Ho. 11644.
LEIDSGH DAGBLAD, Zaterdag* IS Februari. Eerste Blad.
Anno 1911.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Ij, B. 3629.
„De Standaard." dricsfet onder Bet
poofd Indemaak:
Er is een nieuwe politieke partij in de
Jnaak.
Stichter, ledder en bezieler van dit fon-
Icelmeuw politiek phenomeen zal zijn de
predikaat de heer ds. Beversluis.
Nu alvast deelt hij bij zijn partij in de
jfrud-liberalen, de slappe ethischen en do ccm-
£or vatief-modernen, en uit dit mengsel -zal
'een Centrumpartij moeten geformeerd wor-
ft©n.
Vraagt ge nu, welke politieke gedachte
.bij deze nieuwe par t ij format i e op den voor
grond zal treden, dan luidt het antwoord:
jgeene. Vraagt ge, welk staatsman banier-
jdrager van dit Centrum zal wezen, dan
lïijgt ge al evenmin antwoord.
Hé el de opzet is uit pure negaties saam-
geknutseld. Tegen de Roomsclien, tegen de
Boo den en tegen do Calvinisten, en voorts
laat men violen zorgen. Alleen hoopt men
(blijkbaar een deel der Christelijk-Histori-
Hchen in zijn kielzog te zullen krijgen.
Eilieve, wat voorstelling maken zulke
knutselaars zich toch van het opbouwen
fcemif politieke partij. De Liberalen wor
telden van meet af in de breed en rijp
Gnlwïkkelde Staatsidee van 1789. De Room-
jgchcn hebben hun wortel in de staatkun
dige denkbeelden, die eeuwen van ontwik
keling achter zich hebben. De Calvinis
ten sloegen hun wortelen uit in de tra-
•ditiën van onze Reformatie, en hebben een
Jialve eeuw geworsteld, om uit de diepte,
WfiiiTin ze verzonken waren, weer naar bo-
yen te komen. Maar deze lieeren verstaan
't lifter. Zooals een kind denkt, dat, zoo
bet maar.een hoop stoenen bij elkaar brengt,
er wel een huis van te maken zou zijn,
'jöon&er plan, zonder architect, zonder be
rekening van kosten, zoo beelden ook zij
'Zich in. dat men oen politieke partij maar
.Zoo uit den grond stampt, of uit de mouw
jscliudt.
En dan dat hopen op de Oud-liberalen!
Alsof mannen als Röcll en Van Karae-
Ibeek, dio oen rijk politiek verleden achter
'jflieh hebben, en nog altijd het echte Libe
ralisme uit zijn bloeitijd vertegenwoordigen,
zoo maar op het loos geroep van d3, Be
versluis hun ouden driemaster veriateto zou
den, om op zijn vlot over te stappen!
En niet minder dwaas is hun alvast in
lijven van een deel der Christalijk-Histo-
idschen.
Zeker, de Christelijk-Historische partij is
Üiog niet wat ze zijn moet. Do drie dea
len, waaruit ze bestaat, do Vrij-antirevolu-
tionb iren, de groep van dl*. Dc Visser en
de Fricsche groep van mr. Schokking, had
den nog den tijd niet om geheel ineen te
groeien. Maar op Jiun jongsbc vergadering,
5vaai- ook stemmen in den Oehtrumtoon op-
S'ngon, bleek dan toch wel, dat de lieer
5 'S=tvoiuin Lohman nog altoos aan het
-roer staat, en dat dr. De Visser'~ör niet
ijtan denkt om in do oude teute, die hij
Hog juist bijtijds en na welbewust over
leg verliet, onder schuldbelijdenis terug te
keeren.
Ook de Christelij k-H is toxische. partij is
fcen politieke partij, die weigert zich te
laten verkerkelij kenZelfs van het dwaze
epitheton „VacLcrlandsche Kerk" willen de
Idaatslieden van deze groep blijkbaar niets
hoegenaamd weten. Het aandringen op zulk
enghartig kérkisme was ten opzichte van
den heer Lohman zelfs op het kantje af
van onbeleefd. Of heugt het den heeren
fciie! meer, hoe lang de hoer Lohman, tot
'zelfs in de Kamer, met den lasterlijken bij-
paam van „paneelzager" aohtervolgd is
En toch zij men onzerzijds' ten opzichte
van dit politieke brouillon niet al te op
timistisch. Een partij van politieke betee-
kenis komt er nooit uit. Maar wat de hee-
!ren wel kunnen doen, is. door hun invloed
als predikant, in 1913 hier een vijftig en
daar een dertig stemmen van Rechts naar
I/inks overbrengen en hierdoor nogmaals stil-
fetahd in den gang van zaken brengen.
