No. imio. ZOEKLICHT. BasSlie en Toke. Gemengd Nieuws. „Een zeer vervelende menschelijke heb belijkheid' noemde onlangs iemand: „het Boeken van kleine fouten." Het staat vast dat wij, ons gansche leven idoor, ons dagelijks schuldig maken aan dingen, die volstrekt niet als „kwaad" kun nen worden gebrandmerkt, maar die toch beter achterwege waren gebleven, omdat sij een ander hinderen of omdat zij gere kend worden niet ten, de goede manieren te behooren. Wij kunnen stellig veel doen om dat te voorkomen, en sommigen hebben het daarin tot een benijdenswaardige hoogte gebracht. Intusschen wordt ook hierin de volmaakt heid door niemand bereikt; maar juist om dat: het woord „niemand" hier volkomen op zijn plaats is, behoorde ook niemand zich die kleine tekortkomingen, fouten en gebre ken te zeer aan te trekken, veel minder anderen daarvan telkens een verwijt te maken en nog minder te „zoeken" of men öok iets ontdekken kan. Dat „zoeken" ïs een oneindige bron van moeilijkheden en verdriet en bovendien is het onverstandig, onbillijk en liefdeloos. Menig huiselijk geluk wordt er door ver stoord. 't Is in de hoogste mate onverstandig, als het ware den eisch te stellen, dat een ander Volmaakt zij. Echtgenooten b. v., menschen 'die tot de meest innige levensgemeenschap .verbonden zijn en dagelijks met' elkander omgaan, moeten noodzakelijk nu en dan kleine tekortkomingen en gebreken bij elkander ontdekken, en juist, omdat dit we- derkeevig is, daarom is het) zoo onbillijk om er elkander een verwijt van te maken of zich het humeur er door te laten bederven. Ja zelfs een ongeluk vergeeft men elkaar in'et Het' breken van een klein voorwerp, het mislukken van een toebereide spijs of drank, het wat later thuis komen dan waar op gerekend was, het) ontbreken van een knoopje aan een kleedingstuk wordt als een zonde aangerekend en verstoort den hui- seiijken vrede. Soms gaat het zoover, dat men het' belachelijk zou kunnen noemen, als het niet zoo diep treurig ware en niet zoo geheel en al in strijd met de plichten die echtgenoot en tegenover elkander heb ben. Menschen, dio niet licht tot een wezenlijk kwaad zullen vervallen, zien er niets in om telkens opmerkingen, aanmerkingen of ver wijten te doen hooren en zóó wordt „zoe ken" een gewoonte, maar een zeer leelijke gewoonte, een bron van ongenoegen en twist en menigmaal i. n oorzaak van onher stelbare verwijdering, waar vroeger liefde woonde. Waken voor een onvoorzichtig woord of gebaar, strijden tegen die leelij ke gewoonte, indien men zich deze reeds 'eigen heeft gemaakt, is dringend noodza kelijk en ook hoogst plichtmatig. Wij hebben nu het oog op ebhtgenooien,- omdat deze het meesfc gevaar loopen om te?- genover elkander aan zulk een verkeerde gewoonte toe te geven; maar de opmerking geldt natuurlijk in 't algemeen. Zij geldt b.v. ook in sterke mate voor ouders en opvoeders, tegenover de kinderen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd, 't Is natuur lijk niet tegen te spreken dat het kind zijn natuur nog weinig in bedwang kan hou den en zich daarom telkens sohuldig maakt aan kleine overtredingen van de wetten der orde en der welvoeglijkheid. Langzamerhand, door allerlei verstandige maatregelen vooral door veel liefde, moet daarin sohier ongemerkt verandering ge bracht worden. Maar wanneer een kind nooit goed kan doen, altijd met verwijten overladen en steeds tot in de minste bij zonderheden .nagegaan wordt, dan zal het doel veel minder gemakkelijk bereikt wor den en bovendien loopt gevaar, het karakter van het kind te veranderen en te bedelven. Wanneer