De nakomelingen van slaven in Amerika. De „Blériot-lnclitomnibiu." Dat moest et nog aan ontbreken, met iemand van zulk een slecht voorkomen een onderhoud te beginnen I Zij haast zioh h—r weg te vervolgen. Maar achter haar roept de zware stem Kaar weer na: „Hè, juffrouw, zeg eens..." Wat, blijft hij aanhouden? Nu vooral geen valsche dapperheid voorwenden. Lilette neemt haag rokken bij elkaar en zet het op een loopen als een konijn. Verwonderd keert de teleurgestelde wiel rijder naar zijn gebroken fiets terug en gromt woedend: „Wat een raar volk is dat hier!" Lilette grijpt intusschen buiten adem de huisbel van mevrouw Meslier. Germaine Keeft haar reeds zien aankomen en komt aanloopen om haar open te doen: „Zijt gij het, liefste, geheel alleen?" „O mijn lieve... Indien ge eens wist!' Begeleid door tranen, kussen en uitroe pen, wordt het verhaal van dit tragisch avontuur dan gedaan. De Beieo* Barry Johnston beeft geheel 'Afrika beraad en gedeeltelijk bestuurd. Hij beschikt over een veelomvattende kennis en schrijft goed. Het is te begTijpen, dat zulk een kenner van de Afrikaansche inboorlin gen, schrijver van belangrijke werken over Oeganda en Liberia, eens wilde onderzoo- ken hoe de nakomelingen van gedurende vier eeuwen uit West- en Midden-Afrika jnaar Amerika uitgevoerde slaven zioli ontwikkeld hadden. Zoo ondernam hij een groote reis door Noord- on Zuid-Amerika, om stof te verzamelen voor een werk, dat verschenen is onder den titel „The Negro in the New World." Hoe verschillend hebben zioh de nako melingen ontwikkeld van de zwarten, die van de Senegal naar Angola, van de kust ytfia.r dikwijls diep in het binnenland wer den geroofd en naar Amerika verscheept 1 Velen zijn, na da afschaffing der slavernij, Afrikanen gebleven en hebben hun fetisj- dienst en hun toovenarijen behouden. Zij vormen geheime vereenigingen met dikwijls misdadige bedoelingen; zij trommelen en dansen als in het oude vaderland; zelfs op de Britsohe Babaum-eilanden vindt men een vereeniging van vroegere Conga-slaven, terwijl in Noord-Brazilië heidenen en Mohammedanen naast elkander leven als aan den Niger. Haar, waar geen vermen ging met Indianen, Europeanen en zelfs Chineezen heeft plaats gehad, zijn de Afri kaansche stammen gemakkelijk te onder kennen: van de hoogstaande Fella's tot de Bosohnegers van het groote oerwoud. Historische bijzonderheden nemen een groote plaats in het boek in. Daaruit blijkt, dat de slaven het best behandeld werden, bij de Portugeezen en dan bij de Span jaarden; het slechtst bij de Britten, later de Noord-Amerikanen en de Hollanders. Het is echter de vraag of de door Johnston geschilderde gruwelen in Nederlandsdh. Suriname zoo gegeneraliseerd mogen wor den, als men, geïnspireerd door „de Neger hut", met betrekking tot de vroegere sla venstaten der Unie pleegt te doen. Dat is zeer waarschijnlijk niet het geval. Reeds het eigenbelang der plantersnoopte hen tot een betrekkelijk goede behandeling der Slaven, die in de 18de en vooral in de lÖde eeuw te duur waren, om hen ten minste niet behoorlijk te voeden. De vreeselijke dingen, die omtrent de behandeling der elaven in de Zuidelijke Staten worden ge meld, kunnen niet ontkend worden. Maar men weet welke overdrijvingen voorkomen als politieke en philanthropesehe groepen een op zich zelve goede zaak ter hand ne men en het materiaal, dat Harry gebruikt, heeft liij grootendeels uit de Noordelijke 8taten ontvangen. Daar wanen niet alleen idealisten en menschenvrienden, maar ook belanghebbenden en „carpet baggers" onder de bestrijders der slavernij. Het is be kend, dat tijdens den burgeroorlog de slaven in het Zuiden over 't geheel zich gunstig gedroegenals zij slecht behandeld wajTen, Eenige dagen geleden ondernam de heer Lemartin op het vliegterrein te Pau, bij Parijs, een vlucht met acht personen, welke sohitterend slaagde. De Blériot-monoplan} welke voor passagierstochten werd gebouwd, hadden zij een prachtige gelegenheid gehad om kwaad met kwaad, te vergelden. Alleen in Brazilië vindt men een geheele vermenging van rassen; het moet nog blij ken of zij voor- dan nadeelig voor het land zal zijn. Men vindt hier halfbloeds in de hoogste ambten van Staat en Kerk: de maatschappelijke gelijkheid is volmaakt, behalve in de Duitsche kolonies. Na de opheffing der slavernij in Midden- en Zuid- Amerika had men overal moeite om vrije arbeiders te vindende gewezen slaven wilden wat men tegenwoordig noemt „zich