Ho. 15574. ZaEÏDSGH DAGBLAD, Zaterdag 25 Maart. Eerste Blad PERSOVERZICHT. SCHETS UIT DE RECHTZAAL. Er is dez-ea* dag-en een nieuw maandblad, ■verschonen „De'Plattel an der", ter be hartiging van de belangen voor het platte land, ran den land- en tuinbouw- In hot voorwoord schrijft de redactie: „Wij wenschen te komen tot een agrari- ifohe partij. De boerenstand moet hebben macht in het ^parlement- Nu betcekent dit niet, dat onze mannen ■uitsluitend zich hebben te bemoeien met is nd bouw-aang^kjge oh eden, maar wel in de (allereerste plaats. Daarom wordt or in de agrarischs partij look niet gevraagd naar de politieke rich ting van de candid aten. Onder alle richtin gen zijn uitstekende agrariërs te vinden. Het 39 dan ook niet onze bedoeling een .Verschuiving van de politieke richtingen op "et platteland te verkrijgen; wij wenschen alleen andere vertegenwoordigers, wij wen schen agrariërs, Daarom zal er dan ook ■n on2G agrarische partij plaats zijn voor ïllen, die den landbouw wensohen te dienen. Voor den gewonen politieker is er even wel geen plaats. Nu most men niet meenen, dat de car kol, waarbinnen do werkzaamheden van de agra rische partij liggen, te klein, te eng zal zijn. Integendeel; omdat alle vraagstukken, het platteland rakend, en wat zijn er dat niet acn vele! speciaal door de agrariërs Smlloa moeten worden bekeken, zullen nü ©en zoor uitgebreid arbeidsveld hebben. „Voer de plattelandsbevolking op do bres", dat is de leuze van de agrarische partij, on daarom verwaehtea wij dan ook allerwegen ryinpathie. Juist omdat hot platteland ia bijna alles bij de steden achterstaat, daarom heeft de agrarische partij handen vol werk; hierin ligt dan tevens het goed recht van de partij. Uit den aard der zaak weten wij aiet, hoe de agrarische partij zich een weg zal banen; hoe zij groeien on zich ontwikkelen wl. Dit zal geheel afhangen van den ,Land- "bouwstand zelf. Hot is een geheel nieuwe zaak, die haal lagen pad moet. vinden. Maar dit pad zal wel gevonden werden, to al zou men ook in den beginne een ver keerden weg inslaan of op een zijpad ge raken, men komt toch wel op den hoofd weg." Ziehier wat ket anti revolutionaire „Ara- li e m s e h e Dagblad" hierbij opmerkt "Wij, die vos-thouden aan een part ij formatie op principieclen grondslag, kunnen „De Plattelander" geen succes toewenscheu. In Duitschland heeft men „een agrarische partij". Maar het werken van deze groep maakt op oiis nu juist geen verheffenden indruk. Wij kmnen het dan ook begrijpen, dat het. Kamerlid De Wijckerslooth dezer dagen verklaarde, g.en „agrariër" te wil len heeten. Dat de belangen van het platteland be hoor en verzorgd te worden, dat de land bouw als eon der, hoerdbronnen van <>ns volksbestaan moet. geëerd, staat' vast- De Regering toont dit dan ook wel terdoge te beseffen. Hoeveel ia er niet onder de lei ding van Lovinlc en anderen voor den Land bouw gedaan Dcre Staatsbemoeiing heeft inderdaad zeer goeds vruchten of geworpen. Togen alle eenzijdigheid behoort evenwel gewaakt te worden. Eenzijdige behartiging van de belangen der landbouwers en grond eigenaars zou enorme schade toebrengen aan het g-rootere deel des volks, dat in handel of industrie zijn bestaan meet vinden. De ^^^^^/OOOOOOOCCOOC SMfiRÏStERS. Zij kon den slaap maar niet recht vat ten dien avond. Soms sluimerde zij even, maar dan telkens vloog zij niet een plot- aelingen schrik overeind in haar bed. „Wat heb je toch?" had haar man al Oen paar maal gevraagd. „Och niets," nei ze dan. Zij wou het niet weten, dat zij bang en zenuwachtig was. Wat