No. IE ©SO.
X>EZDSCH DAGBLAD, Zaterdag: 1 April. Eerste Blad.
Anno 1911
PERSOVERZICHT.
Brieven uit Warmond.
FEUILLETON.
De war® soMdeg®.
r Ook het „Utrechtseh Dagblad"
heeft'het plan besproken van den heer P.
Teunissen, om in eon nieuw maandblad. („D e
Plattelandcdo wording eener Ne-
tler 1 an d s c lio agrarische, p ar tij
yocr 'te bereiden en. to bevorderen-
Men zal daarbij de nooclige voorzichtigheid
liebbén te betrachten, meent het
;,U t-Qfechts ch Dagblad",, want al
wordt verzekerd,-dat men den agrariërs-naam
begeert zonder de politiek der agrariërs te
willen volgen, er dienon waarborgen gege-
yen, dat het Duitsche voorbeeld niet zal
worden gevolgd.
Zeker, de velorloi groote ,en kleine veree-
nigingen bij ons to lande op landbouwge
bied zijn tot heden te kort geschoten om
'te zorgen voor oen doeltreffende bcdrijfs-
cd'ganisatie, die den landbouw in staat
moet. stellen eén invloed op de wetgeving uit
te oefenen overeenkomstig zijn beteekenis..
(Wel worden de landbouwbelangen niet ge
heel over liet hcofd gezien, door de beide
Kamers der Stat cn-Gcnc raai, maar do be
hartiging er van i3 niet in overeenstemming
met de maatschappelijke beteekenis van het
bedrijf. De eerste de beste rumoerige vak-
verecniging vindt meer gehoor dan dc zwij
gende boerenstand.
Was er nu eenmaal een bedrijfsorgani-
teatie, dan zou deze van zich af kunnen
Spreken namens honderd duizenden en meer
kiezers, en werd aan de rechtmatige ver
langens niet voldaan, dan zou aldus de
'gedaèbtengang van den pleitbezorger in „De
3? 1 a 't1 e 1 a n d cr" de agrarische partij
een beweging kunnen leiden en Regeering
en Staten-Gencraai „mores." loeren.
Hc4 „Utreehtsch Dagblad" ziet
hierin het groote ge'vaar, dat. machtsvorming
en machtsgebruik allicht tot- misbruik zul
len leiden en in brutaal klasse-egoïsme ont.
aarden. ïot heden was men hier to lando
van graanrecliten-he.ffing afkocrig. Maar zal
dat zoo blijven, als eenzijdig groepsbelang
itot grondslag eener partij formatie wordt
i gemankt?
i Bedrijfsorganisatie valt slechts tos te
juichen; maar men blijvc vreemd aan liet
begrip eener „agrarische partij". De voor-
deelen van de eerste zijn ook zonder het
laatste te bekomen en voor do nadoelen
van dat laatste moge Nederland gespaard
blijven.
JDe agrarische beweging, waarvan „D o
Plattelander" de voorlooper wil zijn,
<»lage' er in, om, los van de portij-politick,
-den landbouwer te verlossen uit zijn staat
van afzondering, en aan den boerenstand
'de rechtmatige plaats in te ruimen in het
Zonnetje van den invloed.
„De rust van het veld en de volkomen
overgave aan het bedrijf zijn begeer ons waar
dige gcedecren- Maar wie zal ontkennen, dat
'«die afzondering ook haar kwade kanten
heeft? De plaats van den mensch is onder
de mensehen. De landbouwer heeft die woor
den al te veel miskend en met en door
zijn zelf gekozen isolement is hij al te veel
ëcn vreemdeling geworden in de volle, veol-
zijdige wereld rondom."
In een driestar Een leemte zegt
,,H et Centru m"
Dat er thans weer met eenigen s c h ij n
van recht en redelijkheid kan worden aan
gedrongen op het vormen eener agrari*
s o h e p a r p ij, wijst op een leemte in ons
partij-leven.
