Het slot ia de lucht.
Anekdoten.
stoken!" snikte de reu-zin en overal zocht
ze rond op het groote, groene grasperk.
Kaar het Prinseeeje hield rich zoo stil als
een muisje in den groeten vingerhoed en
werd dus niet' gevonden. Het reuzenkind
dwong en huilde intussoh'en net zoo lang,
tot ze verlof kreeg weer een nieuwe men-
schen-pop te kiezen. Den volgenden mor-
gen kroop het Prinsesje stilletjes uit den
vingerhoed en liep zoo ver weg, tot ze in
een groot bo&ch. kwam. Toen waa ze echter
koo moe, dat ze daar in slaap viel en toen
ze ontwaakte voelde ze, dat ze hoog boven
in de luoht vloog want dat een vogel haar
in den bek droeg. Die nam haar mee naar
zijn nest en brach't haar aan zijn jongen,
die dadelijk gretig op haar aanvielen...
maar, ze had nog net de tegenwoordigheid
van geest, met één sprong over den rand
t© klimmen en kwam zoo behouden op een
tak terecht Daar vond ze een boschbes,
zoo groot als een kinderhoofdje, en at die
lekkertjes op. Tegelijkertijd zag ze een
lieveheersbeestje, maar ook alweer een reu
zen-exemplaar, zoodat ze er bang van werd.
Die zette haar echter dadelijk op haar ge
mak en zei:
„Kom maar mee met mijik ken je wel: je
bent een klein menschenkind, als je nu een
tijdje lang goed op mijn drie kindertjes
past en eiken ochtend hun schild en vleu
gels schoon houdt en glimmend als een
spie geitje, dan zal ik je voor belooning naar
beneden dragen bij je ouders, die zich na
tuurlijk doodelijk ongerust over je maken!"
En dit vooruitzicht deed het Prinsesje
met zooveel toewijding voor kindermeisje
spelen, dat de jonge lieveheersbeestjes on
der haar zorgen voortreffelijk opgroeiden
en zij na eenige weken zickzelve reeds kon
den helpen.
Op een prachtigen zomerschen dag, vol
zonneglans en vogelgekweel, vloog de oude
lieveheersreus, met zijn lichten last naar
beneden naar de aarde, en maakte daar een
heel volk gelukkig met de blijde terugkomst
der geliefde Koningsdochter!
Vele, vele jaren geleden, liet een toove-
naar in Spanje zich een slot bouwen, dat
hing te zweven tusschen hemel en aarde.
De eenige dochter van den koning, Prinses
Isabella, was verbazend benieuwd naar dat
wonderlijke luchtkasteel, en, verbaasd
stond ze zoo naar omhoog te kijken, toen
opeens de tooven&ar daar zelve, aangevlo
gen kwam, en haar in zijn sterke armen
verbannen broeder van den sultan in handen
te krijgen. Want in de angst voor zijn le
ven, had de sultan zoo'n hoogen prijs ge
steld op bet hoofd van den -Prins, dat die
in waarde wel gelijk stond met een neger-
vorstendom.
Pania liet de booten met gewapende man
schappen zich terug trekken in het dichte
kreupelhout langs de kleine baai en hij
zelf met een troepje der dappersten, ver
borg zich in de onmiddellijke nabijheid der
vijanden, om ze aan te vallen op het oogen-
blik zelf, dat zij ontvluchten wilden. Daar
de spionnen de plaatsen kenden, waar Ha
bere wachten had opgesteld, wisten ze pre
cies die plaatsen te vermijden. Pania was
overeengekomen met de zijnen, dat op een
afgesproken teeken van hem zoowel de
booten met ge wapenden, als zijn overige
versoholen manschappen, opeens te voor
schijn zouden springen en den Prins en zijn
aanhangers met hun speren zouden neervel
len. Langzaam kropen de uren om voor de
vervolgers, want zij waren steeds in afwach
ting van het edele wild waar zij jaoht op
maakten. Pania had zijner zijds ook een
ruime belooning beloofd, als het lukken
modht den Prins in handen te krijgen.