moest haar man wel denken I Zij had altijd voor zoo flink gegolden I Als meisje nog had zij alleen iBcns een bedelaar op de vlucht gejaagd, die dreigend en vloekend eerst niet van de deur te krijgen was, toen hij merkte, dat er geen man thuis was. Bang was zij toen niet geweest, maar nu, als zij er aan dacht en naging, wat er had kunnen gebeuren, voelde zij wel even een huive ring langs haar rug. Haar ouders hadden daar ook wel erg eenzaam gewoond. Nu, heel voel beter was het hier niet. Maar zij dacht daar toch nooit aan. En nu. vanavond juistOch, ja, dat was altijd zoo. als zij 's avonds uitgeweest was cn druk gepraat had. Dat maakte haar zoo zenuwachtig, dat zij niet in slaap kon ko men. En nu Klazien nog van dieven en in brekers had zitten vertellen, moest zij daar natuurlijk gedurig aan denken. H aar man had nog gewaarschuwd „Je kunt er straks niet van slapan." 't Was toch eigenlijk te gok. Zij wou et ook niet meer aan denken, maar rustig gaan slapen nu. Rustig schikte zij zich wat in de dekens fcn lei het hoofd neer. Maar na een oogen- blik hief zij met een plotselingen ruk haar hoofd weer op van het kussen. Hoorde xy daar niet wat? Zij luisterde even, het 4an glimlachend het hoofd weer zakken. 't Was haar man, die snorkte. Ja, die kon altijd slapen f Daar moest zij hem wel vaalt fitQ ben y den. Zenuwen scheen hij niet .te j ervaring in het buitenland bewijst, dat het hier met een enkel woord aangeduide ge vaar zeker niet denkbeeldig is» De Landbouw is wij erkennen het van zeesr groote beteekenis. Maai vergeten mag toch niet worden, dat een graaiend, een zich gestadig uitbreidend volk ate heit ouzo, vooral in de nijverheid zijn levens onderhoud moet roeken. De waarschuwing te gen eenzijdige agrarische politiek wint .daar door nog meer aan kracht. Do laatste opmerking zal bij de landlxyii- wers, en bij hen niet alleen, nogal tegen spraak ontmoeten, zegt „D e T ij d." uEen groeiend, een zich gestadig uitbreidend volk" kan nog in andere richting een behoorlijk bestaan zoeken, wanneer, gelijk ten onzent, do cultuur van de reeds ontgonnen terrei nen nog zooveel intensiever kan worden en het veld van de heide- en andere gronden, welke voor ontginning vatbaar zijn, nog zoo uitgestrekt ie. Eb zijn dan ook wel andere en betere redenen om tegen „oen agrarische partij" in verzet te komen. De-ze redenen liggen vooral op politiek gebied. Wanneer eenmaal een zuiver agrarische politiek haar intrede heeft gedaan in ons Parlement, zullen bijwijze van noodwendige actie, de belangen van do ar boilers, de middenstanders, do mduatriëelen enz., diór al heel spoedig ook hun verte genwoordigers vinden. Zoo zullen wij, in plaats van volksvertegenwoordigers, standen- en belangenverfceg^enwoordiger* Icrjjgen on e&I, naast den partijstrijd, de belangenstrijd ontbranden en ons volk verdoelen. Geest verwanten, die, politiek genomen, bijeen hoo ren, zullen wegens conflicten op socaaol- oeoonomiock lea-rein bij do stembus vaak tegenover elkander staan, en zoo zullen voor den grooten polifcieken strijd, die loeft van beginselen, eenzijdige materieels strevingen van een kleinzielig egoïsme in de plaats tre den. Het algemeen en landsbelang zal hier- bij het kind van de rekening worden, want in plaats van „elkeen voor allen" zal ieder voor zichzelf" de leuze zijn- Inzonderheid uitgaven voor militaire en dergelijke be langen, waarbij geen enkele stand als zoo danig direct baat vindt, zouden uit den booze heeten en het slot zou zijn, dat leger en vloot, evenals onderwijs, kunst en soortge lijke, meer geestelijke