Ho. 11644. LEIDSGH DAGBLAD, Zaterdag* IS Februari. Eerste Blad. Anno 1911. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Ij, B. 3629. „De Standaard." dricsfet onder Bet poofd Indemaak: Er is een nieuwe politieke partij in de Jnaak. Stichter, ledder en bezieler van dit fon- Icelmeuw politiek phenomeen zal zijn de predikaat de heer ds. Beversluis. Nu alvast deelt hij bij zijn partij in de jfrud-liberalen, de slappe ethischen en do ccm- £or vatief-modernen, en uit dit mengsel -zal 'een Centrumpartij moeten geformeerd wor- ft©n. Vraagt ge nu, welke politieke gedachte .bij deze nieuwe par t ij format i e op den voor grond zal treden, dan luidt het antwoord: jgeene. Vraagt ge, welk staatsman banier- jdrager van dit Centrum zal wezen, dan lïijgt ge al evenmin antwoord. Hé el de opzet is uit pure negaties saam- geknutseld. Tegen de Roomsclien, tegen de Boo den en tegen do Calvinisten, en voorts laat men violen zorgen. Alleen hoopt men (blijkbaar een deel der Christelijk-Histori- Hchen in zijn kielzog te zullen krijgen. Eilieve, wat voorstelling maken zulke knutselaars zich toch van het opbouwen fcemif politieke partij. De Liberalen wor telden van meet af in de breed en rijp Gnlwïkkelde Staatsidee van 1789. De Room- jgchcn hebben hun wortel in de staatkun dige denkbeelden, die eeuwen van ontwik keling achter zich hebben. De Calvinis ten sloegen hun wortelen uit in de tra- •ditiën van onze Reformatie, en hebben een Jialve eeuw geworsteld, om uit de diepte, WfiiiTin ze verzonken waren, weer naar bo- yen te komen. Maar deze lieeren verstaan 't lifter. Zooals een kind denkt, dat, zoo bet maar.een hoop stoenen bij elkaar brengt, er wel een huis van te maken zou zijn, 'jöon&er plan, zonder architect, zonder be rekening van kosten, zoo beelden ook zij 'Zich in. dat men oen politieke partij maar .Zoo uit den grond stampt, of uit de mouw jscliudt. En dan dat hopen op de Oud-liberalen! Alsof mannen als Röcll en Van Karae- Ibeek, dio oen rijk politiek verleden achter 'jflieh hebben, en nog altijd het echte Libe ralisme uit zijn bloeitijd vertegenwoordigen, zoo maar op het loos geroep van d3, Be versluis hun ouden driemaster veriateto zou den, om op zijn vlot over te stappen! En niet minder dwaas is hun alvast in lijven van een deel der Christalijk-Histo- idschen. Zeker, de Christelijk-Historische partij is Üiog niet wat ze zijn moet. Do drie dea len, waaruit ze bestaat, do Vrij-antirevolu- tionb iren, de groep van dl*. Dc Visser en de Fricsche groep van mr. Schokking, had den nog den tijd niet om geheel ineen te groeien. Maar op Jiun jongsbc vergadering, 5vaai- ook stemmen in den Oehtrumtoon op- S'ngon, bleek dan toch wel, dat de lieer 5 'S=tvoiuin Lohman nog altoos aan het -roer staat, en dat dr. De Visser'~ör niet ijtan denkt om in do oude teute, die hij Hog juist bijtijds en na welbewust over leg verliet, onder schuldbelijdenis terug te keeren. Ook de Christelij k-H is toxische. partij is fcen politieke partij, die weigert zich te laten verkerkelij kenZelfs van het dwaze epitheton „VacLcrlandsche Kerk" willen de Idaatslieden van deze groep blijkbaar niets hoegenaamd weten. Het aandringen op zulk enghartig kérkisme was ten opzichte van den heer Lohman zelfs op het kantje af van onbeleefd. Of heugt het den heeren fciie! meer, hoe lang de hoer Lohman, tot 'zelfs in de Kamer, met den lasterlijken bij- paam van „paneelzager" aohtervolgd is En toch zij men onzerzijds' ten opzichte van dit politieke brouillon niet al te op timistisch. Een partij van politieke betee- kenis komt er nooit uit. Maar wat de hee- !ren wel kunnen doen, is. door hun invloed als predikant, in 