Eindelijk begon het nachtelijk duister te
vallen. Van de booten die om versterking
uitgezonden waren, was er niets te zien,
maar daar lette Pania ook haast niet meer
op; hij was toch zeker van zijn overwinning
want op rijn manschappen kon hij rekenen;
mee naar boven droeg! Dat' was me een
schrik voor vorst en vo\k beide, en de ko
ning beval zijn soldaten een sterke touwlad
der te maken en de Prinses daarlangs naar
beneden te halen. En of de koning nu al de
hoogste belooning beloofde aan dengeen,
wien dit zou gelukken, -hij zou o. a. de
Prinses als bruid krijgen was er toch
geen een, die een ladder in elkaar wist te
zett-ep, lang genoeg, om heelemaal tot in
het luchtkasteel te reiken.
Reeds had de koning het opgegeven en
dacht, dat hij zijn dochter nooit weer zou
zien, toen een nederige boerenjongen ein
delijk meende er iets op gevonden te heb
ben. Zooals zooveel jongens van zijn leef
tijd vermaakte hij zich in zijn vrijen tijd
met boogschieten. En op een goeden dag
kwam er een zigeuner voorbij gereden net
toon de jongen bezig was honderden ellen
dun touw aan zijn pijl te binden. Die schoot
hij toen de lucht in, 2oodat de pijl net
bleef vaat zitten aan de deur van het slot.
Toen nam hij de langste touwladder,
maakte daar het garen aan vast en met
behulp van dit wankelende klimtuig, steeg
hij naar boven, steeds zijn pijlen afschie
tende op den verstoorden toovenaar, die vol
ontzetting in de open deur van zijn slot
stond. En jawel: eenen keer schoot hij zóó
raak, dat de beduusde duizendkunstenaar
ontzield neerviel en Diego hielp nu de
Prinses naar beneden klimmen: maar de
zigeuner, die dat alles bijgewoond had, ving
haar op in zijn armen, en eer Diego zelf
nog beneden was reed hij er van door met
zijn koninklijken schat-, en recht naar het
vorstenpaleis, waar hij zich geheel de eer
toeëigende van de bevrijding der Prinses:
hij had rijn bediende Diego, bevel gegeven
«ub en zoo te handelen. En of dc Prinses
hei) zelve nu al heter wist, de koning was
den zwarten man zeer dankbaar, liet hem
prachtige kleeren geven en zag in hem
zijn schoonzoon.
Zoo had de bruiloft plaats en heel het
land was vroolijk en blij, behalve de Prin
ses zelve. Maar net toen zij de slotpoort)
uitreed, daar zag ze haar werkelijken be
vrijder, in zijn eenvoudig boerenpakje,
maar blijkbaar heel niet in feestelijke stem
ming.
„Daar is de brave jongen, die mij redde,
vaderjuichte ineens de Prinses.
En de Koning, die de rechtvaardigheid
zelve was maar alleen maar altijd gedacht
had, dat de Prinses met goed de toedracht
der zaak had begrepen, toen Diego haar
langs de ladder naar beneden hielp, gaf nu
die wilden hem wel door een vuur volgen,
om Prins Mahore in zijn macht te krijgen.
Hoofdstuk VI.
List te gen list.
Eindelijk was het nacht en het oogenblik zou
nu niet ver meer af zijn, waarop Pania het
teeken tot den aanval hoopte te geven. Hij
richtte zich op in zijn volle lengte en
juist kwam daar een bode, die hem in aller
ijl iets mee te deelen had.
„Wat is er?" riep de bevelhebber bareoh.
„Heer de wachten zijn verdwenen,"
fluisterde de man.
„Is dat al, wat je mij- te zeggen hebt?"
brulde Pania.
„Ook het kamp der vluchtelingen is ver
laten," ging de neger voort.
„Hoe en het vlot?" riep Pania.
„Het vlot is er, maar verder niemand en
niets," luidde het antwoord.
„Dus het vlot ligt er nog, en Mahore is
weg? Dat vat ik niet." Zich dan tot de
zijnen wendende riep hij:
„De speren in de hand en voorzichtig
voorwaarts."
