De dienstbode en de Arbeidsbenrs. Keizer Wilhelm en de Keizerin. Een vuiltje in bet oog. Jeenen wij omtrent „dwaallichten" het vol gende: Dwaallichten zijn blauwachtige vlammen, die boven moerassige streken en op plaat sen, waar dierlijke lichamen tot verrotting overgaan, zweven. Het bijgeloof heeft daar in booze geesten meenen te zien, die den wandelaar van den rechten weg doen afdwa len. De meeste en grootste dwaallichten worden in warme landen, gewoonlijk na de schemering in de eerste avonduren en bij stille luoht waargenomen. Gewoonlijk zijn ze niet grooter dan de vlam een er kaars, doch somtijds bereiken se de grootte van een flambouwzij worden door regen noch wind uitgedoofd. Meestal raken zij den grond niet aan, maar zweven zij op een kleinen afstand daarboven. Waarschijnlijk zijn de dwaallichten niets anders dan ont vlamd phosplaorhoudend waterstofgas, dat 'zich op alle plaatsen, waar dierlijke licha men tot bederf overgaan, in ruime hoeveel- jheid ontwikkelt en bij aanraking met de dampkringslucht ontvlamt. Het schijnbaar voortzweven en voorthuppelen der dwaal lichten is waarschijnlijk niets anders dan een verdwijnen der oude en een ontstaan van nieuwe vlammen. Eenige natuuronder- zoekers, onder wie ook Volta, hebben de 1 dwaallichten voor electrische ontladingen gehouden. Zeker is het, dat sommige ver schijnselen van dezen aard een electrischen oorsprong hebben. Wie mocht twijfelen aan hetgeen wij hier mededeelen, hij kome maar eens afzakken '•naar de lagere streken van het oostelijk ge deelte onzer provincie en wende zich tot do eenvoudig© landlieden, die hier en daar ver spreid hun huisje bewonen, en hij zal niet alleen het bovenstaande-, maar nog meer „wonderbaarlijks'uit den mond van den eenvoudigen plattelander kunnen hooren. De dwaallichten, van oudsher „Ignes fa- tui" (noodlotsviammen) genaamd, zijn, zoo- ais de correspondent terecht opmerkt, een volkomen verklaard natuurverschijnsel. Wat hier door hem wordt opgemerkt, dat die vlammende gassen niet door wind wor den- uitgedoofd, is dan ook minder juist. In 1859 werd reeds door den natuuikundige List in het Fuldatal opgemerkt, dat de Echtste luchtbeweging de dwaallichten doet uitdooven. Zeer juist wordt opgemerkt, dat deze noodlotsviammen niets anders zijn dan uit den bodem stijgende gassen, die bdj aanraking met de lucht ontbranden. Maar phosphoawaterstof kan het niet zijn, daar men dan een knoflookreuk zou waarnemen en witte lichtende dampen zou zien, wat bij dwaallichten nog nooit is waargenomen. Veeleer valt aan te nemen, dat (bet phos- jpboresceerende gas bestaat uit moerasgas met gering© bijmenging van p/hosphorwa- terstof of een ander aan de lucht van zelf ontvlammend gas. Vaak is ook waar genomen, dat het Johanneswormpje (La m- pyris noitillucca) de dwaallichten veroorzaakt en dat men deze laatsten ver keerdelijk voor iets anders houdt. In ons land, zelfs dd&r, waar goede Ar- beidsbeurzen zijn, voorziet men zich van een dienstbode nog altijd hoofdzakelijk door een advertentie of door een be steedster. In Duitschland, waar sedert 1 October j.l. de arbeidsbemiddeling wettelijk is ge regeld, waarbij o. a. is bepaald, dat de vergoeding voor de bemiddeling niet meer door de plaatsingsbureaux zelf, doch door de Regeering wordt vastgesteld, heeft Mar rie Heller, ten einde te weten te komen, welk aandeel de Arbeidsbeurzen in de plaatsing van dienstboden hebben, een vraag gericht tot de 80 voornaamste ge meentelijke Beurzen buiten Pruisen. Van die 80 hebben 67 ook bemiddeling van dienstboden, waarvan 60 kosteloos, terwijl zij van de werkgevers een kleine vergoe ding heffen, die meestal gebruikt wordt tot steun van tehuizen voor meisjes. De werkzaamheid der Arbeidsbeurs op dit gebied