f IiHIBSCH BA€I12]LJL13, üs&terdLag' 1 April. Derde DIad. Anno 1911. LEVEN, Buitenlandseh Overzieht FEUILLETON. De ware scEiuldige. tfo. 156C0. Men vroeg 'een^ een tachtiger, hoe "tang hij reeds geleefd had en.... hij soheen ''éenige moeite te hebben met het ant- 'JproorcL Intuaschen, wanneer men die vraag tot ï>ns richtte, zouden wij waarschijnlijk ook Diet zoo dadelijk met het antwoord ge reed zijn want wij zouden wel begrijpen 'dat men niet bedoelde, te weten hoe oud ^vij zijn. En toch is eenig antwoord op die vraag jvan het hoogste gewicht. Of iemand oud of jong is doet doch betrekkelijk weinig tot de zaak. Of hij werkelijk leeft, of hij reeds Jang geleefd heeft, is daarentegen een zaak van groote beteekenis. In ieder geval staat* het vast, dat nie-- mand zoo lang geleefd lieefb als het getal zijner jaren bedraagt. Een kind leert ,wel reeds eenigermate leven, maar leeft niet. in den wezenlijken zin van het woord. (Wij allen moeten èen oefenschool door- loopen, waarin wij voor het eigenlijke leven gorden voorbereid. Het leven moot men lee- ten en de een leert vrij wat gemakkelijker dan de ander. Daarom zijn er, die zoo ver bazend lang op de banken der oefenschool blyven zitten. Zij gelijken den student, die ,wel als zoodanig is ingeschreven, maar nooit promoveert. Er zijn er ook, die niet willen leven en 'die zelfs de school verzuimen, zoodr.a ze cr toe in staat, dat wil zeggen aan den lei band ontwassen zijn. Zij dragen wel den titel van mensch, maar blijven altoos op non-activifceit en als zij ophouden met hun jaren te vermeerderen, houden zij niet op te leven, want dat hebben zij nooit gedaan. Die onwilligen vormen gelukkig de min derheid; maar er zijn ook luien, die wel i ,voor het leven klaar willen komen, maar toch bijzonder slecht opschieten. In plaats van geregeld over te gaan, blijven zij tel kens een poosje zitten, hebben heel wat on geoorloofd schoolverzuim op hun kerfstok en beginnen al aardig in jaren op te schie ten als de promotie achter den rug is. Trou wens, is het eenmaal zoo ver gekomen, clan mankeert er veel aan, dat zaj altijd :maar geregeld zouden doorleven. Nu gaat Ihet weer eens goed en dan scheiden zij een poosje uit. Het gaat met horten en stooten ,en op een sukkeldrafje. Nu zijn er zeker geen clie volmaakt leven ?en dat wordt ook niet van ons gevorderd want waar de volmaaktheid bestónd, daar zou de oefenschool voor het leven, maar Ook het leven zelf als oefenschool, niet meer 'noodig wezen. Beter gezegd, omdat we geen volmaakt werk kunnen leveren, daar- om blijft het leven voortdurend een oefen- fcohool, ten einde toe. Alleen wordt van ons gevorderd, dat wijl willen leven; dat wij ernstig pogen om het werkelijk en voortdurend te doen. En wanneer willen wij dan leven, iwanneer trachten wij het te doen? Als wij den ernst van ons bestaan begrij pen, inzien dat het een doel heeft; als wij plichten erkennen en bereidwillig zijn om ze te vervullenals wij gelooven aan roeping. Leven is arbeiden; leven is uitgaan voor 'een zelfbewuste taakuitgaan om te zaaien, te planten en voort te brengen en het stof felijk bestaan te vereenigen met een rede lijk en zedelijk beginsel. Wij zeiden dat het er eigenlijk weinig toe doet, hoevele jaren wij reeds tellen. Na tuurlijk is dat maar betrekkelijk. Immers, men mag van een mensch wiens jaren reeds ver gevorderd zijn, verwachten dat hij lan ger zal hebben geleefd dan jongeren; maar het is volstrekt geen doorgaande regel. In- tussóhen dit weten wiji met groote zeker heid hoe hooger het getal onzer jaren ge klommen is, hoe minder waarschijnlijk het wordt, dat wij nog lang in de gelegenheid zullen zijn o m te leven. Naarmate wij ons verder van de jeugd Verwijderen, mogen wij dan wel ernstig be denken, dat