men een kind, dat een deur open laat staan, wat hard de kamer instormt, met een scheurtje thuis kumfc of v~\~s~X>CCöOC<X>OCO<^~~^ Hij heet Basilie en is schoenlapperniets meer dan een arme schoenlapper. Den ge- heelen dag zdfc hij op ©en driestal, op den hoek van de straat. Voor hem staat een ta feltje, treurig pendant van den stoel waarop allerlei gereedschap ligt. Zijn kleeding i6 niet alleen armoedig, maar iia- velooa. Zijn gelaat is doorploegd met diepe groeven. Geblikt zit hij over zijn werk en ziet met verglaasde oogen op zijn arbeid neer. Wanneer 's morgens de waterdrager voor bij gaat en hem goeden morgen wenscht, ontwaakt hij als het ware uit een droom en knikt den man dommelend toe. Komt de eigenaar van het huis naar buiten, die hem toestond daar te zitten werken, dan buigt hij deemoedig het hoofd, doch zegt niets. Met deze groeten heeft hij voor beiden zijn verplichtingen tegenover de buitenwe reld volbracht. Daarna laat hij het hoofd op de borst zakken, om even later het weer op to heffen en aan den arbeid te gaan. Hij is de bekendste persoonlijkheid. De lie ve straatjeugd ontwijkt hem en ziet hem van verre met zekere vrees aan. De moe ders maken haar kinderen bang voor hem, dooi' hem toe te voegenMosah (vader) zal je meenemen, en wanneer twee buren met elkaar in twist zijn en de een zegt tegen den ander: „Het zal je gaan als mosah Basilie", dan kan men er zeker van zijn, dat hij hem niet iets goeds toewenscht. vuile handen heeft en honderd van die din gen meer, daarover van den ochtend tot den avond hard valt, clan werkt dat in den regel verkeerd; maar wanneer men het nu en dan eens, opzettelijk, ernstig en toch liefdevol de waarheid zegt, en vooral wan neer men het in alles goed voorgaat, dan heeft men heel veel kans om zijn doel te be reiken. Een kind dat voortdurend aan alle moge lijke aanvallen blootstaat, gevoelt dat het onbillijk behandeld wordt; do persoon die altijd aanmerkingen maakt daalt in zijn kinderlijke achting, het wordt bang om iets te doen, schuchter en in zichzelf gekeerd, het verliest zijn openhartigheid, de schoon ste eigenschap van het kind, en de moeder zelfs verliest, op den langen duur, het ver trouwen en ten slotte de liefde van haar lieveling. Het spreekt wed vanzelf, dat kinderen nu mi dan moeten worden berijpt en \»2lU ge straft; het spreekt vanzelf dat hun verl eer de neigingen moeten worden verbeterd en dat zij op de fouten, die zij allen hebben, moeten worden gewezen; maar dat alles heeft niets te maken met vitzucht en het opzettelijk opzoeken van gebreken. Als wij berispen, moet het alleen geschieden omdat het werkelijk noodig blijkt en dan op een kalmen toon en op liefderijke wijze. Dat zoeken en vitten op kleine fouten doet nimmer goed en wanneer wij andere raee- nen, dan misleiden wij onszelf. Wij zouden den aangenamen en zuiveren dampkring van ons huiselijk leven beder ven, indien wij iedere fout en ieder gebrek maar steeds in het volle licht p1aatsten. Het; is te vreezen dat onze eigene tekortkomin gen daardoor ook des te eerder in het licht zouden treden. Wij moeben met altijd lachen, maar veel eer, zonder te vleien, nu en dan eens prijzen wat te prijzen valt. Wij zien altijd gebre ken. Waarom zien wij geen deugden en goe de eigenschappen, die er ook wel degelijk zijn? Dat is niet alleen even noodig als het verbeteren van fouten; maar het staat ook vast, dat, wanneer wij toonen iemand lief te hébben, wij ook op wederliefde hebben te hopen, en dat wij daardoor het beste wapen in handen hebben om te bestrijden wat bestreden, veranderd, verbeterd