1913 hier een vijftig en daar een dertig stemmen van Rechts naar I/inks overbrengen en hierdoor nogmaals stil- fetahd in den gang van zaken brengen. Ditzelfde spel is in 1905 door enkele mal contenten tegen het Kabinet-Ivuyper ge- fepeeld, en hierdoor zijn ten minste drie districten: Leiden, Gorinchem en Kampen, te loor gegaan, en juist die drio distric ten brachten de Liberalen weer aan het bewind. Met wat gevolg? Met geen ander, dan dat ei' drie jaren in ons politieke leven letterlijk vermorst zijn, totdat Rechts weer, nu onder Heems kerk, optrad. En zou zou 't ook nu gaan. Er zou geen liberale krachteontwikkeling komen, maar weer evenals in 19051907 zou ons wach ten een stuitende verspilling van nationale kracht. Na al hetgeen, in den laakten tijd is -voorgevallen, vindt „Het Centrum" liet nu maar het- best over. te gaan tot zuive ring van de C h ri s t e 1 ij k-H i s t o r i- sehe partij. Die partij telt- aldus het blad be- kwame leiders, bezield met een verdraagza- men geest en toegerust met politieken zin. De meerderheid der leden is, naai- mag worden aangenomen, van eenzelfde gestel tenis. Maar het valt op, dat de anti-papistsohe leus in den boezem dier partij steeds lui der klinkt tegen het advice van de aan voerders in. En de mannen, die deze leuze aanheffen, verkondigen het van de daken, dat ze velen, dat zij duizenden achter zich hebben! Wij weten niet wat daarvan aan is. Maar het gevaar, dat daarin steken zou, bedreigt,dunkt ons, vooral de Christelijk- Historisclie partij. Zal zij niet onder den druk en drang van het anti-pnpisme worden teruggedreven op den ongehikkigen weg, waarvan zij nu twaalf jaren, geleden met reden is teruggekeerd? En zou het om deze ongelukkige kans teontgaan, niet wenscholijk zijn, dat zij opnieuw een zuivering hield in haar ge lederen Kerkelijk drijven en liberaal conservatisme zijn de beide klippen,, welke de C.-H. Unie heeft te ontzeilen. ,,D e T ij d" zegt: Als bondgenooten moeten wij weten, wat wij aan elkander hebben en zijn uitingen, als die op de laatste vergadering der Cris- telijk-Historisch Unie schering en inslag vormden, nergens anders goed voor, dan om wantro uwen te wekken in het be doelen en streven van de twee aangevallen coalitiegroepen. Gelukkig en hierom mochten wij zoo vrijmoedig spreken is de parssanior van de Christelijk-His- torisah Partij, weke ongetwijfeld het over- groote deel uitmaakt, allerminst ingeno men met het drijven van een woelig an- ti-papistdsch groepje, zooals ten overvloede bleek uit de verstandige <n kalmeerendo woorden van den voorzitter, dr. De Visser. ,,D e Maasbode": Wij hopen, dat de Cliristelijk-Historische partij algemeen cle noodlottige gevolgen voor de christelijke cn voor haar beginse- leirinzien moge,-die een avontuurlijk „ge waag" hebben moet, dat de linkerzijde zoo gaarne zien zou. Zij moge ook zicli rekenschap geven van de bevordering der christelijke beginselen aan de coalitie. Eindelijk wenscht zij meerdere resultaten, nog te bereiken, dan werke zij zelf er toe mee, niet door verzaking barer beginselen, dat wordt van niemand geëischt maar door 'preciseering en duidelijke ont wikkeling ervan. Wij hebben te veel vertrouwen in de rij pe ervaring van de leiders der Christelijk Historische partij en in den gezonden geest van de groote meerderheid, dan dat wij in de gehouden besprekingen meer zouden zien dan een klein kopje aan den ooalitie- hemel. „De Stichtscbe Courant" vraagt: waar zijn zei En deze vraag wordt als volgt toegelicht: Mag men ds. Hoogenhuyzc en ook nu dr. Bronsveld gelooven, dan zijn er in ons land duizenden, die zich bij de Christ.