Ho= 15662. LEIDSCHT DACFSI.ADY Zaterdag- 11 Blaart. Eerste Blad. Anno 1911. PERSOVERZICHT. SCHETS UIT DE RECHTZAAL. BUREN. „Do S t a n d a a r d" geeft over de voorgespelde heffing van eon debiet- jooht op tabak de volgende boschou-» wing: In beginsel kan men tegen het debiet- teohit op tabak niets inbrengen. Alle rooiken is een weelde. Volgens tal van doctoren jolfs een schadelijke weelde. Schier in alle landen wordt dan ook door de schatkist van de tabak partij getrokken. En 10 pCt., ge lijk minister Kolkman heffen wil, is stel lig geen -buitensporig recht. In grooter aan tal worden meest sigaren van twee centen gerookt. Dit maakt één cent meer op de rijf sigaren. Waarlijk, geen te hooge druk. Reeds lang is er dan ook ten onzent op fculk een belasting aangedrongen, eerst en meest van liberalo zijde, en voor zoover men er zich onzerzijds vaak tegen verzette, was dit meest, omdat men "en nood van de schatkist nog niet zoo hoog gestegen achtte, dat het geboden was, reeds tot dezen maat regel over te gaan. Vooral had men daarbij hot oog op de zware lasten, die Engeland on Frankrijk hieven. Engeland int f210,000,000 enkel van de tabak, Frank rijk 550,000,000 franken van tabak, lucifers en buskruit; bedragen, die, naar de ver houding der bevolking, hier van ons bij de 80 raillioen gulden zouden vergen. Wat do Minister thans wil, een recht van 2 millioen is hiermee eenvoudig niet te vergelijken. Wel daarentegen rijzen cr van meer dan één kant bedenkingen tegen de manier, waarop men deze twee millioen innen wil. Het eenvoudigst ware natuurlijk het innen van deze bedragen bij de aankomst van de tabak in het land, terwijl men de binnens lands geteelde tabak dan op andere wijze treffen moest. Dat de Minister nochtans de zen weg niet insloeg, is om den handel. Onze tabalksmarkt is van Europeesche be- teekenis. Liefst moet deze groote handel niet bemoeilijkt worden. Er ware wel een middel op te vinden, om dien handel niet te treffen, en toch de bedoelde belasting te heffen, doch dan zou het alles in entre- pót moeten gaan, gelijk in Hamburg ge schiedt, en zulk een entrepot is niet opeens geschapen. De Minister -11 daarom heffing bij het debiet. Dit nu legt op den verkooper groo te lasten, vooral in het kleinbedrijf, en bet sal zeer de vraag zijn, of de administra tieve controle bij dit kleinbedrijf zal zijn door to voeren. Vooral in gemengde bedrij ven zal dit op zeer ernstige bezwaren stui ten, wijl er in deze kleine gemengde bedrij ven aan geen geregeld boekhouden te den ken valt. Ze zijn er niet op ingericht, en er wordt vaak in al te kleine hoeveelheden vei&ocht, en verkocht te gelijk met andere ingrediënten. Toch zal hierop wel een uitweg te vinden aijn, vooral zoo men de gemengde en de niet gemengde bedrijven vaneen scheidt. Wordt in een winkel niets dan tabak, en wat daarbij behoort, verkookt-, dan is de controle van het debiet altijd mogelijk, ook el zou ook daarbij een vereenvoudiging van de controle vaak gewensckt zijn. Van meer dan één kant _.ngt men er Üaarom nu reeds op aan, dab althans voor de gemengde en kleinere bedrijven een recht op den inslag en niet op het debiet mocht worden geheven. In deze soort bedrijven krijgt de verkooper zijn tabak en sigaren van elders, is te bepalen van wie, en kan op dien inslag het recht worden g dieven. Reeds moeilijker wordt dit, als de verkoo per zelf van de tabak de sigaren maakt-, eoodat in den verkoopprijs niet alleen