ZONDAG551AD* IÉID5CH DAG61AD RECEPT. de Bourbons en het werd later de partij- bloem van Napoleon en zijn familie. Het paradebed van den dooden keizer Napoleon III was overdekt met viooltjes-kransen. Ouclerwetsehe liefdetaal. Wij weten allen boe vindingrijk de verbel de jongelingschap is in 't uitvinden van al lerhande lieve en teere namen voor 't „voor werp harer liolde." Het schijnt zelfs, dat men daartoe geen speciaJen aanleg behoeft te bezitten, en het blijft een raadsel of deze gave een gewone menschelijko eigenschap is, dan wel of zij tot een jioogere ontwik keling komtf door de bijzondere inspiraties van Cupido en Amor. Dit is zeker, dat in normale omstandigheden maar een enkel vrij kort, tijdperk van het menschelijk leven zich leent om op de meest ondubbel- rinnige (dikwerf dolzinnige) wijze uiting te geven aan het gevoel, dat m zulk een pe-1 riode den mensch beheerscht. Oudtijds was men misschien nog vinding rijker in dezen. Althans uit een rijke ver zameling 17de- en lSde-eeuwsche kluchten en blijspelen kan men opdiepen de namen, Waarmede verliefden hun aanstaande of althans begeerde vrouwen betitelden. Onriositeitshalve laten wij hier eenige typische uitdrukkingen volgen; mogelijk zijn er bij, die weder in eere hersteld kun nen worden. Wij bieden ze belangloos aan voor hen, wier woordenschat op dit gebied eenigszins beperkt mocht zijn: Mijn Huikere amandeldoos, bekjelief, mijn bekje, mijn bekje vol vriendelijkheid, mijn begijnenkoekje, cupidootje, mijn dageraad, mijn drilmedil, mijn duiveltje, engelin, mijn etensuur, hartelief, zoet honigdiefje, mijn honigbijtje, mijn hondje, hondjelief, mijn harteblad, mijn honingraat, harts vriendin, hartelap, mijn zoet' hennetje, mijn suikere joosje, mijn kippetje, mijn tdppediefje, mijn knolletje, kermisboutje, mijn kleutertje, mijn zoet kindje, mijn kom metje met room, mijn allerhoogste lust, mijn licht, mijn leeuwerikje, minnebekje, mijn koralen mondje, mijn morgenstar, mijn zon en ziel, mijn peuzeltje, mijn poe- Éeljaaje, mijn schoono pasteibakstertje, mijn paarele-pruimpje, pruimebekje, sui kerzoete prij, mijn groene rozemarijn, mijn rijstebrij, mijn reuzeltje, mijn suikerdiefje, suikeredooaje, smulletje, smoddermuiltje, echabbeltje, mijn zilveren schat, mijn aclfeepskompas, mijn suikermondje, mijn stroifmondje, mijn Ginkerkandii, mijn lief schaapje, mijn suikermurf, sukademurf, mijn snoepstertje, troebolkopje, zoet tor telduifje, mijn toeverlaat zoetert, bemin nelijke zielsvoogdes, mijn snatertje. Wellicht zal men zeggen, dat deze nar men op het tooneel werden gegeven bij de opvoering van volksstukken, maar het is hijna onnoodig op te merken dat al dergelij ke uitdrukkingen en volksgezegden werden gegrepen uit de destijds levende volkstaal, evenals nog heden. Daarom is de bestu deering dezer, meestal zoutelooze, kluch ten zoo belangrijk,want niet alleen maakt Ce ons nader bekend met de vroegere taal, doch ook krijgen we daardoor een helderen kijk op de zeden, gewoonten en het karak ter onzer voorvaderen. En op het gebied onzer folklore ligt nog heel wat terrein braak ter bearbeiding, Journalistiek in Amerika. In het „Wild West" van Noord-Ameri- ka staat de journalistiek natuurlijk niet op dezelfde hoogte aio te New-York of Chi cago. De „Ringviile Trompet" beweert dan ook in het geheel niet het meest gelezen blad der wereld te zijn, maar is toch een voorbeeld hoe zelfs in de meest afgelegen streken het echt Amerikaansche leven zich ontwikkelt. Ten