Ditzelfde spel is in 1905 door enkele mal
contenten tegen het Kabinet-Ivuyper ge-
fepeeld, en hierdoor zijn ten minste drie
districten: Leiden, Gorinchem en Kampen,
te loor gegaan, en juist die drio distric
ten brachten de Liberalen weer aan het
bewind.
Met wat gevolg?
Met geen ander, dan dat ei' drie jaren
in ons politieke leven letterlijk vermorst
zijn, totdat Rechts weer, nu onder Heems
kerk, optrad.
En zou zou 't ook nu gaan. Er zou geen
liberale krachteontwikkeling komen, maar
weer evenals in 19051907 zou ons wach
ten een stuitende verspilling van nationale
kracht.
Na al hetgeen, in den laakten tijd is
-voorgevallen, vindt „Het Centrum" liet
nu maar het- best over. te gaan tot zuive
ring van de C h ri s t e 1 ij k-H i s t o r i-
sehe partij.
Die partij telt- aldus het blad be-
kwame leiders, bezield met een verdraagza-
men geest en toegerust met politieken zin.
De meerderheid der leden is, naai- mag
worden aangenomen, van eenzelfde gestel
tenis.
Maar het valt op, dat de anti-papistsohe
leus in den boezem dier partij steeds lui
der klinkt tegen het advice van de aan
voerders in.
En de mannen, die deze leuze aanheffen,
verkondigen het van de daken, dat ze velen,
dat zij duizenden achter zich hebben!
Wij weten niet wat daarvan aan is.
Maar het gevaar, dat daarin steken zou,
bedreigt,dunkt ons, vooral de Christelijk-
Historisclie partij.
Zal zij niet onder den druk en drang van
het anti-pnpisme worden teruggedreven op
den ongehikkigen weg, waarvan zij nu twaalf
jaren, geleden met reden is teruggekeerd?
En zou het om deze ongelukkige kans
teontgaan, niet wenscholijk zijn, dat zij
opnieuw een zuivering hield in haar ge
lederen
Kerkelijk drijven en liberaal conservatisme
zijn de beide klippen,, welke de C.-H. Unie
heeft te ontzeilen.
,,D e T ij d" zegt:
Als bondgenooten moeten wij weten, wat
wij aan elkander hebben en zijn uitingen,
als die op de laatste vergadering der Cris-
telijk-Historisch Unie schering en inslag
vormden, nergens anders goed voor, dan
om wantro uwen te wekken in het be
doelen en streven van de twee aangevallen
coalitiegroepen. Gelukkig en hierom
mochten wij zoo vrijmoedig spreken is
de parssanior van de Christelijk-His-
torisah Partij, weke ongetwijfeld het over-
groote deel uitmaakt, allerminst ingeno
men met het drijven van een woelig an-
ti-papistdsch groepje, zooals ten overvloede
bleek uit de verstandige <n kalmeerendo
woorden van den voorzitter, dr. De Visser.
,,D e Maasbode":
Wij hopen, dat de Cliristelijk-Historische
partij algemeen cle noodlottige gevolgen
voor de christelijke cn voor haar beginse-
leirinzien moge,-die een avontuurlijk „ge
waag" hebben moet, dat de linkerzijde zoo
gaarne zien zou.
Zij moge ook zicli rekenschap geven van
de bevordering der christelijke beginselen
aan de coalitie.
Eindelijk wenscht zij meerdere resultaten,
nog te bereiken, dan werke zij zelf er toe
mee, niet door verzaking barer beginselen,
dat wordt van niemand geëischt
maar door 'preciseering en duidelijke ont
wikkeling ervan.
Wij hebben te veel vertrouwen in de rij
pe ervaring van de leiders der Christelijk
Historische partij en in den gezonden geest
van de groote meerderheid, dan dat wij in
de gehouden besprekingen meer zouden
zien dan een klein kopje aan den ooalitie-
hemel.