factoren van het volks leven, leelijk in do verdrukking kwamen. Het is misschien niet overbodig op te merken, dat het verlangen van dm zeereorw. pater Van den Eisen naar oen eigen ver tegenwoordiging van den boerenstand bij de Regeering betrekking heeft op en alleen te verwezenlijken is bij een nieuwe orga nisatie dor maatschappij, namelijk een orga nisatie naar beroepsstanden. Ilot komt ons dan ook voor, dat zijn pleidooi op zichzelf nog niets bowijsfc voor een „agrarische po litiek" in de tegenwoordige om standigheden. Dit schijnt de zeer ge achte schrijver voorbij te zien, als hij na oen artikel in „D e T ij d" instemming be tuigt met het streven van „De Platte lander", die als wij bom goed ver staan binnen hot kader van do tegen- woordige maatsoh appel ij ko orga nisatie zijn agrarische hervormingsplannen wil ver wezenlijkt zien. „Bedrijfsorganisatie van de landbouwers is uitstekend," schrijft de „Nieuwe Til- burgsche Courant"; „zelfs socialo en economische vertegenwoordiging is heel goed en het ware te wenschen, dat men er spoe dig toe komen kon. Bovendien is ar alles voor te zeggen aan den landbouw den noo- digen invloed te verschaffen in het por le men t, waar de landbouw niet zoo verweesd slaat als men wel eens voorgeeft-. Maar een hebben. Maar zij zou nu ook slapen. En zij duwde wat dieper het hoofd in het kussen. Zij lag nu een tijdlang rustig, luisterend naar het snorken naast haar en naar liet tikken yan de hangklok in de kamer. Maar dan lichtte zij het hoofd plotseling weer op van het kussen. Dat was toch iets an ders dan het snorken van haar man! 't Was net, of zij buiten op het erf hooide loopen. Een landicopei* misschien. Zij luis terde nog even. Nu hoorde zy niets meer. Zou zij het zich verbeeld hebben? Dat kwam er nu van, als je 's avonds zulke praatjes hieldt! Jo ging j-c van alles verbeelden. Die Klazien ook met haar ver halen! Maar hoe waren zij er toch eigen lijk op gekomen? O ja, over geld in huis hebben 's nachts, waren zij begonnen. En haar man had nog gezegd, dat hij dat altijd op zijn slaapkamer borg. Hij had nu ook pas geld ontvangen. Die gedachte maakte haar ook nog zenuwachtiger na tuurlijk. Zij had maar liever Verschrikt schoot zij met een ruk over eind. Nu hoorde zij toch duidelijk wat, buiten. Er liepen er op het erf. Meer dan één leek het haar. Ingespannen luis terend ging zij rechtop in haar bed zitten. „Jacob," kwam zij dan, haar man waar schuwend, „Jacob." Jacob snorkte door. „Jacob," zei ze nog eens, nu wat har der duwend. „Hè?" kwam haar man, zuchtend. „Word eens wakker 1" Hij richtte zich half op in het bed. „Wat is er?" vroeg hij, met knippende oogen. „Er loopen menschen buiten." „Menschen „Ja, ik geloof, dat er inbrekers zijn." Hij kwam haastig overeind. „Inbrekers?" „Ja, luister maar. Zij loopen buiten."- Beiden zaten zij nu rechtop in bed fe luisteren. Maar zij hoorden mets dan het tikken van den regen tegen de ruiten. Ik lioor niets," i hp. agrarisohó paprïij &ohte» 5*$ geenszins wtoschelijk." ,Wij evenmin, aldus „Het OeniVüm." Maai wij gelooven tevens, dat het plan weinig kans heeft verwezenlijkt te worden. Bedriegen wij ons niot, dan werd inder tijd dootr het bekende lid der Tweede Kamer, wijlen mr. Hoffman», reeds een poging aan gewend, om een partij te oonstitneeren, als waarvan thans „De Plattelander" de opriohtdng bepleit. Hij sprak van een Plattelandsclub, en meer in 't bijzonder had hij daarbij dn Katholie ken op het oog. Maar het bleef hij oen plan- Toen reeds twintig jaren geleden zag men in, dat hot niet gewenscht is een