bewijze hiervan eenige uitknipsels uit de rubriek: „Personalia" in genoemde „Trompet." Mejuffrouw Amelia Tucker, de koningin van onze gezellige klingen, lijdt tegenwoor dig dikwijls aan kiespijn. Zij zou wel laten trekken, als dat niet zoo zeer deed. Tommy Horkins is bezig, zijn wagen te verven; wel noodig, daar er in geen veertien jaar een Ikwast over geweest is. Ons wordt medegedeeld, dat mej. Tabithe Jones spoedig zal gaan trouwen. Wie de ongelukkige is, wordt er niet bij verteld. Een vreemdeling, wiens naam wij niet te weten konden komen, passeerde onze stad in den afgeloopen naoht. Dr, Livermore heeft zijn oude witte mer rie verruild tegen een ander paard. Hopen wij, dat dit vlugger loopt dan het vorige, anders zullen velen van 's dokters patiënten dood zijn, eer hij komt. Harve Hires, onze bekende barbier, deelt mede, dat het tegenwoordig slap is in zijn vak. Om haarsnijden en scheren populair te maken bij hen, die daaraan nog oiet gewend zijn, zal hij voorloopig haarknip pen voor vijftien en sdheren voor acht cents. Een zeldzame gelegenheid om zich voor een spotprijs te laten opknappen. Zooals men misschien weet, was onze staalbewerker en kunstsmid Hepburn een paa.r dagen niet in staat tot werken. De ongesteldheid is, naar wij vernemen, niet van emstigen aard. Hepburn had Zaterdag avond een inspannende zitting in de Me tropolitan Bar bijgewoond. Maar heden, Woensdag, was hij weer zoo goed als her steld. STOFGOUD. Wie het geld veracht, kan rustig leven. F i r d o e s i. De groote kracht van de klein-industrie cn ook van den flinlken, zaakkundigen kleinhandel, ligt vóór alios in het particu lier initiatief. Nouwens. Boonenoroquetteii Vier of vijf d.L. gaar-gekookto boonen, een ei, oud brood zonder korst, een ui, zout en peper, soja of Maggi's kruiden- extract, paneermeel, frituurvet. Do koude, gaargekookfce boonen cenigen tijd op een zeef laten uitlekken, en daarna zoo droog mogelijk door wrijven. De verkregen vrij droge puree vermengen met den gesnipperden ui, die in een klein stukje boter gefruit is; het fijngekruimelde brood, ei, zout en peper, soja of Maggi1 s kruiden- extract naar smaak. Is het mengsel nog iets te week, dan nog wat brood of beschuit er doorroeren. Er vervolgons croquetten van vormen, deze eerst door paneermeel halen, en ze in heet frituurvet vlug bruin bakken. Bruine boter cr bij presenteeren. ALLERLEI. De di&gnoee. In de spredkkamcr van een wereldbe- roemden dakter, die tevens hoogleeraar aan de hoogcschool is. Voor den dokter, in een grooten arm stoel, zit de patiënt. Rondom hem staan de assistenten van den professor en een aantal studenten. De professor is bezig den patiënt aan een nauwgezet lichamelijk onderzoek te onder werpen, doet hem verschillende vragen, die voor zijn diagnose van belang kunnen zijn. Onder meer vraagt hij hem, welk beroep hij uitoefent. „Musicus, orkestmusicus," is het ant woord. „Ziet ge wel, mijne hoeren", begint daag. op de professor, terwijl hij zich tot de om standers keert, „hier hebben wij weer te doen met een ziekte, die speciaal bij musici voorkomt. Het aanhoudend blazen op de muziekinstrumenten tast natuurlijk de keel aan en doet dit lichaamsdeel ten slotte ge heel en al uitdrogen. De gevolgen van deze uitdroging zijn de versohijnaelen, welke gij hier, hij dezen patiënt, waarneemt.", „En welk instrument bespeelt gijl" vraagt nu de professor, terwijl hij zich tot den zeer verbaasd kijkenden patiënt wendt, „Viool 1" i Hoewisïhijhet? „Maar