AVij hebben in 'b kort gelijk wij bij
'vroegere gelegenheden reeds meer uitvoe
rig deden onze bezwaren tegen zulk een
•partij uiteengezet en behoeven daarop dus
thans niet terug te komen.
Ook meenen wij als vrij zeker te mogen
aannemen, dat het ook nu bij een plan
blijven zal, als in de dagen van mr. Haff-
mans.
l iWerd meer bereikt, dan ware een groote
verbrokkeling te vreezen en zouden, naast
'de agrariërs, ook de andere standen zich'
vermoedelijk spoedig afzonderlijk gaan
Organiseeren, tot g'rooi nadeel voor onze
principieel© partijverhoudingen.
Het voorbeeld der agrariërs zou navol
ging a inden bij de middenstanders, bij de
arbeiders, bij de industrieelen, bij de amb
tenaren, bij wie al niét
De eenheid en noodzakelijke samenhang
der partijen raakte len eenenmale zoek.
Toch is het te voorzien, dat het niet de
laatste maal zal zijn, dat op zulk een afzon
derlijke groepeering wordt aangedrongen.
En hier komen wij tot de leemte in
ons partijwezen.
Bij herhaling hebben wij reeds de wen-
schelijkheid en noodzakelijkheid betoogd,
om bij voorkomende vacatures in de Tweede
Kamer en voor andere vertegenwoordi
gende lichamen geldt ongeveer hetzelfde
eerst de olgemeene vraag te stellen en te
beantwoorden: Op welke wijze heb best in
de ontstane vacature kan worden voorzien?
Anders gezegd: met welk element onze
partij in de Tweede Kamer, of elders, be
hoort. te worden versterkt.
Bij herhaling drongen wij daarbij aan op
de verkiezing van een landbouwer, of land-
bouw-specialiteit, gelijk wij ook de verkie
zing van een medicus of hygiënist, van een
militair, van een bekwaam arbeider in het
belang achtten van de partij en van het
land.
Jammer echter, dat die algemeene prea
labele vraag nog zoo dikwerf men kan
bijna van een regel spreken terstond
naar den achtergrond wordt gedrongen, en
onmiddellijk de kwestie van den pe r s o o n
op den voorgrond treedt, wat eerst m de
tweede plaats zou moeten geschieden.
Wanneer hierin geen verandering komt,
dan is nog menige moeilijkheid te duchten
en lijkt de mogelijkheid van verbrokkeling,
ook in den boezem onze r partij, niet uit
gesloten.
De kath. partij meet niet 6<1 echts plaats
bieden voor allen, onverschillig van welken
stand, of positie, maar men heeft ook te
zorgen, dat de verschillende elementen en
groepen van personen, welke zij omvat en
krachtens Kaar beginsel moet b 1 ij'v e n om
vatten, behoorlijke vertegenwoordiging
vinden in de openbare lichamen.
Alle eenzijdigheid daarbij is uit den
booze.
En met name is de verkiezing van een
afgevaardigde ter Tweede Kamer niet een
enge pe rsone n-k w e s t i e, of de zaak
van een grooter of kleiner kringetj e,
zelfs niet uitsluitend de zaak van een d i s-
t r i c t, maar raakt zij de g e h e e 1 e
p a r t ij als zoodaing en haar verhouding
tot het 'land.
Het' Duitsche Centrum geeft ons ook
onder dit opzicht een voorbeeld, dat over
weging en navolging verdient.
Onze vertegenwoordiging moet zooveel
mogelijk de weerspiegeling zijn van het volk
in al zijn. geledingen en rechtmatige stre
vingen.
Zij wordt dan in den vollen zin een volks
vertegenwoordiging, die de kracht en de
eenheid der partij garandeert.