leven arbeiden is. In bloot stof- feli.jken zin moge de ouderdom niet de meest geschikte periode zijn om te arbei den, in onstoffelijken zin is het anders. Op dat gebied behoeft het ons nimmer aan vlijt en inspanning te ontbreken, noch aan opgewektheid. Op het veld van onzen wereldschen ar beid is daar meestal de oogst reeds bin nengehaald; maar op dat andere terrein gaan wij steeds voort om het zaad uit te strooien, wetende dat wij er den oogst niet meer van zullen aansohouwen. Wij blijven staan voor de taak, onder de stralen dei- avondzon; wij blijven vol moed, schoon de schaduwen van den nacht zich uitbreiden, in het zalig bewustzijn dat wij dan toch ge leefd hebben. Er wordt wel eens gezegd van dezen of genen: hij heeft niet tevergeefs geleefd. Tevergeefs leven kan men echter alleen in den zin van: op de wereld zijn. Die waar achtig geleefd heeft, waarlijk mensch is ge weest, die zal altijd iets tot stand hebben gebracht en eenig doel hebben bereikt. Hij is een apostel des lichts geweest die, laat het dan zijn met vallen en opstaan, den zedelijken vooruitgang bevorderd heeft. Dit is wel een ontzaglijke troost. Onze aardsche taak kan, voor- zoover het stof felijke aangaat, zeer goed mislukken. Op dat gebied kan men een levensdoel niet be reiken en aan het einde niets verder zijn dan aan het begin. Maar op zedelijk ge bied is het anders. Onze arbeid aan den grooten levensoogst kan nimmer g es h e el falen. Daar zijn altijd bloesems en vruch ten; daar is de hoop nooit uitgesloten en is er altoos een einde dat den strijd kroont. En nu moge de eene kroon schooner zijn dan de andere, dat hangt samen met de vorderingen, dio wij in de kunst van leven hebben weten te maken. Lio'nt, liefde en leven zijn geen drie af zonderlijke zaken, al vormen zij te zamen een schoon ddaverbkid. Het zou niet mo gelijk zijn te leven zonder liet licht en het is juist het licht dat léven doet en in het leven bet meest tot ontkieming en ontwikkeling, -tot wasdom en vruchtbaarheid bijdraagt. Maar do warme gloed der liefde zal dat in niet mindere mate. Licht en liefde zijn eigenlijk de hoofdbe- sta-nddeelen van het. leven dat, zonder de zen, niet waarlijk goed, niet waarlijk rein kan zijn. Als hooger licht ons bestraalt en wij de liefde hebben, dan zullen wij niet fa len, maar mogen wij hopen dat de akker des levens zich bejaden zal met de heerlijkste schatten,die te zamen een rijken oogst zul len vormen, als de tijd der inzameling ge komen is. N e m o. De v r o de s-en arbitrage-rede van den Engelschen minister Grey, heeft thans vrijwel overal in de wereld rondge- echood. De laatste weeitklank is gisteren te Parijs gehoord in den Franschen Senaat. D e 1 c a s s de minister van marine in het nieuwe F ransche kabinet heeft zijn begrooting verdedigd cn zijn be kend anti-Duitsch gevoel is hem weer een oogenblik te machtig geworden. Maar het is wel teekenend voor de diepte van de wrok, die er bij eiken Fransoliman nog zit tegen Duitschland, dat deze stoek-onder- water vrijwel eenstemmig door den Senaat werd toegejuicht. Delcassé zei de dan in den loop van zijn rede, dat de regeering in af wachting van de algemeen© ontwapening van welke, zooals blijkt uit de rede van den Duitschen Rijkskanselier, voorloopig nog geen spra'ke zal zijn, de behoeften der na tionale verdediging in heb oog dient te hou. den. Delcassé voegde daaraan toe: Wij moe ten voorkomen, dat wij overvleugeld wor den door andere volken, die met bewonde renswaardige volharding en energie schepen op stapel zetten en hij verklaarde verder, dat hij van de toegestane sommen een zoo nuttig mogelijk gebruik' zou maken. Ik hoo.p, zoo zeide hij, dab wij op deze wijze een voortdurend sterker wordende, goed geoefende vloot zullen krijgen, die