- Historische partij willeh aansluiten, als deze zich maar losmaakt van dr. Kuyper on van de Roomschen. Wij zouden wel eens yillcn weten, waar die „duizenden" te vinden zijn. En waar om die „duizenden" dan maar niet zelf alvast een partij stichten. Maar dr. Bronsveld is met dergelijk© verzekeringen altijd heel royaal geweest. In 1884 en 1885 werd (loor hem en. door ds. Buitendijk verzekerd, dat vele duizen den Anti- revolutionairen ontevreden wa ren over de leiding van dr. Kuyper en zijn aftreden als voorzitter van het Centraal- Comitó begeerden. Dr. Kuyper legde toen zijn voorzitterschap^; in 1885 neer, en werd met. algemeene stemmen herkozen. En in 1897 beproefde dr. Bronsveld om zijn duizenden te orgamseeren. Maar onge veer heel zijn partijtje had vier jaar la ter genoeg van zijn anti-Kuyperiaamchc en anti-papi&tische politiek en coaliseerde zich met de Anti-revolutionnairen en de Roomschen, terwijl dr.-Bronsveld niets over hield dan een klein TJtreehtsoh vendelt je, chat ook nog steeds inflerimpt. Er is dan ook veel meer grond om te zeggen dat de Chiist.-Hist. partij, als ze zich van de Coalitie losmaakte, duizenden aanhangers zou verliezen. „Land en Y o 1 k" schrijft: „De Christelijk-historische Unie heeft een buitengewone algemeene vergadering gehouden. Er is geen conclusie genomen. Wij zijn derhalve geheel vrij in de diagnose van het geval. Zij is dezein de kringen der Christelijk- Historischen stijgt de weerzin tegen de coalitie met den dag. Reeds het feit, dat deze vergadering werd -gehouden, zegt iéts. Een buitenge wone vergadering van ©en der gecoaliseer- de partijen ter bespreking van de vraag, of aan die coalitie ook een einde moet wor den gemaakt. Maar dan: wanneer in dezen toon door een aantal ernstige mannen de fameuze coalitie wordt besproken, hoe zal men er dan nog eenige geestdrift voor wekken? De mannen, clio hier httn geweten kwamen luchten, hoorden het antwoord: „geef een advies .voor de praktijk" (dr. De Visser); „gij leeft niet in de praotische po litiek" (de lieer Van Meggelen)„wij hebben toch van de Roomsche ministers zedelijkheidswetten gekregen" (idem) „men speelt in de kaart van de liberalen" Warmenhovón)Niemand zal beweren, dat hier de kracht was bij laatstgenoemde partij. Hoe kan het ook anders? Dag aan dag blijkt duidelijker, dat, wat de wetgeving betreft, de coalitie als zoodanig niets ver mag. En aan de .verlangens van de eigen partij wordt met' voldaan. Waarom zal men crich dan eigenlijk coalisperen? Er is geen ander antwoord mogelijk dan hier is gegeven: om d© „practische poli tiek"; dat wil zeggen om liet succes, de macht,' de zetels. Maar daaraan heeft ten slotte niémand iets dan de gelukkige bezit ters; cn dat is roof een staatkundige partij niet genoeg." De „Nieuwe R o 11 e r d a nvs c h e Courant" betoogt naar aanleiding van de ter vergadering uitgesproken vrees, dat een breuk in de coalitie den wagen der vrij-liberalen weer op de baan zou brengen, dat zij zich zeer vergissen, die meenen, „dat op liet oogenblik van vrij-liberale zijde op eenige toenadering tot de Chr.-Hist. partij kan worden aangestuurd. Want grondslag voor liberale staatkunde zou toch altijd moeten z'jn: de Staat en de overheid op het' stuk niet slechts van Kerk, doch ook van 't geloof n e a t r a a 1. De nieitwe partijgroepeering, die- zeker ook door de vrije liberalen wordt verlangd, zou daarom alleen verkregen kunnen wor den indien de scheiding werd volbracht over de geheele linie, zoodat alleen staatkundig streven, zonder godsdienstige bijoogmer ken, den doorslag geeft bij de beoordeeling van de vraag, waar zich' te stellenrechts of links. Nu is zoo wij wel zien een van de redenen van het verzet, dat in de Chr.