COURANTJSN. Een vlooienverzameling. Is er leven op de planeten? dwaalde, zonder te durven aanschellen. En we hadden te gelijk geloot voor den militai ren dienst. Toch was er toen geen brutaler meesier dan hij. Ails hij met moeite over zijn verlegenheid heen gekomen was, dan was de kracht van den aanloop zoo steik geweest, dat Mj het doel voorbijschoot «.n lomp werd. Ik denk altijd aan dezen tnan, die later veel van zijn brutaliteit ve d tor, als ik een geval van onhebbelijkheid in cujn omgeving opmerk van hoog of laag. Ook hooger geplaatsten hebben met dit ge brek te worstelen. Het hoofd eener schoii beklaagde zich een9 bij mij, dat nij voor zijn betrekking niet deugde. „Als ,k wat opmerk in de sohool, dat niet in den baak is, dan krop ik dat op, totdat het er ten laatste wel uit moet, en dan is het altijd *66 scherp, dat ik er zelf hinder van heb." En bij onze jongens is het vaak niet an ders. Zeker gegen van de tien gevallen van brutaliteit zijn in den regel mets andets (in de school ten minste) dan gebrek aan goede manieren, ontstaan door beschroomd heid, verlegenheid. Wie den verlegen jongen zijn beschroomd heid leert overwinnen, die behoudt een mensch voor de maatschappij. Wie zijn leer lingen goede manieren meegeeft), die geeft ze een fortuin. Be oorsprong der couranten moet gezocht worden in vliegende blaadjes. Nooit heeft iemand gezegd: Ik zal eens een courant gaan uitgeven. Neen, op het denkbeeld van het periodieke kwam men eerst later, al lengs. Maar ale ear eens iets zeer merkwaardigs gebeurde, dan wilde ieder het natuurlijk weten. Zoo ontstond het idee om van dat merkwaardige een verslag te schrijven en te vexkoopen (vliegende blaadjes). Reeds in de vijftiende eeuw in de Zuidelijke Neder landen vindt men er sporen van- Goschet, een Belgisch geleerde, heeft een randnoot gevonden, daarop betrekking heb bende, uit de jaren 14571460. „In die dagen hebben de boekdrukkers een verwonderlijke snelheid aangewend om het jongste nieuws bekend te maken. (De Turken wekten in die dagen vooral schrik door heel Europa). Die berichten zijn voor al rondgevent, in Parijs, de moeder der wetenschappen." In deze noot is nog geen bewijs, dat die vliegende blaadjes periodiek verschenen. De naam „Gazette" heeft dezen oorsprong: In 1563 was Venetië in oorlog met Söli- man 'ff. In dien oorlog verspreidden Vema- tianen geschreven berichten; de Venertiaan- sche oligarchie verbocd het drukken er van- Die geschreven stukjes kon men lezen voor een gazetta (klein stuk geld). Gazza (Itali-, aansch) is ekster. Vandaar heeft een spot vogel verzonnen, dat Gazetta ekstertje be- teekent, omdat ze elkander kopieerden. La ter werd het verbod van drukken ingetrok ken. Zestig deelen van die Venetian nsehe courantjes zijn nog voorhanden- In 1493 kent men het eerste vliegend blaadje in Duitschland: Verhaal der begrar fenis van Frederik III. In de zestiende eeuw waren het louter opgaven, soms met kleine houtsneden er bij. Allengs kwam ex uitleg bij. Vooral de bibliotheek te Dresden is rijk in duizenden van vliegende blaadjes. Maar het zijn nog geen oour an tenlouter vlie gende blaadjes. De couranten in Duitschland zijn niet al leen uit die vliegende blaadjes voortgekomen, maar ook daaruit, dat de Vorsten agenten hadden om hun nieuws te verschaffen. Een boekverkooper kwam er dan al spoedig achter, dat er nieuws aangekomen was, en kreeg allicht verlof om zoo dikwijls er nieuws kwam het te drukken. De oudste courant schijnt te zijn in 1616 het nog bestaande „Frankfurter Journal." Reeds dadelijk in 1616 vinden wij een twee de, de „Postavisen", de „Frankfurter Post- zeatung" nu genoemd. Zoo kreeg men in 1618 de „Postreiter in Fulda", in de nabijheid van Frankfort- Toen de 30-jarige oorlog geëindigd