RECEPT.
STOFGOUD.
ALXiESULEX.
Hoe men hei best hoort.
Eenigen tijd geleden zijn de geleerden tot
de ontdekking gekomen, dat bij het h'ooren
het geluid zich meer overplant door de
vaste deelen van het lichaam^ dus door de
kraak'oeenderen en gewrichten, dan wel
door dc lucht, die zich in de gehoorgang
bevindt. Op grond van deze waarnemingen
v orden in een „Expenmentierbuch" van
dr. Albert Neuburger een groot aantal zeer
interessante aanwijzingen gegeven omtrent
de wijze, waarop men Let best hoort. Legt
men, om een licht gedruisch beter te kun
nen hooren, de hoi gemaakte hand achter
'het oor zonder dit te raken,, dim zal het
onderscheid niet zeer groot zyn. Raakt men
daarentegen het oor, zelf6 al is het maar
op een zeer klein plekje, legt men bijvoor
beeld den top van een vinger aan den oor-
Tand, dan bemerkt men dadelijk, dat men
het geluid tamelijk veel sterker hoort
Dit geeft ons een wenkje, hoe wij in den
schouwburg of bij voordrachten de hand
aan het oor moeten houden. Aan het oor re
echter het oorlelletje het vleezigste deel
van ons gehoororgaan, terwijl de achterzij
de van het oor het hardst en beenigst is.
Het iè dus het beste, deze rugzijde met den
'knokkel van den vinger rast te houden, om
zoodoende de grootste oppervlakte bij den
grootst mogeltfken druk te verkrijgen. Hoe
,men daarbij de hand zelf houdt, is vrij wel
'onverschillig, daar immers toch het geluid
ook dooT de beenderen wordt overgebracht.
Het is dus niet noodig de hand zoo te hou
den, dat het oor heelemaal onbedekt blijft.
'Men kan heel gewoon den rug van de hand
tegen het oor léggen en met den pink, die
het beenigst is, den achterkant van het oor
in de grootst mogelijke uitgebreidheid aan
raken.
Koude appelpuddi n g.
Van 12 tot 15 appelen maakt men moes.
Een halven liter witten wijn kookt men
floet kaneel, 350 gram suiker en het afrasp-
tel van een citroenschil. Daarin roert men
net appelmoes, 150 gram maïzena en nog
«en kwart-liter witten wijn. Dit papje laat
men al roerende 45 minuten koken, voegt
er 125 gram gekookte Malagadruiven bij,
doet alles in een vorm, dien men uitge
spoeld heeft met koud water, en laat den
ptiddiiyg op ijs koud worden. Hij wordt
opgediend met een abrikozensaus.
Met tijd en geduld wondt het moerbei
blad satijn.
Perzisch spreekwoord.
Om goed te doen is overleg niet noodig
het is de weifeling, die het goede slecht
maakt.
Goethe.
i._ ..iji. drie dingen, waartoe de mensch
geboren is: arbeid, vreugde en smart.
John Ruskin.
Operaties in ouden tijd.
In dezen tijd, waarin de chirurgie zoo
ver gevorderd is, kunnen wij er ons nauwe
lijks een voorstelling van maken, hoe ont
zettend ruw primitief en naïef de chirur
gie in vroegere tijden werd toegepast. Het
was reeds een vooruitgang, toen men, om
aa amputaties van ledematen het bloed te
stelpen, den stomp in kokende olie stopte.
Toen markgraaf Declo aan vetzucht leed,
sneden omstreeks het jaar 1170 de genees-
leeren hem eenvoudig den buik open. Na
tuurlijk was hij voor altijd van zijn lijden
oevrijd. f
Hertog Leopold van Oostenrijk wae den
26si"en December 11Ö4 bij een tournooi ter
aarde geworpen en had Let onderbeen zoo
ongelukkig gebroken, dat de beensplinters
uit de huid staken. De dokters verbonden
hem, doch zetten het been voorloopig niet
af. Den volgenden dag was er brand bij
gekomen en nu waagden zij niet, moer het
been af te zetten.
Toen zette de Hertog zelf een bijl op zijn
been en zijn kamerdienaar sloeg driemaal
met den hamer er op, zoodat het stuk been
er af ging. Natuurlijk stierf ook deze pa
tient.
Nog twee eeuwen later ging men niet veel
zachter te werk. Toen aartshertog Ai-
brecht, de latere Keizer, meende, dat hii
vergiftigd was, hingen de dokters hem op
met het hoofd naar beneden en staken hem
een oog uit, „opdat hat vargif w«g aoe
vloeien."
Als men zoo met de grooten der wereld
te werk ging, hoe zal dan wel de behande
ling van het volk geweest zijn!
Verkeerd begrepen! De lieer
K., in het stadje M„ moest voor zaken
naar Amsterdam en maakte zich ongerust,
dat hy in de hoofdstad niet te eten zou
kunnen krijgen. Hij telegrafeerde daarom
vóór rijn vertrek aan de alom bekende
„Kras" (Kraenapolsky)„Kom 6 uur 40
biefstuk met aardappelen. K."
Toen hij precies om veertig minuten over
zessen bij „Kras" binnentrad en zich be
kend maakte, bracht de ober hem naar oen
zaal, waar een lange tafel keurig gedekt
stond.
