f
IiHIBSCH BA€I12]LJL13, üs&terdLag' 1 April. Derde DIad.
Anno 1911.
LEVEN,
Buitenlandseh Overzieht
FEUILLETON.
De ware scEiuldige.
tfo. 156C0.
Men vroeg 'een^ een tachtiger, hoe
"tang hij reeds geleefd had en.... hij soheen
''éenige moeite te hebben met het ant-
'JproorcL
Intuaschen, wanneer men die vraag tot
ï>ns richtte, zouden wij waarschijnlijk ook
Diet zoo dadelijk met het antwoord ge
reed zijn want wij zouden wel begrijpen
'dat men niet bedoelde, te weten hoe oud
^vij zijn.
En toch is eenig antwoord op die vraag
jvan het hoogste gewicht. Of iemand oud of
jong is doet doch betrekkelijk weinig tot
de zaak. Of hij werkelijk leeft, of hij reeds
Jang geleefd heeft, is daarentegen een zaak
van groote beteekenis.
In ieder geval staat* het vast, dat nie--
mand zoo lang geleefd lieefb als het getal
zijner jaren bedraagt. Een kind leert
,wel reeds eenigermate leven, maar leeft
niet. in den wezenlijken zin van het woord.
(Wij allen moeten èen oefenschool door-
loopen, waarin wij voor het eigenlijke leven
gorden voorbereid. Het leven moot men lee-
ten en de een leert vrij wat gemakkelijker
dan de ander. Daarom zijn er, die zoo ver
bazend lang op de banken der oefenschool
blyven zitten. Zij gelijken den student, die
,wel als zoodanig is ingeschreven, maar
nooit promoveert.
Er zijn er ook, die niet willen leven en
'die zelfs de school verzuimen, zoodr.a ze cr
toe in staat, dat wil zeggen aan den lei
band ontwassen zijn. Zij dragen wel den
titel van mensch, maar blijven altoos op
non-activifceit en als zij ophouden met hun
jaren te vermeerderen, houden zij niet op
te leven, want dat hebben zij nooit gedaan.
Die onwilligen vormen gelukkig de min
derheid; maar er zijn ook luien, die wel
i ,voor het leven klaar willen komen, maar
toch bijzonder slecht opschieten. In plaats
van geregeld over te gaan, blijven zij tel
kens een poosje zitten, hebben heel wat on
geoorloofd schoolverzuim op hun kerfstok
en beginnen al aardig in jaren op te schie
ten als de promotie achter den rug is. Trou
wens, is het eenmaal zoo ver gekomen,
clan mankeert er veel aan, dat zaj altijd
:maar geregeld zouden doorleven. Nu gaat
Ihet weer eens goed en dan scheiden zij een
poosje uit. Het gaat met horten en stooten
,en op een sukkeldrafje.
Nu zijn er zeker geen clie volmaakt leven
?en dat wordt ook niet van ons gevorderd
want waar de volmaaktheid bestónd, daar
zou de oefenschool voor het leven, maar
Ook het leven zelf als oefenschool, niet meer
'noodig wezen. Beter gezegd, omdat we
geen volmaakt werk kunnen leveren, daar-
om blijft het leven voortdurend een oefen-
fcohool, ten einde toe.
Alleen wordt van ons gevorderd, dat wijl
willen leven; dat wij ernstig pogen om
het werkelijk en voortdurend te doen.
En wanneer willen wij dan leven,
iwanneer trachten wij het te doen?
Als wij den ernst van ons bestaan begrij
pen, inzien dat het een doel heeft; als
wij plichten erkennen en bereidwillig zijn
om ze te vervullenals wij gelooven aan
roeping.
Leven is arbeiden; leven is uitgaan voor
'een zelfbewuste taakuitgaan om te zaaien,
te planten en voort te brengen en het stof
felijk bestaan te vereenigen met een rede
lijk en zedelijk beginsel.