Onder het hoofd Grootheid van ziel
zegt „Het Vol k"
„Land. on Volk", het hoofdorgaan der
vrijzinnig-democratie, brengt hulde aan enze
(de sociaal-democratisch cd Kamerfractie y oen-
haar optreden hij de behandeling der Ar
beidswet.
Dit verheugt ons;"want zoo menigmaal
gaf het da-gblad der vrijzinnig-democraten
blijk van benepenheid, van kleinburgerlijken
ooncurr'entiegeesl:, van snoepwinkclpolit-iek,
van toonbanklade-jaloezie. Men denke maar
eens aan onze petitionn e men Isac bicvaai^
tegen „Land en Volk" met. dezelfde oudc-
w ij venpraatjes kwebbelde als do kleine clc-
iric.alo pers:
Daarom doet het ons goed, dat er bekoe
ling is bij „Land c n Volk". Men leze:
„De sociaal-democraten hebben bij de be
handeling van deze wet de mooie rol ge
speeld. Vooral de hoer Schaper verdient
daarvoor lof. Als zij nu maar niet opsnij
den, dat geen „burgerman" iels voor do zaak
voelde. Zij hebben met ongekende haast, blijk
baar met dc bedoeling om anderen voor tc
zijn, zcodra het ontwerp aan de orde
was gesteld, alle amendeerbare bepalingen
geamendeerd en aldus door een soort van
krijgslist zich meester gemaakt van de lei
ding bij het debat. Hulde voor de vlugheid!"
Hcclemaal is de kruideniersgeest bij mr.
Marckant er nog niet uit. Maar Keulen en
Aken zijn ook niet gebouwd in één clag.
Laat ons niet dadelijk het onderste uit dé
kan verlangen. Het is al een heel ding voor
de partij der hooggeleerde, hoogwijze, der
alles wetende en alles kunnende lieeren, dat
de socialisten hij een hervorming der ar
beidswet hen in do schaduw, stelden.
Overigens hadden de heeren zelf nog vlug
ger kunnen ,zijn dan onze partijgenooten..
Het eindverslag over het ontwerp is uit
gebracht op 20 Ootobcr 1910. Van af dat
oogenblik kon men zich met het ontwer
pen van amendementen bdzig houdcii. Vóór
de Kamer Kerstvacantie ^kreeg, heeft de
president de hoeren gewaarschuwd, dat de
Arbeidswet onmiddellijk na hot reces aan
de orde zou worden gesteld. De soc.-dem.
amendementen verschenenv 9 Februari.
Wanneer de grootheid van ziel, die bij den
heer Marohant' begint te ontwaken, eenmaal
is volgroeid, zal rij hem wellicht ook tot
wat meer activiteit ten aanzien van ar
beidersbelangen brengen.
„H et Huisgezin" schrijft over u i t.
b rei ding van den leerplicht:
Opmerkelijk is, dat opeens velen ter
rechterzijde zich voor uitbreiding van den
leerplicht, zelfs tot het veertiende jaar,
verklaard hebben.
Tien jaar geleden was men nog om
een zeer zacht woord te bezigen schuw
voor het beginsel, en thans gaat men even
ver als sociaal- en vrijzinnig-democraten.
Voor het oogenblilk is de zaak, die in
direct. éven aan de orde geweest is, weer
van de agenda afgevoerd.
Maar niet voor lang.
Zij komt terug zooctea minister Heems
kerk zijn herziening der Leerplichtwet
indient.
Bovendien' is een wetsontwerp van de
sociaal-democratische Kamerfractie op
komst.
Nu moge men bij de uitbreiding van
den leerplicht drieërlei in liét oog houden.
Vooreerst of voor alle kanderen onder
wijs tot veertien jaar noodzakelijk is en de
Staat het recht heeft aan allen leerplicht
tot dien leeftijd op te leggen.
Op de tweede plaats of voor allo kinde
ren verlenging van iliet gewone school
onderwijs met twee jaar voor hun toe
komstige bestemming het incest gewenscht
en het meest nuttig is.