- Historische partij tegen de voortzetting van de coalitie aan het opkomen is, juist echter hierin gelegen, dat, niettegenstaande de verdeeldheid, welke onder het tegenwoor dig beleid van zaken onder het volk ge bracht wordt* Staat en overheid nog veel te neutraal blijven. Men plukt van de coa litie slechts wrange vruchten, doch de goe de laten zich wachten. Afscheiding van de Ohristelijk-Histori- sche partij van de coalitie zou cle strekking hebben, krachtiger in de anti-liberale rich ting voort te gaan. Hoofddoel voor de Christelijk-Historische partij zou wezen, de zaak van Nederland als „Christelijken" zoo opgovat als de Christelijk-Histori- schén dat doen staat in „Protestan- schen" zin te bevorderen. Bij veel overeen komst in staatkundige denkbeelden zullen de vrije liberalen deze anti-liberale strek king van een eventueele afscheiding der Christelijk-Historische partij van de coalitie voldoende ip het oog weten te houden, om geen pogingen hoegenaamd tot toenadering uit te lokken. Scheiding in de coalitie op dit oogenblik en om de thans aangevoerde redenen, zou, naar het blad meent, „op de fout der tegen woordige partijgroepeering nieuwe nadruk leggen en daarom door vrijzinnigen aller minst worden toegejuicht." „Patrimo n i u m" aoht het verkeerd, dat verleden jaar door Roomsche ar beiders een d e mo nstratieop touw is gezet voor den tie n-u r i g c n «ar beidsdag. Reeds maken, zegt het blad, cle tegenstanders der Regeering or een po litiek wapen van, terwijl het Kabinet toch vóór alles de sociale verzekeringswetten tot stand heeft te brengen. „Dat is de eerste en hoogste taak van Mi nister Talma met name. Wat hij bovendien nog kan doen, zal ge waardeerd worden misschien, maar als hij ten opzichte van het eerste in gebreke blijft^ zal al zijn overig werk aan Boterwet, Yisscherijwet, Octrooi wet, Arbeidswet, Steenhouwerswet, Bakkerswet, enz., ene.» daar niet tegen kunnen opwegen. Een parlementaire periode duurt slechts kort en waar het zittend kabinet door bij zondere omstandigheden een kans gekregen heeft om anderhalf jaar langer dan gewoon lijk te zitten, wordt met reoht verwacht, dat de taak, waarvoor het stond, ook af gewerkt zal worden. Maar dan is daarvoor ook alle tijd en alle aandacht noodig. De sociale verzekering in haar vollen om vang van Ongevallen-, Ziekte-, Invaliditeits- en Ouder doms v erzekeri n gmede in onder ling verband, is een reuzenwerk, waar ge rust een heele mensch voor opgevorderd mag worden. Wanneer daarbij nog meer over de baan gehaald wordt, dreigt het gevaar, dat noch van het een, .noch van bet ander iets ^terecht zal komen." En verder heet het: „Propaganda voor den wettelijken ar beidsdag. behoeft niet te rusten. Onze ar beiders hebben voort te gaan dit. vraagstuk waar ontzettend veel aan vastzit, elk voor hun bedrijf to bezien en door te denken. Maar er mag geen politiek wapen uit ge smeed worden, om minister Talma zoo niet ten val te brengen, dan toch in dc vervul ling vdn zijn hoofdtaak, de sociale verve- kering, te bemoeilijken. Dat kan gerust aan do sociaal-democra ten overgelaten worden, die, naar do ge ruchten willen, met een wetsontwerp tot invoering van den tien-urendag zullen ko men. „D e (a.