Wij zeiden dat het er eigenlijk weinig toe
doet, hoevele jaren wij reeds tellen. Na
tuurlijk is dat maar betrekkelijk. Immers,
men mag van een mensch wiens jaren reeds
ver gevorderd zijn, verwachten dat hij lan
ger zal hebben geleefd dan jongeren; maar
het is volstrekt geen doorgaande regel. In-
tussóhen dit weten wiji met groote zeker
heid hoe hooger het getal onzer jaren ge
klommen is, hoe minder waarschijnlijk het
wordt, dat wij nog lang in de gelegenheid
zullen zijn o m te leven.
Naarmate wij ons verder van de jeugd
Verwijderen, mogen wij dan wel ernstig be
denken, dat leven arbeiden is. In bloot stof-
feli.jken zin moge de ouderdom niet de
meest geschikte periode zijn om te arbei
den, in onstoffelijken zin is het anders.
Op dat gebied behoeft het ons nimmer aan
vlijt en inspanning te ontbreken, noch aan
opgewektheid.
Op het veld van onzen wereldschen ar
beid is daar meestal de oogst reeds bin
nengehaald; maar op dat andere terrein
gaan wij steeds voort om het zaad uit te
strooien, wetende dat wij er den oogst niet
meer van zullen aansohouwen. Wij blijven
staan voor de taak, onder de stralen dei-
avondzon; wij blijven vol moed, schoon de
schaduwen van den nacht zich uitbreiden,
in het zalig bewustzijn dat wij dan toch ge
leefd hebben.
Er wordt wel eens gezegd van dezen of
genen: hij heeft niet tevergeefs geleefd.
Tevergeefs leven kan men echter alleen in
den zin van: op de wereld zijn. Die waar
achtig geleefd heeft, waarlijk mensch is ge
weest, die zal altijd iets tot stand hebben
gebracht en eenig doel hebben bereikt.
Hij is een apostel des lichts geweest die,
laat het dan zijn met vallen en opstaan,
den zedelijken vooruitgang bevorderd heeft.
Dit is wel een ontzaglijke troost. Onze
aardsche taak kan, voor- zoover het stof
felijke aangaat, zeer goed mislukken. Op
dat gebied kan men een levensdoel niet be
reiken en aan het einde niets verder zijn
dan aan het begin. Maar op zedelijk ge
bied is het anders. Onze arbeid aan den
grooten levensoogst kan nimmer g es h e el
falen. Daar zijn altijd bloesems en vruch
ten; daar is de hoop nooit uitgesloten en
is er altoos een einde dat den strijd kroont.
En nu moge de eene kroon schooner zijn
dan de andere, dat hangt samen met de
vorderingen, dio wij in de kunst van leven
hebben weten te maken.
Lio'nt, liefde en leven zijn geen drie af
zonderlijke zaken, al vormen zij te zamen
een schoon ddaverbkid. Het zou niet mo
gelijk zijn te leven zonder liet licht en het is
juist het licht dat léven doet en in het leven
bet meest tot ontkieming en ontwikkeling,
-tot wasdom en vruchtbaarheid bijdraagt.
Maar do warme gloed der liefde zal dat in
niet mindere mate.
Licht en liefde zijn eigenlijk de hoofdbe-
sta-nddeelen van het. leven dat, zonder de
zen, niet waarlijk goed, niet waarlijk rein
kan zijn. Als hooger licht ons bestraalt en
wij de liefde hebben, dan zullen wij niet fa
len, maar mogen wij hopen dat de akker des
levens zich bejaden zal met de heerlijkste
schatten,die te zamen een rijken oogst zul
len vormen, als de tijd der inzameling ge
komen is. N e m o.
De v r o de s-en arbitrage-rede
van den Engelschen minister Grey, heeft
thans vrijwel overal in de wereld rondge-
echood. De laatste weeitklank is gisteren te
Parijs gehoord in den Franschen Senaat.