was, gingen de andere couranten weer te gronde, maar de Frankfortsche niet. De „Leapziger Zedtung" is verschenen se dert 1660; zij is de eenige krant, waarvan wij een monografie hebben. Zij heeft, als alle, altijd gestaan onder den invloed der Regeering. Zij werd dagelijks, ook 's Zon dags, uitgegeven; een half-kwarto.blad. Zien wij in welke orde de berichten komen, het leert ons wat toen het merkwaardigst was. In 1696 krijgen wij de eerste hofberichten. In 1700 de eerste boekaankondiging en v het eerste Leipziger stadsnieuws- In 1745 de eerste benoeming in het mili taire. In 1768 de eerste benoeming in het bur gerlijke. In 1762 de eerste Steckbrief of Signale ment. Reeds in 1756 werden er dagelijks gede biteerd 1150 exemplaren. De Fransche Revolutie was natuurlijk zeer gunstig voor deze en andere couranten. Want als er niets belangrijks gebeurt, ver langt niemand te lezen. In 1790 de eerste familieberichten: Heden overleed, enz. In 1794 de. eerste huwelijksadvertentie. In 1797 de eerste bevalling. In 1816 de eerste verloving. (Men ziet dus van hoe jongen datum die dingen zijn). In Frankrijk: Br. Théophraste ltenodot, zoo hjj zijn patiënten al niet genas, ver telde hun aardig nieuws. Hij kwam op het idee of hij nog niet meer geld verdienen kon, als hij zijn nieuws uitgaf. Eens in de week een klein kwarto, 8 pa gina's of 12 pagina's druk. Bureau d' Adress- 8o of Extra-ordinair© was de eerste titel. Hij was zeer bevriend met den beroemden wapenkundige d'Ozier. Deze kreeg veel buitenlandsche berichten en gaf ze hem. Richelieu zag in, welk voordeel een Re- geering van een krant kan trekken. Hij liet er in zetten al wat hij wilde, dat in Europa geloofd werd. Hijzelf en Lodewjjk XIII schreven er artikelen in. Zij bestaat nog als „Gazette de France", orgaan der legitimisten. Die oude courant van Renodot is uiterst zeldzaam; er bestaat maar één volledig ex emplaar, op de Bibliotheek te Parijs. „Le Mercruxe francais" is uitvoerige ge lijktijdige kroniek van alles, wat er overal gebeurd is. Dit blad kwam niet op gezette tijdén uit; als er weer stof voor één deel was, dan verscheen er een. Te Parijs in 1611 kwam het eerste deel uit bij Jean Richer. Hij was meer dan uitgever, ver zamelde de bouwstof zelf. Dat eerste deel loopt van 1605 tot en met 1610. De geest er -jan as altijd in het belang van het Hof geweest. In 1639 kwam het tweede deel uit (voor de jaren 1635, 36, 37). Dit kwam nu uit bij een anderen uitgever. Redacteur en uitgever zijn nu gescheiden. Renodot was namelijk redacteur, want Richelieu had spoedig ingezien, hoe veel partij er van te trekken was- Ook hier te lande dagteekenen de oudste kranten van de zeventiende eeuw. De vloo is steeds een dier geweest, dat zich maar zeer betrekkelijk in de belang stelling der mensch en mocht verheugen. De belangstelling bepaalt zich gewoonlijk tot jachtmaken er op, als de springers ons hin deren. Geen groote dichters hébben den lof van dit insect bezongen; zoover wij weten heeft alleen de Schoolmeester dit springend diertje in een zijner oden verheerlijkt- En toch wordt de vloo (Alphaniptera, Siphonop-, tera, Puleidae) niet geheel en al miskend. Sir Walter Rothschild, te Londen, bezit de prachtigste vlooienverzameling der ge heel e wereld. Hij is met recht trotsch op deze collectie, welke een drie duizend ver schillende soorten telt. In glazen huisjes leven deze dieren, en de grootste aandacht wordt aan do gezondheid van de zeldzame soorten geschonken. Sir Rothschild, die deze collectie uit een wetenschappelijk oogpunt zoo volledig moge lijk tracht te maken, bezit reeds uiterst zeldzame exemplaren. Van de gewone huis-, tuin- of keuken vloo i^Pulex irritams) af tot de Rhyn chgip non penetrans of zand vloo, die in