TP N D AG5 BIA D IEID5CH DAGE)IAD VAN HET Ho. 15680. 1 April. Anno 1911. siiyiijiyyiiyiY?liii:?i»iiITIiiiI Te hoog gezocht. n^>~V^XXXX>CCCOCO<X~~~~ „Ik ben het vrijgezellenleven moe,'' zei de jonge dorpspredikant tot zijn vriend, den kantonrechter. „Dat begrijp ik, mijn waarde," luidde het antwoord. „Op uw jaren moet men een huiselijken haard vestigen, men wil een prettig eigen thuis, men wil een lief vrouwtje, men verlangt naar kinderen." „Oho, meneer de kantonrechter, uw droo- men zijn stout, zou ik meenen. Als men zélfs nog geen verloofde in uitzicht heeft „PapperlepapIk heb een half dozijn van die bengels en ik zou ze niet willen afstaan in ruil voor de heele wereld. Kinde ren behooren bij echtelijk geluk als een mouw bij een jas, boter cp het brood." .Dominee lachte zuurzoet en ant woordde: „Laten we met het begin beginnen: als m^n wil trouwen, moet men toch eerst een meisje in uitzicht hebben en..." „De wereld is groot, -dominee," hernam de kantonrechter, „en er zijn véle maagde- lijiis. Ik denk toch wel, dat ge al eens uitgekeken hebt, nietwaart met zulke voor nemens „Neen," gaf de predikant zóó beslist ten bescheid, dat de ander overtuigd was van de waarheid dier woorden, ofschoon ver liefden in zulke gevallen meestal met da delijk er voor durven uitkomen. „Ik zou niet eens weten, waar ik zou moeten zoeken," vervolgde de predikant openhartig. „Wanneer gij me zoudt willen helpen." De kantonrechter dacht na en zei toen glimlachend „Als ge inderdaad volhardt bij uw be- aluiil, zou ik u misschien wel kunnen helpen. Maar, discretie, nietwaar?" Deze zei de predikant van harte toe. „Welnu, ik ken twee dames, die heel graag predikantsvrouw zouden worden. Dat weet ik uit vertrouwbare bron van mijn vrouw. Het zijn twee bovenburen van een tante mijner vrouw." „Mag ik namen en adres hebben?" „Zeker. De tante woont Molenweg 5a; op de eerste, verdieping van dat pand woont een van dë beide sollicitanten naar de predikantsplaats; mama is een domi neesweduwe en zij moet een knappe doch ter hebben. Echter, als ik spreek van knap, dan breng ik over, wat mijn vrouw zegt. "Verder moet het meisje bescheiden zijn, goed opgevoed en beschaafd. Dan weet ik alleen nog van haar, dat zij juffrouw Groen heet." „Prachtig," zei de predikant enthusiast, „ik ben u hartelijk dankbaar. Zoo spoedig mogelijk ga ik er heen en hoop mijn aanzoek te doen. Ik ken den goeden smaak van uw vrouw (hier maakte de kantonrechter een beleefde buiging) en ik geloof onvoorwaar delijk in haar woorden. Juffrouw Groen moet om te stelen zijn." „Tot uw dienst, maar ik ben er nog niet. In hetzelfde huis, op de tweede verdieping, woont de weduwe Berg, die toevallig ook een dochter heeft. Edoch, zoo knap en goed als juffrouw Groen is, zoo leelijk en bazig en oud moet juffrouw Berg zijn. Vergeet dus niet, dominee, om niet verder te gaan dan de eerste verdieping. Denk er vooral om, dat ge éón keer soheltl" „Jawel, jawel, duizendmaal dank," zei de predikant, terwijl hij zijn vriend de l and drukte en, in zijn verstrooidheid, eerst een pook uit het haardstel nam in de meening, dat hij zijn wandelstok te pakken had, en toen goeden avond zei tegen de dienstbode, terwijl het 's ochtends elf uur was. Reeds den volgenden dag trok de predi kant er óp uit, om zijn aanzoek te doen. Groen en Berg, eerste en tweede etage, eenmaal schellen. Al die woorden dwarrel den hem in een chaos door den geest. Met kloppende slapen kwam hij voor het pand Molenweg 5a en spoedig had hij zich over tuigd, dat het bovenhuis in twee etages be woond was door de weduwen Berg en GroeD. Toen trok hij de stoute schoenen aan en trok zenuwachtig hard aan de sched. Nog een halve minuut van angstig, spannend wachten, en daar werd de deur opengetrok ken. Hij aarzelde nog even om naar boven te gaan, omdat hij even een schimmig beweeg van vrouwenrokken zag, die weer verdwe nen. Toen echter besloot hij het vrij donkere trapgat maar in te klimmen. Boven gekomen, werd de deur tegenover het trapgat opengedaan en hij blikte in het