dat zeg ik u, meneeren", verzekerde de gastheer met nadruk, „en 't is de waarheid: Ik heb de lieve Japansche meisjes gekust; ik heb de meisjes van Nieuw-Zuid-Wales geikust; ik heb de SpaaDsohe, de Engelsche, de Duitsche, zelfs de Amerikaansche meisjes gekust, maar dat zeg ik u, mijn eigen vrouw te kussen ia het heerlijkste van alles," En een jongeman, die tegenover hem zat, zeide: ,,U heeft volkomen gelijk, meneer."' Moederklacht. „Die Frit's van mij, die galgebrok, ik heb altijd gedacht, dat die nooit een baas zou vinden en nu heeft hij al den vierden in een jaar." Aardrijkskunde. Meester: „Jules, zeg jij eens waar Porto en Madeira liggen!" Jules: „In pa's kelder, meneer." Leeglooper: „Agent, mag ik tegen éen agent ezel zeggen!" Agent: „Zeker niet; is strafbaar!" Leeglooper: „Agent, mag ik dan tegen een ezel „agent" zeggen 1" Agent: „Moet u zelf weten..." Leeglooper: „Nou, dag, agent..." Op een dorpsschool schreef de onderwij zer, als hij de een of andere instructie te geven had aan de vrouw, die 's Zaterdags de lokalen schoonmaakte, die op het bord. Onlangs kwam de schoonmaakster in de school en las op het bordZoek den groot- sten gemcencn deeler. „Hè", zuchtte zij, „is dat lamme ding no ook weer weg!" Twijfel. Heer: „Er heeft een schilder bestaan, die spinnewebben zoo na tuurgetrouw op het plafond schilderde, dat het dienstmeisje dagen lang haar best deed ,ze weg te vegen." Dame: „Dat er zoo'n schilder bestaan heeft, wil ik wel gelooven, maar zoo'n dienstmeisje dat nooit." Een inspecteur van een spoorlijn trof op een middag een wisselwachter slapende bij diens wachthuisje aan. De inspecteur keck den man eenigs oogenblikkcn aan. „Zal ik hem wakker maken!" vroeg de stationschef, die den inspecteur vergezel de. „Neen, laat 'm maar slapen," zei de in specteur, „laat ra maar slapenzoolang hij slaapt heeft hij ten minste nog 'n baantje' zoodra hij wakker wordt, moet bij naai wat anders omzien I" „Jansen, Zondag weer niet in de kerk geweest?" „Neen, dominee, ik beo bij dominee Wil- lems geweest." „Dat is toch verkeerd, Jansen, zoo tel kens naar een andere kerk te gaan. Ik heb niets tegen dominee Wiilems. Manr ik zou wel eens willen weten, hoe jij het zou vin den, als je schapen in de wei van een an der gingen grazen?" J ansen (grinnikend): „Wel, heel hc-t dominee, als het gras er maar beter ie"' P o I i t i e-a g e n t ('s nachts) moet jij met die ladder heen Dief: (stotterend): „Ik... ik wou na even op de torenklok kijken hoe laat o. i»." No. 15644. 18 Februari. Anno 1911. -I- VAN MET AAA «*»iAd»»êa«6»4»6 A IA m DE LUCHT. „Drommels, waar zit dis Fernando loch? Denkt hij misschien, dat hij zijn geld met luieren verdienen kan?" "Woedend schreeuw de Niki het uit, terwijl hij dreigend do vuist "balde. 't Was In Neuilly, een voorstad van Pa rijs. Op het marktplein 6tond dc tent, en voor den ingang hing een rood bord, waarop inet reuzenletters geschilderd stond „Het wonder der wónderen. Vliegende men- schen. Enkel en alleen in den luchtcircus 7a.11 Niki. Entréo 25 ets." Midden in deze tent bevond zich een indere, kleinere, nog niet geheel klaar. Niki was bezig de houten beschotten met rood katoen to behangen, toen hij plotseling be merkte, dat zijn helper hot. wetrk in den steek gelaten had. Toon Niki begon to sehreouwen, schoof een vrouwenhand het gordijn ter zijde van de groote tent- Mooi was zij, ondanks de diepe kriiigen om de oógen, ondanks de gele tint, gevolg van poeder, dat dag in dag *uit op haar gezicht