D e 1 c a s s de minister van marine in
het nieuwe F ransche kabinet
heeft zijn begrooting verdedigd cn zijn be
kend anti-Duitsch gevoel is hem weer een
oogenblik te machtig geworden. Maar het
is wel teekenend voor de diepte van de
wrok, die er bij eiken Fransoliman nog zit
tegen Duitschland, dat deze stoek-onder-
water vrijwel eenstemmig door den Senaat
werd toegejuicht. Delcassé zei de dan in den
loop van zijn rede, dat de regeering in af
wachting van de algemeen© ontwapening
van welke, zooals blijkt uit de rede van den
Duitschen Rijkskanselier, voorloopig nog
geen spra'ke zal zijn, de behoeften der na
tionale verdediging in heb oog dient te hou.
den.
Delcassé voegde daaraan toe: Wij moe
ten voorkomen, dat wij overvleugeld wor
den door andere volken, die met bewonde
renswaardige volharding en energie schepen
op stapel zetten en hij verklaarde verder,
dat hij van de toegestane sommen een zoo
nuttig mogelijk gebruik' zou maken.
Ik hoo.p, zoo zeide hij, dab wij op deze
wijze een voortdurend sterker wordende,
goed geoefende vloot zullen krijgen, die zich
met eere zal kunnen vertoonen, overal
waar de eer en de belangen van Frankrijk
haar roepen.
Dit sloeg in en luide toejuichingen volg
den.
De kwestie van den moord op luitenant
Marchand,. die, zooals men weet, dcor op
roerige stammen in Marokko werd gedood,
kwam ook nog even ter sprake. Een lid wees
er op, dat deze moord nog steeds onge
wroken is-
De straffeloosheid, zoo betoogde hij; zou
noodlottige gevolgen hebben; de opstand
in Marokko wint reeds veld en de Sultan
is niet bij machte hem te onderdrukken.
Hij achtte het^bevreemdepd, dat Frankrijk
de wraak voor den dood van Fransche sol
daten aan den Sultan overlaat.
Minister C'ruppi antwoordde: Wij heb
ben de kwestie der bestraffing willen ver
binden met de uitvoering van de Akte van
Algcricas. Wij wilden bevorderen, dat de
Sultan de feitelijke machthebber zou wor
den. Hij heeff velf verzocht de schuldigen
te niogen straffen en wij kónden dat niet
weigeren, daar hij zeer zekér daartoe in
staat is. Het werk, dat; wij in Marokko tot
stand brengen, is een werk der beschaving.
Terwijl dit in den Senaat voorviel, was
in de Kamer de kerkelijke kwestie aan de
orde, waarover Briand gevallen is. Ook nu
ging het weer vrij heftig toe,al kreeg Mo
llis een voldoende meerderheid. Het ging
over het verleenen van machtiging in het
kiesdistrict van Constant, den onderstaats
secretaris van binnelandsche zaken verleend
aan de congregatie van de Dames Ursu-
linen te Bazas.
Minister-president Monls deelde mede
onder welke omstandigheden de machti
ging was verleend. Voorzichtiger wij ze w$s
van jaar tob jaar uitstel verleend in af
wachting van de opening eener leeken-
school. Constant kwam sle'chts eemaal tus-
schenbeide- en wel in heb jaar 1909. In het
dossier is geen spoor te ontdekken, dat
Constant ook nog op een ander tijdstip zijn
bemiddeling heeft' verleend. In het dossier
is niets veranderd.
Dezelfde moeilijkheden hebben zich vrij
wel overal voorgedaan, waar een congre-
ganistisohe school door een leekenschool
vervangen moest worden. De regeering
mag bovendien niet verantwoordelijk wor
den gesteld voor de daden van een vorig
kabinet/'
Monis beging weer een kléine onhandig
heid door te beweren dat; er weinig afge
vaardigden zijn, die geen stappen hebben
gedaan als Constant, hetgeen liude protes
ten veroorzaakte.