de waarde van de tabak, maar ook de koBten van fabricatie begrepen zijn. En het zal wel om die reden zijn, dat de Minister aan een uniform debietrecht de voorkeur heeft ge geven. In het algemeen zie men niet voorbij, dat op het Departement, waarvan zulk een voorstel uitgaat, al wat op zulk een heffing betrekking heeft, van alle kanten bekeken, is, eer men de lijnen voor het ontwerp vast stelde, en dat men op het Departement veel beter van de bezwaren, die zich voor doen, op de hoogte is, dan in de redactie- bureaux, die haar oordeel ten beste geven. Wel daarentegen mag ondersteld, dat het verköopend publiek weet wat het Depar tement niet w-et, en dat het Departement goed zal doen, komt- uit dit publiek een be ter denkbeeld op, dit niet al te voorbarig te veroordeelen. Waren de bedrijven georganiseerd, dan zou geheel de zaak nog veei gemakkelijker te onderzoeken zijn. Nu dit vooralnog niet het geval is, gaat men het veiligst door een ontwerp als nu inkwam, niet te overhaastig aan critieik te onderwerpen, maar door te beginnen met eenig vertrouwen in den Minister te stel len. En -is dan van zijn kant de Minister niet ongenegen, om opkomende bezwaren aan een ernstig onderzoek te onderwerpen, en zoo mogelijk een hem aan de hand ge daan voorstel tot rerlSetering niet te onver biddelijk af te wijzen, dan mag hope ge koesterd, dat ook voor deze tabaksbelasting eerlang de meest juiste vorm zal zijn gevon den, clie het bedrijf niet te zeer drukt, het debiet niet te zeer doet afnemen, en niet t-e groote kosten voor de eont-röle met zich brengt. Over de successieverhooging driestart ,,H et Centru m" Ronduit gezegd begrijpen wij niet goed, dat tegen het ontwerp tot verhooging der successierechten zulk een oppositie komt van de Rechterzijde, en dat wel op grond der progressie. Waarom toch wel progressie bij de hef fing van andere belastingen, en niet bij deze 1 Dat wat meer zal worden betaald ook bet-rekkelijk door hen, die do groote, ^rootero en grootste fortuinen erven, is geen onredelijke eisch. Natuurlijk zullen ook op dit punt grenzen zijn in acht te nemen, gelijk overal; maai er bestaat, dunkt ons, werkelijk geen grond om nu reeds zoo geducht alarm te slaan. Ook het beroep op wat in het program der katholieke Kamerleden van 1896.voor komt, omtrent de opheffing van successie in de rechte lijn, heeft, dunkt ons, slechts relatieve waarde. Het program is op ei-schillende punten verouderd, en had feitelijk reeds langs moe^_ ten worden Herzien. De heer Kooien wees er bovendien te recht op, dat het in behandeling zijnde ont werp niet onbeduidende voordeelen aan biedt, o.a. wat de vrijstelling voor kleine erfenissen betreft. Moest het program thans nog worden vast gesteld, men kan er wel zeker van zijn, dat de afschaffing der erfenis-belasting in de rechte lijn daarin niet meer zou worden ge- eischt. En ton slotte blijkt ook uit het feit, dat de opbrengst van dit voorstel niet meer dan circa 11 ton zal bedragen, dat de druk ge on buitensporige zal wezen. Er is in de oppositie tegen dit ontwerp van sommige zijden werkelijk tr op de bruit, dat echter, naar wij vertrouwen, wel niet tot ©on verwerping zal voeren. Nog een andere opmerking zouden wij in verband met de oppositie tegen het succes siewet] e willen maken. En wel deze, dat de tegenstand, welken de Regeering telkens bij haar eigen geest verwanten ontmoet, een minder aangena- men indruk maakt. Bij de behandeling der