„De Stichtscbe Courant"
vraagt: waar zijn zei En deze vraag wordt
als volgt toegelicht:
Mag men ds. Hoogenhuyzc en ook nu
dr. Bronsveld gelooven, dan zijn er in ons
land duizenden, die zich bij de Christ.-
Historische partij willeh aansluiten, als
deze zich maar losmaakt van dr. Kuyper
on van de Roomschen.
Wij zouden wel eens yillcn weten, waar
die „duizenden" te vinden zijn. En waar
om die „duizenden" dan maar niet zelf
alvast een partij stichten.
Maar dr. Bronsveld is met dergelijk©
verzekeringen altijd heel royaal geweest.
In 1884 en 1885 werd (loor hem en. door
ds. Buitendijk verzekerd, dat vele duizen
den Anti- revolutionairen ontevreden wa
ren over de leiding van dr. Kuyper en zijn
aftreden als voorzitter van het Centraal-
Comitó begeerden. Dr. Kuyper legde toen
zijn voorzitterschap^; in 1885 neer, en werd
met. algemeene stemmen herkozen.
En in 1897 beproefde dr. Bronsveld om
zijn duizenden te orgamseeren. Maar onge
veer heel zijn partijtje had vier jaar la
ter genoeg van zijn anti-Kuyperiaamchc
en anti-papi&tische politiek en coaliseerde
zich met de Anti-revolutionnairen en de
Roomschen, terwijl dr.-Bronsveld niets over
hield dan een klein TJtreehtsoh vendelt je,
chat ook nog steeds inflerimpt.
Er is dan ook veel meer grond om te
zeggen dat de Chiist.-Hist. partij, als ze
zich van de Coalitie losmaakte, duizenden
aanhangers zou verliezen.
„Land en Y o 1 k" schrijft:
„De Christelijk-historische Unie heeft
een buitengewone algemeene vergadering
gehouden. Er is geen conclusie genomen.
Wij zijn derhalve geheel vrij in de diagnose
van het geval.
Zij is dezein de kringen der Christelijk-
Historischen stijgt de weerzin tegen de
coalitie met den dag.
Reeds het feit, dat deze vergadering
werd -gehouden, zegt iéts. Een buitenge
wone vergadering van ©en der gecoaliseer-
de partijen ter bespreking van de vraag,
of aan die coalitie ook een einde moet wor
den gemaakt.
Maar dan: wanneer in dezen toon door
een aantal ernstige mannen de fameuze
coalitie wordt besproken, hoe zal men er
dan nog eenige geestdrift voor wekken? De
mannen, clio hier httn geweten kwamen
luchten, hoorden het antwoord: „geef een
advies .voor de praktijk" (dr. De Visser);
„gij leeft niet in de praotische po
litiek" (de lieer Van Meggelen)„wij
hebben toch van de Roomsche ministers
zedelijkheidswetten gekregen" (idem)
„men speelt in de kaart van de liberalen"
Warmenhovón)Niemand zal beweren, dat
hier de kracht was bij laatstgenoemde
partij.
Hoe kan het ook anders? Dag aan dag
blijkt duidelijker, dat, wat de wetgeving
betreft, de coalitie als zoodanig niets ver
mag. En aan de .verlangens van de eigen
partij wordt met' voldaan. Waarom zal men
crich dan eigenlijk coalisperen?
Er is geen ander antwoord mogelijk dan
hier is gegeven: om d© „practische poli
tiek"; dat wil zeggen om liet succes, de
macht,' de zetels. Maar daaraan heeft ten
slotte niémand iets dan de gelukkige bezit
ters; cn dat is roof een staatkundige partij
niet genoeg."
De „Nieuwe R o 11 e r d a nvs c h e
Courant" betoogt naar aanleiding van
de ter vergadering uitgesproken vrees, dat
een breuk in de coalitie den wagen der
vrij-liberalen weer op de baan zou brengen,
dat zij zich zeer vergissen, die meenen,
„dat op liet oogenblik van vrij-liberale zijde
op eenige toenadering tot de Chr.-Hist.
partij kan worden aangestuurd.
Want grondslag voor liberale staatkunde
zou toch altijd moeten z'jn: de Staat en
de overheid op het' stuk niet slechts van
Kerk, doch ook van 't geloof n e a t r a a 1.
De nieitwe partijgroepeering, die- zeker
ook door de vrije liberalen wordt verlangd,
zou daarom alleen verkregen kunnen wor
den indien de scheiding werd volbracht over
de geheele linie, zoodat alleen staatkundig
streven, zonder godsdienstige bijoogmer
ken, den doorslag geeft bij de beoordeeling
van de vraag, waar zich' te stellenrechts
of links.