Ofschoon de rede van den Rijkskanselier in
den Duitsoh' en R ij kis dag van wei
nig instemming getuigde; voor de vredes
beweging heeft toch de Rijksdag gisteren
een motie- van de vrijzinnige partij aange
nomen om den rijkskanselier te verzoeken,
dat deze zioli bereid zou verklaren om ge
meenschappelijk met andere groote mogend
heden onderhandelingen aan te knoopen,
zoodra een dezer voorstellen doet omtrent
een gelijktijdige en gelijkmatige beperking
der uitgaven voor de oorlogstoerustingen
en bovendien een motie van de vrijzinnigen
omtrent het sluiten van arbitrageverdrage-n.
In Londen heeft gisteren de politie
ke partijstrijd even stilgestaan, en is een
groote demonstratie gehouden ter herden
king van heb drie honderd-jarig bestaan
der Engelsöhe bijbelvertaling, waaraan alle
partijen deelnamen. Een bijeenkomst was
belegd in Albert Hall waar de aartsbisschop
van Canterbury, Asquith en do Amerikaan-
sclie gezant Reid hebben gesproken, en do
groote beteekenis van deze Bijbelvertaling
voor de Engelsch-sprekende wereld in het
licht stelden. Deze vergadering in Albert
Hall werd echter tevens een betooging voor
den wereldvrede cn de toenadering tusschen
de Angel-Saksische natiën. Voorgelezen
werd o.a. een telegram van president Tafb,
waarin deze grooten nadruk legde op de
banden, die Engeland en Amerika vereeni
gen. Dit Boek der Boeken, zoo seinde pre
sident Taft, heeft niet alleen sedert drie
eeuwen in Engeland geheersohfc, heb heeft
teven3 de beide groot Anglo-Saksische na
tiën, een van bloed, van taal, een van gods
dienst verbonden. Onze wetten, onze lite
ratuur, en ons sociale leven danken, wat ze
voortreffelijks hebben, in hoofdzaak aan
den invloed van dit eerste klassieke werk.
Daarom moeten de Amerikanen zich aan
sluiten bij den dank aan den God van den
Bijbel, die door een zoo kostbaren band de
oude en nieuwe wereld aan elkaar verbond.
De geestdrift die cr in de zaal heerschte
toonde wel aan hoe de arbitrage-ideeën in
Engeland thans populair ziin.
Eenige kiesrechtvrouwen hadden den wei
nig kieschen moed om een poging te doen tot
het veroorzaken van wanorde in deze ver
gadering. Zij werden verwijderd.
Wezen wij in het begin van óns Overzicht
op den steek, dién Delcassé aan den ouden
Duitschen vijand toebracht, ook c»p sportge
bied komt dezer dagen de rassenhaat weer
opdagen. Het dagblad ,,Le Journal" heeft,
zooals men weet, een grooten Europeeschen
vliegtocht georganiseerd. Daartegen wordt,
nu geageerd, omdat ook over Duitschland
zal heengevlogen worden en de Duitsohers
dan meteen de vorderingen der Fransohe
aviatiek zullen kunnen zien. Anti-Duitsohe
plakkaten sieren thans de muren in Parijs.
Ook de studenten hebben zulk een manifest
uitgevaardigd.
Een te Parijs vertoevende Duitsche stu
dent, de heer Dillsheim van de universiteit
te Boom, heeft zic-h in een bijeenkomst min
der vleiend uitgelaten over den inhoud van
dit biljet-, waarop de heer Gaf foxy, praeses
van de Parijsohe studenten, hem een oor
veeg gaf.
Woensdagochtend hebben de heeren te
St.-Cloud den degen gekruist, met het ge
volg, dat de Duitscher een verwonding in
den arm opliep.
Een en ander wekt nogal eenige beroe
ring en ons Overzicht dat in vrede begon
en van vredes-aecoorden weergalmt, eindigt
alzoo in bloed. O, schrille tegenstelling 1
Vereniging in! Bev. der Bouwkunst Ie Leiden.
