1
V oor jaarsmodes.
Duitsche ganzen.
De Lente komt...... en met haar komen
de voorjaarsmodes.
Of de beruchte „pantalon-rok'' ook tot de
voorjaarsmodes zal behoor en, blijft op het
oogenblik nog een geheim. Zeker is het,
dat zich' allerwegen heftige oppositie doet
hooren tegen deze zonderlinge „vasten
avondgrap." Misschien heeft nooit een mo
de zulk een storm van oppositie verwekt.
Maar zal het baten? Zal niet juist die oppo
sitie nog meer nieuwsgierige vrouwen, die
gaarne iets bijzonders willen hebben, er toe
verlokken, om het nieuwe kleedingstuk ook
eens te probeeren? Er valt nog weinig van
te zeggen. Zeker zal de pantalon-rok in het
voorjaar wel door enkele excentrieke ver
tegenwoordigsters van het sekoone geslacht
gedragen worden, maar of werkelijk een
groot gedeelte der elegante dames van zulk
een dracht gediend zal zijn, zoodat die
excentrieke vrouwtjes ook een sohare na
volgsters zullen vinden, blijft twijfelachtig.
De groote hoeden zullen van het voorjaar
echter wel van het schouwtooneel der mode
verdwijnen. Of we daarbij winnen zullen?
Och neen, waarschijnlijk wel niet, want onze
modïsten gaan het thans in de hoogte zoe
ken. De hoeden 6tijgen en stijgen, en de
gevaarten eindigen omdat alles ten slotte
een einde moet hebben in een tropee
van vederbossen, wuivende pluimen en
kostbare aigrettes. Zeer vele bloemen, voor
al kleine, worden ook bij het opmaken van
den hoed gebruikt. De meeste vrouwen
zien gaarne lichte, „bloemrijke'' hoeden, en
ook wanneer dit niet het geval was, zouden
zij ze toch opzetten, omdat de mode he^ nu
eenmaal wil. Zelfs voor de dolste kleuren-
fantasieën schrikt men bij de voorjaarshoe
den niet terug, ook al overtreffen zij den
modernste aller moderne schilders. Rood
stroo met witte en zwarte banden, zwan!
erin met koningsblauwe aigrettes, groen en
zwart gestreept stroo met groene en zwarte
veeren; men durft de stoutste nuanceerin
gen aan. Ook bij de stoffen rallen de scher
pe kleuren in den smaak: groen zal de
groote medekleur voor de lente van 1911
zijn. Met goud en zilver doorwerkte stoffen
herinneren ons aan den tijd van het Direc
toire.
De handtaschjes, die zoo langzamerhand
in handvaliezen waren veranderd, gaan de
Parijsche dames thans aan een lederen riem
over den schouder dragen. Die „taschjes"
worden steeds kostbaarder en weelderiger.
Dikwijls zijn zij met paarlen versierd en uit
kostbare oude stoffen vervaardigd.
Wat de handschoenen betreft, de voor
jaarsmode schrijft bruine, grauwe of crème
kleurige Zweedsche handschoenen voor.
's Avonds worden lange handschoenen ge
dragen, die gewoonlijk met rococo-motie-
ven zijn versierd, met guirlande» van rozen,
rijen paarlen, enz.
Proeven met suiker.
Het maandblad van den anti-suikerac-
cijlisbond maakt melding van proeven met
suiker, bij het Duitache leger genomen tij
dens een der groote hrerfstmanoeuvres, on
der leiding van den militairen arts dr.
Leitenstorfer.
In iedere compagnie van de drie batal
jons werden 10 manschappen voor de sui-
kerproef bestemd en daarnaast 10 man
schappen uitgekozen, die, gewoon gevoed,
als „Kontrolleute" dienst deden; bij de
aeuze der 10 suiker-manschappen had men
speciaal gelet op middelmatige, eer zwakke
dan sterke naturen.
Met zeven stukjes tabletsuiker per dag
werd begonnen en langzaam-aan werd de
hoeveelheid suiker tot 12 tabletjes opge
voerd.
De proefnemingen gaven nu de volgen
de uitkomsten: allereerst steeg het
lidhoamsgewioht der „suiker-manschap
pen tijdens de manoeuvres t eer dan dat
der Kontrolleute'Dit resultaat is voor
al daarom zoo belangrijk, omdat zooals
wij boven reeds meldden niet de sterkste,
veeleer de zwakkere soldaten voor de sui-
herproef waren uitgekozen. Vervolgons
bleek, dat door suikergibruik het gevoel
van honger langer onderdrukt kon worden
dan bij het toedienen van gewoon voedsel,
en dat bovendien op den marsoh zeiven
de honger door suiker spoediger dan door
ander voedsel was te stillen.
Evenaoo hadden de mot suiker gevoede
manschap pen minder last van dorst en
slecht© een paar suikertabletten waren vol
doende om bij een langen tocht den dor6t
voor geruimen tijd te le>s9cben. Na bet
gebruik van suiker voelden de desbetref
fende soldaten ziob ook frisscher dan te
voren en tot g. >oter uithoudingsvermogen
in staat. Een tegenzin tegen de suiker
deed zich bij al deze proefnemingen niet
voor.
Opmerkenswaard is het ten slotte, dat bij
dreigende afmatting suiker spoedig den
patiënt weder op krachten helpt-
Gedenki'eeken voor den Palzgraaf Otto
von Wittelsbach, welks onthulling dezer
dagen bij de viering van den negentigsten
verj aardig van prins-regent Lnitpoïd van
Beieren plaats had.
