Een trein-landbouwschool.
Over eten en drinken.
ALLERLEI.
"We lazten in „De Veldbode"
De Amerikaansah<3 spoorwegen willen meer
jproducten te vervoeren krijgen en daarom
helpen zij den landbouwer om grooter oogst
van zijn jploegland en weide te halen. Zij
hebben da wagons van een langen trein
ingericht voor aanschouwelijk onderwijs in
het heradden van den grond, in het kiezen
van de besta zaden, in alles, wat de vrucht
baarheid van. den bodem eni het gehalte
der producten verbeteren kan.
Een afzonderlijke trein is de Dairy-special.
.Vier wagema zijn als stallen ingericht. Een
paar koeien van het beste type worden ver
voerd met een paar van de gewone soort.
Door de opbrengst en de waarde van bei
den te vergelijken leert de boer, dat ras,
goede keuze, wijze verzorging en voeding
geld in het laatje brengen. In den maïe-
trein zijn lage bakkan met teelaarde langs
de ruiten van dsn langen Pulknann-wagen
aangebracht. Goed verlicht ziet men daar
de jonge mJaïsfplantjes groeien. De trein
houdt stil, nu in een stad, don in een dorp,
dan aan een stationnetje, waar uit ver ver
spreide boerderijen de landbouwers het ge
makkelijkst kunnen komen. Al de belang
hebbenden zijn van te voren gewaarschuwd.
Zij hebben niets te betalen. Wie eenigszins
kan, kamt van uren ver getreden om les
te nemen en door zijn oogen kennis op ta
doen. Op practdsche wijze wordt aÜle6 uit
gelegd. Wat vóór het zaaien, bij het zaaien,
gedurende het groeien, bij hat oogsten de
opbrengst verbeteren en vermeerderen kan,
wordt aangetoond en bewezen. De ervaring
yan de knapste landbouwers, gedurende jaren
opgedaan, wordt gratis ter beschikking ge
steld van den hoer, die pas begint. Komt
de berg niet tot Mohammed, dan komt Mo
hammed naar den berg. Hebt gij geen tijd
of geld of lust cm oen landbouwschool te
bezoeken, dan komt de landbouwschool tot
u, zeggen de apoorweg-direefiën. De Kansas
StaatslandbouwBchool zond het eerst een op
roeping tot de landbouwers. De andere scho
len volgden.
Deze luidde: „Wij noemen het een mis
daad, dat in Amerika de akkers zoo wei
nig opbrengen. De gemiddelde opbrengst per
hectare is een schande. De boeren gebrui
ken niet de gelegenheid, hun gegeven voor
ruimer opbrengst; zij doen geen recht weder
varen flpvn den grond en het klimaat, welke
een edelmoedige Schepper hun schonk. Wan
neer zij eindelijk inzien, hoe veel meer een
hectare opbrengen door een weinig extra-
arbeid en niet veel extra-kosten, dan zullen
Zij te recht fier worden op wat .ze be
reiken-"
Genoemd moeten worden in de eerste plaats
in het Westen the Northern Pacific en in
het Oosten the New-York Central lines. Daze
laten „Better farming specials" loopetn. De
■ferein bestaat uit de lange Amerikaansche
passagierswagens, jn elk waarvan een bijzon
dere soort van cultuur behandeld en ge
toond wordt: tarwe, maïs, rogge, enz., enz.
De Pennsylvania Railroad heeft nu een ge
lijken dienst ingevoerd. Van den moestuin,
over ,akkers en wedden tot het varkens
hok .wordt alles getoond en aanschouwelijk
gemaakt. Knappe deskundigen, die populair
kunnen spreken, houden op de halten een
korte .toespraak, en dan worden in kleine
afdeelingen de verzamelde landbouwers naar
de wagens geleid. In elk wordt tien minuten
verwijld en gedrukte beschrijvingen der cul
tuur en bemesting, die ze zien toegepast,
worden gTatis uitgedeeld. Zoodra de eene
groep den eersten wagen variant, volgt een
andere en acht deskundigen, spiekers en toe-
lichters, blijven aan het werk, jeder in zijn
ei gen wagen, tot al de boeren on boerinnen
gezien en geleerd hobben, waj; zij kunnen
zien en leeren. En hoe leerzaam de Araeri-
kaamsche landbouwers zich toonen, is niet te
zeggen.