zich met eere zal kunnen vertoonen, overal waar de eer en de belangen van Frankrijk haar roepen. Dit sloeg in en luide toejuichingen volg den. De kwestie van den moord op luitenant Marchand,. die, zooals men weet, dcor op roerige stammen in Marokko werd gedood, kwam ook nog even ter sprake. Een lid wees er op, dat deze moord nog steeds onge wroken is- De straffeloosheid, zoo betoogde hij; zou noodlottige gevolgen hebben; de opstand in Marokko wint reeds veld en de Sultan is niet bij machte hem te onderdrukken. Hij achtte het^bevreemdepd, dat Frankrijk de wraak voor den dood van Fransche sol daten aan den Sultan overlaat. Minister C'ruppi antwoordde: Wij heb ben de kwestie der bestraffing willen ver binden met de uitvoering van de Akte van Algcricas. Wij wilden bevorderen, dat de Sultan de feitelijke machthebber zou wor den. Hij heeff velf verzocht de schuldigen te niogen straffen en wij kónden dat niet weigeren, daar hij zeer zekér daartoe in staat is. Het werk, dat; wij in Marokko tot stand brengen, is een werk der beschaving. Terwijl dit in den Senaat voorviel, was in de Kamer de kerkelijke kwestie aan de orde, waarover Briand gevallen is. Ook nu ging het weer vrij heftig toe,al kreeg Mo llis een voldoende meerderheid. Het ging over het verleenen van machtiging in het kiesdistrict van Constant, den onderstaats secretaris van binnelandsche zaken verleend aan de congregatie van de Dames Ursu- linen te Bazas. Minister-president Monls deelde mede onder welke omstandigheden de machti ging was verleend. Voorzichtiger wij ze w$s van jaar tob jaar uitstel verleend in af wachting van de opening eener leeken- school. Constant kwam sle'chts eemaal tus- schenbeide- en wel in heb jaar 1909. In het dossier is geen spoor te ontdekken, dat Constant ook nog op een ander tijdstip zijn bemiddeling heeft' verleend. In het dossier is niets veranderd. Dezelfde moeilijkheden hebben zich vrij wel overal voorgedaan, waar een congre- ganistisohe school door een leekenschool vervangen moest worden. De regeering mag bovendien niet verantwoordelijk wor den gesteld voor de daden van een vorig kabinet/' Monis beging weer een kléine onhandig heid door te beweren dat; er weinig afge vaardigden zijn, die geen stappen hebben gedaan als Constant, hetgeen liude protes ten veroorzaakte. Ofschoon de rede van den Rijkskanselier in den Duitsoh' en R ij kis dag van wei nig instemming getuigde; voor de vredes beweging heeft toch de Rijksdag gisteren een motie- van de vrijzinnige partij aange nomen om den rijkskanselier te verzoeken, dat deze zioli bereid zou verklaren om ge meenschappelijk met andere groote mogend heden onderhandelingen aan te knoopen, zoodra een dezer voorstellen doet omtrent een gelijktijdige en gelijkmatige beperking der uitgaven voor de oorlogstoerustingen en bovendien een motie van de vrijzinnigen omtrent het sluiten van arbitrageverdrage-n. In Londen heeft gisteren de politie ke partijstrijd even stilgestaan, en is een groote demonstratie gehouden ter herden king van heb drie honderd-jarig bestaan der Engelsöhe bijbelvertaling, waaraan alle partijen deelnamen. Een bijeenkomst was belegd in Albert Hall waar de aartsbisschop van Canterbury, Asquith en do Amerikaan- sclie gezant Reid hebben gesproken, en do groote beteekenis van deze Bijbelvertaling voor de Engelsch-sprekende wereld in het licht stelden. Deze vergadering in Albert Hall werd echter tevens een betooging voor den wereldvrede cn de toenadering tusschen de Angel-Saksische natiën. Voorgelezen werd o.a. een telegram van president Tafb, waarin deze grooten nadruk legde op de banden, die Engeland en Amerika vereeni gen. Dit Boek der Boeken, zoo seinde pre sident Taft, heeft niet alleen sedert drie eeuwen in Engeland