze vraag te beantwoorden. Ik doo geen
kwaad, zulks te weigeren."
Dan kwam hij terug en nam zijn vroeger
voorkomen weer aan.
„U gelieve tc bedenken," zeide hij, „dat
noch mejuffrouw Simpson, noch ik iets be
paalds van den moord afweten. Wij beiden
koesteren slechts een vermoeden. God geve,
dat dit ongegrond moge blijken," voegde hij
er droevig bij. „Zooals de zaak echter nu
staat, ben ik besloten, alles te zeggen, wat
ik weet, maar niet alles, wat ik denk of ge
dacht heb. Ik geloof, dit voor mijn geweten
te kunnen verantwoorden. Het is mijn
plicht, den gang der gerechtigheid in gee
nerlei wijze te belemmeren, maar in het'
onderhavige geval is liet niet minder mijn
plicht dien niet opzettelijk te bespoedigen;
te meer, daar de politie misschien op een
verkeerd spoor is."
..Mejuffrouw Simpson gaat verder,"
merkte ik aan.
„Mejuffrouw Simpson zal het beste we
ten, hoe zij zich in deze zaak. moet gedra
gen," luidde het antwoord. „Ook dienen
wij in he^ °°g te houden, in welke vreese-
lijke ontsteltenis gebeurtenissen, als er de
laatste vier en twintig uren hebben plaats
gehad, uit den aard der zaak een jonge
dame moeten brengen. Zij is nog niet in
staav samenhangend tc denken of te spre
ken."
„Permitteer mij, dat ik in dat punt met u
in gevoelen verschil," zeide ik. „Mejuf
frouw Simpson is volkomen in staat', min
of meer samenhangend de autoriteiten door
onjuiste gegevens te misleiden; dafc hóeft
de Fransche politie al lang bespeurd. Wan
neer u de jonge dame nog mocht spreken,
zult u er wél aan doen, haar aan te raden,
voorzichtig te zijn."
„U wilt hiermede toch niet te keunen ge
ven dat mejuffrouw Simpson waarschijn
lijk vanwege de politie ernstig lastg geval
len zal worden?" vroeg de Engelschman op
gewonden.
„Zij heeft heelwat' meer te vreezen," ant
woordde ik droogjes.
„Lieve Hemel, dat is om gek te worden!"
riep de heer Harvey ontsteld. „Wat moeten
wij dan doen? Ik kan niet gelooven, dat' die
onzalige geschiedenis mejuffrouw Simpson'
op eenigerlei wijze in gevaar zou kunnen
brengen. Alleen de gedachte daaraan is
voor mij een ware foltering. Ik verzeker u
bij al wat mij lieilig is: zij is totaal on
schuldig."
„Dat betwijfel ik mét,' hernam ik, „maar
als dat zoo is, dan maakt zij zich tot mede*
pliclitige en medeplichtigen zijn nie^ on
schuldig."
De arme kerelTot nu toe had hij zich'
dapper gehouden, maar het denkbeeld, dat'
zijn verloofde eenig leed zou kunnen ge
schieden, scheen hem ten diepste te schok
ken.
„Wat, wat verlangt u, dat, mejuffrouw,
Simpson doet?" stotterde hij.
„Zij volge slechts uw voorbeeld," gaf ik
droogjes ten bescheid. „Geen onwaarhe
den, geen draaierij, maar oprecht antwoor»-
den, waar naar waarheid gevraagd wordt.*'
("Wordt- vervolgd.)