Op de derde plaats, dat uitbreiding \un
den leerplicht, naar een Kamerlid-school
opziener heeft uitgerekend, circa zes mil-
li-oen zal kosten.
Het kon, wanneer men de zanik nader
en dieper gaat bezien, wel eens blijken,
dat. de instemming-betuiging met uitbrei
ding van den lecrplicï|t voor allen wat te
vroeg was afgelegd.
Inzake het gewijzigd ontwcrp-B a k-
kerswet spreekt „D e N i e u w e C o u-
r a at" de hoop uit, dat het- nieuwe ont
werp alsnog worde gowijzigd, in dien zin
dat de mogelijkheid geschapen wordt tot 'b
zich combineeren van verschillende kleinere
bakkerijen tot één grooter bedrijf.
Dan zal zij ineent het b!ad een in
vele opzichten goede en heilzame wet zijn,
want zij zal het dubbele groote kwaad in
het bakkersbedrijf bij. den wortel aantas
ten, zij zal het bedrijf in zijn geheel niet
ontwrichten en niet dwingen in een rich
ting, waarin men moet hopen, dat het be
drijf in de toekomst zich liefst niet zal be
wegen uitbreiding van de kleine zaakjes.
De kleine bakker, die naar expansie van
zijn onderneming streeft, zal bij zijn pogen
alsdan den wetgever niet tegenover zicb,
maar naast zich vinden. Hij zal alsdan zijn
zaak op den voet van ploegenwisseling kun
nen inrichten of zich met vooruitstrevende
collega's onder goede voorlichting kunnen
ver eenigen tot een met ploegen werkende
associatie.
Bezwaren blijven overal, maar bij een re
geling als hier bedoeld zal de wetgever den
juistcn regel van wetgeverslk'unst volgen,
dat de ware gelijkheid niet bestaat in ge
lijke bejegening van allen, maar in onge
lijke behandeling van ongelijke grootheden,
dat is in het rekening houden met de ver
schillende toestanden, die verschillend© wet.
telijke normen eischen en rechtvaardigen.
Moge zoo hoopt het blad de Tweede
Kamer in die richting een oplossing zoe
ken voor de ernstige bezwaren, die de wet
gelijk zij nu voor ons ligt-, oplevert, en mo
ge de Minister in die richting met de Volks
ver tegen woordi ging meewerken. Dan zou
deze laatste ontkomen aan het alterna
tief: hetzij een wet aan te nemen, waarbij
aan groote belangen ernstige schade wordt
berokkend, hetzij haar te verwerpen en
aldus grove misstanden in een deel van
liet bedrijf te laten voortbestaan.
,,D e Nederlande r'teindigt uit
voerige beschouwingen met het uitspre
ken van de hoop, dat de Minister albhans
niet onverbiddelijk zal blijven staan op
zijn standpunt, den alleenwerkenden pa
troon den nachtarbeid te verbieden en den
gezel té straffen als hij langer werkt dan de
wet toelaat. ,,Heol groot is onze verwach
ting evenwel niet! In elk geval hopen wij,
dat de Kamer het belang van het geheele
bedrijf, bakkers zoowel als gezellen, groot
zoowel als kleinbedrijf, zal weten te stel
len boven elk ander belang!"
XXVI.
Hoe kort dc tijd. wélke iussch.cn dezen
en loijn vorigen Brief is vers (.reken, moge
zijn, er is zooveel en zooveel belangrijks af
gespeeld, dat er alle roden is zoo spoedig
dezen Brief to doon volgen.
Stemde mij hetgeen raijn vorig schrij
ven betrof niet zoo bijzonder prettig, ge
lukkig werd dio scheidiiigsmaTsch te vroeg
geblazen, en bestaat er alle hoop, dat wij
's burgemeesters ontslagaanvrage ingetrok
ken, do toestemming tot uitwoning verleend,
den burgemeester voor on/.e gemeente behou
den zullen zien.
