Ho. 15574.
ZaEÏDSGH DAGBLAD, Zaterdag 25 Maart. Eerste Blad
PERSOVERZICHT.
SCHETS UIT DE RECHTZAAL.
Er is dez-ea* dag-en een nieuw maandblad,
■verschonen „De'Plattel an der", ter be
hartiging van de belangen voor het platte
land, ran den land- en tuinbouw-
In hot voorwoord schrijft de redactie:
„Wij wenschen te komen tot een agrari-
ifohe partij.
De boerenstand moet hebben macht in het
^parlement-
Nu betcekent dit niet, dat onze mannen
■uitsluitend zich hebben te bemoeien met
is nd bouw-aang^kjge oh eden, maar wel in de
(allereerste plaats.
Daarom wordt or in de agrarischs partij
look niet gevraagd naar de politieke rich
ting van de candid aten. Onder alle richtin
gen zijn uitstekende agrariërs te vinden.
Het 39 dan ook niet onze bedoeling een
.Verschuiving van de politieke richtingen op
"et platteland te verkrijgen; wij wenschen
alleen andere vertegenwoordigers, wij wen
schen agrariërs, Daarom zal er dan ook
■n on2G agrarische partij plaats zijn voor
ïllen, die den landbouw wensohen te dienen.
Voor den gewonen politieker is er even
wel geen plaats.
Nu most men niet meenen, dat de car kol,
waarbinnen do werkzaamheden van de agra
rische partij liggen, te klein, te eng zal zijn.
Integendeel; omdat alle vraagstukken, het
platteland rakend, en wat zijn er dat
niet acn vele! speciaal door de agrariërs
Smlloa moeten worden bekeken, zullen nü
©en zoor uitgebreid arbeidsveld hebben.
„Voer de plattelandsbevolking op do bres",
dat is de leuze van de agrarische partij, on
daarom verwaehtea wij dan ook allerwegen
ryinpathie.
Juist omdat hot platteland ia bijna alles
bij de steden achterstaat, daarom heeft de
agrarische partij handen vol werk; hierin
ligt dan tevens het goed recht van de partij.
Uit den aard der zaak weten wij aiet,
hoe de agrarische partij zich een weg zal
banen; hoe zij groeien on zich ontwikkelen
wl. Dit zal geheel afhangen van den ,Land-
"bouwstand zelf.
Hot is een geheel nieuwe zaak, die haal
lagen pad moet. vinden.
Maar dit pad zal wel gevonden werden,
to al zou men ook in den beginne een ver
keerden weg inslaan of op een zijpad ge
raken, men komt toch wel op den hoofd
weg."
Ziehier wat ket anti revolutionaire „Ara-
li e m s e h e Dagblad" hierbij opmerkt
"Wij, die vos-thouden aan een part ij formatie
op principieclen grondslag, kunnen „De
Plattelander" geen succes toewenscheu.
In Duitschland heeft men „een agrarische
partij". Maar het werken van deze groep
maakt op oiis nu juist geen verheffenden
indruk. Wij kmnen het dan ook begrijpen,
dat het. Kamerlid De Wijckerslooth dezer
dagen verklaarde, g.en „agrariër" te wil
len heeten.
Dat de belangen van het platteland be
hoor en verzorgd te worden, dat de land
bouw als eon der, hoerdbronnen van <>ns
volksbestaan moet. geëerd, staat' vast- De
Regering toont dit dan ook wel terdoge
te beseffen. Hoeveel ia er niet onder de lei
ding van Lovinlc en anderen voor den Land
bouw gedaan
Dcre Staatsbemoeiing heeft inderdaad zeer
goeds vruchten of geworpen.
Togen alle eenzijdigheid behoort evenwel
gewaakt te worden. Eenzijdige behartiging
van de belangen der landbouwers en grond
eigenaars zou enorme schade toebrengen aan
het g-rootere deel des volks, dat in handel
of industrie zijn bestaan meet vinden. De
^^^^^/OOOOOOOCCOOC
SMfiRÏStERS.
Zij kon den slaap maar niet recht vat
ten dien avond. Soms sluimerde zij even,
maar dan telkens vloog zij niet een plot-
aelingen schrik overeind in haar bed.
„Wat heb je toch?" had haar man al
Oen paar maal gevraagd.
„Och niets," nei ze dan.