-r.) Rotterdammer" neemt, zegt „D e Nieuwe Öouran t", tegenover de openbar© leoszalen gelukkig een ander standpunt in dan het S o d u m en Gomorvha van ,,D e Standaard", dat wij signaleerden. Aan het slot van een paar artikelen over het onderwerp schrijft eerstgenoemd Wad, dat het vóór de leeszalen partij lroos: alleen hierom, omdat de gevaren van op sluiting in eigen kring in dezen ons grooter schijnen dan die aan de invoering van de leeszalen zijn verbonden. De gedachten- gang, waartegen we partij kozen, leidt tot een stelsel van levenslange onmondigheid 9) Voor hem op liet blad van heb instrument la gen de opgeraapte viooltjes. Een vroolijk lachje gleed over zijn knap gelaat en hij vroeg of zij Mozarts „Viooltjes" wilde hoo- ren. Nella bewoog wederom haar hoofd zonder iets te zeggen. Nu begon hij dadelijk met het korte voorspel. Daarop volgde het eene Led op het andere. En eindelijk, toen liij met zingen was op gehouden, spraken zij lang, wel een uur, over de studies van den jongen zanger en «zijn plannen voor de toekomst. De vrijheer vertelde Nella, wat hij tot dusver nog aan niemand had toevertrouwd, dat. zijn eerste verschijnen op het tooneel veel spoediger zou plaats hebben dan iemand vermoedde. Daarom had bij ook in den laaisten tijd geheel voor de studie ge leefd. Zij moest baar vader er echter nieta- van verraden, want juist voor hem, zijn weldoener, zou dit onverwachte snelle be reiken van zijn doel een verrassing zijn. Niemand wist er van af dan'zijn onderwij zeres en de directie van het Krollsche Thea ter, dat het hem reeds over zes weken ver gund zou zijn voor het publiek op te treden. Nella'a oogen schitterden. Hoe of dat toch zoo spoedig was geko men? vroeg Nella zeer verheugd. De vrijheer vertelde, dat de directie der Koninklijke Opera in het bezit was gekomen van een noviteit, van een in de Hofkringen bekenden componist, •welke zij om de een of andere reden aan de Krollsche Opera had afgestaan. De naam van den componist was voorloopig nog een diep geheim. Men was wegens zijn hooge positie verplicht-, de opera over eenige weken op te voeren. Op voorspraak van zijn onderwijzeres, die niet alleen bij de Hofopera, maar ook bij de Krollsohe directie hoog stond aangeschre ven, liad men hem, nadat men hem had. ge hoord, ook met een rol vereerd. Wel een kleine, maar toch een van beteekenis, wijl daarin driemaal een hooge O voorkwam. Het was een soort gastrol, welke, naar hij hoopte, tot rijn eerste engagement zou lei den. Nella was vuur en vlam. Dus zou haar droom tooh verwezenlijkt worden 1 Zij zou de vertrouwde van een (kunstenaar wor den. Ja, zij zou het niet alleen worden, zij was het reeds. Dat zij oorspronkelijk een kunstenares haar vriendschap had willen schenken, had zij voor het oogenblik geheel vergeten. De jonge zanger moest haar telkens weer van de aanstaande gebeurtenis vertellen, welken persoon hij moest voorstellen, welk kostuum hij zou draden, wanneer de repeti ties begonnen, enz. Nella was totaal veranderd en geheel in haar element. Iets te beleven, een doel te 'hebben, waarop zij zich ••-erheugen, waar over zij denken kon, dat waren dingen, wel ke dit jonge, temperamentvolle wezen met geestdrift vervulden. „En weet u, mejuffrouw, wat mij daar bij het meest verheugt?" „Nu?" vroeg zij nieuwsgierig. „Dat ik uw vader reeds zoo spoedig zal kunnen bewijzen, dat hij rijn onbeschrijf lijke goedheid niet aan een onwaardige heeft verspild. Al kan ik hem ook nog lan gen tijcl niet teruggeven, wat ik hem sdhul- dig ben, zoo zal hij toch ten minste zien, dat het mijn vurige wensoh is zoo spoedig mogelijk een doel te bereiken, 'hetwelk mij niet alleen uit het oogpunt van kunst zal bevredigen, maar dat mij ook in staat zal stellen orde in mijn finanoieele omstandig heden te brengen. Wellicht is dit alles niet voor de ooren van een jong meisje ge schikt, en tooh moet ik het juist tegen u zeggen, want ik voel, zonder het te weten, dat gij slecht van mij hebt gedacht, dat