Nu is zoo wij wel zien een van de
redenen van het verzet, dat in de Chr.-
Historische partij tegen de voortzetting van
de coalitie aan het opkomen is, juist echter
hierin gelegen, dat, niettegenstaande de
verdeeldheid, welke onder het tegenwoor
dig beleid van zaken onder het volk ge
bracht wordt* Staat en overheid nog veel
te neutraal blijven. Men plukt van de coa
litie slechts wrange vruchten, doch de goe
de laten zich wachten.
Afscheiding van de Ohristelijk-Histori-
sche partij van de coalitie zou cle strekking
hebben, krachtiger in de anti-liberale rich
ting voort te gaan. Hoofddoel voor de
Christelijk-Historische partij zou wezen,
de zaak van Nederland als „Christelijken"
zoo opgovat als de Christelijk-Histori-
schén dat doen staat in „Protestan-
schen" zin te bevorderen. Bij veel overeen
komst in staatkundige denkbeelden zullen
de vrije liberalen deze anti-liberale strek
king van een eventueele afscheiding der
Christelijk-Historische partij van de coalitie
voldoende ip het oog weten te houden, om
geen pogingen hoegenaamd tot toenadering
uit te lokken.
Scheiding in de coalitie op dit oogenblik
en om de thans aangevoerde redenen, zou,
naar het blad meent, „op de fout der tegen
woordige partijgroepeering nieuwe nadruk
leggen en daarom door vrijzinnigen aller
minst worden toegejuicht."
„Patrimo n i u m" aoht het verkeerd,
dat verleden jaar door Roomsche ar
beiders een d e mo nstratieop touw
is gezet voor den tie n-u r i g c n «ar
beidsdag. Reeds maken, zegt het blad,
cle tegenstanders der Regeering or een po
litiek wapen van, terwijl het Kabinet toch
vóór alles de sociale verzekeringswetten tot
stand heeft te brengen.
„Dat is de eerste en hoogste taak van Mi
nister Talma met name.
Wat hij bovendien nog kan doen, zal ge
waardeerd worden misschien, maar als hij
ten opzichte van het eerste in gebreke
blijft^ zal al zijn overig werk aan Boterwet,
Yisscherijwet, Octrooi wet, Arbeidswet,
Steenhouwerswet, Bakkerswet, enz., ene.»
daar niet tegen kunnen opwegen.
Een parlementaire periode duurt slechts
kort en waar het zittend kabinet door bij
zondere omstandigheden een kans gekregen
heeft om anderhalf jaar langer dan gewoon
lijk te zitten, wordt met reoht verwacht,
dat de taak, waarvoor het stond, ook af
gewerkt zal worden.
Maar dan is daarvoor ook alle tijd en alle
aandacht noodig.
De sociale verzekering in haar vollen om
vang van Ongevallen-, Ziekte-, Invaliditeits-
en Ouder doms v erzekeri n gmede in onder
ling verband, is een reuzenwerk, waar ge
rust een heele mensch voor opgevorderd
mag worden.
Wanneer daarbij nog meer over de baan
gehaald wordt, dreigt het gevaar, dat
noch van het een, .noch van bet ander iets
^terecht zal komen."
En verder heet het:
„Propaganda voor den wettelijken ar
beidsdag. behoeft niet te rusten. Onze ar
beiders hebben voort te gaan dit. vraagstuk
waar ontzettend veel aan vastzit, elk voor
hun bedrijf to bezien en door te denken.
Maar er mag geen politiek wapen uit ge
smeed worden, om minister Talma zoo niet
ten val te brengen, dan toch in dc vervul
ling vdn zijn hoofdtaak, de sociale verve-
kering, te bemoeilijken.
Dat kan gerust aan do sociaal-democra
ten overgelaten worden, die, naar do ge
ruchten willen, met een wetsontwerp tot
invoering van den tien-urendag zullen ko
men.
„D e (a.-r.) Rotterdammer"
neemt, zegt „D e Nieuwe Öouran t",
tegenover de openbar© leoszalen
gelukkig een ander standpunt in dan het
S o d u m en Gomorvha van ,,D e
Standaard", dat wij signaleerden.