moet woeden. Het is een stellige waarheid, dat men met lof, die volstrekt niet behoeft te ontaarden in vleierij of onwaarheid, dikwijls vrij wat meer bereikt dan met blaam, en, indien wij ïn de noodzakelijkheid verkeeren om iemand te berispen, laat het ons dan niet aan tact ontbreken en laten wij b. v. nim mer dienstbaren of kinderen berispen in bijizijn van vreemden. Daardoor wek ken wij slechts trots en stijfhoofdigheid op, terwijl een zacht verwijt onder vier oogen vaak wonderen doet. Toonen wij bij alles en tegenover allen, dat' wij ons zelf in de macht hebben, 8n dat slechts liefde de drijfveer onzer handelin gen is, d&n zal alles wèl gaan. Nemo. De stallingen van den land bouwer P. Meulensteen te Boerdonk (in N.-Br.) werden gisteren door brand ver nield. Een paard, landbouw gereedschap pen en vruchten werden een prooi der vlammen. Assurantie dekt de schade. De oorzaak is onbekend. De brand ontstond, terwijl de bewoners nog te bed lagen. Men meldt u i t Y e e n e n d a a 1: Inzake de aanrijding van een wagen door de auto van Wijnmalen vernemen wij dat het ongeluk met de auto door den aviateur Wijnmalen geheel aan hem zelf te wijten is. Door de marechaussees te Yeenendaal ïs een nader onderzoek ingesteld, en uit de verklaringen van een drietal getuigen is gebleken dat Wijnmalen te hard zou hebben gereden, geen signalen zou hebben gegeven en op een verkeerde wijze zou zijn uïtgewe- Ja, hij is arm, doodarm zelfs, deze Roe- meniër; maar er was een tijd, dat hij over gelukkig was. Eenige jaren geleden was hij nog in het bezit van zijn Toke, zijn kleinen, lieven Toke. Niemand op de wereld droeg hij meer liefde toe dan zijn Toke; al zijn goedheid droeg hij op zijn kind over. Hij werkte, werkte nacht en dag, niet voor zich, maar voor rijn lieveling. En had hij een slech ten dag gehad, die niet genoeg voor beiden bad opgeleverd, dan at Toke alleen, terwijl hij den kleinen met een van vreugde stra lend gezicht gadesloeg. Op een neveJaohtigen, grauwen dag zag Toke het levenslicht, en voorzeker was dit een slecht voorteeken, dat het hem in d© wereld niet goed zou gaan. Zijn moeder stierf vroeg, zoodat aan zijn opvoeding veel ontbrak. De straat was zijn wieg en zou, helaas, ook zijn sterfbed rijn. Voor éón zaak had hij echter een hartstochtelijke liefde en dat was voor boeken. Overgelukkig was hij, wanneer een van zijn speelmakkers hem een boek te leen gaf. Met een verheugd gelaat tuurde bij dan op die zwarte lettermaasa. Hoe gaarne wilde hij weten wat ze vertel den. Maar de arme jongen kon niet lezen. Hij was negen jaar en moest toen reeds aan den arbeid, en wanneer hij dan, als hij de schoenen wegbracht, een fooitje kreeg, dan was hij de wereld te rijk. Niet omdat hij dan in de gelegenheid was te snoepen, neen, daar dacht hij niet aan. Stil, als zijn vader het niet zag, nam hij een oude kous weg, die als beurs dienst deed, en liet ken. Van deze overtredingen ïs proces verbaal opgemaakt, zoodat Wijnmalen zich voor het Kantongerecht te Wageningen zal moeten verantwoorden. Volgens berichten in d e Fransche bladen zijn te Duin&erken twee jongelieden, Auret en Lany de La Obapelle genaamd, gearresteerd. Zij hadden een kleer maker in den nacht aangevallen en hem be roofd. De veelbelovende jongelieden zijn leerlingen van de zeevaartschool en zonen van een generaal en een majoor. Eensympathiehetuig'ing Door den Mexioaansohen consul, den lieer Manuel M. Alvaxado, te Amsterdam, is dan burge- measbar aldaar ter hand gesteld een bedrag van. 100 piasters, zijnde f 243.02, door de regoaring der Vereenigde