In het officieel verslag lezen wij: „Zij
komen van verre aanrijden om. deze treinen
te .ontmoeten met hun honderden en dui
zenden. Zij toonen met geestdrifthun be
langstelling in al wat de deskundigen hun
leeren. Nog één voorjaar en zomer en zij
zullen op tastbare .manier bewijzen de waar
heid van wat de deskundigen beweren,
nl. dat van tekort aan voedsel geen 6prake
behoeft te zijn, zoolang de mensch de aarde
bewoont."
Geleerde onderzoekers hebben in zware
boeken uiteengezet, hoe in den loop der
eeuwen het gebruik van voedsel bij de men-
schen zich steeds verfijnd en gecompliceerd
heeft en hoe zich daarin langzamerhand een
kunst ontwikkeld heeft, die voortdurend het
menu wijzigt en verrijkt. Zoo worden in een
onlangs te Parijs verschenen boek ons de
keukengeheimen van de oude Egyptenaren,
Gneken en Romeinen af tot op den huldi
gen tijd toe onthuld.
In de oudste tijden van Egypte waren de
uien bij de bewoners van het land aan den
Nijl zeer geliefd; het kweeken van uien
geschiedde overal met de grootste zorgvul
digheid en de koks van het rijk der Pharao's
putten hun fantasie uit om steeds op nieu
we wijze uien te kunnen toebereiden. Ook
baj het begraven gaf men den dooden
eenige uien in de kist mede. Bij de opgravin
gen in Egypte heeft men herhaaldelijk m
de graven uien gevonden-
De Egyptenaren waren daarbij overtuig
de aanhangers van „roastbief", waarbij zij
met behagen uit reusachtige kroezen bier
dronken, welke drank ook bij de Egyptena
ren hoog in eere stond. In h'et algemeen
trouwens waren de Egyptenaren, trots het
warme klimaat, niet afkeerig van het ge
bruik van aloohol en men kan niet zeggen,
dat zij een buitengewoon „nuchter" volk
geweest zijn.
De Grieken voedden zich in de oudste
tijden bijna uitsluitend met groente, fruit
én wortelen; v&eesoh en visch werden slechts
zelden gebruikt. Zij waren dus toen reeda
vegetariërs. Maar deze eenvoud van üet
menu verdween spoedig. Het vleesoh ge
bruikten de Grieken gewoonlijk geroostercL
Brood leerden zij eeTst later kennen daar
entegen kenden zij reeds in overoude tijden
een soort gebak of koek, die uit gerst werd
bereid. Over het algemeen gebruikten zij
slechts weinig alcohol, en hun wijnen en
bieren waren lichter dan die van andere
volkeren. In Kos bestonden zelfs bepalin
gen, dat eerst na het sluiten van een huwe
lijk wijn gebruikt mocht worden. Plato
geeft achttien jaar aan als den leeftijd,
waarop voor het eerst wijn gedronken mag
worden. De koks verheugdenzich in net
oude Griekenland in bijzondere achting en
namen in h'et openbaar leven een eereplaats
in. Meer dan eens moesten de satyren-
schrijvers de aanmatiging der koks belache
lijk maken. Men beschouwde hen ais kun
stenaars en een goede kok moest minstens
twee leerjaren doormaken. Aan de koks
werd zelfs een soort van patent toegekend:
wanneer een onder hen een nieuw gerecht
gevonden had* kende de wet hem alleen
het recht toe, dit gerech't toe te bereiden en
te verkoopen. Zelfs bestond in het oude
Griekenland een vereeniging tot bevorde
ring en ontwikkeling der kookkunst en de
lekkerbekken, die deze Vereeniging in het
leven hadden geroepen, schreven wedstrij
den uit en kenden prijzen toe.
In tegenstelling met de Grieken aten de
Romeinen steeds veel vleesch. Vooral waren
zij verzot op varkensvleesch, .dat versch,
maai' ook gezouten gegeten werd. In het
oude Rome werden de koks nog hooger ge
schat dan in Griekenland. De oorlogen in
het Oosten brachten de Oostersche weelde
naar de Eeuwige Stad, en toen men een
commissie naar Athene zond, om de wet
geving van Solon te bestudeeren, keerden
de afgezanten niet alleen in gezelschap van
Grieksche geleerden en kunstenkarsr huis
waarts, maar brachten zij ook een groot
aantal Grieksche kookkunsfcenetars mede
naar Rome.
