Wo. 15686. 8 April. Anno 1911. •I# 'fliiii»ii;iïïii;ii;iiiii?liiiiTiiiiitiiiii:iisiii{^Mf' ZO N D AC 5 B IA D4 VAN HELT t- IÉID5CH DAGBIAD De snorbaard van Napoleon. Voor Bioscoopbezoekers. ~~~N~>OCOCCCCOCC<X De kleine Napoleon Bonaparte kende geen grooter ^eugde dan wanneer hij in de straten van Ajaocio een regiment zag voor bijtrekken. De deugniet vloog de trappen ai, wel vier treden te gelijk, rukte zich los uit de han den der dienstbode, die het toezicht op hem hield, en snelde naar de soldaten, dicht met hen opmarcheerend, zoodat zij hem allen van aangezicht tot aangezicht kenden. „Bonjour, soldaatje I" zeiden de oudsteD. Napoleon was niet weinig trotsch op dien bijnaam en haast tusschen de heenen der kerels doorkruipend, betastte hij met eer bied de scheede van een sabel, vroeg hij vaak smeekend, om een klein eindje een geweer te mogen dragen. Eens had een sergeant, een groote kerel, met één zwaai, soldaatje boven op zijn ransel gezet, en Napoleon was dien dag den koning te rijk. Green wonder dus, dat hij in zijn nopjes was, toen zijn vader hem op zekeren, dag een prachtige, nieuwe uniform cadeau deed, geheel naar zijn lichaam ge maakt, een uniform van koninklijk Bour- bonsch soldaat, dezelfde, die de soldaten droegen, in garnizoen te Ajaocio, waar een regiment lag, dat beroemd was en o. a. te Fontenoy zich schitterend had gedragen. Niets mankeerde aan de uitrusting van den knaap. Het kind trok het pakje dadelijk aan. Het zag er allerliefst krijgshaftig mee uit en heel de familie was er verrukt over. Maar het geluk van soldaatje was niet volmaakt. Een groot) plan was in zijn jeug dig brein gerijpt, het plan uit' huis weg te loop en in zijn mooi tenue en zich zoo aan ie koninklijke Bourbonsche soldaten te ver- toonen, zijn kameraden. Lang dacht hij oveT dit' plan na, en op een goeden morgen, tegen tien uren, toen zijn moeder en de dienstbode haar zorgen wijdden aan de huishouding, greep hij de gelegenheid aan, kleedde zich vlug, en, stil als een muisje, verdween hij, de straat op. Zoo snel hij loopen kon, begaf hij zich naar de kazerne. Hij kende op een prikje de oefeningsuren en wist, dat, op dit oogen blik, het regiment binnen was. Voorbijgangers zagen hem met nieuws gierige blikken na. Waar zou dat zoo uitgedoste kereltje heen moeten? Napoleon marcheerde intus- echen voort, met al de kracht zijner kleine beentjes, en heviger klopte zijn hart', toen hij het uitgestrekte gebouw bereikte,dat het Bourbonsche regiment huisvestte. Regelrecht hep hij op den sohildwaeht tos, die half stond te soezen, en, die, hem bemerkend, hem toebromde: „Wat wil je, ondeugende rakker?" Het kind bleef bedremmeld staan. Die man had dus niet eens zijn uniform opge merkt „Zoek je de kindermeid misschien?'7 ging de soldaat, spottend, voort). Napoleon steeg het bloed naar het hoofd, door zulk een beleediging. Maar de kameraden van het gardekorpi waren naderbij getreden, uit belangstelling in dit incident. ,,Ik behoor bij jullie f' riep de dreumes, manmoedig. De schildwacht sloeg dubbel van den lach. „Ja maar, er is iets, dat je ontbreekt V „Wat dan?" „Een snorbaard.'' Napoleon boog het hoofd. Groote tranen sprongen hem uit de oogen. Op dat oogenblik trad een oude sergeant nader. O, gelukkig! Het) dezelfde, die eens soldaatje boven op zijn ransel had ge zet. Hij zou zich dit zeker herinneren. En inderdaad, hij herkende het kind. „Huil niet, soldaatje, kom maar binnen. Je bent een van de onzen." „Maar... de schildwacht heeft toch de waarheid gesproken... ik heb geen... geen snorbaard..." „We zullen er een voor je opschomme len." De sergeant krabde zich achter de oc«*n dan sprak hij „Wacht maar in de cantine, dan kom ik zoo baj je." Napoleon bleef in gepeins achter. De sergeant ging op een snorbaard uit 1 Maar hoe zou hij het aanleggen De soldaten om hem heen lachten. „Hij zal er oen van katoen voor hem maken!" „Of van mossprietjes „Of van kattenhaar Middelerwijl was