Staten van Mexico, bh gedegenheid van het eeuwfeest van Mexi co's onafhankelijkheid, en uit sympathie voor Nederland, ten behoeve der algemeene ar men der 'hoofdstad geschonken. Te Apeldoorn ontstond brand in oen villa aan de Looi aan. Do bewoners waren even op visite bij hun naaste buren. De brand was vermoedelijk ontstaan door het omvallen eener petroleumlamp in het achterhuis. De eene-helft der villa brandde uit, de andera bleef gespaard, doch onder vond veel waterschade. Huis en inboedel waren verzekerd. Hetongeluk raetde H III. De geredde manschappen van het Duiïsche onderzeesche vaartuig H III hebben ver teld, dat kapitein-luitenant Ludwig Fischer hun commandant, zijn leven opgeofferd had, om het hunne te redden. Het ongeluk was een gevolg van een lék in het ach er- schip. Toen het water het achterschip bin- nen begon te stroomen, nam de bemanning de wijk en sloot de deuren in de water dichte schotten achter zich. De comman dant zocht den commando-toren cp en bracht het vaartuig in schuinen s and, zoo- dat het voorschip boven water uitstak. Hij redde daarmee het leven van de beman ning, die, zij het ook met veel moeite, door de torpedo-lanceerbuis aan den bóeg naar buiten gebracht kon worden, maar offerde zichzelf op want de terugweg was voor hem afgesneden. De bemanning bleef kalm en kreeg moed, toen zij door de telephoon vernam, dat men met de redding begonnen was. Zoodra de torpedh-lanceerbuis vrij was, werden eerst de minderen en daarna de officieren gered. De Duïtsche onderzecsohe flotielje had, sedert 15 December 1906, den dag waarop het eerste onderzeesclie vaartu-g in dienst gesteld werd, altijd gelukk:g "gevaren. Se dert enkele maanden waren er acht onder- zeesche vaartuigen in diëtist, die geregeld tochten ondernamen. De H III was einde Mei 1909 in dienst, gesteld: Met haar zuster- boot heeft zij ïn November 1909 een tocht van Cuxhaven om Skageh heen naar Kiel gedaan en zonder land aap te doen 540 zee mijlen, met een gemiddelde vaart van 12 zeemijlen in het uur, afgelegd. Tot nog toe waren er weieens kleine onge lukken aan boord van Duitsche onderzeeërs voorgekomen, maar nog geen enkel Waarbij een mensch het leven verloren had. In ambtelijke verslagen komt nog het volgende voor: De H III zonk Dinsdagochtend om tien uren, toen rij met een diiikoefenmg in de oostelijke haven van Kiel bij Heidkendorf bezig was. Met haar eigen hulpmiddelen kon zij de oppervlakte niet meer bereiken. De te hulp gekomen oorlogsbodems en werfvaartuigen konden mei' de gezonken boot in verbinding komen. De telephoon ilit. de boot meldde: Heb water dringt van achteren binnen. Reeds om 11 uren 's och tends was de -groote drijvende bok van de marine-werf ter plaatse, en men slaagde er in, de boot, die intusschen door het ledigen van de voorste ballasfctank met den voor steven uit het water gekomen was, zoover te lichten, dat de mond van de torpedo- Ianceerbuis vrijkwam. Door deze buis wer den 's middags om halfvier de menechen uït de boot gehaald. Hierbij onderscheidden zich vooral de luitenant ter zee 2de klasse daarin de gekregen penningen glijden. Keek de oude Basilie dan 's avonds het geld na, dan begreep hij nooit, hoo het kwam, dat er meer wag dan er in moest zijn. De kleine sloeg hepi dan van ter zijde gade en wreef zich genoeglijk de handen. Op een goeden dag echter^ toen Toke weer eenige geldstukjes in de kous wilde stoppen, keek de oude plotseling om en zag dat zijn zoon de kous in de hand hield. Als versteend bleef hij staan, niet alleen dat het ongeluk hem trof, maar zou zijn zoon een dief zijn Met