Dwaallichten en bggeloof. Don, de sprekende kond, die thans te zien is in den Wintertuin te Berlijn, met zijn jonge meesteres, mejuffrouw Ebeou btfurtenifi van belang plaats greep, die lane- matografiadh kan worden opgenomen- Als bijzonderheid wordt dan ook getoond het magazijn, waar de negatieve films be waard worden- Op het geheele terrein wordt vuur streng geweerd; rooken is vol strekt verboden. Bedoeld magazijn wordt extra bewaakt en verlicht door eleotrisohe "Lampen, die, van buiten aangebracht, haar schijn door de vensters werpendit ge bouwtje bevat een waarde van eenige mil- Eoenen francs; de inhoud is echter, behalve waardevol, in hooge mate gevaarlijk. Filmü zjjm hdjzcmder brandbaar etn zouden oen ge heel stadsdeel of een stad in gevaar kunnen brengen. Om dit gevaar te beperken, is er een near groot waterreservoir ingericht op een nabdjsta&nd hoog gebctaw; door aan wending van een klein toestelletje, kan de inhoud van het geheele reservoir, wat over eenkomt met de inhoudsmaat van het ge bouw, in een oogwenk daarin worden uit gegoten. Het enorme bedrag, dat deze films vertegenwoordigen, gaat dan echter totaal verloren. Het belangrijkste doel van de werkzaam heden van een kinemafabriek bestaat nog Steeds uit het theatrale gedeelte- De door nog velen gedeelde meening, dat de lrinAma^pp-nATnAn een samen voegsel zijn van werkelijkheid en kunstgrepen, is on juist; metselaars met hun steigers vullen in derdaad; fietsers, die in café's binnen tui melen en daar ettelijke tafeltjes en gas ten, alsmede eon groot quantum glaswerk vendelen, vertoonen do zuivere natuur- Het eenige, wat do illusie sterk in de ha.Tid werkt en do risico van do ledematen der artiste®. beduidend, vermindert, is het feit, dat do woeste vaart, waarin gewoonlijk deze tTiftynabhon zich schijnen voccrt to be wegen, meer geweten moet worden aan het gebruik van het toestel bij het afdraaien van de film, dan aan het individu, dat volstrekt niet gehaast is bij zijn vertooning en bedaard en goed overlegt, hoe hij zonder boenen bereken moet neerploffen- Men meende ten onrechte, dat de meube len, welke worden gebruikt om aan het einde van een scène gevierendeeld te wor den, karton of linnen als hoofdbestanddeel hebben; integendeel, het meubilair, dat men gebruikt, de vaasjes, evenals de bloemen tafels en étagères, de badkuipen en brand kasten zijn „echt". De voorradige meubelen en requisieten, welke in de magazijnen zijn opgestapeld, doraden menig eerbaar Hollandsch regisseur in verrukking kunnen brengen; de collectie is veelzijdig door de aanwezigheid van ge heele en gebroken „aapjes", een zeer dank baar en veel gebruikt requisiet in de kine- mawereid, fietsen, hand-, kermis- en kinder wagens, tonnen en vaten, die zoo dankbaar, voortrollen, en een ontelbaar aantal ledi kanten. Bij een bezoek aan de ateliers gaf iemand ar zijn verwondering over te kennen, dat ftUft hoeren decorateurs- bezig waren hun otp den grond uitgespreide „achterdoeken" in bonte kleuren pracht uit te voeren, ter wijl de weergave op het doek toch wit en Zwart ismen verzekerde, dat de onder vinding had geleerd, dat de decorateurs veel betere, sprekender decoraties leverden als xjj deze in kleuren konden uitvoeren. Hetzelfde geval doet zich voor bij het Weergeven der Boènes door de artiesten, die dikwijls met een zeer beduidende stem verheffing hun rol uitbrullenAls men «r niet baj sprak, zou de artiest de voor te stellen personen niet gloedvol genoeg weergeven, en de acteur, uit wiens mond men nu in spannende scènes als het ware de met pathos uitgesproken woorden kan p-flPKEAWj awp wellicht niet op tijd „inval len". TtrouwenS, alles is berekend om in stijl te blijven; als een drama af kotmisohe scène meerdere hoorneden verlangt, dan stelt men deze alle te gelijk op, wanneer de ruimte het toelaat, en speelt de scènes achter fl]1rR3i|r af. Deze toonaaien zijn opgeslagen in bui tengewoon groote en hooge zalen, geheel met glas gedekt; ten behoeve van veel en ongetemperd licht, bevinden deze ateliers ach meerendeels in de hoog er gelegen stads- yri^tgp, yoa Parijs. Dit licht m echter blijkbaar niet voldoende, want tijdens de voorstelling en opneming werpen ettelijke electrische lampen met groote reflectors haar stralen op het tooneel. Een zaak van belang is het vinden van geschikte onderwerpen, die den firma's ver strekt worden door vaste medewerkers, of aangekocht worden van degenen, die een ge lukkige inspiratie hadden en deze tegen be taling van zooveel komen aanbieden. Daarna gaat de regisseur aan het werk, die zijn deoors en medewerkers kiest en de scène zoo dikwerf doet repeteeren, dat de ka.