Bakkerswet, baj de begrooting van Oorlog, bij het ontwerp tot bestrijding van Zedeloosheid en nu weer bij de verhooging van het Erfrecht zien wij tel kens een grooter of kleiner aantal leden van Rechts front maken tegen het Kabinet. Dit bevreemdt, om het maar heel zacht uit te drukken. Natuurlijk zal niemand er aan denken, de vrijheid der Kamerleden aan banden te leggen, of een geregelde „ruggespraak" te verlangen tusschen Regeering en meerder heid. Maar er is clan tooh meer behoefte aan overleg, naar het schijnt, vooral ook in den boezem der partijen zelvcn. Tot zekere hoogte dienen Kabinet en meer derheid op elkaar te kunnen rekenen; ter wijl ook zooveel mogelijk is te voorkomen, dat do partijgenooten zich op vrij belangrij ke punten in voor- en tegenstanders split sen De beteekenis van het Reohtsohe over wicht gaat. anders te zeer verloren. En de kiezers worden telkens voor vraag- teekens geplaatst. - Onder het hoofdje Overlading? la zen wij in „De R e s i de n t i e b o cl e' De Haagsche correspondent der „N i e u- w e Winschoter Courant" schrijft aan zijn blad: „Vele ouders zullen met groot genoegen gehoord hebben, dat de Minister van Bin- nenlandsche Zaken den schoolopziener in het gelijk heeft gesteld, die bezwaar maakte tegen een nieuwe regeling aan een der openbare burgerscholen, waardoor de scholieren drie v r ij e midda gen zouden krijgen. Het spijt me voor de kinderen, maar mij dunkt, dat twee vrije middagen en de ge- heele Zondag voldoende zijn voor rust en vermaak.' Gaat men tegenwoordig niet wat al te ver met zijn eischen voor de schoolgaande jeugd? Zoo vermoeiend is' het werk der kin deren toch niet, dat zij om den anderen dag een halven of heelen dag moeten uit rusten. Op de Hoogere Burgerschool heeft men hetzelfde gezien en daar zijn de drie vrije middagen voor eenige jaren inge voerd, naar het heette in het belang van de catechisatielessen, maar daarvoor was een derde vrije middag niet noodig. En-het gevolg was, dat et nog meer dan tot dusver gevoetbald en gelawntemiisd werd, terwijl de lesuren rqoeten worden in- gekrompen tot uurtjes van 50 minuten, die door de verwisseling van leeraren werden ingekrompen tot drie kwartier, wat waar lijk aan sommige leervakken niet ten goede is gekomen. En daarbij komt nog, dat de gemiddelde H. B.-scholier in een goed huis woont of buitenshuis gezonde uitspanning vindt, ter wijl dit met de bezoekers en bezoeksters van de lagere stadsscholen goeddeels niet het geval is. Voor de meeste moeders zijn de vrije Woensdag- en Zaterdagmiddagen nu reeds een kruis. Zoodat ik maar zeg gen wil, dat het voor oudere en kinders beiden reeds welletjes is." Wat zal deze correspondent met de huis moeders klagen, als hij kennis neemt van plannen als dat-, hetwelk door onderwijs- 8pecialiteiten als dr. Gunning wordt op touw gezet, om voor de lagere sohool sdeohts halve dagen onderwijs te geven I Dr. Gunning schrijft in ,,H et Sohool- blad" een artikel, waarin hij beweert, dat de kinderen toch zoo overladen worden, dat het met halve dagen school al wèl is. Nu is het een prachtig idee, waaraan in onze dagen veel geofferd wördt', de school zooveel mogelijk te vervolmaken. En als de deskundigen het er over eens zijn, wat nog te bezien staat dat inkorting van het werkprogram tot de helft inderdaad noodig is, dan is er onzerzijds niets tegen, al hebben we de overlading op de lagere school altijd nogal te dragen gevonden. Maar men geve