Zij wou het niet weten, dat zij bang en
zenuwachtig was. Wat moest haar man
wel denken I Zij had altijd voor zoo flink
gegolden I Als meisje nog had zij alleen
iBcns een bedelaar op de vlucht gejaagd,
die dreigend en vloekend eerst niet van
de deur te krijgen was, toen hij merkte,
dat er geen man thuis was. Bang was
zij toen niet geweest, maar nu, als zij er
aan dacht en naging, wat er had kunnen
gebeuren, voelde zij wel even een huive
ring langs haar rug. Haar ouders hadden
daar ook wel erg eenzaam gewoond.
Nu, heel voel beter was het hier niet.
Maar zij dacht daar toch nooit aan. En
nu. vanavond juistOch, ja, dat was
altijd zoo. als zij 's avonds uitgeweest was
cn druk gepraat had. Dat maakte haar zoo
zenuwachtig, dat zij niet in slaap kon ko
men. En nu Klazien nog van dieven en in
brekers had zitten vertellen, moest zij daar
natuurlijk gedurig aan denken.
H aar man had nog gewaarschuwd
„Je kunt er straks niet van slapan."
't Was toch eigenlijk te gok. Zij wou
et ook niet meer aan denken, maar rustig
gaan slapen nu.
Rustig schikte zij zich wat in de dekens
fcn lei het hoofd neer. Maar na een oogen-
blik hief zij met een plotselingen ruk haar
hoofd weer op van het kussen. Hoorde
xy daar niet wat? Zij luisterde even, het
4an glimlachend het hoofd weer zakken.
't Was haar man, die snorkte. Ja, die kon
altijd slapen f Daar moest zij hem wel vaalt
fitQ ben y den. Zenuwen scheen hij niet .te j
ervaring in het buitenland bewijst, dat het
hier met een enkel woord aangeduide ge
vaar zeker niet denkbeeldig is»
De Landbouw is wij erkennen het
van zeesr groote beteekenis. Maai vergeten
mag toch niet worden, dat een graaiend,
een zich gestadig uitbreidend volk ate heit
ouzo, vooral in de nijverheid zijn levens
onderhoud moet roeken. De waarschuwing te
gen eenzijdige agrarische politiek wint .daar
door nog meer aan kracht.
Do laatste opmerking zal bij de landlxyii-
wers, en bij hen niet alleen, nogal tegen
spraak ontmoeten, zegt „D e T ij d." uEen
groeiend, een zich gestadig uitbreidend volk"
kan nog in andere richting een behoorlijk
bestaan zoeken, wanneer, gelijk ten onzent,
do cultuur van de reeds ontgonnen terrei
nen nog zooveel intensiever kan worden en
het veld van de heide- en andere gronden,
welke voor ontginning vatbaar zijn, nog zoo
uitgestrekt ie.
Eb zijn dan ook wel andere en betere
redenen om tegen „oen agrarische partij" in
verzet te komen. De-ze redenen liggen vooral
op politiek gebied. Wanneer eenmaal een
zuiver agrarische politiek haar intrede heeft
gedaan in ons Parlement, zullen bijwijze
van noodwendige actie, de belangen van do
ar boilers, de middenstanders, do mduatriëelen
enz., diór al heel spoedig ook hun verte
genwoordigers vinden. Zoo zullen wij, in
plaats van volksvertegenwoordigers, standen-
en belangenverfceg^enwoordiger* Icrjjgen on
e&I, naast den partijstrijd, de belangenstrijd
ontbranden en ons volk verdoelen. Geest
verwanten, die, politiek genomen, bijeen hoo
ren, zullen wegens conflicten op socaaol-
oeoonomiock lea-rein bij do stembus vaak
tegenover elkander staan, en zoo zullen voor
den grooten polifcieken strijd, die loeft van
beginselen, eenzijdige materieels strevingen
van een kleinzielig egoïsme in de plaats tre
den. Het algemeen en landsbelang zal hier-
bij het kind van de rekening worden, want
in plaats van „elkeen voor allen" zal ieder
voor zichzelf" de leuze zijn- Inzonderheid
uitgaven voor militaire en dergelijke be
langen, waarbij geen enkele stand als zoo
danig direct baat vindt, zouden uit den booze
heeten en het slot zou zijn, dat leger en
vloot, evenals onderwijs, kunst en soortge
lijke, meer geestelijke factoren van het volks
leven, leelijk in do verdrukking kwamen.