'Honderd-in - v ij f tien de vergadering, gehouden
in hel Nufsgebouw.
Een oigenaaïxliga aanblik gaf ditmaal do
Nutszaal, door het cxposeeren van schetsen
en schilderijen van wijlen onzen stadgenoot
den heer A. G. Disseveld, den helaas te
vroeg ontslapen kunstschilder- Door welwil
lendheid, allereerst van des schilders moe
der, mcj. do wed. DisseveldZitman, en
vérder van de hoeren Boon, Boekwijt, Du
Oroix en Van Urk, was het den secretaris
mogen gelukken een vrij groote verzame
ling bijeen te brengen. Door tal van leden
en introducé's werd een druk gebruik
gemaakt 'van deze tentoonstelling, 't Was
dan ook wel de moeite waard zo te volgen
die opeenvolgende ontwikkelingsperioden. We
zagen daar schetsen van don jongen Disse
veld, van toen hij om zoo té zeggen nog
aan moeders schoot stond, tot aan den tijd
dat hij reeds aan 't ziekbed gekluisterd schil
derstukken vervaardigde, die onbetwistbaar
den artist, den toekomenden meester verraad
den.
Droevige gedachten eenerzijds, doch ook
blijde herinnering anderzijds, zullen des schil
ders moeder zeer zeker vervuld hebben, toen
zij daar Donderdagavond een zóó groote col
lectie vruchten van ha ars zoon's arbeid bij
eenverzameld zag. 't Zij haar een troost,
dat zijn werk unaniem ten zeerste werd ge
roemd.
De voorzitter, de lieer P. M. J. van Oerle,
opende deze vergadering. De notulen werden
goedgekeurd en nu was het woord aan den
heer J. van Dam, kunstschilder alhier, die
tot onderwerp had gekozen: „Het licht fjn
de toepassing in onze woningen en musea."
Allereerst behandelde spreker: 't zijn van
het licht zelf; de snelheid van liet licht
en de lichtstrillingen in vergelijking met
do geluidsgolvingen.
Toegelicht door tal van gekleurde krijt-
schetsen, kregen wij om zoo te zeggen nog
eens oen natuurkundige les ter inleiding van
des heeren Van Dam's eigenlijke voordracht-
Nadrukkelijk werd er door spreker gewezen
op de vaak onoordeelkundige verlichting on
zer woningen, er speciaal op wijzende wat
een verlichting door vitrages een gezclligen'
toon geeft en hoe bijv. bevroren ruilen fei
telijk de mooiste verlichting doen verkrijgen.
Er wordt over 't algemeen te weinig reke-:
ning gehouden met do gekleurde voorwer
pen, die het invallend licht ontmoet, en die
juist die lichtstralen absorbeeren, die voor
de belichting vooral van schilderijen juist
noodig zijn. Wat wordt er steeds gescheld
terd met het. o zoo noo.ligo noorderlicht in'
schilders-ateliers, cn zietdaar onze heken,
de Leidsclvc schilder, de lieer Ouwerkerk:
hij klaagde dat ziju werk daar in het atelier
aan de Rijnzijde van de Hoogcwoerd 's mid
dags warmer van toon was, dan 's mor
gens. Volgens spreker was dit een begrij
pelijk geval, ontstaan door het reflectecrend
zonlicht op de roode daken der huizen aan
den Nieuwen Rijn. Heeft spreker 't zelf niet
bij ondervinding in zijn atelier, dat door
het verven van belendende daken met rood
en geel gekleurde pannon de (belichting juist
zoo goed is
Ziet een9 naar do belichting der schilde
rijen op de Grootë Pers van ons Raadhuis
en vergelijkt zo met die, daar ook aanwe
zig in do gang, waar liet licht slechts
kan binnentreden door een matglazen boven
licht, en men kan zelf een gevolg-trekking
maken uit dos heeren Van Danis bewering
omtrent refleetoerend licht. Wat een gesuk
kel, ook nu nog, met ,,De Nachtwacht", al
staat dezo dan ook nu in een gebouwtje
achter het Rijks-Museum. Daar is ook geeu
reflectie aanwezig door belendende pcrcee-
len. Het aanbrengen van enkele rood cn geel
geverfde schotten zou in de eerezaal moge
lijk zeer veel geholpen li ebben.