partij tot eon bepaalden kring van perso nen, die bepaalde belangen te dienen hebben, te beperken. Andere categorieën van staatsburgers zou den straks hetzelfde gaan doen, en de ver brokkeling, welke hieruit zou voortvloeien, ware niet te overzien, tot schade van den principieelen strijd, welken men g e z a m e n- 1k te voeren heeft- En het blijft tooh waar, dat niet het be lang van een bepaalden stand, maar het principe, voor alle standen geldend, de grondslag moet zijn voor een deugdelijke partij-formatie. Natuurlijk kunnen do landbouwers alle aan- apraak doen golden op behartiging hun neg aangelegenheden. Maar ook zelfs van dit standpunt be schouwd zullen zij hun deel beter bereiken, wanneer zij in do staatkundige partijon hot element hunner voorvechters trachten te ver sterken en daarbuiten hun organisatie be vestigen, dan door het sjiekten oen-er afzon derlijke fractie, welke uittel'aard, tot een zijdigheid ia gedoemd. In oen driestar Voorpostengevecht z«i „De Standaard": Do strijd om de tien uron is slechte een voorpostengevecht- Do toekomst nioet den achfc-iren-dag brengen. Acht uren sLo pen, acht uren vrijaf hebben, en acht uur werken. Zoo luidt do eigenlijke leus. En zelfs dio leus drukt het eind bedoelen nog niet uit. Meer dan eens is hef reeds uitgeba zuind, dat eigenlijk drie, vier uren genoeg moest zijn, en dat "het in den socialen heil staat daartoe ook zal komen. Juist daarom is het altoos onvoorzichtig, zich nu reeds met beslistheid voor een tien uren-dag nit to sprekon, althans zoo bedoeld wordt oen algemoouo regel- Voor tal van bedrijven kan het on moet het, en daartoe cal het dan ook komen, maar als algemeens rog-el .bodoeld blijft het een phraso, waar de werkelijkheid zich f tegenover zet- Ook hier moot men specifioeeren. omdat de ar beid zelf gespecifiooerd is. Op het land is 's winters geen tien uren vol te maken, en ktjmt men, als de oogst invalt, met den tien-uren-dag handen to kort. Op een schip in zee is de tien-uren.dag onzin- Soms is er niets te doen, maar als de storm ojjzet, valt er aan slaap niet tc denken- Zoo is het met de visscherij. Zoo is het met de ontlading van schepen. Zoo ia het in tal van bedrijven. Het moet daarom alles afzonderlijk gere geld. En wel zoo, dat de prijzen voor den consument niet te hoog cploopen. Dan toch vermindert de consumptie, volgt afdanking van den werkman, en Icomt het spook van de werkloosheid dreigen. En dan hoeft men 24 uren vrij, maar gecu lócn en geen brood. Daarom stak er in de motie voor den tien-uren-dag, die de Kamen* aannam, ge vaar. Als motie was ze een phrase en niets mear. En zoo nu niet op staauden voet komt, wat do motie bedoelt, dan hoct dit aan on wil te liggen, dan wordt dit aan reactie toegeschreven, en wie nu, na voor de motie gestemd te hebben, ook maar aarzelt, wordt betioht van onoprechtheid en volksmisled- ding. Dat de arbeidsdag, in normale omstandig heden, de tien uren niet overschrijden mag, stemt ieder toe, maar niet de bureauoratie, alleen het bedrijf zelf kan hier wet en re gel stellen. Zoo wacht allee op do bedrijfs organisatie, maar juist daar wil men niet aan. Het moot al van onder op uit de volks actie opkomen, en die voLksaotie moet aan de Regeering dwang aandoen, om haar be velen op te volgen. Het paard wordt achter den wagen gespannen. Phrasen moeten voor politiek gelden. En het vanzelf geboden middel, om dit ingewikkeld vraagstuk hoe eer lioo beteer tot oplossing te brongen, blijft uit. Juist dit sterkt de patroons, die hun werkvolk uitbuiten, gelijk men hot noemt Zoo neemt de