Het is misschien niet overbodig op te
merken, dat het verlangen van dm zeereorw.
pater Van den Eisen naar oen eigen ver
tegenwoordiging van den boerenstand bij de
Regeering betrekking heeft op en alleen te
verwezenlijken is bij een nieuwe orga
nisatie dor maatschappij, namelijk een orga
nisatie naar beroepsstanden. Ilot komt ons
dan ook voor, dat zijn pleidooi op zichzelf
nog niets bowijsfc voor een „agrarische po
litiek" in de tegenwoordige om
standigheden. Dit schijnt de zeer ge
achte schrijver voorbij te zien, als hij na
oen artikel in „D e T ij d" instemming be
tuigt met het streven van „De Platte
lander", die als wij bom goed ver
staan binnen hot kader van do tegen-
woordige maatsoh appel ij ko orga nisatie
zijn agrarische hervormingsplannen wil ver
wezenlijkt zien.
„Bedrijfsorganisatie van de landbouwers is
uitstekend," schrijft de „Nieuwe Til-
burgsche Courant"; „zelfs socialo en
economische vertegenwoordiging is heel goed
en het ware te wenschen, dat men er spoe
dig toe komen kon. Bovendien is ar alles
voor te zeggen aan den landbouw den noo-
digen invloed te verschaffen in het por le
men t, waar de landbouw niet zoo verweesd
slaat als men wel eens voorgeeft-. Maar een
hebben. Maar zij zou nu ook slapen. En
zij duwde wat dieper het hoofd in het
kussen.
Zij lag nu een tijdlang rustig, luisterend
naar het snorken naast haar en naar liet
tikken yan de hangklok in de kamer. Maar
dan lichtte zij het hoofd plotseling weer
op van het kussen. Dat was toch iets an
ders dan het snorken van haar man! 't
Was net, of zij buiten op het erf hooide
loopen. Een landicopei* misschien. Zij luis
terde nog even. Nu hoorde zy niets meer.
Zou zij het zich verbeeld hebben?
Dat kwam er nu van, als je 's avonds
zulke praatjes hieldt! Jo ging j-c van alles
verbeelden. Die Klazien ook met haar ver
halen! Maar hoe waren zij er toch eigen
lijk op gekomen? O ja, over geld in huis
hebben 's nachts, waren zij begonnen. En
haar man had nog gezegd, dat hij dat
altijd op zijn slaapkamer borg. Hij had nu
ook pas geld ontvangen. Die gedachte
maakte haar ook nog zenuwachtiger na
tuurlijk. Zij had maar liever
Verschrikt schoot zij met een ruk over
eind. Nu hoorde zij toch duidelijk wat,
buiten. Er liepen er op het erf. Meer
dan één leek het haar. Ingespannen luis
terend ging zij rechtop in haar bed zitten.
„Jacob," kwam zij dan, haar man waar
schuwend, „Jacob."
Jacob snorkte door.
„Jacob," zei ze nog eens, nu wat har
der duwend.
„Hè?" kwam haar man, zuchtend.
„Word eens wakker 1"
Hij richtte zich half op in het bed.
„Wat is er?" vroeg hij, met knippende
oogen.
„Er loopen menschen buiten."
„Menschen
„Ja, ik geloof, dat er inbrekers zijn."
Hij kwam haastig overeind.
„Inbrekers?"
„Ja, luister maar. Zij loopen buiten."-
Beiden zaten zij nu rechtop in bed fe
luisteren. Maar zij hoorden mets dan het
tikken van den regen tegen de ruiten.
Ik lioor niets," i hp.
agrarisohó paprïij &ohte» 5*$ geenszins
wtoschelijk."
,Wij evenmin, aldus „Het OeniVüm."
Maai wij gelooven tevens, dat het plan
weinig kans heeft verwezenlijkt te worden.
Bedriegen wij ons niot, dan werd inder
tijd dootr het bekende lid der Tweede Kamer,
wijlen mr. Hoffman», reeds een poging aan
gewend, om een partij te oonstitneeren, als
waarvan thans „De Plattelander" de
opriohtdng bepleit.
Hij sprak van een Plattelandsclub, en meer
in 't bijzonder had hij daarbij dn Katholie
ken op het oog.