Aan 't einde van zijn beschouwingen ge
komen, weid door den heer A. L. Verhoog
nog een vraag gedaan naar aanleiding van
des sprekers bewering, dat we 't eigenlijke
licht niet zien, doch alleen die lichtstralen,
welke linia recta op het netvlies inwerken.
Toen door spreker hierop nader was ge
antwoord, was deze ook tevens aan 't eind
zijner beschouwingen.
De voorzitter dankte den heer Van Dam
hartelijk cn sprak den wensch uit, dat er
meerdere leden bereid gevonden zullen wor
den iets in de vergaderingen ten beste le
geven.
Nadat een 10-tal aandeden in dc renlc-
looze geldleening waren uitgeloot, en ecu
viertal candidaten tot het lidmaatschap wa
ren toegelaten, sloot de voorzitter mot een
toepasselijk woord deze laatste vergadering
in dit seizoen. FRED. A. W-
HAZERSWOUDE. De knapenvereeni-
ging ,,Het Mosterdzaadje" vierde haar
jaarfeest, dat werd geopend met gebed en
het lezen van Prediker 3 door den heer S.
Huisman. Voordrachten, opstellen en sa
menspraken wisselden elkander af. Van tijd
tot tijd werd da inwendige mensch ver
sterkt. Ook de voorzitter der Chr. jonge-
lingsvereeniging „Eere zij God," de heer
J. Gaarkeuken, sprak een kort woord, en
ds. N. War molts sloot met dankgebed.
Op uitnoodi'ging van een voorloopig
comité vergaderden vele stemgerechtigde
leden der Ned.-Herv. Gem. in het gebouw.
„Salvatori," tot oprichting eener Kerke
lijke Kiesvereem'ging op confessioneelea
grondslag. Op verzoek van den heer T. We*,
zeienburg Kz., wien de leiding dezer ver
gadering waa opgedragen, opende ds. War-
molts met gebed. Na het voorlezen der
eerste drie artikelen van het voorloopig
reglement, waarin de grondslag der a. a.
Vereeuiging was vervat, traden ongeveer 70
personen als lid toe. Hierna werd het
reglement vastgesteld. Bij de daaropvol
gende bestuursverkiezing werd met bijna
algemèene stemmen gekozen de heer T.
Wezelenburg Kz., tot voorzitter, de heeren
J. Vellekoop, H. P. Fortgens, C. Visser,
J. Oppelaar, C. van den Bosch, D, Buiten
huis tot bestuursleden, waarvan in de daar
na gehouden bestuursvergadering de eerste
drie respectievelijk gekozen werden tot
vice-voorzitter, secretaris en penningmees
ter. Ds. Warmolis sloot de algemeene leden
vergadering met gebed.
ZWAMMERDAM. De kiezerslijst bevat
de namen van 316 kiezers voor de Tweede
Kamer en de Provinciale Statenhiervan
zijn 280 kiezers voor den Gemeenteraad.
8)
Slechts één ding getuigde sterk tegen
haar: dat was minder haar verzet, om den
koffer te laten openen, het touw er om
heen kon daarvan de reden zijn dan wel
'het feit, dat ik haar eigen dochter haar
hoorde toefluisteren: „Ik heb het u immers
Vooruit gezegd, maar u wilde te Londen
volstrekt het touw er om gebonden hebben
en dat is juist geschikt argwaan op te wek
ken."
Maar zelfs deze woorden konden, wel be
schouwd, een algemeene beteekenis hebben,
en vermoedelijk zou in het allerergste ge
val blijken, dat de moeder, nadat de daad
gepleegd was, slechts als handlangster had
gediend.