In het begin der middeleeuwen bestond
een gewone maaltijd meestal uit drie scho
tels. Eerst werd een voorgerècht opge-
discht, gewoonlijk uit h'op en andere plan
ten toebereid* en dat dienen moést om den
eetlust te versterken. Dan volgde een' ste-
vig vleeschgerecht, meestal varkensvleesch
of wildbraad, dat als een pyramide op groo-
te ronde schalen was opgestapeld. Gebak
en fruit besloten dan den maaltijd.
De fijnBte voortbrengselen der Grieksche
en Romeinsche kookkunst gingen in de vroe
ge middeleeuwen voor het grootste gedeelto
verloren en e«r volgde een tijd, waarin de
quantiteit boven de qualiteit werd gesteld.
Tot eeuwen later Frankrijk de leiding in de
kookkunst op zich nam en de streeling van
het verhemelte wederom het doel van een
geraffineerde kunst werd, waarin de quali-
teit alles en de quantiteit niets beteekent.
Verrassend. Pokter: „Niet»
ernstigs. Uw vrouw heeft alleen aan h«t
eind van haar tong een blaasje."
Heer: „Is dat een feit!"
Dokter: „U denkt toch niet, dat ik u.
bedriegen wil!"
Heer: „O, neen, maar uw ontdekking,
dat haar tong een eind heeft, lijkt me ts
goed, om waar te zijn."
Nieuwe toeipasaing: „En hij
heeft aan tafel gesprokenHoe ru at!".
„Eén aaitomobielrede
„Hoezoo!"
„Het ging zoo hard mogelijk met veel ge.
raas en opeens bleef hij steken."
Een van de twee zekertKt
vrouwZoo 1: „De meid vertelde me, dar
zij mijnheer en roevrouw van hierover naar
de kerk zag gaan. Wat zou er aan de hand
zijn t"
Meneer Zool: „Of mijnheer hééft'
nieuwen aanval van z'n hartkwaal of me
vrouw heeft 'n nieuwen hoed.
Uit een waschlijatje: „de dienst
bode 3 maanden gewasecheu f 6.50."
In een Frieseh blad staat de volgende ad
vertentie
„De uitvoering van het tooneelgezelschap
wordt uitgesteld wegens ziekte van één der
leden, behoudens nadere goedkeuring van
den Edelachtbaren Burgemeester."
Vleiend. Jongedame (op een
partijtje tot juist binnengekomen heer, die
naast haar komt zitten): „Ik ben blij, dat
u gekomen bent, inijnhoer Jochems. li va»
al bang, hier alleen geleerden aan te tref
fen.
Hijwisthet! De schoolopziener
kwam en de jongens wachtten in spanning
diens vragen.
„Vertel jij me eens", zei hij tegen een
der kleinste knapen, „wat maakt men al.
zoo in Twente!"
„Katoen", zei het ventje.
„Welja, goed, en zeg me nu ook eens,
waarvoor de huid van de koe dient."
„Om rundvleesoh in te bewaren,"
Slim. ,Kijk eens even op den zonne
wijzer in den tuin hoe laat het is, onze klok
is stil blijven staan", zei een boerin tegen
haar man.
„Ja, maar het is al donker," was het
antwoord.
„Nu, wat zou dat, neem dan een lantaarn
mée, clan kan je er op kijken", snauwde de
boerin.
In het jaar SOOO. BueKt-
schipper: „Ben je zonder beswaar op
Mars (de planeet) aangekomen!"
Chauffeur: „Niet noemenswaard I
Alleen ben ik tweein&al bekeurd, omdat
ik op den melkweg te hard reed."
Ingespoten; Pe automobilist
kwam eindelijk hijgend eö püffepd öèSiet
zijn wagen te voorechiji. Zijn vHSÜi), dié
er prijs op had gesteld, een handje mee'te
helpen, hield de oliekan nog in de hand.
„Ik heb, terwijl je onder den wagen be
zig was, dien eenen cylinder maar eèüi flink
iheï olie ingespoten", sprak hij vébHbéftóeriü
„Cylindergromde dé ander, ,,'t ta
geen cylinder, bet was mijn oor!"