Maar het bleef hij oen plan-
Toen reeds twintig jaren geleden
zag men in, dat hot niet gewenscht is een
partij tot eon bepaalden kring van perso
nen, die bepaalde belangen te dienen hebben,
te beperken.
Andere categorieën van staatsburgers zou
den straks hetzelfde gaan doen, en de ver
brokkeling, welke hieruit zou voortvloeien,
ware niet te overzien, tot schade van den
principieelen strijd, welken men g e z a m e n-
1k te voeren heeft-
En het blijft tooh waar, dat niet het be
lang van een bepaalden stand, maar het
principe, voor alle standen geldend, de
grondslag moet zijn voor een deugdelijke
partij-formatie.
Natuurlijk kunnen do landbouwers alle aan-
apraak doen golden op behartiging hun neg
aangelegenheden.
Maar ook zelfs van dit standpunt be
schouwd zullen zij hun deel beter bereiken,
wanneer zij in do staatkundige partijon hot
element hunner voorvechters trachten te ver
sterken en daarbuiten hun organisatie be
vestigen, dan door het sjiekten oen-er afzon
derlijke fractie, welke uittel'aard, tot een
zijdigheid ia gedoemd.
In oen driestar Voorpostengevecht
z«i „De Standaard":
Do strijd om de tien uron is slechte
een voorpostengevecht- Do toekomst nioet den
achfc-iren-dag brengen. Acht uren sLo
pen, acht uren vrijaf hebben, en acht uur
werken. Zoo luidt do eigenlijke leus. En
zelfs dio leus drukt het eind bedoelen nog
niet uit. Meer dan eens is hef reeds uitgeba
zuind, dat eigenlijk drie, vier uren genoeg
moest zijn, en dat "het in den socialen heil
staat daartoe ook zal komen.
Juist daarom is het altoos onvoorzichtig,
zich nu reeds met beslistheid voor een tien
uren-dag nit to sprekon, althans zoo bedoeld
wordt oen algemoouo regel- Voor tal van
bedrijven kan het on moet het, en daartoe
cal het dan ook komen, maar als algemeens
rog-el .bodoeld blijft het een phraso, waar
de werkelijkheid zich f tegenover zet- Ook
hier moot men specifioeeren. omdat de ar
beid zelf gespecifiooerd is. Op het land is
's winters geen tien uren vol te maken,
en ktjmt men, als de oogst invalt, met den
tien-uren-dag handen to kort. Op een schip
in zee is de tien-uren.dag onzin- Soms is
er niets te doen, maar als de storm ojjzet,
valt er aan slaap niet tc denken- Zoo is het
met de visscherij. Zoo is het met de ontlading
van schepen. Zoo ia het in tal van bedrijven.
Het moet daarom alles afzonderlijk gere
geld. En wel zoo, dat de prijzen voor den
consument niet te hoog cploopen. Dan toch
vermindert de consumptie, volgt afdanking
van den werkman, en Icomt het spook van
de werkloosheid dreigen. En dan hoeft men
24 uren vrij, maar gecu lócn en geen brood.
Daarom stak er in de motie voor den
tien-uren-dag, die de Kamen* aannam, ge
vaar. Als motie was ze een phrase en niets
mear. En zoo nu niet op staauden voet komt,
wat do motie bedoelt, dan hoct dit aan on
wil te liggen, dan wordt dit aan reactie
toegeschreven, en wie nu, na voor de motie
gestemd te hebben, ook maar aarzelt, wordt
betioht van onoprechtheid en volksmisled-
ding.