uitleven". Nog, zelfs als zij in andere din gen zioh vlijtig toonen, hebben zij een af keer van landarbeid. Het beet kon Enge land zich redden: het voerde Hindoes naar zijn Amerikaansche bezittingen. Deze lie- den hebben zich daar, van den dwang hun- per kasten bevrijd, goed ontwikkeld. Onder de Britsche vlag zijn vooral de negers van Jamaica sterk vooruitgegaan. Men vindt er goede scholen, een voortref felijke, grootendeels zwarte politie, en Duitsehland heeft voor zijn koloniën in Jamaica een voorbeeld gevonden. De „zwarte" staten Haïti en San-Domin go vervielen tot voor korten tijd van de eene revolutie in do andere. Maar hun bevolking is zeer verschillend. De zwar ten van San-Domingo hebben van hun Spaansche meesters zekere deftigheid, die yan Haiti van de Franschen zekere losheid overgenomen. De politieke verwarring heeft op de Fransche eilanden Martinique en Guadeloupe ook onder de derde republiek nog niet opgehouden. Haïti is een oariea- tuur van een Staat, nog slechter dan Libe ria, waar voor l?et overige een Britsohe neger uit Barbados president is. De Vereenigde Staten oefenen op San-Domingo zekere con trols uit, die aan de inwoners ten goede komtde Amerikanen kunnen beter met de Spaansch- dan met de Fransch-spreken- den terecht. Op Cuba hebben de Amerika/- pen goede dingen gedaan Maar hoe staat het met de negers in hun eigen land, in de Vereenigde Staten? De tien millioen kleurlingen vormen een minderwaardig ras. Harry Johnston is over het geheel den negers gunstig ge?zind. Maar hij heeft het toch ook over de slechte manieren, de onbeschaamdheid, de ijdolhedd van de negers, die vooruit gekomen zijn. De groote onderwijsinrichtingen voor Pegers als die van Ttlskegee, in Alabama, onder den zwarten dr. Washington Booker, zijn vooral op de practijk gericht. Men vormt er bekwame landbouwers, hand werkslieden, dienstmeisjes, enz. en de schrijver vindt dat zeer verstandig. Washing- l' i weegt 600 K.G.de 100 P.k. sterke Gnom- motor had mede, met inbegrip van het ge-' wicht der passagiers, hetwelk 473 K.G. be-, droeg, en de 30 K.G. olie en benzine, een last van 1100 K.G. in de luokfc te heffen. ton Booker wil niets wiateu van de politiek en van „belijdenissen" weet men piet, hoewel onderricht in den Bijbel wordt', gegeven. In de voor negers toegankelijke „colleges" kweekt mep naai' het schijnt rij-.' kelijk zwarte juristen. In practieche din-< gen kunnen de negers het ver brengen; in! geestelijk opzicht zijn zij dikwijls tot bui tensporigheden geneigd. En voorloopig zijn Zij geen blanken; zij zijn „anders". POEDEREN. Wanneer is het poeder uitgevonden? Wan neer werd het voor de elegante wereld een onontbeerlijk bestanddeel van zorgvuldige kleeding en lichaamsverzorging? Het is bewezen, dat reeds de oude He breen goudpoeder gebruikten en de Helleen, sche vrouwen bedienden zioh van een uit asch gemaakt poeder, als teeken van rouw. Toen later, in het oude Rome, weelde en genot de burgerlijke deugden verdrongen, grepen de voorname Romeinschen naar een goudpoeder, dat sleohts voor de rijken te verkrijgen was, en indien misschien ook niet als schoonheidsmiddel, dan toch als bewijs voor den rijkdom der draagster kon geiden- Werkelijk mode werd het poederen eerst ten tijde van Hendrik IV van Frankrijtk en men neemt aan, zooals in Alfieri verhaald wordt, dat het de rondreizende Itaiiaansche tooneelspelers waren, die indirect deze mo de deden ontstaan. Deze doortrokken in dien tijd geheel Europa en daar zij het doel van hun reis gewoonlijk eerst kort vóór de voorstelling bereikten, en van den toaht over den landweg meestal bestoven gewor den waren, plachten zij, om geen tijd te verliezen, hun gezichten te bepoederen vóór het spel begon. Wat op hot tooneel een practische nood zakelijkheid was, ging als weelde en mode weldra op het publiek over en de tijd kwam, dat geen lid van de voorname we reld zich anders kon laten zien dan bedekt door een zoo dik mogelijke laag sneeuwwit rijstpoeder. De mannen vooral konden niet genoeg aan deze mode doen en ten tijde van Hen drik IV overtroffen zij de dames verre in het gebruik van poeder. De gewoonte zich te poederen was nu eenmaal ontstaan en populair gewordende loop der eeuwen ver mocht er niete weer aan te veranderen, al is het een feit, dat de mannen mettertijd aan het sehoone geslacht, wat betreft het verbruik van rijstpoeder, zonder afgunBt alle voorrechten overdroegen..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 20