Cambronne.
Bet vangen van eenden in Chiaa.
Nieuwe Raadsels.
Anekdoten.
In het jaar 1706 zou een jong soldaat
ran het garnizoen te Nan te» doodgeschoten
worden.
Terwijl hij dronken was had hij een van
zijn meerderen ontmoet en, verbitterd door
diens terechtwijzing, had hij hem een slag
gegeven. In het cachot geworpen, werd hij
voor den krijgsraad geroepen en ter dood
veroordeeld.
Die joDge soldaat heette Cambronne; na
dat hij pas eenige dagen in dienst was, had
hij de korpoa-aalsstrepen gekregen en hij
scheen voorbestemd om een schitterende
loopbaan te volgen, die nu helaas dooT zijn
rerfoeiijk gebrek voor altijd zou vernie
tigd worden. De kolonel besloot echter ge
nade voor hem aan te vragen. Hij ging
naar een lid der volksvertegenwoordiging
te Nantes, sprak over de diensten, die de
jonge korporaal reeds bewezen had, over
de goede verwachtingen, die men van bem
koesterde, en eindelijk verkreeg hij gratie
voor Cambronne op voorwaarde, dat hij
zich nooit van zijn leven meer zou bedrin
ken.
Vol vreugde gaat de kolonel naar de ge
vangenis en nadat hij lang en ernstig met
Cambronne gesproken had, beloofde deze
plechtig, dat hij niet alleen zich nooit meer
bedrinken zal, doch dat hij voor altijd
van het wijndrinken zal afzien.
Er verliepen sedert dat voorval vele ja
ren. De jeugdige korporaal (bad reeds vele
rangen in de keizerlijke legers doorloo-
pen. Hij kommandeerdc ten slotte de oude
garde bij den slag van Waterloo, waar hij
deze beroemd geworden woorden uitsprak:
„De garde sterft maar geeft zich met
over I" Aan de gevangenschap ontsnapt,
ging hij naar Frankrijk terug en vestigde
zich te Parijs.
Daar woonde ook zijn voormalige kolo
nel, die nu al hoog bejaard was, en die
zich sedert geruimen tijd uit den dienst
had teruggetrokken. De kolonel noodigde
Cambronne ten eten uit tegelijk met vele
andere beroemde wapenbroeders en liet
Cambronne de eereplaats innemen. Maar
toen hij bij het begin van den maaltijd
Oambronne een glas van den wijn wilde
in schenken, dien hij altijd voor bijzondere
gelegenheden bewaarde, hield Cambronne
hem tegen:
„Herinner u hetgeen te Nantes gebeurd
is," zei hij tot den kolonel. „Sedert die
gebeurtenis heb ik nooit meer een enkele
in een spleet verborgen was. Dot was die,
waarin Holo geland was. Maar geen spoor
van menaohelijke gedaanten was er gevon
den.
Sultan Marengo had in Bukowa inkwar
tiering gekregen.
Twee Duitsche kooplui uit Bugamoyo wa
ren met een groote karavaan aan het meer
gekomen om er ivoor te ruilen. Tegen de
honderd dragers, negers uit Uyamwesi be
geleiden den troep. De sultan had, als naar
gewoonte, de Doitschers met de grootste
vriendelijkheid ontvangen en geschenken
gewisseld met hen. De Arabieren uit Buko
wa volgden dit voorbeeld en warren ook al
even voorkomend en behulpzaam voor de
blanke kooplui, zoodat die alle reden had
den, tevreden te zijn over de ontvangst.
Want kwaadwilligheid der Arabieren had
&1 reeds menige expeditie doen mislukken.
Man had zelfs den twee hoofden der onder
neming Schmidt en Uellwig een huis ter
bewoning aangeboden, voorzien van alle ge
makken, die het vaderlandsch gebruik al
daar kende. Reeds den tweeden dag na aan
komst, kwamen er schepen met kooplui uit
Uganda, al over het meer, die het verlang
de ivoor als ruilmiddel aanboden. Ze kre
gen daarvoor terug: glaskoralen, koper
draad, wapenen, katoen en andere waren.