dan ook aan, wat de an dere helft van den dag met de levenslustige jongelui moet aangevangen worden. Eiken dag besteden aan de padvinderij en reeds door zulke broekjes als leerlingen der lagere school zal de liefhebberij van deze al te snel opgang makende nieuwigheid zeer zeker doen verkoelen. Wat denkt men er anders van, om de sohool eens heelemaal af te schaffen en alle kundigheden bij de padvinderij op te doen, die immers zooveel moois op nieuwe wijs al spelende wil bijbrengen? Van overlading op school is dan zeker geen sprake meer, en nieuw is het denkbeeld zeker. In een artikel over de bestrijding der ze deloosheid door den Staat had „D e Standaard"- het inconsequent ge noemd, dat de overheid het hazardspel uit winstbejag bestraft, terwijl ze zelf, om zes ton goud 's jaars to winnen, het louter op hazard berustende spel van haar Staats- 1 o t e r ij voortzet. Met deze uitspraak kan „De T ij d" zich niet vereenigen. Laatstgenoemd blad schrijft De grief van inconsequentie zou hier ge rechtvaardigd zijn, wanneer de Staat het hazardspel als zoodanig, als iets in zichzelf ongeoorloofd of perse in strijd met het al gemeen belang, veroordeelde en bestrafte. Maar dit is niet de strekking van de zede- lijkheids ontwerp en, in zooverre die zich met het hazardspel inlaten.. Wij, (katholieken, tien niet gelijk de geestverwanten van „De Standaard" in e 1 k hazardspel uit winstbejag iets immoreels en daarom behoeven wij het niet te wraken, dat de Overheid de Staats loterij instelt of voortzet. Onze afkeuring begint dddr eerst, waar dit spel toeval lig ernstig misbruiken meebrengt, welke den toets der moraliteit niet kunnen door staan; een ingrijpen van den 'Staat, om do misbruiken tegen te gaan, achten wij dan eerst wenschelijk of noodzakelijk, wanneer het algemeen belang door die misbrui ken een niet onbeduidende schade lijdt. De Minister van Justitie is, bij het vast stellen van zijn strafbepalingen tegen het hazardspel, uitgegaan van de veronderstel ling, dat in de onder de Strafwet ressor- teerende gevallen het algemeen belang wel degelijk het ingrijpen van den Staat vorderde. Wanneer de Minister van Financiën daarentegen do Staatsloterij handhaaft, geschiedt dit op grond van de geheel te genovergestelde overweging, dat door deze Staatsinstelling geen algemeen belang ge schaad wordt, ja, dat daardoor veeleer aan de nu eenmaal bestaande en niet uit te roeien zucht van velen, om nu en dan een kansspel uit winstbejag te wagen, een goe de of althans vrij onschuldige richting wordt gegeven. O. i. bestaat er dan ook geen tegenstrij digheid tusschen het optreden van de hec- ren Regout en Kolkman; beiden gaan bij het nomen hunner maatregelen vaa dezelfde beginselen uit, welke beginselen in het cén* geval tot de strafbaarstelling van de voor algemeen welzijn schadelijke kansspelen lei den, in het andere geval eyenwel d© Staats exploitatie van een in hun oogen onschul dige loterij zoo niet aanmoedigen dan toch tolereeTen. In „D e Klaroen'1 publiceert de ro- daoteur, mr. dr. A. v. d. Laar, politie ke verwachtingen Hij wijst er op, dat het coalitic-program als toegespitst is in tariefhemening en sociale verzekering. En dan noemt hij het een staatsrechter lijke buitennissigheid van minister Kolk man om nieuwe belastingen reeds vaat te stellen ter vorming van reserve-fondsen voor latere uitgaven. Hij sdbrijft o.m. Wil men de tariefsherziening than© be handelen, clan moet zij, het