lieve, vriendelijke gelaat van een kleine, oude dame, die vroeg wat er van meneera dienst was. Hij kon eerst- geen woord uitbrengen en stamelde een excuus, dat hij zoo onaange diend was binnengekomen. Daarop vertel de hij, dat hij naar hier gekomen was voor een gewichtige aangelegenheid, stame lend kwam het er uit voor een teedere, een hartsaangelegenheid. Goede kennissen hadden hem namen genoemd enn..." De oude dame begreep nu ineens en kreeg een kleur van verrassing. Zij noodigde do minee uit om in het salon te komen en wel dra zat de bruidsjager in den gemakkelijk st en stoel van de mooie kamer. De oude dame had zich een oogenbiik ge ëxcuseerd; zij zou haar dochter de blijde tijding meedeelen. Een oogenblik later vernam de bezoeker een gilletje in de aangrenzende kamer en dadelijk daarop stoelgesohuifel en openen en dichtmaken van kasten en iladen. Het wachten van tien minuten, een kwar- tier misschien, bracht dominee niet meer op zijn gemak en vol angstige spanning zat hij naar de deur te kijken, waardoor zijn aanstaande verloofde zou moeten verschij nen. Eindelijk kon hij niet langer op zijn siótl blijven zitten en, onhoorbaar op het oapijt, begon hij de kamer op en neer te loop en Hij dacht over het meisje na. Ja, als zij op de moeder geleek, had de vrouw van den kantonrechter gelijk, want de oude vrouw was nog knap voor baar jaren en ook oen bescheiden, welopgevoed mensch. Langzaam ging nu de deur van het aan grenzende vertrek open en bevend, met ter neer geslagen oogen bleef dominee midden in bet salon staan. Zacht ruïschende vrouw enkleed eren na derden en een flink ontwikkelde, witte hand werd hem toegestoken. Een groote, grove, niet meer jeugdige da me, met gerimpelde huid, stond tegen-, over hem. Zij?... Die?... Al, wat hij onderweg gere peteerd had, om haar, die hij 'lief zou en moest krijgen, te zeggen, was met één slag vergeten en het kwam hem voor, dat zijn denkvermogen, maar ook zijn wil voor eeni- gen tijd uitgeschakeld werden. Slechts die eene gedachte bebeerschte hem, namelijk dat de vrouw van zijn vriend, den kantonrechter, er al een zonderlingen smaak op nahield. Hij had zich nooit onder de vrouwenkenneTs gerangschiktdat zijn verloofde evenwel geen schoonheid was, daarvan was hij zich ten volle bewust. Na eenigen tijd maakte het jonge paar zijn bezoeken en overal, waar de bejaarde jongedame, die zich zoo jong mogelijk aan gekleed had, zich naast den scbuchfceren predikant vertoonde, was men zijn verwon dering niet meester. Ook bij den kantonrechter bracht men een bezoek en het had den gastheer de grootste moeite gekost zijn ernst en waar digheid tegenover het paar te bewaren. Nauwelijks echter was het, bezoek vertrok ken of proestend van het lachen riep de kantonrechter uit: „Daar is me die jongen toch een trap te hoog geloopen!" Reizende renpaarden. Het houden van renpaarden is een kost baar genoegen en de hooge inleggelden rouwgelden benevens de spoorweg tramspor ten doen deze sport het meest in de pa pieren loopen. In ons land wordt niet zoo over groote afstanden gereisd, maar in het buitenland is dat heel anders. Men zou tot een aardig totaal komen, als men eens uit rekende hoeveel kilometers beroemde paar den in hun leven aflegden pea* spoorweg wagen. Het zijn zorgvolle uren voor den eigenaar, trainer en stalmeester, als de renpaarden onderweg zijn want wat kan er onderweg, ja zelfs al bij het inladen, gebeuren! Het vorig seizoen raakte „Ma-fia," een der beste IVansche paarden, bij het inladen met een been tusschen wagon en perron en ver wondde zich zoo zwaar, dat hij niet meer op de baan kon worden gebracht- Wat is een trainer niet in spanning als de twee jarigen voor het eerst naar spoor worden gebracht, om een reis te ondernemen! Dik wijls brengt men ze al uren vóór het ver trek van den extra-trein naar het station om te „probeeren." Eigenaardig gezicht, datinladen van paarden. De oudere stappen als filosofen den wagon inf andere weigeren beslist het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 19