Op den avond van dienzelfden dag stm-
\den Schmidt en Uellwig in het duister
nog wat te praten aan de deur van hun
hut Ze waren zeer tevreden met het begin
der zaken en rekenden al uit, hoe lang ze
nog ia Bukowa zouden moeten blijven, om
druppel wijn gedronken, ik heb er een eed
op gedaan, en ik heb dien gehouden."
De kolonel drong er niet verder op aan,
maar hij wenschte zich a gmaals geluk er m«e
dat hij zulk een man voor Frankrijk be
houden had.
De meren en rivieren in China zijn rijk
aan wilde vogels, die dikwijle op de volgen
de vernuftige manier gevangen worden.
Wanneer de Cluneezen een aantal wilde
eenden zien zwemmen, gooien zij een half
dozijn pompoenen in het water. Deze wor
den uitgehold en drijven dus op het water.
Eerst zijn de vogels wat schuw en schij
nen er een beetje bang voor, maar langza
merhand krijgen zij moed.
Zooals alle vogels ten laatste vertrouwd
raken met een vogelverschrikker, zoo §aan
de eenden eindelijk om de pompoenen heen-
zwemmen en pikken er met hun snavels im
Wanneer de vogels er eindelijk geheel mee
verzoend zijn, worden er toebereidselen ge
maakt om ze er nog beter te doen inloopen.
Een groote holle pompoen met gaten er in
om te zien en adem te halen wordt een
man op het hoofd gezet. Zoo versierd waadf
hij langzaam door het water, zorgt er voor
dat hij tot aan den hals onder water blijft,
zoodat alleen zijn hoofd met den pompoen
er op te zien is.
Zoo loopt hij onmerkbaar op de eenden
toe, die geen gevaar duchten.
Wanneer hij zich te midden van hen be
vindt, grijpt hij er een voorzichtig beet bij1
de pooten, en trekt hem naar beneden.
Hij bevestigt den eend aan zijn gordel
riem en gaat op dezelfde wijze met het
volgend slachtoffer te werk, totdat hij vol-
beladen is.
Dan gaat hjj kalmpjes weg en bekommert
zich niet meer om de overige vogels, in de
hoop, dat hij den volgenden dag weer op de
vangst kan gaan en er de noodige kan in
palmen.
Ingezonden door „De Muzikant".
I.
Zoek uit deze zinnen een spreekwoord:
lik heb er geen één gekregen.
Wat ruiken die rozen heerlijk.
Zonder dit ikon ik het niet doen.
De doornen staken mij hevig.
op de voordeehgste wijze den handel te
kunnen voleinden. Daar sloop plotseling
een neger dicht langs de deur.
„Wees op uw hoede voor Marengo I"
fluisterde deze den blanken toe. „Er is een
samenzwering op touw gezet tegen alle
Duitsohersl" sprak hij verder.
Verrast keken de kooplui om, maar ja
wel, de neger waa al in het duister ver
dwenen.
„Ais die ongeluksbode de waarheid
sprak 1" riep Schmidt, de jongste der beide
kooplui. Ook Uellwig was niet op zijn ge
mak. Maar hij deed zijn best, zijn onrust te
bedwingen en lachte fijntjes:
„Och, 't is maar zoo'n jaloersohe zwarte,
die ons eens een schrik op het lijf heeft
willen jagen; andei's niet!"
„Intussohen zal het toch maar zaak zijn,
dat wij de voorzichtigheid in acht nemen,"
antwoordde Smidt. „Marengo verheugt
zich toch al niet in een al to beste reputa
tie, al hebben wij ons tot nog toe ook niet
over hem te beklagen."
„Integendeel, mij dunkt, dat we reden
tot dankbaarheid hebben jegens hem. En
ik kan ook nooit geloovcn, dat Marengo
zoo dwaas zou zijn, iets to ondernemen te
gen de Duitsche overheid. Dp vrees vcor
straf zou hem wel weerhouden."