kan niet anders in ieder geval geheel los van de sociale wetgeving beschouwd. Maar daarom is ook van ooalitie-standpunt eisch, dat men dezo behandeling uitstJle. Wij voor ons achten die tariefsvedhooging oen zeer gevaarlijk gaan in de lijn van protectie, een eerste schrede op den weg van niet genoeg te vreezen belangenpolitiek, een spotten met den onafwijsbaren eisch van belasting naar draagkracht. Maar in ieder geval moet het tooh ongehoord geheeten, uat men in een tijd van drukkend hooge prijzen door een tariefsherziening die prijzen nog wat var- hoogen gaat, door een tariefsherziening ter vorming van een reservefonds voor uitga ven, die nog geenszins rijn vastgesteld. Met die tariefsverhooging speelt de co alitie hoog spel. Wordt zij ingediend en komt tij straks en dit zal dan rpoecTig wezen in openbare zittingj dan zal bij de behandeling wel aanstonds de kabinets kwestie gesteld. En wordt zij dan door de rechterzijde met macht van meerderheid doorgedreven, dan heeft waarschijnlijk rb> coalitie hiermede (haar eigen doodvonnis onderteekend. Ook de christelijke kleirvo' luyden zullen ten slotte gaan verstaan, w&3 een dergelijke conservatieve bolastiDgpoIi- tiefc beduidt, zij zullen gaan verstaan boo de eisch van belasting naar draagkracht een eisch is van waarlijk christelijk-sooLv le politiek, en zij zullen al meer aflaten een ooalitie te steunen, die de chrietelijK sociale reehtseisdhen niet aandurven kan en wil. - Geheimen vanGedeputeerda Staten. In het tijdschrift „Qt- meentebelangen" komt voor eeü artikeltje van den heer Duparc, oud-hoofd commies ter prov. griffie van FrietfwKK over „Openbaarheid". De schrijver wijst er op hoe, vóór de groo te hervorming onzer Staatsregeling in 1848, openbaarheid in de behandek'ng van de pr. blieke zaak een bijna, onbekend woord was., Alleen de zittingen van de rechterlijke ooi leges en de vergaderingen van de Tw/ods Kamer waren .openbaar, die van Prov. Stap ten en Gemeenteraad niet. Toen ochtr? kwam er verandering en werden volgens wettelijk voorsohrift ook de zittingen van de Eerste Kamer, Provinciale Staten ©d Gemeenteraad in het openbaar gehouden. Er waren uitzonderingsgevallen, waarbij openbaarheid niet voorgeschreven was en bijvoorbeeld do Gemeenteraden maken alge meen gebruik van hun bevoegdheid om bij do be handeling van het kohier van den hoofdelijken omslag dit in besloten zitting te doen. Schrijver van het artikel noemt deze n*> ww^XX)OOOOOOOÖ(Xwwv/v/ „Nu, en ik zeg je, dat het waai: 'isf |ie heeft ze gestolen." Juffrouw Lam haalde de schouders op. „Omdat die waarzegster dat nu verteld heeft „Ja, net, daarom," kwam Lam nijdig. Waarom zou zoo'n mens oh dat anders Keggen?" „Nu ja," kwam zijn vrouw. „Nu ja....- Jij geloofde het tooh zelf (Sok, toen ik je vertelde, wat zij gezegd had." .„Gelooven?" kwam zij weer. „Maar daar- jbm kan je iemand nog niaar niet aangeven bij de politie." „Zool En waarom niet? Je moet ze ge looven of niet gelooven. Maar als je ze gelooft, dan is 't waar ook." Juffrouw Lam wist niet- goed, wat zij Hierop, antwoorden zou, en haalde daarom jppnieuw de schouders op. Haar man bleef haai' een oogenblik zege vierend aankijken. Dan ging hij voort: „En vindt jij dat nu zoo gek, dat ze tiet gedaan zou hebben? Ik moet zeggen, (dat ik het kind nooit vertrouwd heb. Ze pot. er net naar uib, of ze j „Ja, dat kan nu wel," meende juffrouw (Lam. „Maar op zoo'n grond kan je ze tooh £iet bij de politie