Dat de arbeidsdag, in normale omstandig
heden, de tien uren niet overschrijden mag,
stemt ieder toe, maar niet de bureauoratie,
alleen het bedrijf zelf kan hier wet en re
gel stellen. Zoo wacht allee op do bedrijfs
organisatie, maar juist daar wil men niet
aan. Het moot al van onder op uit de volks
actie opkomen, en die voLksaotie moet aan
de Regeering dwang aandoen, om haar be
velen op te volgen. Het paard wordt achter
den wagen gespannen. Phrasen moeten voor
politiek gelden. En het vanzelf geboden
middel, om dit ingewikkeld vraagstuk hoe
eer lioo beteer tot oplossing te brongen, blijft
uit. Juist dit sterkt de patroons, die hun
werkvolk uitbuiten, gelijk men hot noemt
Zoo neemt de ergernis en do ontevredenheid
toe. Algemeen stemrecht helpt er niot» voor,
want in tal van Landen bestaat dit revo
lutionaire stemrecht, en toch is er geen ticn-
uren-dag. Soms maakt het don ook den
indruk, dat het minder om den tien-uren-dag
te doen is, dan om den goasl van ontevreden
heid wakker te houden, die door de phrase
leeft, en dat men den practischon weg ter
doelbereiking weigert in te slaan-
,,D e Standaard" wijst elko moge
lijkheid af van meedoen der christen
democraten aan de algemeen
kiesrecht-beweging. Het blad be
sluit zijn beschouwing aldus:
"We gunnen daarom den hésren het goed
koop vermaak om reeds nu voor 1914 over
ons te willen beschikken. Er komt toch
niets van. En iets meer dan een fata mor
gana zou het clan eerst worden, zoo ze er
zelf aan geloofden en zich dan ook de moei
te gaven, om zelf hun denkbeelden nader
uit to werken; en althans een poging waag
den, om eens duidelijk uiteen te zetten, hoe
ze, in weerwil van het principieele verschil,
dat ons scheidt, zich nochtans praotisohe
samenwerking als mogelijk denken. Maar
zelfs zoo diep gaat niet één hunner woord
voerders op de kwestie in. En al hun ge
schrijf komt hierop neer, dat ze thans een
ander bord naar boven heschen clan in 1909.
Toen stond er op clat bord Blanco, nu staat
er op Solo.
Er zal nu in 1913 een Kabinet moeten ko
men met een Solo-program,, waarop niets
staat dan Algemeen Kiesrecht, en dat, is
het er, weer aftreedt. Dan komt er weer
een Stembus, en bij die Stembus zal dan
eve-nzoo oen Solo-program dienst moeten
doen,, waarop niet anders staat dan do leu
ze: Democraat. Zonder iets er bij, zonder
eenige nadere definitie. En als dan dat de
mocratisch Kabinet' achter do groene tafel
zit, cal het niet anders te doen hebben,
dan hot volk te democratise eren, niet naar
vasten regel, niet op grond van gemeen
overleg, maar op goed geluk af. Zulk een
Kabinet tuimelt natuurlijk weer, eer het
aan zijn eerste groote wet toe is, om als
dan het. geharrewar van 1907 te hernieu
wen Doch waar zéé de zaken staan, houde
men ons dan ook ten goede, dat we Liever
toeschouwer aan de wal lijven, dan met
de hoeren scheen gaan.
,,M y o e o ti s," het vakblad voor
spoorwegpersoneel in Nederland,
bespreekt 't a d r e s dat de groepsver-
tegen-woord ig in g onlangs aan de
directie der H. S.-M. heeft gezonden.
Het blad schrijft:
Zonder op haar beslissing vooruit te wil
len loopen, komt het ons voor, dat de direo-
tie niet medewerken zal, om een instituut
in het leven te roepen, aan wier beslissing
zij onderworpen wordt.
't; Zou echter niet onmogelijk zijn, dat het
adres der groepsvertegenwoordiging aan
leiding gaf tot het elpen der noodige stap
pen bij dp Regeering om te komen tot op
heffing van het instituut der groepsverte-
genwoordiging. Hetgeen wij zeer zouden be
treuren; daar een verbetering van den be-
staanden toestand heel wat nuttiger en
wensohelijker te achten is.
Een andere mogelijkheid is, clat het breed*
voerig toegelicht schrijven een regeling ver
oorzaken kan, welke de groepsvertegen-
woordiging alleszins billijken moet, en.
waarmede ook het personeel o. i. gaarne
acooord zal gaan. Wij bedoelen een zooda
nige regeling, die de groepsvertegenwoor-»
diging ook meer in het vertrouwen der di
rectie brengt, waardoor de groepsvertegen-
woordiging (of een oommissie uit haar)
met de directie tot overeenstemming gera
ken kan, aangaande de noodzakelijkheid
der redenen, waarop belangrijke afwijzen
de beschikkingen gebaseerd werden.
Het blad acht het laatste zeer gowenscht
en zou bijv. zoover willen gaan, dat do
directie ook aan de groepsvertegenwoordi-
ging inlichtingen verstrekte omtrent opzien
barende ontslagen.