De omvang van een verslag -eener Raads
vergadering kan natuurlijk niet van dien
aard zijn, dat men een geheel volledige lezing
krijgt van elke kleinigheid, daarin voorge
vallen en bovendien gedroeg do verslag
gever zich uiterst kicsch, door heb in te
groote opwinding gesprokene, waarvan men
zich altijd geen rekenschap kan geven, wij
selijk achterwege to laten- Er werden toch
harde, maar ware woorden gesproken-
Ten koste van mijn pseudoniem (of eigen
lijk niet,, want" ik vertrouwde het toe aan
een betrouwbare) heb ik mij eons zeer nauw
keurig laten inlichten en iemands gevoelen
omtrent do vergadering gevraagd, welke zoo
buitengewoon was en zoo'n bijzondere be
langstelling heeft gewekt, dat niet eens het
Dagblad kon afgewacht worden, om den
uitslag te liooren-
Daaruit putteud, kan ik het volgende neer
schrijven, dat als een „nabetrachtingop die
vergadering kan beschouwd worden-
Do Voorzitter liet hij het openen der ver
gadering goed uitkomen, ja, hij gaf later
nog openlijk tc kennen, dat hij wasgêschrdk-
-ken van de motie, wolko zoo scherp gesteld
was, en waairvan hij wei direct dc gevolgen
overzag, doch nog niet bepalen leotte
Van dat scherpe, dat lnj er zelf niet
in zag, wilde de indiener niet Itooren, én.
toen, wat verkeerd was, vielen woorden cn
woud men zich oniioodig op, cn werd van
„in vertrouwen gesproken" dingen mededec-
ling gedaan, die, urn het prestige van
personen en zaken, heter achterwege hadden
kunnen blijven. Het gesprokene kon over 't
geheel zeker niet gerangschikt worden on
der datgene, wat in liet algemeen belang
van do gemeente wordt gesproken. Ook niet
geacht worden te zijn tot bevordering van
de goede verstandhouding onderling. En toch,
het lichtte den sluier op, en dood zien pp
welke wijze en in welke richting gewerkt
wordt als iets van beteekenis ondernomen
wordt of een belangrijke zaak tc behandelen
komt.
Nu is liet in 't minst niet dc bedoeling
te zeggen, dat ongeoorloofde handelingen ziju
gepleegd, of dat een verboden weg is be
wandeld; doch dut vooraf niet alle leden
waren ingelicht, is zoo dadelijk nog niet
goed te praten.
Vare liet geheel een partij-vergadering
geweest, doeli dat kan het niet. geweest
zijn dan ware er weinig tegen te zog
gen; doch nu hadden diegenen, die niet er
kend zijn, tooh wel eenig recht van spreken'.: t
Dat dit mot opzet is geschied, en of dit;-
als do zaak niet zoo'n ernstig karakter had'
aangenomen, wel als zoodanig gevoeld zou-
zijn, zeker niet; doch or is een onwillokeui
rig verzuim gepleegd, en daarover moest'
men elkaar in zoo'n vroed gezelschap toch'
niet al té .lastig vallen.
Do geheele indruk, dien mén van de ver
gadering kreeg, was, dat men niet den omë
vang en do gevolgen der motie heeft kun
nen gissen, en dat de indiener zoowel al*
do voorstemmers, uitgenomen céii uitzond©*
ring, die do schaal niet kon doen overslaan,
spijt hebben van het genomen besluit, cu:
liever den burgemeester behouden, al woont]
hij .elders, dan hooi als zoodanig zien lieeiv
gaan.
Dat do burgemeester ocliter eveneens voor;
zijn gemeente en gemeentcnaren veel voelt*,
en gaarne hot bostuiu* in handen houdt, blijkt
uit zijn verklaring, dat hij tegenover allen,
geen -enk-den uitgezonderd, niet van stand-:
punt zal veranderen, en alles wilde terug»;
gebracht zien tot oen '„misverstand."