Aan het slot van een paar artikelen
over het onderwerp schrijft eerstgenoemd
Wad, dat het vóór de leeszalen partij lroos:
alleen hierom, omdat de gevaren van op
sluiting in eigen kring in dezen ons grooter
schijnen dan die aan de invoering van de
leeszalen zijn verbonden. De gedachten-
gang, waartegen we partij kozen, leidt tot
een stelsel van levenslange onmondigheid
9)
Voor hem op liet blad van heb instrument
la gen de opgeraapte viooltjes. Een vroolijk
lachje gleed over zijn knap gelaat en hij
vroeg of zij Mozarts „Viooltjes" wilde hoo-
ren. Nella bewoog wederom haar hoofd
zonder iets te zeggen. Nu begon hij dadelijk
met het korte voorspel.
Daarop volgde het eene Led op het
andere.
En eindelijk, toen liij met zingen was op
gehouden, spraken zij lang, wel een uur,
over de studies van den jongen zanger en
«zijn plannen voor de toekomst.
De vrijheer vertelde Nella, wat hij tot
dusver nog aan niemand had toevertrouwd,
dat. zijn eerste verschijnen op het tooneel
veel spoediger zou plaats hebben dan
iemand vermoedde. Daarom had bij ook in
den laaisten tijd geheel voor de studie ge
leefd. Zij moest baar vader er echter nieta-
van verraden, want juist voor hem, zijn
weldoener, zou dit onverwachte snelle be
reiken van zijn doel een verrassing zijn.
Niemand wist er van af dan'zijn onderwij
zeres en de directie van het Krollsche Thea
ter, dat het hem reeds over zes weken ver
gund zou zijn voor het publiek op te treden.
Nella'a oogen schitterden.
Hoe of dat toch zoo spoedig was geko
men? vroeg Nella zeer verheugd.
De vrijheer vertelde, dat de directie der
Koninklijke Opera in het bezit was gekomen
van een noviteit, van een in de Hofkringen
bekenden componist, •welke zij om de een
of andere reden aan de Krollsche Opera
had afgestaan. De naam van den componist
was voorloopig nog een diep geheim. Men
was wegens zijn hooge positie verplicht-, de
opera over eenige weken op te voeren. Op
voorspraak van zijn onderwijzeres, die niet
alleen bij de Hofopera, maar ook bij de
Krollsohe directie hoog stond aangeschre
ven, liad men hem, nadat men hem had. ge
hoord, ook met een rol vereerd. Wel een
kleine, maar toch een van beteekenis, wijl
daarin driemaal een hooge O voorkwam.
Het was een soort gastrol, welke, naar hij
hoopte, tot rijn eerste engagement zou lei
den.
Nella was vuur en vlam. Dus zou haar
droom tooh verwezenlijkt worden 1 Zij zou
de vertrouwde van een (kunstenaar wor
den. Ja, zij zou het niet alleen worden, zij
was het reeds. Dat zij oorspronkelijk een
kunstenares haar vriendschap had willen
schenken, had zij voor het oogenblik geheel
vergeten.
De jonge zanger moest haar telkens weer
van de aanstaande gebeurtenis vertellen,
welken persoon hij moest voorstellen, welk
kostuum hij zou draden, wanneer de repeti
ties begonnen, enz.
Nella was totaal veranderd en geheel in
haar element. Iets te beleven, een doel te
'hebben, waarop zij zich ••-erheugen, waar
over zij denken kon, dat waren dingen, wel
ke dit jonge, temperamentvolle wezen met
geestdrift vervulden.
„En weet u, mejuffrouw, wat mij daar
bij het meest verheugt?"
„Nu?" vroeg zij nieuwsgierig.
„Dat ik uw vader reeds zoo spoedig zal
kunnen bewijzen, dat hij rijn onbeschrijf
lijke goedheid niet aan een onwaardige
heeft verspild. Al kan ik hem ook nog lan
gen tijcl niet teruggeven, wat ik hem sdhul-
dig ben, zoo zal hij toch ten minste zien,
dat het mijn vurige wensoh is zoo spoedig
mogelijk een doel te bereiken, 'hetwelk mij
niet alleen uit het oogpunt van kunst zal
bevredigen, maar dat mij ook in staat zal
stellen orde in mijn finanoieele omstandig
heden te brengen. Wellicht is dit alles niet
voor de ooren van een jong meisje ge
schikt, en tooh moet ik het juist tegen u
zeggen, want ik voel, zonder het te weten,
dat gij slecht van mij hebt gedacht, dat
wellicht nog doet. Gij hadb en hebt daartoe
het reoht. Ik heb mij als een zwendelaar
bij u ingedrongen. Neen, zeg niets, het is
zoo. Ik maak van de opofferende goedheid
van een wildvreemden man gebruik zonder
hem daarvoor vooreerst een anderen waar
borg te kunnen aanbieden, dan mijn goe
den wil om het tot iets te brengen. Is dat
eigenlijk niet ongehoord? Ik weet zelf niet
hoe ik daartoe ben gekomen. De behoefte
bij mij aan geld was groot, maar de lichtzin
nigheid, waarmede ik mij dat trachtte te
versohaffen, nog grooter. Het is geen ver
ontschuldiging, dat een ander mij voortdu
rend ophitste en zeide: „Wees geen dwaas!