„Indien de groepsvertegenwoordigmg
zulk een strafzaak kent, en volkomen moet
billijken, dan zal ook het personeel op haar
verzekering van de juistheid der opgelegde
straf overtuigd zijn," zegt ,,M y o s o t i a."
Indien de groepsvertegenwoordiging ech^
ter eens niet overtuigd is van de billijk
heid van een ontslag, wat danl
In een „Btaatkundigon Brief"
schrijft mr. S. van Houten over de alge
meen© verkieziagon, die weder in
't zioht komen.
Bij regelmatigen loop van zaken zullen
ze over twee jaren worden gehouden, doch
reeds ee<rder, als er van de Grondwetsher
ziening iets mocht komen, of misschien ook
zoodra een der dreigende politieke onweders
uitbarst, wat in belangrijke mate in han
den van dr. Kuyper ligt.
Ook de liberalen liberalen n.L tout
oourt, vrijheidsvrienden zonder eenige bij
voeging moeten, naar schrijver hun ver
maant, tijdig op organisatie bedacht zijn en
hun best doen, dat de strijd kan loopen tus-
schen vrijheid en ataatsvoogdij. Voor da
vrijheidsvrienden beginnen de kansen zri.
zeer te verbeteren door de wet tegen zede
loosheid De gevolgen van de overige arti
kelen kunnen eerst aan het lidht komen bij
rechterlijke toepassing, maar de door de Re
geering voorgestelde definitie van verboden
spel bedreigt niet alleen ook de onschuldig
ste spelen om kleinen inzet in alle voor het
publiek toegankelijke looaliteiten, maar be*
gint alvast met vernietiging van een
bloeiend tussohenbedrijf bij weddenschap
pen, waarbij partijen niet eens Nederlan
ders zijn, en alzoo, wat hun zedelijkheid
betreft, niet onder toezicht of bescherming
der Nederlandsche Begeering staan. Allee
ten koste van honderd duizenden voor de
schatkist en den bloei der Zeeuwsche ste
den En macht en machtsmisbruik der zelo
ten in de Tweede Kamer gaan zelfs zoo ver,
clat een meerderheid van 1 stem in een ver
gadering, waar 1/3 dor leden afwezig was,
aan de Regeering, in strijd met haar voor
stel, ook de vernietiging von den totalise tor
opdringt; een op den voet, waarop tij hier
te lande werkt geheel onschuldige inrich
ting waarvan de winst slechts dient voor
„Zie je daar niets?" vroeg zijn vrouWj
„Waar?" vroeg hy, naast haar staande,
„Daar," wees zij.
Op maar weinige passen voor hen zag
hy nu een man loopen. Terwijl zij even
stonden te kijken, kwam er nog een, hob
lend, den ander achterna, 't Was een lange
man met een gummi-regenjas, welke glom
van het water. Hij hield zijn pet in de hand^
„Dat zijn ze," kwam Mieke.
„Ik ga ze na," zei hij en wilde weg-i
hollen.
Maar zij hield hem vast1.
„Zou je 't wel doen?" vroeg zij bezorgd.
„Je kunt nooit weten, wat voor lui het
zyn."
„Jawel," zei hij, zich losmakend.
Dan rende hy weg.
„Voorzichtig, Jacob," riep zij hem na\
In den duister liep hij voort, zoo vlug hij
kon. Maar ook de twee mannen vóór hem:
maakten boenen. Hij zag nog slechts de
lange regenjas, glimmend van het nat. Zij
waren nu al ginds boven op den dijk. Even
zag h\j nog onduidelijk het glimmen van
de jas. Dan waren zij verdwenen.
Een tijdlang bleef hij nog voorthollen!
achter de verdwenen mannen. Dan stond
hy stil, tuurde voor zich in de duisternis;
en keerde eindelijk langzaam naar huis<
Daar stond zijn vrouw nog bij het kaa
potte raam.
„Hierlangs zijn zij ingekomen," zei zCj
Zij onderzochten dan samen het huis*
Maar er bleek niets gestolen te zijn.
„Wij zijn nog juist bijtijds gekomen,'1
zei hij glimlachend.
Zijn vrouw lachte ook.
„Jouw schuld is het zeker niet," kwam zys
Hij schudde het hoofd.
„Maar nu ga ik dadelijk naar de polw
tie," zei hij.