aangayen en vragen om huiszoeking te doen." „Zoo? Niet? Nu, en ik h'eb het gedaan," heet hij haar toe. „Vandaag komt de politie." Zij schudde het hoofd, „Jij moet het weten," zei ze, naar ach- feren sloffend. I „Dat ral ik ook," kwam hij, nijdig, om- pat rijn vrouw hem geen gelijk wou geven, te een, stapeltje jtgh^iftea op de toon bank neerploffend. „Ik zal zs wel krijgen." Dan, als zijn vrouw weg was, stapte hij naar de buitendeur, opende deze en keek de piraat op. Hij begreep niet, dat de po litie nog niet kwam. Hij was er toch van morgen nog geweest on ze hadden gezegd, ^d&Wze komen zouden. Dat moesten ze toch immers ook. Hij liep weer terug den winkel in en ging de schriften verder uitpakken, stapelde zo dan in de kasten. Maar hij had geen rust achter 'de toonbank. Telkens stapte hij weer naar "voren tot dicht bij de deur, om te luisteren. Als Rip nu maar niet uitging in dien tjjd! Hij was nu thuis. En 't was hem toch maar te doen om Rip t3 hinderen. Die moest er zelf bij wezen, dat de politie zijn liuis kwam nazoeken. "Wat zou hij nij dig 'zijn! Een schande was het ook voor hem. Iedereen in de straat zou het immers zien, dat de politie bij. hem in huis kwam. En ze zouden het elkaar gauw genoeg ver tellen: „Sientje van Rip heeft gestolen!" Daar 'zou hij, Lam, wel voor zorgen. Hij glimlachte even. Ja, ze moesten met hem maar beginnen! Al bijna twee jaar lang had hij het land aan dien vent ge had. En nu ging hij weg, omdat hij, Lam, de huur had opgeslagan. Zoo'n vent! Maar 't zou nog de vraag zijn, of hij een nieuwe woning krijgen kon voor dat geld. Vandaag zou hij het komen zeggen. Nu, 't zou hem een zorg zijn. Dat bovenhuis verhuurde hij toch Wel. Plotseling kwam hij haastig van achter de toonbank vandaan en bleef luisterend staan. Ei* was gebeld boven. Hij wou niet aan 'de deur kijken, nu. Maar hij kon im mers hier alles wel hoorem! Daar werd de deur opengetrokken. „Wie daar?" riep juf frouw Rip van hoven. „Ja, rpep jij maar; Wie daar?" mom pelde Lam in zichzelf; „daaï zal je van opschrikken." Een grijnslach tak over zijq gezioht, ter wijl hij in gespannen aandacht bleef luis teren. „Wo komen huiszoeking bij u doen," hoor de hij de politie van benoden. Goed zoo l Dan hoorde hij juffrouw Rip roepen. Ver volgens kwam Rip zolf boven aan de trap: „Wat 'moet dat beteekonen?" „Ja, dat zal je gewaarworden, wat dat te beteekenen heeft l De politie klom intussehen naar boven. Lain luisterde aandachtig. Hij hoordo luid praten, maar verstond niet, wat er gezegd werd. Dan, plotseling, klonk Rips stem dui- lijlc verstaanbaar„Zijn jullie gek?" Dan wat kalm gepraat van zware mannenstem men en plotseling daarboven uit weer Rips stem woest: „Ik zal er je zelf af gooienI" en nijdig gekijf van zijn vrouw. De zware stemmen der politiemannen gingen intus- schon kalm door. En blijkbaar brachten ze Rip aan zijn verstand, dat er niets aan te doen was, want allen liepen nu verder het bovenhuis in en naar de voorkamer. Maar Rips schelle, nijdige stem bleef voortdurend boven het praten uitklinken. Dan, ineens, hoorde Lam, die nu midden in den winkel te luisteren stond, hem geweldig vloeken. „Heeft dien fielt dat gezoid?" schreeuwde hij. „Wacht, ik zal hem krijgen, direct." Zware voetstappen dreunden nu hoven in het huis; vlugge, lichte passen volgden. „Ik ga hem op zijn gezicht 9laan I" schreeuwde Rip weer. Dan was er een rumoer van schuifelende voeten en het geroep van Rip weer: „Neen, ik ga direct." Lam laohte. Dat was blijkbaar om hem te doen. Hij balde de vuist. „Laat heaa maar komen," mompelde hij. Het rumoer boven hem hield aan. Blijk baar wilde Rip wegloopen, maar hield zijn vrouw hem tegen. Nu hoorde Lam de schelle stem der vrouw: „Doe heb nu niet. Wee* nu verstandig, Jan." Dan weer Rips zwaar dere stem en da^rOft rijn, vrouw smeekendi „Ooh, Jan, toe, alsjeblieft, denk er toch aan. Ga nu morgen liever, als je kalm bent." „Morgen, morgen," schreeuwde Rip. Dan sla ik hem de hersens in." Lam, nog altijd midden in zijn winkel, glimlachte. „Vrouw, vrouw!" riep hij naar achteren. !„Kom eens luisteren." „Wat is cr?" vroeg zijn vrouw in de deur. Dan, als zij heb lawaai beven hoorde: „Is de politie er?" Lam knikte. „Hij wil mij de hersens inslaan," zei hij. „Wie vroeg zijn vrouw. „Hij, Rip natuurlijk," kwam Lam, naar hoven wijzend. „Die aap," grijnslachte zijn Vrouw. Het rumoer was intussohen verminderd. Blijkbaar was Rip door zijn vtouw gekal meerd. Men hoorde nog slechts het zware stappen der politiemannen en zoemend ge praat. Dan eindelijk gingen de agenten weg. Lam liep haastig naar do voordeur, toen hij hen de trappen hoorde afkomen. Maar zij zeiden niets, sloegen dadelijk links af, toen zij buiten stonden. Den volgenden morgen stonden Lam en zijn vrouw in den winkel, toen Rip bin nenstapte. „Goeden morgen,"- zei hij bedaaird. „Morgen," kwam Lam, naar voeren tre dend. Ik had je gisteren verwacht. En hij glimlachte verachtelijk. „Gisteren?" vroeg Rip en een donkerrood sloeg plotseling op in zijn gezicht. „Ja, om te zeggen van het huis," zei Lam. „Zoo, nu, daar heb jij wel voor gezorgd, dat ik gisteren niet kwam." „Ik?" grijnslachte Lam. „Ja, jij, als ik gisteren gekomen watf, had ik je zeker de hersens ingeslagen." Lam lachte minachtend. „Ga nu je gang maar, hoor!" zeide hij. „Neen, dank je wel. Ik wil voor jou de kast niet indraaien", kwam Rip. ^Als ik je gisteren te palfïcen gekregen had Nu zal ik wijzer zijn." Lam was plotseling achter de toonbank geloopen en bukte daar naar beneden. „Zoo?" zei hij, zich weer oprichtend. „>rU niet. Dan zal ik het wel doen." En, op Rip toostuivend, sloeg hij hem met het op genomen breekijzer op het hoofd. Rip, den arm ter afwering uitstekend^ sprong achteruit. Maar Lam raakte hem nu op den uitgestoken arm, sloeg no: eens en nog eens. Dan gelukte het Rir hem' vast te grijpen en liem na een korte wor steling, waarbij het ijzer uit zijn handen viel, op den grond te krijgen. Juffrouw Lam, die in angstige spanning de worsteling had aangezien, b :t© zich nu snel naar het gevallen breekijzer en sloeg er Rip, die boven op haar man zat, mee op den rug. Deze, zioh nu aan twee kanten moetende verweren, begon het hachelijke van zijn po sitie in te zien en wilde juist opspringen om vlug den winkel uit te snappen, toen een jongen naar binnen stapte. „Hè," zei die, verwonderd kijkend naar het stelletje op den grond en dan naar juffrouw Lam, die zioh snel had opgericht, maar het breekijzer nog in de hand hield. Dan stapte hij verlegen en aarzelend naar voren en vroeg zacht: „Mag ik voor een," oent griffels, alsjeblieft?" Juffrouw Lam legde beduusd het breek ijzer neer en stapte plichtgetrouw achter de toonbank. Rip, haastig opgesprongen, liep naar dJ deur. „Ik zal je wel vinden," dreigde Lij. Maar Lam vlug overeind gekropen, wa£ al bcsohaamd naar achteren gestapt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5