is het grootst in Zuid-D uitech- land en bovenaan staat München, waar zich in 1909 bijna 10,000 dienstmeisjes aanmeld den, van wie 7029 of 71 pCt. werden ge plaatst. Toch meldden zich bij 53 bemidde lingsbureaus aldaar nog 33,665 meisjes en 32,601 werkgevers aan, terwijl 13,630 plaat sen bezet werden. Als vergoeding ontvin gen deze bureaux 87,134 mark. In Nürn- berg meldden zich 4973 meisjes aan, van wie 4899 of 98 pCt werden geplaatst, doch ook hier werd nog een zeker wantrouwen tegen de Beurs geconstateerd. In het stadje Lin- dau, in Beieren, met 6500 inwoners, war den de open plaatsen in vier dagbladen bekend gemaakt en worden lijsten daarvan aan het stadhuis, op de stations en in de herbergen opgehangen. Dit geeft een grooten toevloed van werkzoekenden. In de Wurtembergsche gemeenten neemt het aantal aanbiedingen steeds toe, maar wordt het ook steeds overtroffen door de aanvragen der werkgevers. In Baden neemt eveneens het aantal werkzoekenden toe, doch verminderen de aanvragen van werk gevers en wel door de particuliere plaat singsbureaux. Hier wordt de Arbeidsbeurs in de kringen der belanghebbenden niet voor „vol" aangezien, omdat zij haar be middeling kosteloos geeft, welk bezwaar men elders ook ontmoet. In Constanz en in FreibuTg is aan de Arbeidsbeurs een tehuis voor meisjes verbonden, in stand gehouden door de vergoeding der werkgevers, waar door Hrel een zekere band tusschen de huis vrouwen en meisjes ontstaat; hier zijn ook het aantal aanvragen en dat der aanbiedin gen gelijk en konden ongeveer 82 pCt. der meisjes geplaatst worden, terwijl 65 pCt. der werkgevers bevredigd werden. In Pforzheim gaat men nu des Zondags de Beurs twee uren voor deze bemiddeling openstellen voor haar, die in de week niet er van bunnen gebruik maken. In Schlett- stadt, in den Elzas, werkt de Arbeidsbeurs met een katholieke vereeniging tot be scherming der meisjes samen, waardoor de particuliere bureaux geheel zijn verdwe nen. In Saksen is de werkzaamheid der Ar beidsbeurzen op dit gebied zeer gering; hier en daar heerscht ook zoodanige dienst bod ennood, dat zij door haar bemiddeling onmiddellijk een betrekking krijgen. In an dere Bondsstaten worden op sommige plaatsen goede, op andere geen resultaten bereikt, terwijl sommige Beurzen nog niet tot een dienstbodenbemiddeling zijn over gegaan. In Pruisen hebben 62 van de 161 Beurzen kostelooze dienstbodenbemiddeling ingevoerd. Keulen heeft daar de beste resultaten bereikt, n.l. 82 pCt. plaatsingen. Uit dit alles blijkt, dat in Duitschland de beweging wassende is en dat langzamer hand in de oude gewoonte verandering komt. Den 27sten Februari was het dertig jaren geleden, dat de Duitsche keizer in het ko ninklijk paleis te Berlijn zijn bruiloft vierde. Eenvoudig waren de omstandigheden, waar onder de Keizer keizerin Augusta Victoria leerde kennen. Zij leefde destijds als Prin ses van Sleeswijk-Holstem op het slot Prim- kenau, als een eenvoudige jonk vrouwe, eu schuwde geen huiswerk. In den herfst van 1897 had „Onkel Friedrich," de vader van prinses Augusta Victoria en intieme vriend van den toenmaligen kroonprins Friedrich! Wilhelm, aan prins Wilhelm een uitnoodi- ging gezonden voor een jachtpartij. Prins Wilhelm kwam een trein vroeger dan hij op Primkenau verwacht werd en vond dus aan het station geen rijtuig, waarom hij ie voet naar het slot ging. Het was halfelf in den morgen, toen de Prins aankwam en een jonge dame, de dochter des huizes, met huiselijken arbeid bezig vond. De jonge Prinses was juist bezig voor de ontbijttafel haars vaders versche boter gereed te ma ken. Op het slot heerschte groote vreugde over de onverwacht vroege aankomst van den gast. Weldra stonden aan de ontbijttafel de Prins en Prinses voor de eerste maal tegen over elkander. Prins Wilhelm was reeds op den eersten dag, zoo als hij later vertel de, verrukt over hef eenvoudige, goec!