ergernis en do ontevredenheid toe. Algemeen stemrecht helpt er niot» voor, want in tal van Landen bestaat dit revo lutionaire stemrecht, en toch is er geen ticn- uren-dag. Soms maakt het don ook den indruk, dat het minder om den tien-uren-dag te doen is, dan om den goasl van ontevreden heid wakker te houden, die door de phrase leeft, en dat men den practischon weg ter doelbereiking weigert in te slaan- ,,D e Standaard" wijst elko moge lijkheid af van meedoen der christen democraten aan de algemeen kiesrecht-beweging. Het blad be sluit zijn beschouwing aldus: "We gunnen daarom den hésren het goed koop vermaak om reeds nu voor 1914 over ons te willen beschikken. Er komt toch niets van. En iets meer dan een fata mor gana zou het clan eerst worden, zoo ze er zelf aan geloofden en zich dan ook de moei te gaven, om zelf hun denkbeelden nader uit to werken; en althans een poging waag den, om eens duidelijk uiteen te zetten, hoe ze, in weerwil van het principieele verschil, dat ons scheidt, zich nochtans praotisohe samenwerking als mogelijk denken. Maar zelfs zoo diep gaat niet één hunner woord voerders op de kwestie in. En al hun ge schrijf komt hierop neer, dat ze thans een ander bord naar boven heschen clan in 1909. Toen stond er op clat bord Blanco, nu staat er op Solo. Er zal nu in 1913 een Kabinet moeten ko men met een Solo-program,, waarop niets staat dan Algemeen Kiesrecht, en dat, is het er, weer aftreedt. Dan komt er weer een Stembus, en bij die Stembus zal dan eve-nzoo oen Solo-program dienst moeten doen,, waarop niet anders staat dan do leu ze: Democraat. Zonder iets er bij, zonder eenige nadere definitie. En als dan dat de mocratisch Kabinet' achter do groene tafel zit, cal het niet anders te doen hebben, dan hot volk te democratise eren, niet naar vasten regel, niet op grond van gemeen overleg, maar op goed geluk af. Zulk een Kabinet tuimelt natuurlijk weer, eer het aan zijn eerste groote wet toe is, om als dan het. geharrewar van 1907 te hernieu wen Doch waar zéé de zaken staan, houde men ons dan ook ten goede, dat we Liever toeschouwer aan de wal lijven, dan met de hoeren scheen gaan. ,,M y o e o ti s," het vakblad voor spoorwegpersoneel in Nederland, bespreekt 't a d r e s dat de groepsver- tegen-woord ig in g onlangs aan de directie der H. S.-M. heeft gezonden. Het blad schrijft: Zonder op haar beslissing vooruit te wil len loopen, komt het ons voor, dat de direo- tie niet medewerken zal, om een instituut in het leven te roepen, aan wier beslissing zij onderworpen wordt. 't; Zou echter niet onmogelijk zijn, dat het adres der groepsvertegenwoordiging aan leiding gaf tot het elpen der noodige stap pen bij dp Regeering om te komen tot op heffing van het instituut der groepsverte- genwoordiging. Hetgeen wij zeer zouden be treuren; daar een verbetering van den be- staanden toestand heel wat nuttiger en wensohelijker te achten is. Een andere mogelijkheid is, clat het breed* voerig toegelicht schrijven een regeling ver oorzaken kan, welke de groepsvertegen- woordiging alleszins billijken moet, en. waarmede ook het personeel o. i. gaarne acooord zal gaan. Wij bedoelen een zooda nige regeling, die de groepsvertegenwoor-» diging ook meer in het vertrouwen der di rectie brengt, waardoor de groepsvertegen- woordiging (of een oommissie uit haar) met de directie tot overeenstemming gera ken kan, aangaande de noodzakelijkheid der redenen, waarop belangrijke afwijzen de beschikkingen gebaseerd werden. Het blad acht het laatste zeer gowenscht en zou bijv. zoover willen gaan, dat do directie