Dien nacht nog werd een man met eetf
gummi-regenjas door fcwee agenten op ge*
bracht
„Ik ook niet," kwam zij aar&efcnd.
„Maar hoe kun je dan...?"
„Ik meende, dat ik hen op het erf hoor
de," verdedigde zij zich.
„Och wat, meenen," zei hij korzelig. „Je
ligt nu den heeicn nacht al te woelen. Ga
toch slapen."
Dan keerde hij zich om. Zij bleef nog
even luisterend rechtop zitten. Na een
o ogenblik hoorde zij haar man weer naast
zich snorken. Dan legde zij zich ook neer
cn trachtte te slapen. Een paar maal meen
de zij nog voetstappen buiten te hooren en
onwillekeurig lichtte ze dan hef hoofd al
wat van het kussen. Maar zij wilde aan
haar zenuwachtigheid niet toegeven en
dwong zich te blijven liggen.
Maar daarMet Óen ruk kwam zij
opnieuw overeind. Zij meende aan het huis
wat te hooien. En luisterend stak zij haar
hoofd vooruit.
Plotseling rilde een schok door haar
lichaam. Een zware slag dreunde door het
huis. 't Was, of een raam met een smak
werd dichtgegooid. Onwillekeurig keek zij
naar haar man, die rustig Meer doorsla
pen. Maar bang, dat zij zich weer vergis
sen zou, durfde zij hem niet roepen.
Zij boog zich wat over hem heen, om
beter te kunnen luisteren, maar hoorde
niets meer. Het leek overal stil in huis.
Alleen de klok tikte haar regelmatigen
gang. Misschien had de wind, die begon
op te steken, een opengebleven raam in
het achterhuis dichtgeslagen
Zij wilde zich al weer neerleggen, toen
zij achter in het huis iets meende te hoo
ren. Werd daar niet een grendel wegge
schoven? Met een ruk wendde zij zich
naar haar man.
„Jacob," zei ze, dicht bij zijn oor. ^Ja
cob, word eens wakker."
Haar man zuchtte diep, keerde zich om
en wilde weer gaan slapen. Maar zij trok
hem bij den arm. Zij hoorde nu duidelijk
zachte stappen achter in het huis.
„Jacob, sta op!" zei ze dringend. „Gauw
wat! Er zijn dieven in huis."
Jacob Opende de oogen, keek zyn vrouw
aan, knipte met' de oogden en sloot ze
weer.
Maar zij schudde hem heftig dooreen.
„Neen, neen, Jacob," kwam zij angstig.
„Ér zijn inbrekers, werkelijk."
Hij opende de oogen weer en bleef zijn
vrouw even verbaasd aankijken. Dan gleed
er een nauw merkbare glimlach over zijn
gezicht.
„Wat, inbrekers 1" hakkelde hij.
„Ja, ja, werkelijk. Ik heb ze hooren loo
pen in het achterhuis."
Haastig richtte hy zicli op en wreef zich
de oogen.
„In het achterhuis?" vroeg hij.
„Ja, luister maar."
Hij zat even onbeweeglijk, sprong dan
haastig het bed uit.
„Kom mee," zei hu.
In een oogwenk had hij een paar Idee-
dingstukken aangetrokken, liep dan naar
de deur. Zijn vrouw volgde hem. Met een
forschen ruk duwde hij de deur open. Even
scheen het hem, als werd zij tegengehou
den. Dan, als zij open was, meende hy'
achter de deur geraas te hooren.
„Voorzichtig, Jacob," fluisterde) zyn
vrouw naast hem.
Behoedzaam keek hy door de kier der
deur. Hij meende daar iets te zien bewe
gen. Met een sprong stond hij in de gang.
„Jij dien kant," wees hij zijn vrouw^
„Heb je licht?"
Dan, de kaars vooruif, arm en hand
gereed voor den slag, liep hij naar ach
teren. De deur naar het achterhuis stond
open, maar hij zag niets. Luisterend stond
hij even stil. Dan liep hy terug de gang
door naar zijn vrouw.
Zij was er niet meer.
„Mieke," riep hij, bang voor een onge
luk. „Mieke."
De voordeur stond ópen.
„Mieke," riep hij nog eens, in de ópen
deur staande.
„Hier," klonk de stem van zijn vrouw van
ket erf. „Kom eens gauw."
Haastig liep hij in de duisternis in de
richting, vanwaar het geluid kwami