Vóór het gedenkteeken ziet men den
Prins-Regent in gesprek met den schepper
er van, den Rijksraad von Millar
De Duitschers 2ijn het, die weten, wat
een gans, en speciaal een ganzeborst, waard
is, en zij weten het zóó goed, aat hun ge
rookte Pommersche ganzeborsten en hun
ganzeleverpastei tot ver over de grenzen
van hun land een goeden naam onder de
lekkerbekken hebben.
Maar geen ganzeborst en geen ganze
leverpastei zonder ganzen en daarom zorgen
onze Oostelijke naburen niet enkel, dat zij
ganzen^ doch ook dat zij ganzen met volle,
vleezige borsten en abnormaal groote levers
hebben.
Het zijn de Pommersche en de Emdener
ganzen, waarvan de Duitsche ganzenfokkers
en -mester» het moeten hebben, al worden
ook nog duizenden bij duizenden uit Rusl&nd
ingevoerd.
De Pommersche gans heeft haar bakermat
in Yoor-Pómmeren en de aangrenzende dee*
len van Mecklenburg. De kleine boertjes, de
arbeiders en andere menschen met een be
scheiden bestaan, houden bijna allen drie of
vier ganzen voor de fok. Uit de gelegde
eieren kweeben zij de jonge vogels, die zij
eiken nazomer afleveren en die hun, bij hun'
bescheiden inkomsten, een voor hen niet on-l
belangrijke bron van bijverdiensten ver
schaffen.
De Pommersche gans is een echte nufc-
gans; zij is gdhard tegen het klimaat, flink
groot en laat zich gemakkelijk mesten. In
gemesten toestand weegt zdj tot 15 K.G. In.
vleeschqualiteit wint zij het ver van de ge
wone lamme of boerengans.
In den herfst moeten de ganzen in Pom»
meren en het naburig gebied der echte Pom
mersche aans haar voedsel op de stoppel
velden zoeken, waarbij zij goed gedijen.
De Pommersche gans is wit, wit met
grauwen kop, grauwbont of geheel grauw.
De enorme grootte der levers is een gevolg
van de bijzondere verpleging en voeding ge
durende het mesten. De Pommersche gani
staat hooger op de pooten dan de boerem-
gans.
De Emdener gans doet in grootte niet veel
voor de Pommersche onder. Deze is.
een betere broedster dan gene, maar haar.
jongen zijn in hun prille jeugd niet zo<*
sterk. De buitengewone ontwikkeling der1
bui-kwam is een der kenmerken van echt
heid, doch een-wam aan den hals is oen
fout. De kleur moet zuiver wit zijn; bij
jonge exemplaren worden enkele ver
spreide donkere vederen niet als foute»
beschouwd.
Zou in onze weidestreken de ganzenteelt,
mits niet overdreven, ook niet een toekomst
hebben? Zeker, mits men bij de fok maai*
stelselmatig te werk ga Goede ganzeboat
vindt ook in ons land wel zijn weg.
De Sabbat cn Schotland.
Schotland is het land van den Sabbat.
Onlangs werden een officier en zijn echtge*
noote mensehen uit de hooge wereld i
gevangengenomen, op beschuldiging van po^
ging tot oplichting. De vrouw beweerde, op
straat van een kostbaar snoer parelen be
roofd te zijn, en de echtgenoot sprak de,
Maatschappij aan, waarbij het snoer waai
verzekerd. Nu kwamen echter de beschuit
digden in verzet, omdat het bevel, om hea
lil hechtenis ve nemen, op Zondag was uiU
gevaardigd, en in Schotland mocht dat niet.;
Inderdaad werd om die reden het bevel on
geldig verklaard. Yeel hielp het niet', want;
dadelijk werd er een ander bevel uitge
vaardigd.
De Schotten vatten den Sabbat op al
gaan er meer en meer tegenwoordig andera
over denken zooals de oude Israëlieten.'
Het handschrift, dat prof. Schechter
New-York onlangs heeft uitgegeven, geeft
tot kennis van die opvatting een merkwaar-'
dige bijdrage. Prof. Hugo Gressmann, te,
Berlijn, vestigt daarop in de „Internatio*
nale Wochenschrift für Wissenschaft u. s.:
w.'' de aandacht.
Een verrassend licht, schrijft hij, valt er
op Maitheus 12 vers 11: „Wat mensch zat
er zijn onder u, die een schaap heeft, en
zoo datzelve op een sabbatdag in een gracht'
valt, die hetzelve niet zal aangrijpen en uit
heffen?" Men heeft het vermoeden uitge-,
sproken, dat Jezus hier zinspeelt op een ge
bruik van Zijn tijd, maar had het nog in'
geen Joodsch geschrift kunnen aanwijzen.
En nu heet het in prof. Schechter's tekst:;
„Wanneer het vee op den Sabbat in een
put of in een gracht valt, mag men het er!
niet dithalen." En vervolgens. „En wan
neer een levend mensch in het water valt,
mag niemand hem met' een ladder, een
strik of eenig werktuig er uit halen." De:
bedoeling is natuurlijk, dat men hem met
de hand mag helpen, maar niet met een of
ander werktuig, aangezien op den finhbaj
alle „arbeid" verboden ia.