gesmeerd werd; mooi en jong nog. Het dikke, blonde haar viel tot ver over het voorhoofd en bescha duwde de groote, grijze oogen, dio meestal droevig in de verte staarden. Toen Niki zijn vrouw zag, werd hij nog woedender. „Zoo, ben jij het, Magda? Waar was je? Waax is Fernando? Heb je den luiaard ge- tien „Ja, Ik heb hem in den wagen zien gaan; misschien is hij er nog." „Ga kijken." Eén oogenblik aarzelde zij, maar de drei gende blik van haar man was voldoende om haar to doen heengaan- Achter in den woonwagen zat Fernando op zijn veldbed, het gezicht in de handen verb cu'gen. „Fernando Hij keek op, vuurrood, akof hij zicli schaamde; Magda zag het niet- „Ga weer aan 't werk, Fernando; Niki wordt kwaad," Hij haalde de schouders op. „Laat hij kwaad warden, 't kan me niet schelen. Ik hob er genoeg van. Ik wil niet meer blijven, ik kan niet meer...." Angstig koek zij hem aan- „Maardatdat is toch'on mogelijk, datdat kan toch niet", en toen zuchtend„misschien is het wel beter ook." Zenuwachtig lachte Fernando, met tranen in de oogen. Groote, donkere, koortsachtig schitterende oogen waren het- Om die oogen had Niki hem den Italiaanschen naam van Fernando gegeven. „Ik "wist hot wel", antwoordde hij stug1, „ik kon het wel begrijpen, dat mijn heen gaan je verheugen zou." ,,'t Zal me spijten. Ik ben immers altijd niendelijk voor je geweest, Fernando." „Vriendelijk, vriendelijk, wat kan me dat schelen. Ik gaf niets om je vriendschap. Ik geloof er oak piet aan. Neen! Neenl Ik wil liofde, geen vriendschap. Liefde wil ik." „Fernando l" Zij wou naar de deur, maar reeda had hij Laar bij den pols gegrepen en dwong haar te blijven staan; in vrecselijke opwin ding hield hij haar hoe langer hoe steviger vast, hoewel hij er zich van bewust was, haar "pijn te doen. „Voor den laatsten keer spreek ik met je. Je zult, je moet mo aanhooren, ik bemin je; ik houd van je, Magda- En jij ook van mij, Magda. Ik weet het- Ik weet het. !Waarom wil je 't ontkennen? Waarom maak je ons beiden ongelukkig, terwijl we zoo zielsgelukkig konden zijn, als jij maar wou. Je manwelnu, wij gaan eenvoudig wqg; laten hem achter, hij zal ons niet naloo- pen; gauw genoeg zal hij zich weten te troosten." „Fernando, laat mo los. Ge doet me pijn-" Haar stem klonk zóó koud, zóó vreemd, dat het hem trof gelijk een slag. 'tWas hem alsof hij plotseling van een hoogte naar beneden tuimelde. Hij liet haar los en Wankelde als iemand, die dronken is- „Arme Fernando, je bent geheel buiten je-zelf", zei de jongo vrouw nog steeds met dezelfde ijskoude, toonlooze stem. „Ik moest jo eigenlijk onmiddellijk wegsturen, maai' dan zou mijn man achterdochtig kun nen worden en met hot werk komt het ook lastig uit. "We zullen dus nog een paar dagen samen blijven zonder verder over je dwaasheden te spreken. In dien tijd kan Niki iemand anders zoeken." Fernando was doodsbleek geworden; ver wijtend keek liij haar aan en verliet den wagen. Magda bleef alleen in de enge ruimte; zij knielde neer en snikte hartstochtelijk. Toen Fernando den directeur zijn besluit mededeelde, werd deze woedend, maar daar dit niets hielp, probeerde hij het op an dere manieren; zelfs beloofde hij verhoo ging van salaris. Fernando bleef hardnek^ kig bij zijn plan. „Neen, neen, ik wil weg." En als om er een eind aan te maken voegde hij er bij; „Ik heb al een ander engagement." Toen was Niki niet meer te Kouden; hij beschuldigde Fernando, dat hij met de trucs, die hij bij hem gcleard had, zijn circus concurrentie wilde aandoen, enz., enz. De jonge man liet hem praten; machi naal timmerde hij het roode katoen op de ruwe planken vast Vroolijke menschcn kwamen den circus binnen. 