„De duivel hale dien neger!" antwoord
de Schmidt. „Zoo ijverzuchtig zijn ze op
hun onafhankelijkheid, dat men alles van
hen verwachten kan. Maar mij heeft hij
nog niet al te zeer ontsteld. Kom we zul
len nog een luchtje scheppen sam'enl"
Ingez. door de „Vroolijke Annie"
II.
Be» stad in Friesland draagt de» naam,
Kom lezers toon n eens bekwaam
eb raad: Want draal nu toch niet 4, 2, fl,
Geea 0, 3, 3 aa» 't hof, niets in de 7, 2, 9, 7.
Met 9, 8, 7, 8, 8 letters is het woord.
Flink 2, 2, 6 het werk zooals 't behoort.
Niet 4, 2, 0, 7 gewacht, jaag na een prij«_
Want elk kind verlangt 9, 2, 2, 8 't ijs.
Ingezonden door Joh. v., Tilburg,
te Zpetevwoude,
III.
Neem uit eiken zin een woord, zoodat
mijn geheel een bekend spreekwoord vormt.
Neen, Frits je speelt niet eerlijk.
Moe, het duurt zoo lang; zou zo niet
komen
'Het is zoo koud, klaagde zus.
Ik heb het langst moeten wachten eer ik
geholpen werd.
Ingez. door Hendrik Veldhuijzen.
Wij hebben gisteravond gedaehteniezertje
gespeeld. Frits verborg ergens een speld,
en vader moest bem zoeken.
En heeft hij hem gevonden, vroeg Zus!
Ja toen hij er op ging zitten.
Ingez. door Hendrik OodiUin.
In den dierentuin.
Twee kinderen staan voor het bok van
een olifant, „Zeg eens Henry, waarom,
heeft de olifant een zoo grooten neus?"
„Hij heeft er misschien altijd met de
vingers in gezeten toen hij klein was."
Ingez. door „Leeuw van Modderspruit..*4
Snugger,
Mevrouw: Mijn hemel Jansjo door breek
je weer mijn pas nieuwen trekpot. Wat waf
je me £egen 1
Jansje (verschrikt): O-me-me-v-viwsw.
ik-ke bet ze m-m-maar yoi-len, U«-bn>-kan
is ie y-vau-z-zelf
Ingez. door „Aronakeik.
Minder gevaar
Dokter: „Wat is er gebeurd, dat 3c 'dade
lijk komen moet V'
Moeder: „Ach dokter verbeeldt u eena
En gearmd stapten zo nog een eindje de
straat op, onwillekeurig op bet van
den sultan toe.
„Schijnt er daar geen licht uit de bo
venste vensters van de residentie van Ma
rengo!" vroeg Uellwig plotseling, terwijl
hij er mat de hand naar wees.
„Ja zeker 1" antwoordde Schmidt.
„Wat zou de sultan daar nu uitvoeren,
in die zalen, dio andere slechts gebruikt
worden, als de Bood der Ouden bij elkaar
komt?"
En de blanken verhaastten hun schreden.
Toen ze echter nog dichter bij kwamen,
gingen de verlichte vensters sohuii ach-
ter den hoogen muur.
„Wij hebben nu toch niets te verliezen,"
fluisterde Smidt. „Daarom stel ik m»,,
voor te wachten tot het schijnsel door de
ramen uit is. Als de sultan om dezen tijd
bezoek heeft, dan kan het onmogelijk iets
goeds zijn, wat er daar besproken wordt,"
„Dat ben ik met je eens en dus zuilen
wij hier dicht bij de poort blijven/' ant
woordde Uellwig.
„Er zijn heelemaal geen wachten voor de
poort, begon Sehnudfc opnieuw. ,,2fouden
zij ook niets merken yan de gasten van
Marengo?"
,,'t Is nog altijd niet zeker, bi er wel gas
ten zijn bij Marengo," bracht Uellwig hief
tegen in.
(Wordt vervolgd).