Maar de dochter? Er scheen veel meer
reden te bestaan, haar te wantrouwen. Zij
bezat, zooals reeds gezegd is, iets ener
gieks m haar manier van doen en zag er
im juist niet naar uit, alsof zij voor een
klein geruchtje vervaard was. Evenwel mag
toen een argelooze jonge dame, die in ge
selschap van haar moeder reist, mét maar
,zoo klakkeloos van een zware misdaad be
schuldigen.
zu^en er weinig jonge dames zijn,
'die in haar koffer een lijk vervoeren.
Mejuffrouw Simpson was in het oog loo
pend bezorgd geweest, om haar koffer voor
"openmaken te vrijwaren. In de gegeven
omstandigheid moest zulks natuurlijk ver
dacht schijnen. Daarbij kwam nog een an
der punt, hetwelk van nog grootër belang
scheen. Zij had geweigerd den juisten sleu
tel te verstrekken. Welke andere reden
kon zij daarvoor hebben, dan het streven,
het koste wat kost, het openen van den
koffer te vertragen, in de hoop, dat de be
ambte wellicht zich tevreden zou stellen
met het doorzoeken van een ander stuk
bagage. Zij liad herhaaldelijk verzekerd,
dat de gebezigde sleutel* de juiste was. Dat
was klaarblijkelijk niet het geval cn der
halve had zij gelogen.
Alles wees er op, dat mejuffrouw Simp
son den griezeligen inhoud van haar koffer
kende. En dat was zeker op zichzelven be
schouwd hoogst opmerkenswaardig. Hier
van uitgaande, kon alles mogelijk zijn.
Niettemin kon ik mijzelven niet overtui
gen, dat mejuffrouw Simpson inderdaad de
moordenares was. Indrukken en gewaar
wordingen, wanneer er juist rekening mee
gehouden wordt, kunnen er veel toe bijdra
gen, een goed defcectivo van iemand te
maken. Ik had den indruk, dat mejuffrouw
Simpson niet de moordenares zou blijken te
zijn, alhoewel zij oogenschijnlijk in een of
andere betrekking tot de misdaad stond.
In welke betrekking? Dat moest de tijd
leeren.
Heel dat geheimzinnige voorval ging mij
eigenlijk niemendal aan; ik geef zulks grif
toe. Ik had geen recht het te onderzoeken
en na te pluizen en ookmaar weinig gele
genheid daartoe, en niettemin voelde ik op
een onverklaarbare wijze mij tot die zaak
getrokken.
Telkens keerden mijn gedachten naar dat
afgrijselijke tooneel in het tolkantoor terug.
Dat smalle gelaat met die starende oogen
scheen mij uit alle winkelkasten aan te zien.
Wie, ha<l die arme vrouw vermoord? Waar
om werd zij vermoord? Of ik wilde of niet,
ik moest mij voortdurend met deze iwee
vragen bezighouden.
III.
Terwijl ik zoo door de straten voortslen-
lërde, schoot mij te binnen, dat ik te Parijs
een kennis had, door wien ik wellicht iet-3
naders betreffende deze geheimzinnige zaak
zou kunnen te weten komen.
Wanneer er een karweitje op het vaste
land te doen viel, kozen mijn patroons altijd
mij daartoe uit, omdat ik in mijn jeugd uit
muntend de Fransche taal had geleerd. Zoo
was ik dan ook eenige maanden geleden in
dienstzaken met een Parijschen oommissa-
ris van politie, een zekeren heer Tasset, in
aanraking gekomen. Wij hadden een poosjo
met elkaar gewerkt en waren in de bestë
verstandhouding gescheiden. Sedert had
ik dien heer niet weer gezien; nu echter be
sloot ik, hëm op te zoeken.