™ a om een film te bederven tot een mi-, ui mum wordt beperkt. Een voordeel is, dat de regisseur tijdens het spelen van een scène luide zijn aanwijzingen -en opmer kingen kan blijven zeggen en invloed uit oefenen op de prestaties der spelers- Van daar het vele en dankbare gebruik, dat ge maakt wopdt van de medewerking van kin deren. Een der Twentsohe correspondenten van „De Nieuwe Courant" schreef: Dat in den tegenwoordigen tijd hel bij geloof bij de eenvoudige plattelanders nog lang niet is uitgeroeid, bleek ons nog de zer dagen, toen wij met ons tweeën in den vooravond op weg waren in een der lage streken van het Oostelijk doei. onzer pro vincie. Het was vrij duister, zoodot wij met eenige omzichtigheid behoorden voort te stappen over den eenzamen, landelijken weg. Plotseling verscheen, naar schatting op eenige honderden meters afstands, vóór ons op den weg een eenigszins blauw tint licht, dat ons soheen te naderen, ij meenden eerst, #hier te doen te heb ben met het licht eener gewone lantaarn van rijtuig of boerenwagen, doch plotse ling zagen wij, dat dit niet het geval wa* Het licht, ter grootte ongeveer van een kaarsvlam, stond eensklaps vóór ons, om daarna even spoedig terug te snellen, ons opnieuw te naderen, over on® heen te vlie ren en verder de richting van den grooten weg volgend, uit onze oogen want we hadden het zonderlinge verschijnsel goed nagestaard te verdwijnen. Wij erken nen, dat wij dit allervreemdste schouw spel niet zonder eenige ontroering had den waargenomen. Yan gedachten wisse lend over hetgeen wij zagen, kwamen wij weldra aan een landbouwerswoning, waar wij binnenstapten en van onze bevinding mededeeling deden. Zonder eenige verras sing of verbazing hoorde het eenvoudige gezin ons verhaal aan, tot bij het eindigen van ons relaas de boer zeide, natuurlijk in zijn eigenaardig dialect: „O, dat is niets bijzonders hier, we zien die dingen hier zoo vaak) maar vooral tegen,,bies- ter" (onstuimig) weer. Ik heb er in één avond wel eens een tiental gezien. Wij noemen ze hier „gleunige keerls" (gloeien de kerels), 't Gekste is, dat je die dingen nooit in handen (kunt krijgen. Onze jon gens lebben wel eens geprobeerd, die lich ten te omsingelen, maar het lukte nooit. Wat het eigenlijk voor dingen zijn?" ver volgde de eenvoudige landman heel ernstig, „weet geen mensch. Sommigen zeggen, dat 't booze luchtgeesten (duivels) zijn; anderen meenen, dat het zielen zijn van ongedoopt gestorven kinderen; en nog weer anderen, dat het zielen zijn van afgestorvenen, die hier op aarde nog het een of ander heb ben goed te maken, doch daartoe zelf niet in staat zijn. Men geeft dan ook den raad, om haar te vragen, wat haar nog tot het bekomen der gelukzaligheid ont breekt. Ik heb het echter nog nooit ge daan", besloot onze spraakzame man, „want om je de waarheid t© zoggen, daar voor ten ik wel een beetje huiverig; men, kan het immers nooit weten!" Toen wij den man als onze meening te kennen gaven, dat het missohien dwaal lichten warengassen, welke uit den grond opstijgen, keek hij ons met een paar groote oogen aan en snauwde ons toe: „Nou, ik hoor het wel, meneer, bij jouj zit 't het er ook al niet diep in; jij be hoort zeker ook al tot die „verlichte" stadsmenschen Wij achten het totaal overbodig, den man nader in te lichten en verlieten daar om, beleefd groetend, het eenvoudige wo- ninkje, welke groet ternauwernood werd beantwoord. De mensch en meenden natuur lijk met zulke half-ongeloovigen te doen te hebben gehad, die alles uit de ra tuur trachten te verklaren. Aan de in ons bezit zijnde gegevens out

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 20