de sergeant de trappen opgeklommen naar zijn compagnie, waar de mannen op he^ voeteneind van hun bed de soep aten. Het was de kolonelscompagnie, de be roemdste der Bourbonsche soldaten, die het vaandel had gered. Te Fontenoy was zij haast weggemaaid. „Kameraden, je kent soldaatje, den dreumes, die tusschen onze beenen door loopt en die zooveel van ons houdt, een krijgsman in den dop?" yjJa, die kleine rakker." „Die hei; ver brengen zal..." „Hij lieeft een uniform cadeau gekregen, geheel zooals de onze, met alles, wat er bij behoort. Niets ontbreekt aan zijn tenue, niets dan één ding, dat hij niet missen kan: een snorbaard." Een schaterlach brak los. De soldaten waren naderbij gekomen. „Welnu?" „Nu ben ik bij jullie gekomen om te vra gen of je me helpen wilt." De mannen begrepen wat hij wou. Een hunner, het gelaat gekerfd door een sabelhouw, bromde: „Het heeft anders nog waarde genoeg, sergeant, 't is geen kinderspeelgoed." „Noul Geef het toch maar! Het; zal hem geluk aanbrengen!" En ieder, behagen scheppend in de grap, trok een Kaar uit zijn snor. „Asjeblieft."Voor soldaatje." Er waren bruine haren bij, rossige, heel harde, sommige gekleurd door tabakssap, vele ook peper-en-zout en zelfs spierwit. Een heele staalkaart in een oogenblik. En in groote opgewondenheid stond hei- kind te wachten. Een snorbaard 1 Men zou hem een snorbaard brengen I „Soldaatje, daar heb je de bullen!" Èn, met een beetje gom, boven de fijne lippen van den dreumes, plakte de sergeant de haren vast, aan iederen kant de helft. Verrukt' en «>od van blijdschap, vroeg het kind: „Van wien heb ik dien snorbaard dan?" En ernstig antwoordde de sergeant: „Van alle mannen der kolonelscompie, die het vaandel heeft gered te Fonte noy. Houd je snorbaard in eeTe." Napoleon zei geen woord. Hij boog zijn kleine gestalte en dan, terwijl zijn kleine hart vol was, maakte hij het militair saluut, en draaide zich op zijn hielen om, ton einde zich naar huis te. begeven, en zich aan zijn ouders te laten zien. Maar, ditmaal, toen de hummel het hek passeerde, sloot- de schildwacht de hielen •n presenteerde het geweer. Als mén zoo heel rustig in een Bioscoop- theater, bijv. in dat op den Rijnsburgscheai Singel alhier, hetwelk er zijn mag, zit to bewonderen alles, wat op het doek verschij ut, geeft men «tr zich gewoonlijk geen reken schap van wat or aan vast is om het resultaat, dat men er aanschouwt, te erlan gen. Menigeen ook zal daarvan niet zeer veel weten. Een juist begrip van de belangrijkheid van de daarmede in verband staande indus trie krijgt men pas, als men in de gele genheid wordt gesteld een kijkje te nemen in de ateliers en werkplaatsen der firma's met een wereldreputatie op dat gebied. Evenals in vele takken van industrie, waar fijn vernuft, vindingrijkheid en goede smaak een hoofdrol spelen, staat Frankrijk op het gebied van den kinema bovenaan. Minstens de helft der productie voor de geheels wereld komt uit Frankrijk, terwijl het gehalte van het geleverde algemeen er kend wordt als het allerbeste. De grootste firma's beschikken over een personeel van 1000 a 2000 personen, hebben kantoren of vertegenwoordigers in alle hoofdplaatsen van alle landen der wereld; verzenden haar pro ducten naar alle wereldstrek enzij rekenen zoowel Japan als Rusland, Siam als Mexico tot haar af nemer g- Behalve de verschil lende afdealingen der fabricage, vindt men daar o-m- eigen druk kerij/speciaal voor de banoodigde reclame, de groote theateraffiches in kleurendruk, ateliers, voor de vervaardiging van decors, enz., enz. Voorts vindt men een afdecling actuali teit, speciaal aangesloten aan het bureau Havas, de „Reuter' van Frankrijk waai* de telegrammen gelijktijdig arriveeren als aan de groote dagbladen, en waar steeds een ploeg gereed staat, om, gebruik makende van auto's of sneltreinen, onmiddellijk met de toestellen op reis te gaan, als er een ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 19