opgeheven arm en met een doordrin genden blik vloog de oude op Toke toe. Hij moest de waarheid zeggen. Verschrikt en bevende vertelde Toke wat hij gedaan had Beschaamd liet Basilie den arm zakken, zijn oogen vulden zioh met tranen en in ontroering drukte hij zijn kind aan de borst. Mosch Basilie had, zooals ieder mensch, een kwaalhij was een hartstochtelijk roo- ker. - Hij werkte 's daags eenige uren langer, om dan dat verdiende geld te gebruiken voor een pakje tabak. „2Wn pakje tabak, dat was nog eens een genot." Toke zat over hem en hoorde de fluiste rend gesproken woorden van zijn vader. Van af dat oogenblik stopte hij het ge kregen geld niet meer in de kous, maar be waarde het zelf. Langzaam, zeer langzaam groeide zijn sahat aan, totdat deze eindelijk naar onze munt berekend, een halven gul den bedroeg. Dat was een heel vermogen Valentiner, de bootsman Heinrich en de stoker Giesener, daar zij door de buis de boot binnenkropen en hun kameraden on der moeilijke omstandigheden uit de zeer beperkte ruimte redden. De redding door de buis was zeer lastig. De middellijn be draagt maar 45 o.M. De kleine, magere menschen konden er gemakkelijk doorslui pen, maar de dikkere moesten al hun kleeren uitdoen en er met geweld doorheen gesjord en geduwd worden. Sommigen kwamen buiten westen en uitgeput naar buiten, maar kwamen spoedig bij. Het bleek, dat de redding van de drie menschen, die in den commando-toren op gesloten zaten, de commandant, de offi cier van de wacht en de roerganger niet mogelijk was, voor het vaartuig geheel ge licht was. Pas nadat de bemanning uit het voorschip gered was, kon het berg'ngs- vaartuig „Vulkan" daartoe overgaan. Hier toe moest; de onderzeesche boot eerst weer op den bodem gebracht worden. Om 4 uren 's ochtends had de „Vulkan*' de boot ein delijk gelicht en waren de menschen uit den toren geborgen. Dezen gaven toen nog zwakke teekenen van leven. Maar de po- gincen om hen verder bij te brengen, zijn helaas mislukt. Pas nadat de boot in hel dok is gebracht, zal men kunnen uitmaken, hoe het lek in het achterschip is ontslaan. Intusschen zijn de Duitsche oladen vol lof over de heldhaftigheid, door de be manning van de ,,H III" bij do ramp be toond. Men staat er verwonderd over, als men hoort, dat de manschappen, die in een benauwde ruimte stonden samengepakt, een ruimte, die bovendien 40 gr. naar beneden helde, geen oógenblük de hoop op redding hebben verloren. Ook treft hot groote plichtsgevoel van den commandant en twee andere officieren, die ter wille van hun plicht den dood vrijmoe dig zijn te gemoet getreden, Stootend is het voorzeker, dat terzelfder tijd, dat de Duitsche zeelieden zulk een staaltje van heldenmoed zien lieten, ïn den Rijksdag er over gesproken werd, den sto kers der zeeschepen 20 pf. van hun dagloon af te trekken. Eenige duizenden wijnboe- ren hebben Dinsdag j.l. een. inval gedaan in de wijnkelders van een champagnehan delaar te Damery, Perier gelieeten, en daar alles kort en klein geslagen. Zeventig duizend flesschen champagne werden stukgegooid, werden uit de vaten de bodems geslagen, zoodat de inhoud over de straat stroomde en al het gereedschap werd vernield. Voor den kelder stond een wagen met 2500. flesschen champagne. Ook van deze maakte de menigte zich mees ter en wierp den inhoud in de Marne. Perier was, naar men in het plaatsje ge loofde, een wijnvervalscher en de woeden de boeren meenden hem daarvoor op deze wijze te moeten straffen. Levend begraven. Dicht bij het dorpje Venesville, in de huurt van H&- vre, stortten verleden Woensdag twee