geheersohfc, heb heeft teven3 de beide groot Anglo-Saksische na tiën, een van bloed, van taal, een van gods dienst verbonden. Onze wetten, onze lite ratuur, en ons sociale leven danken, wat ze voortreffelijks hebben, in hoofdzaak aan den invloed van dit eerste klassieke werk. Daarom moeten de Amerikanen zich aan sluiten bij den dank aan den God van den Bijbel, die door een zoo kostbaren band de oude en nieuwe wereld aan elkaar verbond. De geestdrift die cr in de zaal heerschte toonde wel aan hoe de arbitrage-ideeën in Engeland thans populair ziin. Eenige kiesrechtvrouwen hadden den wei nig kieschen moed om een poging te doen tot het veroorzaken van wanorde in deze ver gadering. Zij werden verwijderd. Wezen wij in het begin van óns Overzicht op den steek, dién Delcassé aan den ouden Duitschen vijand toebracht, ook c»p sportge bied komt dezer dagen de rassenhaat weer opdagen. Het dagblad ,,Le Journal" heeft, zooals men weet, een grooten Europeeschen vliegtocht georganiseerd. Daartegen wordt, nu geageerd, omdat ook over Duitschland zal heengevlogen worden en de Duitsohers dan meteen de vorderingen der Fransohe aviatiek zullen kunnen zien. Anti-Duitsohe plakkaten sieren thans de muren in Parijs. Ook de studenten hebben zulk een manifest uitgevaardigd. Een te Parijs vertoevende Duitsche stu dent, de heer Dillsheim van de universiteit te Boom, heeft zic-h in een bijeenkomst min der vleiend uitgelaten over den inhoud van dit biljet-, waarop de heer Gaf foxy, praeses van de Parijsohe studenten, hem een oor veeg gaf. Woensdagochtend hebben de heeren te St.-Cloud den degen gekruist, met het ge volg, dat de Duitscher een verwonding in den arm opliep. Een en ander wekt nogal eenige beroe ring en ons Overzicht dat in vrede begon en van vredes-aecoorden weergalmt, eindigt alzoo in bloed. O, schrille tegenstelling 1 Vereniging in! Bev. der Bouwkunst Ie Leiden. 'Honderd-in - v ij f tien de vergadering, gehouden in hel Nufsgebouw. Een oigenaaïxliga aanblik gaf ditmaal do Nutszaal, door het cxposeeren van schetsen en schilderijen van wijlen onzen stadgenoot den heer A. G. Disseveld, den helaas te vroeg ontslapen kunstschilder- Door welwil lendheid, allereerst van des schilders moe der, mcj. do wed. DisseveldZitman, en vérder van de hoeren Boon, Boekwijt, Du Oroix en Van Urk, was het den secretaris mogen gelukken een vrij groote verzame ling bijeen te brengen. Door tal van leden en introducé's werd een druk gebruik gemaakt 'van deze tentoonstelling, 't Was dan ook wel de moeite waard zo te volgen die opeenvolgende ontwikkelingsperioden. We zagen daar schetsen van don jongen Disse veld, van toen hij om zoo té zeggen nog aan moeders schoot stond, tot aan den tijd dat hij reeds aan 't ziekbed gekluisterd schil derstukken vervaardigde, die onbetwistbaar den artist, den toekomenden meester verraad den. Droevige gedachten eenerzijds, doch ook blijde herinnering anderzijds, zullen des schil ders moeder zeer zeker vervuld hebben, toen zij daar Donderdagavond een zóó groote col lectie vruchten van ha ars zoon's arbeid bij eenverzameld zag. 't Zij haar een troost, dat zijn werk unaniem ten zeerste werd ge roemd. De voorzitter, de lieer P. M. J. van Oerle, opende deze vergadering. De notulen werden goedgekeurd en nu was het woord aan den heer J. van Dam, kunstschilder alhier, die tot onderwerp had gekozen: „Het licht fjn de toepassing in onze woningen en musea." Allereerst behandelde spreker: 't zijn van het licht zelf; de snelheid van liet licht en de lichtstrillingen in vergelijking met do geluidsgolvingen. Toegelicht door tal van gekleurde krijt- schetsen, kregen wij om zoo te zeggen nog eens oen natuurkundige les ter inleiding van des heeren Van Dam's eigenlijke voordracht- Nadrukkelijk