Velen hebben het vóór je zoo gedaan, velen
zullen het zoo na je doen."
Pas langzamerhand en juist wijl ik bij
zulk een voortreffelijk persoon terecht ge
komen ben, heb ik mijn handelwijze in het
ware licht leeren zien. Reeds dikwijls heb
ik uw vader dat willen zeggen, maar tel
kens, wanneer ik daarvan begon, weerde
bij mij af en beweerde, dat hij mij evenveel
dank was verschuldigd als ik hem; i!k had
vroolijkheid gebracht in zijn eenzaam, stil
leven. Alle pogingen, om hem te bekennen,
•hoe het mij eigenlijk te moede was, bleven
tot dusver vruchteloos. Maar ik moest mijn
hart bij u uitstorten bij de eerste gelegen
heid, welke zich daartoe voordeed. En bij
u zou ik ook eiken hinderpaal hebben over
wonnen, want ik weet, dat gij geheel an
dera denlkt dan uw vader. Ik heb het wel
gevoeld, dat gij mij tot dusver met opzet
hebt gemeden. Is dat niet zoo, mejuf
frouw?"
Nella wa.s bij do lange, oprechte beken
tenis van den jongen man beurtelings bleek
en rood geworden. Nu, op rijn directe
vraag, schudde zij zeer beslist haar hoofd.
„Neen, zoo is het niet, ten minste niet
geheel zoo. Er waren voor maj nog ander©
redenen, cn gij, gij moet mij ook nog zoo
veel vergeven. Als ik wilde spreken, zoudt
gij clat zelf inzien."
„Mijn schuld blijft tooh in elk geval veel
grooter", mompelde hij neerslachtig bij
zichzelven.
Met een hartelijk vrijmoedige beweging
stak Nella hem haar hand toe.
„Laat dat afwegen en uitpluizen, baron.
De dingen zijn nu eenmaal zooals zo rijn
en wellicht zijn ze goed zoo, in elk geval
voor mijn vader, die in uw gezelschap wer
kelijk een ander is geworden."
Hij hield haar hand een oogenblik in de
zijne en keek haar met dankbare blikken
aan.
Daarop greep hij naar de muziekbladen
en nam vormelijk afsoheid. Over een weer
zien was niet gesproken; ma-ar Nella voel-
van d© mannen der gewon© volksontwikke
ling. Tijdelijk moge zulk een gedragslijn
zekeren conserveerenden invloed uitoefenen
en zeker (krachtsbetoon in do hand werken,
in het tweede en derde geslaoht loopt het
op formalisme en versteening uit. De
kracht van zedelijken levensernst en d©
warmte van eigen overtuiging zijn
in onzen kring naar onze meening
sterk genoeg, om ook de onmid
dellijke aanraking met de geschriften van
tegenstanders aan te durven. Wij achten
de door ons aangeduide gevaren, die voort
vloeien uit een tegenovergesteld© gedrag»
lijn, veel grooter.
Ons advies blijft daarom: onderschat d©
gevaren niet, tracht ze te weren voor zoo
veel mogelijk is, maar doe uit overtuiging
mee!
Het. „R.-K. Patroonsblad'! bevat
de volgende opmerking:
„Excellentie Kolkman moet en wil „cen
ten" zien om de dure sociale wet
ten te betalen. Dan hadden de werkge
vers maar wat minder slaperig moeten rijn,
toen men ons met die wetten zegende."
Daarbij teekent „Het Huisgezin"
aan:
Hier is sprake van dure sooiale wetten,
welke de werkgevers door hun slaperigheid
feitelijk verdiend hebben en die, waren zij
wakker geweest, niet zouden zijn ingevoerd
Maar welke sooialewetten heeft het
„R.-K. Patroonflblad" hier toch op
het oog?