West-India en Amerika van 29 graden Zuiderbreedte tot 30 graden Noorderbreedte wordt aangetroffen en sedert 1862 ook ifc Midden-Afrika voorkomt- Zooals het meer met verwoede verzame laars gaat, wil hij steeds zeldzamer extütt- p laren hebben. En zoo is deze vlooi en ver zamelaar reeds eenige jaren doendo om de tot voor eenigen rijd onbekende Pool vloo bij ziju verzameling te voegen- De „Gaulois" wist dezer dagen mede te deelen, dat eindelijk de heer Rothschild ir het bezit is gekomen van een exemplaar, dat tot de noordelijkst levende vlooien- soorten wordt gerekend en ongemeen zeld zaam is. Het betreft de z-g. witte Pocd- vloo. Nadat alle gedane moeiten tevergeefs waren geweest, besloot hij eenige maanden geleden tot plaatsing van een advertentie in een Canadeesch blad, meldende, dat degene, die het zeldzame dier wist te vangen en levend wist op te zenden naar Londen, opi een rijke belooning staat kon maken. En dezer dagen ontving Rothschild 'tot zijn on beschrijflijke vreugde, in een flesch goed ver zorgd, een drietal exemplaren van de witte Pool vloo. Men stelle zich de geestdrift voor, waarmede de baron dezen drie dieren een plaatsje gaf in een zijner vlooienterrariaI En hij dacht er niet lang over na, maap stuurde den voortvarend en Canadeeschea vlooien jager een bedrag van 120 pond ster ling voor deze Jielangrijke, niet alledaag- sehe Yondst. Daarover zijn de geleerden liet nog niet eens. Zooals men weet hebben over deze oude strijdvraag tot dusver vooral astronomen (inzonderheid Lowell en Schiaparelli) hun meening gezegd. Maar ook een dierkundige heeft zich nu met dat vraagstuk ingelaten: Edmond Perrier, lid van de Academie va a Wetenschappen en directeur van het Mu seum voor Natuurkunde te Parijs, die een! studie in de „Revue" publiceerde, waarin hij, ofschoon van zeer streng wetenschap pelijke grondslagen uitgaande, tot tamelijk fantastische resultaten komt- Voorop stelt hij, dat op ae meer ver wijderde planeten van ons zonnestelsel herfc leven onmogelijk is. Ook Mercurius met 2ijn gemiddelde tem peratuur van 193 graden is voor levende wezens, zooals wij die kennen in onze planten en dieren, ongeschikt. Venus,, de Aarde en Mars komen dus al- leen in aanmerking. Perm er pu is van meening, dat bij deze drie planeten op tamelijk gelijke wijze de voorwaarden voor het leven van dieren en planten aanwezig waren, waarbij echter de vraag, of dit op het oogenblik nog het geval is, niet opzettelijk overwogen wordt- Zwaartekracht, belichting, stoffelijke sa menstelling en dergelijke toestanden, die de ontwikkeling van het leven op onze beid© naburen in het wereldruim moeten bepaald hebben, wijken, naar het standpunt van. onze tegenwoordige kennis, van d© toestan den op onze aarde niet aanmerkelijk af. Pemer neemt aan, dat zoowol op Venus als op Mars rivieren en meren zijn (of ge weest zijn), dat het daar regent en sneeuwt, hagelt en onweert, precies als', bij ons, zoodat al dadelijk voor het leven der lagere planten en dieren, algen, zwam men, microben en andere microscopische le vende wezens de voorwaarden voor het leven voorhanden zijn. Wat Venus betreft, wijkt de zwaarte-, kracht op die planeet van die der aarde slechts weinig afde gemiddelde tempe ratuur is er hooger; er is meer water-, damp, de helling van de as tot de Venus- baan is iets steiler dan bij de aarde, zoo dat de jaargetijden minder scherp af ge-, scheiden zijn. Het zonnejaar is ook korter,, nl- 224 dagen. Insecten kannen er leven,, maar zonder metamorphose. De vochtige atmosfeer begunstigt in het plantenrijk het optreden eon er flora, die ongeveer gelijk moet zijn aan die van onze steenkoolfcarma- tie. Daar er geen bloeiende planten rijn,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 21