werd er door spreker gewezen op de vaak onoordeelkundige verlichting on zer woningen, er speciaal op wijzende wat een verlichting door vitrages een gezclligen' toon geeft en hoe bijv. bevroren ruilen fei telijk de mooiste verlichting doen verkrijgen. Er wordt over 't algemeen te weinig reke-: ning gehouden met do gekleurde voorwer pen, die het invallend licht ontmoet, en die juist die lichtstralen absorbeeren, die voor de belichting vooral van schilderijen juist noodig zijn. Wat wordt er steeds gescheld terd met het. o zoo noo.ligo noorderlicht in' schilders-ateliers, cn zietdaar onze heken, de Leidsclvc schilder, de lieer Ouwerkerk: hij klaagde dat ziju werk daar in het atelier aan de Rijnzijde van de Hoogcwoerd 's mid dags warmer van toon was, dan 's mor gens. Volgens spreker was dit een begrij pelijk geval, ontstaan door het reflectecrend zonlicht op de roode daken der huizen aan den Nieuwen Rijn. Heeft spreker 't zelf niet bij ondervinding in zijn atelier, dat door het verven van belendende daken met rood en geel gekleurde pannon de (belichting juist zoo goed is Ziet een9 naar do belichting der schilde rijen op de Grootë Pers van ons Raadhuis en vergelijkt zo met die, daar ook aanwe zig in do gang, waar liet licht slechts kan binnentreden door een matglazen boven licht, en men kan zelf een gevolg-trekking maken uit dos heeren Van Danis bewering omtrent refleetoerend licht. Wat een gesuk kel, ook nu nog, met ,,De Nachtwacht", al staat dezo dan ook nu in een gebouwtje achter het Rijks-Museum. Daar is ook geeu reflectie aanwezig door belendende pcrcee- len. Het aanbrengen van enkele rood cn geel geverfde schotten zou in de eerezaal moge lijk zeer veel geholpen li ebben. Aan 't einde van zijn beschouwingen ge komen, weid door den heer A. L. Verhoog nog een vraag gedaan naar aanleiding van des sprekers bewering, dat we 't eigenlijke licht niet zien, doch alleen die lichtstralen, welke linia recta op het netvlies inwerken. Toen door spreker hierop nader was ge antwoord, was deze ook tevens aan 't eind zijner beschouwingen. De voorzitter dankte den heer Van Dam hartelijk cn sprak den wensch uit, dat er meerdere leden bereid gevonden zullen wor den iets in de vergaderingen ten beste le geven. Nadat een 10-tal aandeden in dc renlc- looze geldleening waren uitgeloot, en ecu viertal candidaten tot het lidmaatschap wa ren toegelaten, sloot de voorzitter mot een toepasselijk woord deze laatste vergadering in dit seizoen. FRED. A. W- HAZERSWOUDE. De knapenvereeni- ging ,,Het Mosterdzaadje" vierde haar jaarfeest, dat werd geopend met gebed en het lezen van Prediker 3 door den heer S. Huisman. Voordrachten, opstellen en sa menspraken wisselden elkander af. Van tijd tot tijd werd da inwendige mensch ver sterkt. Ook de voorzitter der Chr. jonge- lingsvereeniging „Eere zij God," de heer J. Gaarkeuken, sprak een kort woord, en ds. N. War molts sloot met dankgebed. Op uitnoodi'ging van een voorloopig comité vergaderden vele stemgerechtigde leden der Ned.-Herv. Gem. in het gebouw. „Salvatori," tot oprichting eener Kerke lijke Kiesvereem'ging op confessioneelea grondslag. Op verzoek van den heer T. We*, zeienburg Kz., wien de leiding dezer ver gadering waa opgedragen, opende ds. War- molts met gebed. Na het voorlezen der eerste drie artikelen van het voorloopig reglement, waarin de grondslag der a. a. Vereeuiging was vervat, traden ongeveer 70 personen als lid toe. Hierna werd het reglement vastgesteld. Bij de daaropvol gende bestuursverkiezing werd met bijna algemèene stemmen gekozen de heer T. Wezelenburg Kz., tot voorzitter, de heeren J. Vellekoop, H. P. Fortgens, C. Visser, J. Oppelaar, C. van den Bosch, D, Buiten huis tot bestuursleden, waarvan in de daar na gehouden bestuursvergadering de eerste drie respectievelijk gekozen werden tot vice-voorzitter, secretaris en penningmees ter. Ds. Warmolis sloot de algemeene leden vergadering met gebed. ZWAMMERDAM. De kiezerslijst bevat de namen van 316 kiezers voor de Tweede Kamer en de Provinciale Statenhiervan zijn 280 kiezers voor den Gemeenteraad. 