Farijsche advocaten. STOFGOUD. RECEPT. ALLm.EZp advocaten te Parijs hebben eenigen tijd geleden een groot en luisterrijk feest gevierd. In de reusachtige „Salie des Pas perdus" ('de zaal der verloren gegane schreden!) hebben zij aan den feestdisch gezeten haar aanleiding van het feit, dat hun orde hon derd jaar bestond. Wat aal daar mooi getoost zijn door die dienaren niet minder van de ■welsprekend heid cUn van het recht! Het zou ons niet verwonderen, indien, zelfs aan do nagedach tenis van keizer Napoleon I een woord was gewijd. Deze toch heeft bij kèizerlijk besluit den door de revolutie danig ge-des organiseerden Parijsehen advocatenstand weer op de been geholpen. Door dit besluit werden de heer en echter tegelijkertijd aan streng toezicht én tuchtregelen onderwor pen, want de Keizer had in het algemeen niet veel mét hen op en heeft hun meer dan eens, wanneer hij persoonlijk met hen in aanraking kwam, doen bemerken, dat geen welsprekendheid ter wereld opwoog tegen den keizerlijken wil. Die strenge regelen hebben echter niet weinig bijgedragen tot het in-stand-blijven van de Parijsche orde als een soort van kaste. Den Parijschen advocaat, in rechten en plichten geheel verschillend van zijn ambt genoot uit de provincie, zou men kunnen beschouwen als product van een vroegeren tijd en zijn bevoegdheden en zelfs zijn werkkring zijn niet in overeenstemming met de behoeften der tegenwoordige maatschap pij. Een advocaat is te Parijs theoretisch nog altijd de verdediger der onschuld en de strijder voor recht, die in de middeleeuwen bekend was. Hij wordt geacht zijn functie zoo liberaal mogelijk en eigenlijk kosteloos te vervullen en zich met niets anders be zig te houden. Vandaar tal van bindende voorschriften, die in onzen tijd volstrekt misplaatst zijn. De advocaat te Parijs mag bijv. geen quitantie geven, zelfs niet voor het door hem ontvangen honorarium; hij mag een overeengekomen honorarium zelfs niet opeischen. Wanneer de geldkwestie tussohen hem en zijn cliënt niet volkomen een zaak van vertrouwen is, wordt hij dus gedwongen betaling te vragen vóór Hij een zaak op zich neemt. Hij mag niet an ders dan pleiten, in zijn kabinet (dat deel moet uitmaken van een appartement, waar in hij zijn eigen meubelen heeft; hij mag dus niet op „gemeubileerde kamers" wo nen) reohtsoonsulten geven, en in 't alge meen nooit verrichten, wat, in wettelijken zin, een daad van koophandel heet. Pij overtreding dier regelen haalt hij zich be risping van den Baad zijner Orde op den hals en in geval van herhaling kan hij van de lijst geschrapt worden. Die maatregel wordt nog vrij vaak toe gepast. Zij, die er het voorwerp van geweest zijn, worden dan dikwerf zaakwaarne mers en blijven den titel van advocaat voe ren, doch kunnen natuurlijk niet meer voor de Rechtbank pleiten, evenmin als de te Parijs gevestigde vreemde advocaten, de procureurs en de agréés (of advocaten bij de Handelsrechtbank). Advocaat te Parijs in de eigenlijke en meer enge beteekenis van den term blijft dus alleen hij, die bij het Hof is ingeschreven. Natuurlijk zijn er •*eeds vóór jaren stem men opgegaan om de Parijsche balie te hervormen, doch tot nu hebben zij niet veel kunnen uitrichten. Bij het jubileum zijn zij m het geheel niet vernomen. Hierbdj was alles zoo conservatief mogelijk. 1 resident Fallières en tal van ministers vereerden het feestaaaal als oud-advocaten met hun tegenwoordigheid en eveneens ver schillende dekens van buitecuajids^ie advo- catenorden. Daaronder ha lden de Enga1- schei zeer de aandacht getrokken om hun pruiken en ouderwetseh ambtsgewaad Een plechtige optocht was den vorig en dag in de gangen van het paleis gehouden om saataieber o ekr n bij den eersten President van het Hof en andere hooge magistraten te brengen. En zoo heeft ook het publiek, dat juist in het Paleis te doen had, iets van dit ouderwetsche gilde-feest kunnen gaode- ten. Van de 2200 op het oogenblik voor het Parijsche Hof beëedigde advocaten (waar onder 1000 „stagiaires", d.w.z. zij, die niet langer dan sinds twee jcnr beëedigd en nog niet op het tableau ingeschreven zijn) wa ren er toen evenwel slechts weinigen tegen woordig. Ook te Parijs zijn er namelijk veel advocaten, die van net ambt alleen den titel bezitten. Het aantal van hen, die geregeld zaken hebben, kan op niét meer dan driehonderd geschat worden. VULKACHELS. Men moge in vele groote particuliere hui zen, in gebouwen en in'hotels centrale ver- wanning gaan toepassen, het getalkachels is nog altijd legio. En voorloopig zal de warmwater- of warme-lucht-buis de kachel nog, niet geheel verdringen. Wat boet men niet aan gezelligheid in, wanneer de openhaard verruild wordt tegen een stijven radiator voor centrale verwar ming Het aanmaken van een kachel we zon deren hier uit gas-, petroleum- of elektri sche kachels is niet gemakkelijk. En het stoken met zuinigheid is een kunst op rioh- zelf, zoo ook het bijvullen. Wil men zoo voordeelig mogelijk bijvul len, dan' dient men eerst den hevigen