't Had beter geweest, aldus mijn zegs-i
_man, dat men wat meer godacht had aan
het spreekwoord: „Zwijgen is goud en spro
ken is zilver", waarvan één der aanwezigen
nog zoo'n prijzenswaardig voorbeeld gaf.
Voor den burgemeester moet bij al dat!
meer of minder aangename, hetwelk die voiv
gaderiug gaf, het zeer aangenaam zijn, dat
men zoo ondubbelzinnig blijken gaf van goede*
gezindheid voor zijn persoon, en do llaad
heeft-, achteraf de verschillende ingezetenen!
gehoond, juist de opinio'Van dézen voor
gegeven.
Niet weinigen Jicbbcn dan ookmet ge
noegen vernomen, dat de burgemeester zat
gedaan zien te krijgen, dat zijn onts lagan ik
vraag worde te niet gedaan, cn aan het
verzoek, van den Raad zal gevolg gogevert
worden, dat do Raad nu heeft uitgesproken.
Als wij even verder teruggaan, herinner
ik mij nog, dat vroeger èn burgemeester
èn secretaris to Leiden woonden, on das
toen gezegd word, als dan ten minste dor
secretaris nog maar in do gemeente was,
men er vrede mee zou hebbenwaarop des
tijds do heer Monnik zich te AVarmond ves-»
tigdc. En als men nu weet, dat do togen-:
woordigo gemeente-secretaris vlak naast
„Middendorp" woont, cn steeds voor all ei
en voor iéder klaar staat als het noodig
is. geregeld op alles en overal toezicht iiite
oefent; dat do burgemeester soms driemaal
op één dag do gemeente bezoekt, bijna clkon!
clag voor ieder is te spreken, bij elk voorn
val of elke gebeurtenis van bet-cekcnis pres
sent is, clan is eigenlijk voor hier hot be-:
zwaar niet zoo groot als liet eigenlijk wol
lijkt, en dc grootte, waartoe het opgeblazen
wordt, wel een beetje „zcepbclachtig."
Door hen, die voor het linancioolo voori
doel opkomen van dc gemeen tenoren, magj
niet .uit heb oog verloren worden, dat, ais!
in veel later tijd het burgemeesterschap mot
dat van secretaris, zooals vroeger, wrêu.1,
eens in één persoon vereenigd werd, men
ér geen gezin méér doof in dc gemeente
krijgt. Dan is het bovendien nog lang nioU
buitengesloten, neen! ik kan het wol ycf."
zekeren, dat do burgemeester nog wel den
gelijk eens hier zal komen wonen. Dit wacht'
enkel nog maar nu zal ik cans uit daj
school klappen cp do verbetering dér
riolocring. Als n.l. tie gelegenheid er zi^
zal, dat men zonder over plassen on slootj
te moeten springen, bij regenachtig mi
van het station het clorp kan bereiken, kf
men weten, dat die tijd nabij is.
SPECTATOR. S
fitiadcrlierstclIingK- en Vacantio-
kolonies.
Op de volgende data worden de kolonie-
huizen van het Centraal Genootschap ge
opend
Zwartendijk, te EgmoncTnan Zee: 13 Mei.
Kerdijk en Zeehuis te Egir.ond aan Zee-
20 Mei.
Noordwijk, te Noordwijk aan Zee: 19 Mei
Weezenkas en Kinderhuis, te Nunspect:
12 Mei.
Zonneheuvel, te Hoeven (N.-B.): 12 Juli.
2)
Ik stond thans clioht achter de beide da
mes. De taankleun'ge kommies was nu
teruggekomen, had de kleederen en het lin-
1 nengocd doorwoeld, een minzame beweging
met de hand gedaan en was vervolgens
naar den zwarten koffer getreden, waarvan
men het touw verwijderd had.
„Den sleutel," zeicle een der kruiers,
„geef mij alsjeblieft den sleutel."