8) Slechts één ding getuigde sterk tegen haar: dat was minder haar verzet, om den koffer te laten openen, het touw er om heen kon daarvan de reden zijn dan wel 'het feit, dat ik haar eigen dochter haar hoorde toefluisteren: „Ik heb het u immers Vooruit gezegd, maar u wilde te Londen volstrekt het touw er om gebonden hebben en dat is juist geschikt argwaan op te wek ken." Maar zelfs deze woorden konden, wel be schouwd, een algemeene beteekenis hebben, en vermoedelijk zou in het allerergste ge val blijken, dat de moeder, nadat de daad gepleegd was, slechts als handlangster had gediend. Maar de dochter? Er scheen veel meer reden te bestaan, haar te wantrouwen. Zij bezat, zooals reeds gezegd is, iets ener gieks m haar manier van doen en zag er im juist niet naar uit, alsof zij voor een klein geruchtje vervaard was. Evenwel mag toen een argelooze jonge dame, die in ge selschap van haar moeder reist, mét maar ,zoo klakkeloos van een zware misdaad be schuldigen. zu^en er weinig jonge dames zijn, 'die in haar koffer een lijk vervoeren. Mejuffrouw Simpson was in het oog loo pend bezorgd geweest, om haar koffer voor "openmaken te vrijwaren. In de gegeven omstandigheid moest zulks natuurlijk ver dacht schijnen. Daarbij kwam nog een an der punt, hetwelk van nog grootër belang scheen. Zij had geweigerd den juisten sleu tel te verstrekken. Welke andere reden kon zij daarvoor hebben, dan het streven, het koste wat kost, het openen van den koffer te vertragen, in de hoop, dat de be ambte wellicht zich tevreden zou stellen met het doorzoeken van een ander stuk bagage. Zij liad herhaaldelijk verzekerd, dat de gebezigde sleutel* de juiste was. Dat was klaarblijkelijk niet het geval cn der halve had zij gelogen. Alles wees er op, dat mejuffrouw Simp son den griezeligen inhoud van haar koffer kende. En dat was zeker op zichzelven be schouwd hoogst opmerkenswaardig. Hier van uitgaande, kon alles mogelijk zijn. Niettemin kon ik mijzelven niet overtui gen, dat mejuffrouw Simpson inderdaad de moordenares was. Indrukken en gewaar wordingen, wanneer er juist rekening mee gehouden wordt, kunnen er veel toe bijdra gen, een goed defcectivo van iemand te maken. Ik had den indruk, dat mejuffrouw Simpson niet de moordenares zou blijken te zijn, alhoewel zij oogenschijnlijk in een of andere betrekking tot de misdaad stond. In welke betrekking? Dat moest de tijd leeren. Heel dat geheimzinnige voorval ging mij eigenlijk niemendal aan; ik geef zulks grif toe. Ik had geen recht het te onderzoeken en na te pluizen en ookmaar weinig gele genheid daartoe, en niettemin voelde ik op een onverklaarbare wijze mij tot die zaak getrokken. Telkens keerden mijn gedachten naar dat afgrijselijke tooneel in het tolkantoor terug. Dat smalle gelaat met die starende oogen scheen mij uit alle winkelkasten aan te zien. Wie, ha<l die arme vrouw vermoord? Waar om werd zij vermoord? Of ik wilde of niet, ik moest mij voortdurend met deze iwee vragen bezighouden. III. Terwijl ik zoo door de straten voortslen- lërde, schoot mij te binnen, dat ik te Parijs een kennis had, door wien ik wellicht iet-3 naders betreffende deze geheimzinnige zaak zou kunnen te weten komen. Wanneer er een karweitje op het vaste land te doen viel, kozen mijn patroons altijd mij daartoe uit, omdat ik in mijn jeugd uit muntend de Fransche taal had geleerd. Zoo was ik dan ook eenige maanden geleden in dienstzaken met een Parijschen