wellicht nog doet. Gij hadb en hebt daartoe het reoht. Ik heb mij als een zwendelaar bij u ingedrongen. Neen, zeg niets, het is zoo. Ik maak van de opofferende goedheid van een wildvreemden man gebruik zonder hem daarvoor vooreerst een anderen waar borg te kunnen aanbieden, dan mijn goe den wil om het tot iets te brengen. Is dat eigenlijk niet ongehoord? Ik weet zelf niet hoe ik daartoe ben gekomen. De behoefte bij mij aan geld was groot, maar de lichtzin nigheid, waarmede ik mij dat trachtte te versohaffen, nog grooter. Het is geen ver ontschuldiging, dat een ander mij voortdu rend ophitste en zeide: „Wees geen dwaas! Velen hebben het vóór je zoo gedaan, velen zullen het zoo na je doen." Pas langzamerhand en juist wijl ik bij zulk een voortreffelijk persoon terecht ge komen ben, heb ik mijn handelwijze in het ware licht leeren zien. Reeds dikwijls heb ik uw vader dat willen zeggen, maar tel kens, wanneer ik daarvan begon, weerde bij mij af en beweerde, dat hij mij evenveel dank was verschuldigd als ik hem; i!k had vroolijkheid gebracht in zijn eenzaam, stil leven. Alle pogingen, om hem te bekennen, •hoe het mij eigenlijk te moede was, bleven tot dusver vruchteloos. Maar ik moest mijn hart bij u uitstorten bij de eerste gelegen heid, welke zich daartoe voordeed. En bij u zou ik ook eiken hinderpaal hebben over wonnen, want ik weet, dat gij geheel an dera denlkt dan uw vader. Ik heb het wel gevoeld, dat gij mij tot dusver met opzet hebt gemeden. Is dat niet zoo, mejuf frouw?" Nella wa.s bij do lange, oprechte beken tenis van den jongen man beurtelings bleek en rood geworden. Nu, op rijn directe vraag, schudde zij zeer beslist haar hoofd. „Neen, zoo is het niet, ten minste niet geheel zoo. Er waren voor maj nog ander© redenen, cn gij, gij moet mij ook nog zoo veel vergeven. Als ik wilde spreken, zoudt gij clat zelf inzien." „Mijn schuld blijft tooh in elk geval veel grooter", mompelde hij neerslachtig bij zichzelven. Met een hartelijk vrijmoedige beweging stak Nella hem haar hand toe. „Laat dat afwegen en uitpluizen, baron. De dingen zijn nu eenmaal zooals zo rijn en wellicht zijn ze goed zoo, in elk geval voor mijn vader, die in uw gezelschap wer kelijk een ander is geworden." Hij hield haar hand een oogenblik in de zijne en keek haar met dankbare blikken aan. Daarop greep hij naar de muziekbladen en nam vormelijk afsoheid. Over een weer zien was niet gesproken; ma-ar Nella voel- van d© mannen der gewon© volksontwikke ling. Tijdelijk moge zulk een gedragslijn zekeren conserveerenden invloed uitoefenen en zeker (krachtsbetoon in do hand werken, in het tweede en derde geslaoht loopt het op formalisme en versteening uit. De kracht van zedelijken levensernst en d© warmte van eigen overtuiging zijn in onzen kring naar onze meening sterk genoeg, om ook de onmid dellijke aanraking met de geschriften van tegenstanders aan te durven. Wij achten de door ons aangeduide gevaren, die voort vloeien uit een tegenovergesteld© gedrag» lijn, veel grooter. Ons advies blijft daarom: onderschat d© gevaren niet, tracht ze te weren voor zoo veel mogelijk is, maar doe uit overtuiging mee! Het. „R.-K. Patroonsblad'! bevat de volgende opmerking: „Excellentie Kolkman moet en wil „cen ten" zien om de dure sociale wet ten te betalen. Dan hadden de werkge vers maar wat minder slaperig moeten rijn, toen men ons met die wetten zegende." Daarbij teekent „Het Huisgezin" aan: Hier is sprake van dure sooiale wetten, welke de werkgevers door hun slaperigheid feitelijk verdiend hebben en die, waren zij wakker geweest, niet zouden zijn ingevoerd Maar welke sooialewetten heeft het „R.