De jonge dame reikte hem een koperen
sleuteltje aan een ring met nog eenige an-
dere sleutels toe. De man stak het in het
slot, maar kon dit niet omdraaien.
,,Dht is de verkeerde sleutel/' zeide hij.
Een ander beproefde het met geweld;
maar l ét wilde niet lukken. Hij wilde een
anderen sleutel van den ring probseren,
'doch de dame hield hem met een vlugge
beweging daarvan af.
„Dat is de juiste sleutel," zefde zij mei'
nadruk. „Ge behoeft het slot niet' te be
schadigen."
Men beproefde opnieuw, tevergeefs!
„Breekt den koffer open/' beval de be
ambte met zachte stem „bét! is de goedo
sleutel niet."
Zonder aarzeling werd liet bevel uitge
roerd, in weerwil van het verontwaardigd
protest'der bejaarde dame. De jonge miss
verzette er zich niet tegen/Nadat zij één-
inaal. vruchteloos zich in de zaak had ge
mengdbewaarde zij een hooghartig zwij
gen.
Het slot werd met geweld verbroken en
het deksel verwijderd. Een witte handdoek
bedekte den inhoud van den koffer; hij
was niet gelijkmatig uitgespreid, maar ver
toonde kleine verhevenheden en kuiltjes.
De groote, met rood katoen gemerkte let
ters E. R. vielen terstond in het oog. Een
der mannen trok den doek weg en ik trad
nieuwsgierig naderbij, om te zien, wat zich
in dezen merkwaardigen koffer bevond, clie
hun zooveel moeite had veroorzaakt. Het
was een zonderlinge, ineengediukte massa,
oogenschijnlijk een pak, gewikkeld in een
zwaren doek of sjaal: het was liet lijk van
een mensch, van een in het ziyart gekleecïe
vrouw.
Nimmer - zal ik dat oogenblik vergeten.
Nu nog beeft mijn hand van zenuwachtig
heid bij het schetsen van dien onizettenclen
indruk.
In den koffer was niets anders dan de
handdoek en het lijk, dat men met geweld
in deze geïmproviseerde kist gewrongen
lïad. Het hoofd was tot op de maag naar
beneden geduwd; de voeten hacl men om
gebogen. De geheele gedaante was stijf ge
worden in dien onnatiuirlijken toestand en
de menschen hadden de grootste moeite,
haar er uit te nemen.
De inhoud van den koffer had mijn aan
dacht dermate in beslag genomen, dat ik
mijn omgeving er heelemaal door vergat.
Thans keek ik om mij heen en zag, dat de
oude mevrouw bewusteloos geworden was
en op den vloer lag, zonder dat) iemand op
haar lette, en dat de jonge dame, doods
bleek en als versteend, met wijd openge
sperde oogen naar het lijk staarde, dat de
kruiers op de toonbank hadden neergelegd.
Alle reizigers, die zich nog in de zaal bevon
den, drongen nader en slieten kreten van
schrik en afgrijzen uit.
„We moeten er een eind aan maken,"
zeide een der beambten, na van zijn eerste
verrassing eenigszins bekomen te zijn.
Verscheidene politie-agenten, die zich
steeds om en bij de deur ophouden, traden
nader en bevalen allen aanwezigen zich te
verwijderen. Het lijk werd weggedragen en
de twee dames werden in hechtenis geno
men. De oudste was nog altijd bewusteloos
en meest uit de zaal gedragen worden, de
jongere daarentegen slapte bleek en kaars
recht tusschen twee politie-agenten mij
voorbij. Voorloopig bracht men haar door
een zijdeur naar een ander gedeelte van
het gebouw, terwijl ik door den aandrang
der reizigers naar buiten werd gestuwd.
Daar zag ik mijn echtpaar een vigilante
binnengaan en hoorde dat de koetsier bevel
ontving hen te brengen naar het) „Grand
Hotel."