Ik vond den ambtenaar in zijn klein
bureau, niet ver van het Panthéon; daar
was zijn politiedistrict. De heer Tasset
was blijkbaar zeer verheugd met mijn be
zoek, doch gaf aan zijn blijdschap wat al të
woordenrijk lucht, ten minste naar Engel
schen smaak. Tot nu toe wist hij nog niets
van hetgeen er aan het' Noorderstation ge
beurd was. Ik bekende hem openhartig, dat
het geval mijn belangstelling had gaande
gemaakt en ik gaarne den gang van het on
derzoek wilde volgen; ook voegde ik er bij,
dat de Fransche regeering misschien nut
kon Vrekken uit mijn toevallige aanwezig
heid.
En nu was het geluk mij inderdaad gun
stig. Maar neen, dat is te veel gezegd. Wanfc
wèl beschouwd lag er toch eigenlijk niet3
merkwaardigs in het feit, daV de heer Tas
set, wien de zaak in het geheel niet aan
ging, verschillende oollega's kende, die
daarmede zouden te doen krijgen.
Toevallig wras de commissaris van het be
treffende district een neef van hem, en hj
bood zich oogenblikkelijk a,an, mij bij hem
te brengen. Hij had nog slechts een halfuur
dienst en ik moest in dien tijd mijn onge
duld zoo goed als het ging bedwingen. Ik
amuseerde mij met de ontelbare kleine
plichtplegingen gade te slaan, die bij het
Fransche politiewezen in zwang zijn. Niet
temin zijn de Franschen uitnemende poli
tiemannen; vooral de gendarmen- en de vei
ligheidsdienst is in Frankrijk uitstekend
georganiseerd.
Eindelijk was het halfuur verstreken en
de heer Tasset sloot zijn lessenaar af. Wij
stapten in een huurrijtuig en reden den
verren afstand tot a&n het Ncorderstation
der. stad. Daar vonden wij in eenzelfde
klein bureau den heer Gaston Tasset, den
neef van mijn kennis Leo. Hij wist reeds
van een en ander omtrent hetgeen er in het
tolkantoor had plaats gehad. Hij had den
geheelen avond van niets anders gehoord,
van niets anders gesproken, aan niets an
ders gedacht. Het was een zenuwachtig,
spraakzaam mannetje; naar mij dacht nu
juist niet bijzonder geschikt voor politie
commissaris. Maar men vergist zich licht,
als men te overijld een dergelijk oordeel
velt.
Bij deze gelegenheid was hij, meen ik, nog
bijzonder opgewonden, wegens de moeilijk
heden, die dit min of meer buitenlandseh
geval hem veroorzaakte. Natuurlijk sprak
en verstond hij slechts zijn moedertaal
bij de Fransohe ambtenaren is heb juin'
zooals bij de Engelsche en daar de ge
arresteerde dames vreerad waren en de
koffer uit het buitenland kwam, maakte dit
het heele onderzoek voor hem ingewikkeld.
Daarbij klaagde hij, dat de hem toegewezen
tolk niet voor zijn taak berekend was. Hij
nam derhalve zeer bereidwillig mijn aan
bod aan, hem naar best vermogen behulp
zaam te zijn.
In de eerste plaats verhaalde hij ons
nauwkeurig, hoe de zaak op het oogenblik
stond. De bejaarde dame was nog niet tob
bewustzijn teruggekeerd. Zij ijlde en was
op raad van den gerechtelijken geneesheer,
naar liet gasthuis gebracht. De commissa
ris geloofde niet, dat zij ernstig in het ge
val betrokken zou worden
De jonge dame en het dienstmeisje had
den een voorloopig verhoor ondergaan.
Laatstgenoemde was niet eens in staat' ge
weest, de identiteit van den doode aan to
geven; zij beweerde beslist, haar nooit te
voren te hebben gezien. Niettemin werden
door haar getuigenis twee punten geoon-
stateerd.
Ten eerste, dat de doode niet in het ge
zelschap der Simpsons geweest was in den
tijd, die onmiddellijk den raoord voorafging,
aangezien haar dienstmeisje die persoon
niet kende.
- (Wordt vervolgd.)