ook aan de groepsvertegenwoordi- ging inlichtingen verstrekte omtrent opzien barende ontslagen. „Indien de groepsvertegenwoordigmg zulk een strafzaak kent, en volkomen moet billijken, dan zal ook het personeel op haar verzekering van de juistheid der opgelegde straf overtuigd zijn," zegt ,,M y o s o t i a." Indien de groepsvertegenwoordiging ech^ ter eens niet overtuigd is van de billijk heid van een ontslag, wat danl In een „Btaatkundigon Brief" schrijft mr. S. van Houten over de alge meen© verkieziagon, die weder in 't zioht komen. Bij regelmatigen loop van zaken zullen ze over twee jaren worden gehouden, doch reeds ee<rder, als er van de Grondwetsher ziening iets mocht komen, of misschien ook zoodra een der dreigende politieke onweders uitbarst, wat in belangrijke mate in han den van dr. Kuyper ligt. Ook de liberalen liberalen n.L tout oourt, vrijheidsvrienden zonder eenige bij voeging moeten, naar schrijver hun ver maant, tijdig op organisatie bedacht zijn en hun best doen, dat de strijd kan loopen tus- schen vrijheid en ataatsvoogdij. Voor da vrijheidsvrienden beginnen de kansen zri. zeer te verbeteren door de wet tegen zede loosheid De gevolgen van de overige arti kelen kunnen eerst aan het lidht komen bij rechterlijke toepassing, maar de door de Re geering voorgestelde definitie van verboden spel bedreigt niet alleen ook de onschuldig ste spelen om kleinen inzet in alle voor het publiek toegankelijke looaliteiten, maar be* gint alvast met vernietiging van een bloeiend tussohenbedrijf bij weddenschap pen, waarbij partijen niet eens Nederlan ders zijn, en alzoo, wat hun zedelijkheid betreft, niet onder toezicht of bescherming der Nederlandsche Begeering staan. Allee ten koste van honderd duizenden voor de schatkist en den bloei der Zeeuwsche ste den En macht en machtsmisbruik der zelo ten in de Tweede Kamer gaan zelfs zoo ver, clat een meerderheid van 1 stem in een ver gadering, waar 1/3 dor leden afwezig was, aan de Regeering, in strijd met haar voor stel, ook de vernietiging von den totalise tor opdringt; een op den voet, waarop tij hier te lande werkt geheel onschuldige inrich ting waarvan de winst slechts dient voor „Zie je daar niets?" vroeg zijn vrouWj „Waar?" vroeg hy, naast haar staande, „Daar," wees zij. Op maar weinige passen voor hen zag hy nu een man loopen. Terwijl zij even stonden te kijken, kwam er nog een, hob lend, den ander achterna, 't Was een lange man met een gummi-regenjas, welke glom van het water. Hij hield zijn pet in de hand^ „Dat zijn ze," kwam Mieke. „Ik ga ze na," zei hij en wilde weg-i hollen. Maar zij hield hem vast1. „Zou je 't wel doen?" vroeg zij bezorgd. „Je kunt nooit weten, wat voor lui het zyn." „Jawel," zei hij, zich losmakend. Dan rende hy weg. „Voorzichtig, Jacob," riep zij hem na\ In den duister liep hij voort, zoo vlug hij kon. Maar ook de twee mannen vóór hem: maakten boenen. Hij zag nog slechts de lange regenjas, glimmend van het nat. Zij waren nu al ginds boven op den dijk. Even zag h\j nog onduidelijk het glimmen van de jas. Dan waren zij verdwenen. Een tijdlang bleef hij nog voorthollen! achter de verdwenen mannen. Dan stond hy stil, tuurde voor zich in de duisternis; en keerde eindelijk langzaam naar huis< Daar stond zijn vrouw nog bij het kaa potte raam. „Hierlangs zijn zij ingekomen," zei zCj Zij onderzochten dan samen het huis* Maar er bleek niets gestolen te zijn. „Wij zijn nog juist bijtijds gekomen,'1 zei hij glimlachend. Zijn vrouw lachte ook. „Jouw schuld is het zeker niet," kwam zys Hij schudde het hoofd. „Maar nu ga