II.
Nu ik wist, dat het echtpaar, hetwelk ik
nagaan moest, goed en wel in liet' Hotel
zat, slenterde ik achteloos den boulevard
langs, steeds denkend over het tooneel,
waarvan ik toevallig getuige was gewor
den.
Eerlijk bekend, interesseerde ik mij veel
meer voor de twee dames, wier onverwachte
inhechtenisneming ik mede had aangezien,
darr voor de lui, de het kantoor aan mijn
zorgen had toevertrouwd.
Doch hoe weinig belangwekkend die zaak
mij ook toescheen, de uitvoering er van
moest ik op mij nemen, daar ze mij nu een- j
maal door mijn principalen was opgedragen.
Waar het voor mij vooral op «aankwam,
was, dat ik een paar dagen te Parijs werd
opgehouden en mij veel vrije tijd tér be
schikking gelaten werd. Met nieuwen ijver
verdiepte ik mij in het oplossen van het
geheim, dat toevallig te mijner kennis was
gekomen.
Twee volkomen argeloos uitziende Engel-
sche dames, die met tal van even argeloos
uitziende bagage van Londen naar Parijs
reisden en in een harer koffers het lijk van
een mensch' meevoerden, was zeer zeker
geen alledaagsche gebeurtenis.
AVat stak daar achter?
Ongetwijfeld een moord, welke op de
merkwaardigste wijze toevallig werd ont
dekt.
Een moordEen detective vraagt ter
stond: Door wien werd die moord bedreven'?
Dit is de eerste, de natuurlijkste vraag,
welke zich aan hem opdringt vóór alle an
dere vragen, die op den vermoorden per
soon betrekking hebben. De identiteit van
het lijk kan waarschijnlijk ook morgen nog
geconstateerd worden, doch wellicht is het
dan reeds te laat om den moordenaar te
vatten. Dus: Wie deed het? Wie is het?
Deze twee vragen oehooren bij elkaar,
maar in het brein van den deteotive ver
dient de eerste de voorkeur.
Voorloopig bood zich voor mij geen gele
genheid aan, om ook maar één dier vragen
te beantwoorden; doch ik kon héb niet
laten, ze mij telkens opnieuw te stellen.
Twee vrouwen en haar dienstmeisje
doch laten wij dit laatste een oogenblik
buiten aanmerking waren in hechtenis
genomen wegens een lijk, dat in haar bezit
werd gevonden. Wat wist ik van die vrou
wen af Zoo goed als niets, /.al men zeggen.
Zeer juist, en toch in mijn betrekking, wel
ke ik destijds bekleedde, zeer veel.
In de eerste plants wist ik haar namen:
of althans den naam, waarmede zij zich
noemden. Op tal van opgeplakte bagage-
adressen had ik gelezen „Mevrouw O.Simp
son, passagier van Londen naar Parijs."
Klaarblijkelijk was de bejaarde dame me
vrouw Simpson, of zij had ten minste on
der dien naam Londen verlaten. Ten twee
de wist ik, van waar zij kwam, althans van
waar zij het laatst gekomen was. De beide
dames en de koffer met het lijk waren dien
morgen tot omstreeks elf uren in Londcg
geweest.
Bovendien kende ik de nadere omstandig
heden der ontdekking en ik ging die nog
maals zorgvuldig na. De vraag, waarop
liet aankwam, was deze: Natuurlijk is het
onmogelijk nu reeds té zeggen, wie den
moord bedreef, maa.T het loont hier wel de
moeite elk dezer beide vrouwen af/mier-»
lijk na te gaan en een mogelijke „affaire"
uit haar te spinnen. Met de bejaarde clam»
is men gauw klaar. Ilaar gedrag tijdens het;
opzienbarende tooneel, ja haar geheele u r-
soonlijkheid -schenen het denkbeeld buiten
te sluiten, dat zij de moordenares was.
(Wordt vervolgd.)