gloed der bovenste laag brandstof wat naar achte ren te verplaatsen. Vervolgens wordt de nieuwe brandstof in h~t voorste gedeelte der kachel gebracht. Men heeft hierbij dit voordeel, dat de verbrandingsgassen van I de nieuwe brandstof langa de gloeiende mas sa. strijken, die zich achter in de kachel bevindt-, zoodat die gassen vlam vatten en hun warmte afstaan. Doet men dit niet, dan trekken ze onbenut den schoorsteen in. Eén groote fout is het de kachel zóó vol te stoppen, dat alle brandstof te gelijk gloeiend wordt. De kachel moet met kleine hoeveelheden maar gestadig bijgevuld wor den, opdat zij ook bij voortduring een gesta dige warmte verspreiden zal. Iemand, die durft beweren, nooit van meening te zullen veranderen, is als een, die zich voorgenomen heeft altijd rechtuit te loop en. Een dwaas, die aan eigen onfeil baarheid gelooft. Balzac., De overtuiging eener vrouw is niet licht tè veranderen. Zij ontstaat langzaam, niet gemakkelijkmaar is rij eenmaal gevestigd, dan is het ook des te moeilijker haar aan het wankelen te brengen. Bismarck. Rijstschotel met abrikoze n. 1 L. melk, 126 Gr. rijst, 30 Gt. suiker, 30 Gr. boter, 2 eieren, 300 Gr, abrikozen, plm. 100 Gr. suiker. Bereiding: Van rijst en melk rijste brij koken. De abrikozen, die den rongen dag geweekt zijn, in een beetje water met de suiker op een hoekje van de kachel la ten uitdijen. Aan de rijstebrij toevoegen: boter, suiker, eidooier en stijfgeklopt wit. Nu de rijstmassa Jaag om laag met de abrikozen in een beboterd, vuurvast, schotel tje doen en dit in een warmen oven bruin laten worden. Is er nog nat van de abriko zen over, dan kan men dit, iets gebonden, als saus er bij geven. Een wonderkind. Een arbeider zou graag vrijaf hebben, maar zijn patroon weigerde het absoluut. En tooh, bet stond bij hém vast; hij moest, liij zou vrij zijn. Goede raad was duur. Zondag had hij ge noeglijk gefeest en nu Maandag gaan wer ken, neen, dat ging niet. Hij worken, terwijl zijn buren zich, aan feestvreugde overga ven neen, dat lapt hij niet, dan zou hij den patroon fijntjes beetnemen. Hij blijft 's Maandags van zijn werk weg en viert lustig feest, gepast, gelijk alle anderen. Dinsdag komt hij op de fabriek. De pa troon vraagt waai' hij daags te voren ié geweest en met een stalen blik antwoordt hij„Oah, meneer, mijn vrouw heeft een kleintje gekregen." „Nou, jongen," zegt de patroon, „dan feliciteer ik je met de vermeerdering van je gezin; ik kom vanmiddag eens kijken, hoor, hoe je vrouw en het kind het mazen." Nu, hij wilde reeds zeggen, dat visite» niet konden worden afgewacht, maar tegen zijn patroon zulks te zeggenneen, dat durft hij niet. Hoe hieruit te komen! Hoe hij zijn arm hoofd ook pijnigde, om deze klip te omzei len, hij kon er niets op vinden. In het mid daguur vertelt hij vrouwlief, wat er staat te gebeuren en waarover hij gaosch dan voormiddag hopeloos had gepeinsd. Moeder de vrouw viel onmiddellijk in: „Laat dat maar aan mij over, hoor! Ga jü maar gerust weg, dat varkentje aal ik ereis wassohen." Na het middagmaal gebruikt en ..'les ge reinigd te hebben bakert ze een jongske van ongeveer twee en een balf jaar in gelijk een pasgeborene en legt hem in de wieg en houdt zioh zooals behoort. De menschlievende patroon laat zich niet lang wachten: hij komt, informeert belang stellend naar haar toestand en met zwakke stem krijgt hij antwoord Zioh nogmaals wen dend tot de vtouw vraagt hij„En hoe heet de kleine nu 2" „Ik heit Marfcinuske, meneer", komt een stem uit de wieg. Patroon weg, vrouw woest, de twee-en- een-haif-jarige krijgt een pak ransel, waar over hij blijkens zijn luidruchtig geschreeuw zijn compliment maakt, de arbeiderde fabriek af. Wat zoo'n wonder jongen ni.et teweeg bren gen kant Bij den rechter Bryan, den vader van den bekenden William J. Bryan, waren e.ns eenige bommen gestolen uit zijn rookeuj. Hij merkte het dadelijk, maar vertelde het niemand. Een paar dagen later kwam »jm buurman bij hem. „Zeg, Bryan", zei hij; „ik hoor, dat et een paar dagen geleden hammen bij je ge stolen zijn." „Ja", was het antwoord, op vertrouw® lijken toon, „dat is zoo, maar spreek er te gen niemand over. Jij en ik zijn de eenigen, die het weten." O zoo 1 Vader: „Kind, wat lees je dat verhaal toonloos voor." Dochter: „Dat moet zoo, papa. Er staat boven: „nadruk verboden"." Eenhardekop. Boerin: „Com. pliment van mijn man en hij wil een aan klacht indienen tegen Hannes Koom, die hem bij een vechtpartij met een kolenbak op het hoofd heeft geslagen." Advocaat: „Zoo! En hoeveel schade vergoeding wil j® man voor zichzelf eischen!" Boerin: „Schadevergoeding voor zich zelf niet. Maar f 3.60 voor den gebroken ko lenbak." Naïef. Heer des huiaes: „Ik zou wel willen weten, welken wind we van daag hebben. Mina, ga eens kijken, waar heen de rook uit onzen aehoonteen gaat!" Dienstmeisje (na een poos van de straat terugkomend",„De wind komt van onderen, mijnheer, want de rook gaat naar boven."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 22