-our« gerlijke optreden van de jonge Prinses, bij wie geen spoor van hoogmoed was te be speuren. Nog denzelfden dag ving de jacht aan en de Prins en de Prinses ontmoetten elkander eerst den volgenden dag. Het ver* blijf van den Prins duurde slechts drie da gen, maar dit was lang genoeg om voor altijd een band te leggen tusschen beide vorstenkinderen. De grootvader van prins Wilhelm, de oude keizer Wilhelm I, en de vader, de latere keizer Friedrich III, waren dooppe ten van de Prinses, zoodat Teeds hierdoor nauwe betrekkingen bestonden, waardoor de afwikkeling der onderhandelingen vergemakkelijkt werd. Daar prins Wilhelm de toekomstige troonopvolger was, moesten' bij de keuze zijner gemalin zeer vele staats rechtelijke vragen opgelost worden, die veel tijd in beslag namen. Door hei ingrijpen van den ouden Keizer werden de onderhan delingen echter zeer verkort, en de ver loving kon reeds drie maanden later in stilte gevierd worden. Haar bekendmaking volgde eerst eenige maanden daarna. Het ongewapende oog staat uiterst ge makkelijk bloot aan beleediging van bui tenaf. De wind, die het stof van onze stra ten doet opwaaien, verschillend© vervoer middelen, die stof opjagen of rook en kooldeelen in de luoht brengen, hoe liaht kunnen zij het ontbloote oog aandoen ll Een vuiltje in het oog is een kwaal van de straat, een deel van ons openbaar leven, en op de honderd menschen zijn er zeker negentig, die, de een meer, de ander min der, met de onaangename gevolgen van die beleediging kennis hebben gemaakt. Er zijn gelukkig veel lichte gevallen, waarbij het vuiltje óf met 'het traan vocht spoedig verwijderd wordt óf met een en kelen geslaagden veeg met een zakdoek ver, dwijnt; maar talrijk zijn ook de gevallen, waarbij een zeer hinderlijke pijn optreedt en men geruimen tijd last kan hebben van het omgemaik. Bij een ernstig geval, bijv. wanneer men een kooldeeltje van een voorbijrijdende lo oomotief in het oog heeft gekregen, dat niet te verwijderen is, doet men het ver standigst een bezoek bij een oogarts té brengen, die met deskundige hand het parfl- keltje verwijdert en meteen zorg draagt^ dat er geen infectie kan ontstaan, wan neer de cornea soms gewond is. Maar niètj altijd heeft men een oogarts of gewonen medicus iu de buurt en voor die onfortuin-i lijken zullen wij raad geven hoe men zelf het beleedigd© oog kan helpen. Als men een hinderlijk vuiltje in het oog heeft gekregen, is de eerste, natuurlijke beweging te wrijven. Dat nu moet men nie| doen, want om verschillende redenen is (het slecht. Zelf moet men er niet aan knoeien, ten zij men een oogbadje bij de hand heeft. Want spoelen met niet te koud water zuiver natuurlijk wil het vuiltje wel een* verwijderen. Heeft men dit niet, dan roepe men de hulp van een ander in. Deze laat den pa tiënt rustig zitten en gaat dan het gekwet ste oog behandelen met schoon© handen. Eerst trekke men voorzichtig het onder ste ooglid naar omlaag, terwijl men den patiënt naar boven laat kijken en naar rechts en links. Ziet men nu het stofja zitten, dan verwijdere men het, het liefs^ met een in elkaar gedraaid watje" en, zoq men dat niet bij de hand heeft, met eeq punt van een sohoonen zak- of anderen doek. Ziet men het vuiltje niet, dan kan he| onder hot bovenste ooglid zitten, en daar' is bet niet zoo gemakkelijk waar te nemen. Het ooglid moet omgekeerd worden, zoo dat het roode deel naar buiten omslaat, Hoe slaat men zoo'n lid om? Het is eeq werkje, dat een zekere handigheid en veej voorzichtigheid vereischt. Met duim of

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 21