grondwerkers ten gevolge van ^en aardver schuiving ongeveer 28 met-er omlaag, waar rij, wonder boven wonder, ongekwetst ble ven liggen in een soort van gewelf, ge vormd door de over elkaar heenvallende steenblokken en aarde. Op hun hulpgeroep, dat als uit de on derwereld schoen te komen, kwamen de andere arbeiders in de steengroeve toesnel len en stelden zich door een smalle, vrij ge bleven spleet in verbinding met de levend begravenen. Daar ieder oogenblik eon rnou we grondverschuiving kon plaats hebben en ook- deze spleet dichten, zorg Je men er vóór alles voor, dat de onvrijwillige holbe woners t-ot aan hun redding geen gebrek zouden lijden. Niet minder dan 14 brooden, van 10 pond ieder, 40 liter appelwijn, een groote pastei, boter, eieren, tabak en lucifers wer den door de spleet in het onderaardsche ge welf afgelaten, waar alles dankbaar :n ont vangst werd genomen door de twee man voor don armen jongen. Hij zou rijn plan gauw uitvoeren; hij moest het geld eens verliezen, zoo dacht hij. Toen hij weer iets moest bezorgen, ging hdj langs de drukke winkels, als scheen hij iets te zoeken. Bij een speelgoedwinkel bleef hij staan. Wat- was daar veel te zien! Ballen, kegels, tol len, soldaten van blik. Soldaten van blik, zooals de zoon van den slager ze ook had. Onwillekeurig kwamen op het zien van die dingen hem de tranen in de oogen. Plotseling dacht hij weer aan zijn plan en beschaamd ging hij weg. Op den hoek van gindsche straat was een tabakswinkel, moe dig stapte hij binnen en kooht daar twee pakjes tabak. Daarna vloog hij naar huis. Hij vreesde, dat men den schat, dien hij bij zioh droeg, zou stelen. Thuis gekomen deed hij de pakjes in een blikken doog en verborg die achter het huis onder den grond „Nog eenige dagen, tot op zijn ver jaar dag, mompelde hij. Daarna vloog hij naar zijn vader op den hoek dor straat. Het was al tamelijk donker, toen de oude Basilie met zijn zoontje naar huis ging. Het was zeer druk op de straat en een menigte rijtuigen vlogen hun voorbij. Zij liepen naast elkaar, ieder met zijn eigen gedachten. De oude berekende wat hij verdiend had, teirwijl Toke aan de ver rassing daoht op vaders verjaardag. Wat voor een gezicht zou de oude dan wel zot ten, als hij die twee pakjes tabak in zijn jas zou vinden! Want Toke zou ze stil in zijns vaders zak steken. Nog altijd was de oude in gedachten verdiept, toen hij een schiillen kreet vernam. Hij zag nu hoe nen, die het intusschen zoo „huiselijk'' mo gelijk hadden gemaakt in hun verblijf Daarop begon het reddingsworik, dat nu reeds een week duurt, dag en nacht door, zonder evenwel tot een goed einde ti neb- ben gevoerd. In dien tijd rijn vijf redding*.- sohachten gegraven, maar 4 werden daarvan vroeg of laat door het binneastroomende water vernield of in ieder geval .nbruik- baar gemaakt en eerst bij de vijfde gelukte het Dinsdag tot op 10 meter diepte af te dalen. Er blijven nu nog 19 meter af te graven en men vreest ernstig, dat het wa ter, hetwelk op die plaats den grond als een spons doorsieperb, bet reddingswerk nogmaals zou kunnen to niet doen. Als alles goed gaat, hoopt men op Zon dag of Maandag het doel bereikt te oebbon e-n de twee verongelukte arbeiders te Tod den, wanneer zij ten minste :ot dien tijd zijn toegekomen met hun 140 pond brood en 40 liter appelwijn. Men is er zelfs in geslaagd hun een pan met warme- soep te doen toekomen. Woensdag 1.1. kwamen uit Versailles 40 geniesoldaten aan, om hun hulp aan de red ding te verleenen. Zij rijn begonnen een tweede hulpput* te graven en dit werk on der toezicht van ingenieurs