-K. Patroonflblad" hier toch op het oog? Wat is er buiten de Ongevallenwet tot dusver tot stand gekomen? En nu moge men over de techniek dezer wet verschillend oordeelen, wel niemand zal ontkennen, dat ze een zegen is, en. men moge ze verbeterd willen, niemand zou ze meer willen «afschaffen. Spreekt het „R.-K. P a t r o o n s'b 1 a d" nu al ironisch van dure sooiale wetten, waarmee we gezegend rijn, hoe denkt ze dan over ziekte-, ouderdoms- en invalidi teitsverzekering? Aanvaardt dit blad, ja dan neen, dé sociale paragraaf van het katholiek pro gram? Gevergd wordt niet, dat men instemt met iederen socialen maatregel, dio en zooals hij wordt voorgesteld, maar wie op een toon, als het „R.-K. Patroonsblad" doet, van „dure sooiale wetten" spreekt, wekt het vermoeden, dat hij met de heele sociale wetgeving, maar matig is ingenomen om een zaóht woord te bezigen. En wekt zouden wij. er willen bijvoegen, ook het vermoeden, belangen boven begin selen te stellen wat met de letters R. K. al zeer moeilijk is te rijmen, zegt „H o t C e n t r u m." „De T ij cl" las het verhaal van een rechtzaak, voor het kantongerecht de* hoofdstad behandeld, van een herbergier ster zonder vergunning, die door een ge meente-veldwachter, onbezoldigd rijksveld wachter, tot het schenken van brandewijn werd overgehaald en daarna bekeurd. „D e T ij d" kan niet nalaten te getuigen, hoezeer gevallen als dit, waarin door p o- 1 i ti e-di o n a r en voor den Teehter, openlijk, als gold het iets zeer eervols, pro vocatie wordt verleend, haar tegen de borst stuiten. De eisch van het Openbaar Ministerie en de uitspraak van den rechter zullen, natuurlijk, volkomen volgens de web wezen. Doch degene, die, naar de uitspraak van ons rechtsgevoel en zeker ook van zeer veel anderen, een krachtigen uitbrander van den rechter of het O. M. verdiend had, was, veel meer dan de beschuldigde herber gierster, de politiedienaar, die haar, te gen haar zin, tot de overtreding overhaal de. Soortgelijke gevallen van provocatie meestal de toepassing der Drankwet betref fende, komen tegenwoordig veelvuldig bij ons voor, doch schijnen ons inderdaad af schuwelijk. Immers, zij bederven het rechts- besef en zedelijk gevoel én bij de zwakke en meestal weinig ontwikkelde personen, dio slachtoffer worden, èn allereerst bij de de, dat het niet hang op zich zou laten wachten. Eveneens was zij er van overtuigd, dat de vrijheer niet met haar vader over dit merkwaardig uur zou spreken. Over haar lippen zou zeker geen woord (komen Haar vader behoefde voorloopig niet te we ten, dat zij goede vrienden met den zanger was geworden. En Elsa? Nella overwoog ernstig of het in het belang van hetgeen zij zoo juist luid vernomen, niet boter was, dat haar nichtje nog een paar weken bleef logeeren. Op dio wijze had haar varier vertier en de vrijheer kon zioh dan ongestoorder aan zijn gewich tige studie wijden. Dat achter deze logica onbewust de hoop school op die wijze weer eens met den vrij heer alleen te zijn, bekende Nella zichzelv© niet. Maar rij was vroolijker en opgewekter dan in langen tijd en toen zij 's avonds haar vader en nichtje bij hun thuiskomst te ge- moet ging, maakte zij den indruk van een goed uitgeslapen kind, clat na. lange, be nauwd©, halfwakende droomen eindelijk weer in een normalen toestand is geraakt.. En die stemming hield langer aan dat dit gewoonlijk bij Nella het geval was. Een groote, innerlijke vreugde was over haar go- komen en zij had er nu innig spijt van, dat zij den jongen man zoozeer miskend en zulk een wrok jegens hem gekoesterd had.- (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5