ik dadelijk naar de polw tie," zei hij. Dien nacht nog werd een man met eetf gummi-regenjas door fcwee agenten op ge* bracht „Ik ook niet," kwam zij aar&efcnd. „Maar hoe kun je dan...?" „Ik meende, dat ik hen op het erf hoor de," verdedigde zij zich. „Och wat, meenen," zei hij korzelig. „Je ligt nu den heeicn nacht al te woelen. Ga toch slapen." Dan keerde hij zich om. Zij bleef nog even luisterend rechtop zitten. Na een o ogenblik hoorde zij haar man weer naast zich snorken. Dan legde zij zich ook neer cn trachtte te slapen. Een paar maal meen de zij nog voetstappen buiten te hooren en onwillekeurig lichtte ze dan hef hoofd al wat van het kussen. Maar zij wilde aan haar zenuwachtigheid niet toegeven en dwong zich te blijven liggen. Maar daarMet Óen ruk kwam zij opnieuw overeind. Zij meende aan het huis wat te hooien. En luisterend stak zij haar hoofd vooruit. Plotseling rilde een schok door haar lichaam. Een zware slag dreunde door het huis. 't Was, of een raam met een smak werd dichtgegooid. Onwillekeurig keek zij naar haar man, die rustig Meer doorsla pen. Maar bang, dat zij zich weer vergis sen zou, durfde zij hem niet roepen. Zij boog zich wat over hem heen, om beter te kunnen luisteren, maar hoorde niets meer. Het leek overal stil in huis. Alleen de klok tikte haar regelmatigen gang. Misschien had de wind, die begon op te steken, een opengebleven raam in het achterhuis dichtgeslagen Zij wilde zich al weer neerleggen, toen zij achter in het huis iets meende te hoo ren. Werd daar niet een grendel wegge schoven? Met een ruk wendde zij zich naar haar man. „Jacob," zei ze, dicht bij zijn oor. ^Ja cob, word eens wakker." Haar man zuchtte diep, keerde zich om en wilde weer gaan slapen. Maar zij trok hem bij den arm. Zij hoorde nu duidelijk zachte stappen achter in het huis. „Jacob, sta op!" zei ze dringend. „Gauw wat! Er zijn dieven in huis." Jacob Opende de oogen, keek zyn vrouw aan, knipte met' de oogden en sloot ze weer. Maar zij schudde hem heftig dooreen. „Neen, neen, Jacob," kwam zij angstig. „Ér zijn inbrekers, werkelijk." Hij opende de oogen weer en bleef zijn vrouw even verbaasd aankijken. Dan gleed er een nauw merkbare glimlach over zijn gezicht. „Wat, inbrekers 1" hakkelde hij. „Ja, ja, werkelijk. Ik heb ze hooren loo pen in het achterhuis." Haastig richtte hy zicli op en wreef zich de oogen. „In het achterhuis?" vroeg hij. „Ja, luister maar." Hij zat even onbeweeglijk, sprong dan haastig het bed uit. „Kom mee," zei hu. In een oogwenk had hij een paar Idee- dingstukken aangetrokken, liep dan naar de deur. Zijn vrouw volgde hem. Met een forschen ruk duwde hij de deur open. Even scheen het hem, als werd zij tegengehou den. Dan, als zij open was, meende hy' achter de deur geraas te hooren. „Voorzichtig, Jacob," fluisterde) zyn vrouw naast hem. Behoedzaam keek hy door de kier der deur. Hij meende daar iets te zien bewe gen. Met een sprong stond hij in de gang. „Jij dien kant," wees hij zijn vrouw^ „Heb je licht?" Dan, de kaars vooruif, arm en hand gereed voor den slag, liep hij naar ach teren. De deur naar het achterhuis stond open, maar hij zag niets. Luisterend stond hij even stil. Dan liep hy terug de gang door naar zijn vrouw. Zij was er niet meer. „Mieke," riep hij, bang voor een onge luk. „Mieke." De voordeur stond ópen. „Mieke," riep hij nog eens, in de ópen deur staande. „Hier," klonk de stem van zijn vrouw van ket erf. „Kom eens gauw." Haastig liep hij in de duisternis in de richting, vanwaar het geluid kwami

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5