oommissa- ris van politie, een zekeren heer Tasset, in aanraking gekomen. Wij hadden een poosjo met elkaar gewerkt en waren in de bestë verstandhouding gescheiden. Sedert had ik dien heer niet weer gezien; nu echter be sloot ik, hëm op te zoeken. Ik vond den ambtenaar in zijn klein bureau, niet ver van het Panthéon; daar was zijn politiedistrict. De heer Tasset was blijkbaar zeer verheugd met mijn be zoek, doch gaf aan zijn blijdschap wat al të woordenrijk lucht, ten minste naar Engel schen smaak. Tot nu toe wist hij nog niets van hetgeen er aan het' Noorderstation ge beurd was. Ik bekende hem openhartig, dat het geval mijn belangstelling had gaande gemaakt en ik gaarne den gang van het on derzoek wilde volgen; ook voegde ik er bij, dat de Fransche regeering misschien nut kon Vrekken uit mijn toevallige aanwezig heid. En nu was het geluk mij inderdaad gun stig. Maar neen, dat is te veel gezegd. Wanfc wèl beschouwd lag er toch eigenlijk niet3 merkwaardigs in het feit, daV de heer Tas set, wien de zaak in het geheel niet aan ging, verschillende oollega's kende, die daarmede zouden te doen krijgen. Toevallig wras de commissaris van het be treffende district een neef van hem, en hj bood zich oogenblikkelijk a,an, mij bij hem te brengen. Hij had nog slechts een halfuur dienst en ik moest in dien tijd mijn onge duld zoo goed als het ging bedwingen. Ik amuseerde mij met de ontelbare kleine plichtplegingen gade te slaan, die bij het Fransche politiewezen in zwang zijn. Niet temin zijn de Franschen uitnemende poli tiemannen; vooral de gendarmen- en de vei ligheidsdienst is in Frankrijk uitstekend georganiseerd. Eindelijk was het halfuur verstreken en de heer Tasset sloot zijn lessenaar af. Wij stapten in een huurrijtuig en reden den verren afstand tot a&n het Ncorderstation der. stad. Daar vonden wij in eenzelfde klein bureau den heer Gaston Tasset, den neef van mijn kennis Leo. Hij wist reeds van een en ander omtrent hetgeen er in het tolkantoor had plaats gehad. Hij had den geheelen avond van niets anders gehoord, van niets anders gesproken, aan niets an ders gedacht. Het was een zenuwachtig, spraakzaam mannetje; naar mij dacht nu juist niet bijzonder geschikt voor politie commissaris. Maar men vergist zich licht, als men te overijld een dergelijk oordeel velt. Bij deze gelegenheid was hij, meen ik, nog bijzonder opgewonden, wegens de moeilijk heden, die dit min of meer buitenlandseh geval hem veroorzaakte. Natuurlijk sprak en verstond hij slechts zijn moedertaal bij de Fransohe ambtenaren is heb juin' zooals bij de Engelsche en daar de ge arresteerde dames vreerad waren en de koffer uit het buitenland kwam, maakte dit het heele onderzoek voor hem ingewikkeld. Daarbij klaagde hij, dat de hem toegewezen tolk niet voor zijn taak berekend was. Hij nam derhalve zeer bereidwillig mijn aan bod aan, hem naar best vermogen behulp zaam te zijn. In de eerste plaats verhaalde hij ons nauwkeurig, hoe de zaak op het oogenblik stond. De bejaarde dame was nog niet tob bewustzijn teruggekeerd. Zij ijlde en was op raad van den gerechtelijken geneesheer, naar liet gasthuis gebracht. De commissa ris geloofde niet, dat zij ernstig in het ge val betrokken zou worden De jonge dame en het dienstmeisje had den een voorloopig verhoor ondergaan. Laatstgenoemde was niet eens in staat' ge weest, de identiteit van den doode aan to geven; zij beweerde beslist, haar nooit te voren te hebben gezien. Niettemin werden door haar getuigenis twee punten geoon- stateerd. Ten eerste, dat de doode niet in het ge zelschap der Simpsons geweest was in den tijd, die onmiddellijk den raoord voorafging, aangezien haar dienstmeisje die persoon niet kende. - (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 13