't Was prachtig weer; inen verdrong, elkander op het marktplein; de tent was uitverkocht en onder de vroolijke tonen van een draaiorgel, wachtte men het begin der voorstelling af. Beven het kleine, roode tentje zag men den koepel van oen luchtballon. De bel weerklonk; in hetzelfde oogenblik bewoog de koepel, aller oogen waren op den bal lon gericht, die langzaam naar boven ging. Eindelijk zag men hem in vollen omvang en men bemerkte nu, dat op de plaats van het schuitje een trapéze hing. Een man en een vrouw Sn witzijden tricots hielden zich mot één hand cr aan vast, met d«f andere hand brachten zij groote, witte vleu gels in beweging, die aan hun schouders be» vestigd waren: Magda> Fernando 1 En terwijl zij al hooger en hooger stegen, hun lichamen elkander aanraakten, durfden zij geen woord, geen blik zelfs wisselen. Het publiek applaudisseerde. Toen het touw, dat den ballon hield, strak gespannen was, bleef hij onbeweeglijk staan., Én op do trapéze hoog in de lucht begonnen de beide witte gestalten hun acrobatisch o toeren. Men zag, dat zo elkander omvatten, uiteen gingen, weer samen kwamen. Verborgen voor het oog dor toeschouwers, stond Niki in het kleine tentje; de armen over de borst gekruist. Hij weet wat er in 't volgend oogenblik gebeuren .zal; hij weet het, omdat hij hetl wil. Aan den ballon zijn twee valschermen] bevestigd, een nikkelen voor Fernando^ een vergulde voor Magda. Beide loopen ze over dunne draden, onzichtbaar voor het publiek. Als de toeren aan de trapéze» ge. eindigid zijn, grijpen de acrobaten het val scherm, dot open gaat, en langzaam, heel langzaam zweven de beide gevleugelde we zens naar beneden. Maar Niki wil niet, dat Fernando zijn truc, de grootste attractie van zijn lucht-) circus, aan concurrenten verraadt, en daar hij den joiigcn man op geen manier aan ziah binden kan, is het zijn eigen schuld, als.... er iete gebeurt. Een lang gerekt ovan bewondering, nog niet van ontzetting, toont hem, dat nu het oogenblik van bandelen gekomen is. Hij) kijkt naar boven. Het nikkelen valscherm, dat hij zelf bevestigd heeft, zonder den strik vast te maken, zonder er het gewicht aan te hangen, is van den baljon losgeraakt en dwarrelt door de lucht, nu hier, dan daar. Het publiek lacht en denkt, dat het eer verrassing is; prachtig, dat zilveren ding daar, zwevend boven hun hoofd Onbeweeglijk staan Fernando en Magda op hun trapeze. De jonge vrouw denkt aan haar woeden den man en zegt: ,,'t Is niet goed, dat Niki zelf het scherm bevestigd heeft. Neem dat van mij, Fernando, en ga naar beneden. Ik wacht dan en kom met den ballon." Maar de directeur van den ,,luoktci^cu8,, had ook aan dezen uitweg gedacht. En weer hoort men een veelstemmig o! Dezen keer echter is het een kreet van ontzetting. De haken, waaraan het touw van den ballon bevestigd is, hebben losge laten en geheel vrij stijgt het gevaarte hoo ger, al maar hooger. Magda begrijpt het eerst wat er gebeurd is. Eén seconde is voldoende om haar te doen begrijpen, dat het ééne 6cherm den dubbelen last niet dragen kan. En zonder Fernando den tijd te gunnen om datgene te doen, wat zij thans doet, buigt zij zich over hem. Voor de eerste maal leest hij in Magda's oogen datgene wat zij niet uitspreken wilde; voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 11