Eerst langzaam, maar toen al sneller en
sneller, omdat ze nergens op weerstand
stuitten, drongen de krijgslieden voort. Ja,
het kamp der vluchtelingen was verlaten.
„Ze zijn ontvlucht. Op, hun achterna. Ze
mogen niet ontkomen. Dat zweer ik bij de
geesten mijner voorouders 1" riep Pania
toornig.
op eenmaal bevel, de huwelijksplechtigheid
een dag uit te stellen, ondervroeg den boe
renjongen... en zfei): de zigeuner mocht on
gedeerd vertrekken, met. een ernstige ver
maning en Diego weid vorstelijk bruide
gom; en toen een paar jaar later de Ko
ning stierf, werd de eenvoudige boeren
jongen, vorst van het schoone, uitgestrekte
rijk.
Ingez. door M. de Jong te .Wassenaar.
Eenvoudig.
Onderwijzer: „Zeg, Kareltjo, kan je mij
een eigenschap van het water noemen
KareitjeAls men. er zich mee wascht,
wordt men vuil."
Conducteur: „Zeg eens kleintje, hoe- oud
ben je?'"
Jonge juf Ir.„Hier heb je het tramgeld,
man, maai' doe nu nooit meer zulke onbe
hoorlijke vragen."
M odera.
-„Willen we eens naar dan bazar gaan,
Alice? Daar zijn erg mooie poppen uitge
stald."
„O, zeker, grootmama als ik u daar
mee een pled zier kan doen."
Ingez. door „Leeuw van Modderspruit", l
Een stoomboot voer eens langs oen grot,
waarin, als er geschoten werd, de echo het
geluid dertien maal herhaalde.
Toen men voor de grot lag met de stoom»
boot, riepen allen: „een pistool, een
pistool".
Een Adelborst uit de kajuit komende, roept
gejaagd: „Hier pak aan, een dolk ook
goed?"
Ingezonden door Marie Gertenaar
Op de wandeling.
Tante (medelijdend tot kleinen Wimj:
„Ben je niet moe, ventje? Wil ik je speel-,
goed voor je d^ag&n
Wiin: „Neen, tante, dat kan ik zelf wd,
als u mij maar draagt."
- Ingezonden door „A'arorakelk".
Een kindermond.
„Hè, Pa, krijg ik een kwartje?"
„Wat moet je daarmee doen, zus?"
„Ja, Pa, als u mij een kwartje geeft,
koop ik er een spaarpot voor, en dan doei
ik het kwartje er in!"
Toen hij het achter gebleven vlot wat na
der bekeek, bleek dat slechts uit los naast
elkander drijvende boomstammen te be
staan.
Nu was het nog niet zeker of de ver
volgden eerst verder langs den oever en dan,
dieper in het eiland ontvlucht waren, of|
dat zij met een echt vlot afgezakt waren,
terwijl z© dat schijnbare slechts ter mislei
ding daar gelegd hadden.
'Pania gaf du9 de bemanning der bootea
bevel, overal naar een vlot om te zien, want
dat kon toch maar zoo langzaam zijn voor
uit gekomen, dat de booten het wel moes
ten inhalen. Maar... geen spoor werd er ge
vonden van een vlot. Pania verwenschte
uit den grond van zijn hart die ondoor
dringbare nachtelijke duisternis. Hij liet
fakkels aansteken en de heele kust lang»
nazoeken, of de vluchtelingen soms ook in
een andere kleine bocht met een'vlot voor
anker lagen. Maar alles vergeefs.... zei
waren en ze bleven zoek. De woede van
Pania kende geen grenzen. Nog nooit had
den zijn manschappen hem zóó driftig ge
zien. Gelukkig kwam daar eindelijk de g«-
wenschte versterking uit Bukoba en die toen
dadelijk mee aan het zoeken. Met- fakkel-
li cht zeilden ze in de richting naar het Zui
den en daar het maanlicht nu ook plotse
ling doorbrak, zagen ze na eenigen tijid ook,
waarlijk een donkere stip, midden op d©j
zeeën, dat kon natuurlijk ook heel goed hetj
vlot der vluchtelingen rijn.
(Wordt vervolgd).