volbracht vor dert- flink. Engeland hoeft in 1910 weer een overwegend, aandeel gohad in don scheeps bouw van de geheel© wereld. Gelijk uit Lloyd's register blijkt, zijn van de in 1910 te wafer gelaten schepen 47 pCt. in En ge lend gebouwd; rekent men de oorlogssche- pen niet mee, 59 pCt., on telt men enkel do stoomschepen van ten minste 3000 ton water ven-plaatsing, 73Va pCt. Oorlogsschepen uitgezonderd zijn «er irv 1910 500 seliepen met 1,143,169 ton (waar van 27 zeilsclieprn van 5431 ton) in Enge land van stapel gelöopsn. Oorlogsschepen, waren er 45 met 134,645 ton. Voor do koopvaardij is er 162,103 ton nicer gebouwd dan in 1909, aan oorlogs schepen 8415 ton meer. Rxaiaiens nattige en fraaie hand- werken. De minister van binnenlandsohe zaken, heeft lo. bepaald, dat de examens tor verkrij ging van akten van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in do nuttige en in dé fraaie handwerken voor meisjes, voor 'het jaar 1911 zullen aanvangen op 14 Februari en dat de commissiën, met het afnemer^ dezer examens heiast, zitting zullen houden: voor de nuttige handwerken te Breda, 's-Gravenhage, Utrecht en Zwolle: en voor de fraaie handwerken te Utrecht: 2g>. benoemd o. a. te 's-Gravenhage tot lid en voorzitter der commissie vooir' de nuttige handwerken, J. O. Fabiua, im specteur van liet lager onderwijs in de 2dje inspect ie tot leden, de dames: J. G. Gravelotte, geboren Bontier, tui 's-Gravenliage G. Egge i's, leer ar es aan de industrieschool voor meisjes te 's-Gravenhage; weduwe M. A. Baas, geboren van Drunen, onderwijzeres a-an de Rijksnormaallessen te 's-Gravenhage G. W. C. Ivuyk, geboren van der Steen, onderwijzeres in de nuttige hand werken, te 's-Gravenhage A. M. Na ter, onder wij zienes aan de gisn meentelijke vormschool voor onderwijzeressen te Rotterdam; A. M. van der Velden, onderwijzoras aan de leerschool verbonden aan de gemeentelijkei kweekschool voor onderwijzers en onderwij zeressen te Amsterdam; tot plaatsvervanger van den voorzitter, mr. R.. van Goens, schoolopziener in heb district; 's-Gravenhage; tot plaatsvervangende leden, de dames: J. H. Sohambach, onderwijzeres in de nut tige handwerken, te 's-Gravenhaga; M. J. Benard, onderwijzeres aan de Rijks normaallessen te Delft; Aangifte vóór 30 dezer hij den voor zitter der commissie of de voorzitters diep commission, voor welke men wenscht te verschijnen. eenige mensohen zioh om een rijtuig ver drongen. Hij zag zijn jongen niefc naast zich en d«vr een doodehjken angst gedre ven, drong hij zich door de mensohen- ma-ssa heen. „Wat is hier gebeurd?" vroeg hij, doch een blik op het rijtuig zei hem alles. Hij wilde zijn oogen niet gelooven en over het gekwetste lichaam van zijn kind gebukt, fluisterdo hij met verstikte stem: „Toko, Toke! Nog éón woord, nog één, lieve Toke „Achter.... achter het huis.... zoek.... zoek... begraven." En rochelend viel do kleine achterover. Als een krankzinnige wierp de vader zioh op het lijk van zijn kind. „Hij wordt waanzinnig. Hij sterft!" rie pen tal van stemmen. Moeah Basilie is echter krankzinnig- ge worden noch gestorven. Toch heeft hij eenige eigenaardige gewoonten behouden. Nu en dan, als bij aan den arbeid is, haalt hij twee pakjes voor den dag, boriet ze van alle zijden on drukt ze dan aan de lippen. Als hij paarden ziet, balt hij de vuisten en mompelt eenige onverstaanbare woorden. Kinderen laat hij niefc in zijn nabijheid ko men, en gobeurt dit, dan worden rijn lip pen vaal en bleek.... En zoo sleept hij zijn treurig besta.' voort.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5