Wat is er buiten de Ongevallenwet tot
dusver tot stand gekomen?
En nu moge men over de techniek dezer
wet verschillend oordeelen, wel niemand zal
ontkennen, dat ze een zegen is, en. men
moge ze verbeterd willen, niemand zou ze
meer willen «afschaffen.
Spreekt het „R.-K. P a t r o o n s'b 1 a d"
nu al ironisch van dure sooiale wetten,
waarmee we gezegend rijn, hoe denkt ze
dan over ziekte-, ouderdoms- en invalidi
teitsverzekering?
Aanvaardt dit blad, ja dan neen, dé
sociale paragraaf van het katholiek pro
gram?
Gevergd wordt niet, dat men instemt met
iederen socialen maatregel, dio en zooals hij
wordt voorgesteld, maar wie op een toon,
als het „R.-K. Patroonsblad" doet,
van „dure sooiale wetten" spreekt, wekt
het vermoeden, dat hij met de heele sociale
wetgeving, maar matig is ingenomen om
een zaóht woord te bezigen.
En wekt zouden wij. er willen bijvoegen,
ook het vermoeden, belangen boven begin
selen te stellen wat met de letters R. K. al
zeer moeilijk is te rijmen, zegt „H o t
C e n t r u m."
„De T ij cl" las het verhaal van een
rechtzaak, voor het kantongerecht de*
hoofdstad behandeld, van een herbergier
ster zonder vergunning, die door een ge
meente-veldwachter, onbezoldigd rijksveld
wachter, tot het schenken van brandewijn
werd overgehaald en daarna bekeurd.
„D e T ij d" kan niet nalaten te getuigen,
hoezeer gevallen als dit, waarin door p o-
1 i ti e-di o n a r en voor den Teehter,
openlijk, als gold het iets zeer eervols, pro
vocatie wordt verleend, haar tegen de
borst stuiten. De eisch van het Openbaar
Ministerie en de uitspraak van den rechter
zullen, natuurlijk, volkomen volgens de web
wezen. Doch degene, die, naar de uitspraak
van ons rechtsgevoel en zeker ook van zeer
veel anderen, een krachtigen uitbrander
van den rechter of het O. M. verdiend had,
was, veel meer dan de beschuldigde herber
gierster, de politiedienaar, die haar, te
gen haar zin, tot de overtreding overhaal
de. Soortgelijke gevallen van provocatie
meestal de toepassing der Drankwet betref
fende, komen tegenwoordig veelvuldig bij
ons voor, doch schijnen ons inderdaad af
schuwelijk. Immers, zij bederven het rechts-
besef en zedelijk gevoel én bij de zwakke en
meestal weinig ontwikkelde personen, dio
slachtoffer worden, èn allereerst bij de
de, dat het niet hang op zich zou laten
wachten. Eveneens was zij er van overtuigd,
dat de vrijheer niet met haar vader over
dit merkwaardig uur zou spreken. Over
haar lippen zou zeker geen woord (komen
Haar vader behoefde voorloopig niet te we
ten, dat zij goede vrienden met den zanger
was geworden.
En Elsa? Nella overwoog ernstig of het
in het belang van hetgeen zij zoo juist luid
vernomen, niet boter was, dat haar nichtje
nog een paar weken bleef logeeren. Op dio
wijze had haar varier vertier en de vrijheer
kon zioh dan ongestoorder aan zijn gewich
tige studie wijden.
Dat achter deze logica onbewust de hoop
school op die wijze weer eens met den vrij
heer alleen te zijn, bekende Nella zichzelv©
niet. Maar rij was vroolijker en opgewekter
dan in langen tijd en toen zij 's avonds haar
vader en nichtje bij hun thuiskomst te ge-
moet ging, maakte zij den indruk van een
goed uitgeslapen kind, clat na. lange, be
nauwd©, halfwakende droomen eindelijk
weer in een normalen toestand is geraakt..
En die stemming hield langer aan dat dit
gewoonlijk bij Nella het geval was. Een
groote, innerlijke vreugde was over haar go-
komen en zij had er nu innig spijt van, dat
zij den jongen man zoozeer miskend en
zulk een wrok jegens hem gekoesterd had.-
(Wordt vervolgd.)