„Ja, mijnheer", zeid. de ober beleefd-
verwijtend, „uw veertig biefstukjes staan al
veertig minuten koud te worden; wij had
den u met uw gezelschap natuur!ijk om zes
uren verwacht."
Tableau
De lezer zal begrijpen hoe men t»ij
„Kras'' het merkwaardige .telegram gele
zen had.
Verboden visch te vangen,
Een hengelaar heeft geen geluk. Hij heeft
al drie uren gezet'en, al twintig rnaal zijn
aas vernieuwd en nog altijd maar niets.
Daar komt de veldwachter:
„Hei, hei, meneer. Wat doet u daar?
Weet u niet, dat de vischtijd gesloten is?"
„Ik vang geen visch, mijn goeie man. Ik
voeder ze. En met laat hij zijn leegen ww-
menbak en zijn leege kaan zien.''
De koolmeezen. „Wij vegeta
riërs, hebben een zangvereemging opge-
richt. Maar wij kunnen geen naam vinden, j
die te gelijk aan de kunst en aan onze be- j
ginselen doet denken.''
„Noem haar: „De koolmeezen"."
Droom. Een bouwondernemer
wordt 's ochtends wakker, geheel ontdaan
en angstig.
„Wat scheelt er toch aan, man?" vroeg
ajn vrouw.
„Och, 't is nu al over! Maar ik droomde,
dat ik moest wonen in een van die huizen,
die ikzelf gebouwd heb."
Van kwaad toterger! Z ij:
„Kunt u mij ook zeggen, wie die afschuwe
lijk leelijke man is, met wien u daar juist
stond te praten?"
Hij: „Het is mijn broer."
Zij (verlegen): „Neem mij niet kwalijk,
ik merkte de gelijkenis niet op."
Orde. Vrouw: „Jij kunt nooit een
ding vinden zonder md eerst te vragen,
waar het is! Hoe maakte je dat taak,
je getrouwd wae?"
M a a„O, teen fateren de ding—i
op de plaats, waar ik ie had gelegd.
Z ijAeh, wat weet juttae er amen
de dameekleeding
Hij (met hoüe stem): >rDea prijs,
vrouw l"
ZijdelingBofae c r i t i e k. Br
zoeker (aan den keUner oen gebraden
kip betalend)„Het gevogelte schijnt ba|
jullie beter behandeld te worden dan
K e 11 n e r: „Hoe bedoelt mijnheer dat?''
Bezoeker: „Wel, ouja kip heb je vrij
wel ongeplukt gelaten."
Nauwgesot. Dame: „Wat moet
ik mijn goudvisochen te eten geven?"
Handelaar: „Miereneieren.
Dame: „Hard- of zaehtgekookt V'
Hoogescheolhumor. Pro
fessor: „De aarde, mijne heeren, is in de
meeste talen van het vrouwelijk geslacht,!
en dat is volkomen juist, omdat men er1
nooit achter kan komen, hoe oud ze pre
cies ie."
Niet erg. - Mevrouw: „Betje, je
moet het brood niet aanpakken mot vuile
handen
.M e i d: „Oeh, mevrouw, dat hindert
niet; 't ia toch maar bruinbrood."
Verstrooid. „Wat is nw mea
ning, professor: zijn mannen of zijn dames
beter geschikt voor den telefoondienst?"
Professor: „Volgens mijn meening
zijn dames beter geschikt voor te le fooi juf
frouw."
Een schildwacht werd, toen hij op wacht
stond, gebeten door een mooie>n, duren hond
en stak het dier met zijn bajonet dood. De
eigenaar daagde hem voor het gerecht om
schadevergoeding en het bleek, dat de sol
daat met eens zoo erg gebeten was.
De rechter vroeg daarom: „Waarom
sloeg je den hond niet met- de kolf van je
geweer V\
De schildwacht vroeg droogjes terug:
„Waarom beet-ic niet met z'n staart?"
Afdoend er e p 11 e k. „Hoe komt
het-, dat ik gisteren een man bij je in te
keuken heb gezien, Mina?"
„Ik weet het werkelijk niet, mevrouw.
Ik denk, doordat u door het sleutelgat geke
ken hebt."
Versiering. Mevrouw Parvenu
wilde een globe koopen voor haar kinde
ren, die druk aan het studeexen waren.
Zij liet zich er verscheidene toonen, eer,
ze haar keus bepaalde.
„Deze wil ik wel hebben, maar dan moet
u op die open plekken nog wat meer eiland
jes maken."
Vooruitgang der beschaving.
Oude drinkebroer: „De wereld
wordt toch werkelijk veel beschaafder;
vroeger noemde men mij een ouden zuiplap,
en tegenwoordig heet ik een alcoholicus."
Toch bruikbaar. Restaura
teur: „Neen, man, ik kan jou niet als
portier in mijn restaurant gebruiken. Je ziet
er te mager uit. Dat zou geen goed, idee
van mijn zaak goven."
Sollicitant: „Integendeel, meneer
Ik zou een kaart om den hals kunnen dra.
gen met het opschrift: „Deze man eet
niet hier."
Niet verwacht. „Wat is er nu
weer te huilen, vervelende jongen?"
„Buurman heeft me een draai om mijn
ooren gegevenhij zei, dat ik een vervelen,
de aap wae en...."
„Dat ben jij ook en... wst sei hij nog
meer?"
„En... en... dat de appel niet ver van den
stam valt."