No. 15591 XiEfIDSCH DAGBLAD, Zaterdag» 17 December. Eerste Blad. Anno 1910, PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Hun roeping getrouw. «d Ondcir Ket Koofd „Cijfers" solvrijffc de Heeir E. van Dien, te Amsrtoïdajn, ia het „W e e k- hlad voor don Ilandoldrij vonden UB Indnetrieelen Middenstand" (üi-bl; De voornaamste hijzaak in iedere han. Idelaonderneming is de boekhouding. Ik jrit deze meaning meb voorliefde in die '■wottrden, om vooral te doen uitkomen, dat Ide boekhouding in het bedrijf is een onder, derf, idea hulpmiddelmaar het voor. haam s te van dezen. Ik bedoel dus, dat letr geen transactie mag warden, nagelaten jof gesloten ter wille van de boekhouding; dat deze zich als de dienstwillige dienaar, laltijd en onder alle omstandigheden, heeft te voegen naax hot bedrijf; dat zij ieder ©ogenblik al datgene moet kunnen aanbie den, wat naar billijkheid van haar kan wor den verwacht, maar dat men dan ook alles É(r aan ten koste moet leggen wat noodig is. En zie hier nu den goeden niest to na 'gesproken een zwak punt van onze lamd- genooben. Ze zijn nog te veel geneigd, om! 'de uitgaven voor hun boekhouding te be- 'sohouwen als onkosten, waarop zooveel mo- 'gelijk, moet worden bezuinigd. De 'regel„wat niet is iiitgegè- ye(n, is het eerst verdiend", wordt te veel op de boekhouding- toegepast. Misschien is deze fout al ontstaan in de tijden van de Oost-indische Compagnie, toen 'onze vooroudei-s zoo schuw gemakkelijk hun •geld verdienden. Men lachte wat om den oonsciontieu2»n boekhouder, die zijn patroon tot in stuivers en penningen nauwkeurig de {winst ging voorrekenen. 1 Het -boekhouden stond voor korten tijd in bns goede vaderland in' eau reuk vam peu terigheid ©n.mysterie I 1 In de laatste twintig jaren is een beweging teïL goede gekomen. Op aanstichting der vcr- loenigingen van handels, en kantoorbedienden, bïisschien wel gesteund door do inmiddels bpgekomen accountancy, is 'do studie van het boekhoudt tot in allo lagen van han del en industrie doorgedrongen, en betrek kelijk weinigen kunnen in gemoedo onbe kendheid mjat de beginselen van hot book- {houden voorwenden. Maar het fabrioosren van jeurnaalposten én. het opstellen van balansen vormen niet mioer dan. een deel van het boekhoudera- [wexk. De Boekhouding, dio niet anders doet, dan don koopman ua het einde van het jaar vertellen hoe groot de winst is geweest, komt, als het hinkende paard, achteraan. Ieder koopman woat ook zonder boekhouden te vertellen of het jaar goed of slecht is ge- fwoest en menigeen weet 'daaraan een schat ting van het winstcijfer toe te voegen. Wat, naast boeking van schulden On vor- Idotingen en naast balansen, van de boek. houding geëischt moet worden, is het re- 'gébuafeig verstrakken van statistieke gege- yans. Men- Vergiete niet, dat de bésten onder k mdustxioelen en kooplieden deze statistieke I gegevens tot h!un beschikking hebben en r hun voordeel er mee doen; dat men tegen I lie besten heeft te ooncurrecren, en dat men dus ondergaat, i ndien men hun goede hulp- iniddolcn niet gebruikt. Wat de ontleed, kunde voor den geneesheer is, is de statis tiek voor den industrieel. Zij leert hem, hoe 'zijn zaak in do détails functionne.vrt, waar 'de fouten zijn, waar de vooruitgang is. Een groot© handels.onderneming in Amerika, 'zonder een „értatistic.department", is onbe kend. Dezw af deeling leert, bijv. in de wa lree hui'zen, wtelke artikelen hot meest ver kookt worden, wat ieder verlcooper omzet, [welke kosten iedere afdeeling heeft, hoe deze •zaoh tot Idem omzet dier af doeling verhou den en dit alles en nog veel moer dagolijks, tïóó, dat do ohefs als het ware ieder oogen- blik op do hoogte zijn van den gang der •zaken in hun onderling verband. En het lia wel opvallend, dat de boste zaken, die ik ia Holland kén, die' zijn, waarin van (de statistiek het best gebruik wordt gemaakt. Wat het nauwkeurig kennen van den kost erijs don fabrikant bevoordeelt is voor liem, nio zich bij zijn prijsbepaling naax con currenten regelt, haast ongelooflijk. En ik Versta onder „nauwkeurig kennen" nu niet hot samentellen van grondstof-prijs, loon en ten op-den.gis bepaald peroentxge, maai'- het werkelijk nauwkeurig berekenen Van. fabrieks- en verkoopsonkosten. Het gezegde „ieder man is waard wat hij zichzelf schat," is ook op het fabrikaat van toepassing. Laat men bijzondere omstandigheden bui ten beschouwing, dan geldt als rogvdieder fabrikant kan voor zijn artike len den kostprijs, verhoogd met een faire winst, bedingen. Ik zoU dien regel wel op ieder fabriekskantoor met groots letters gedrukt aan den wand willen hangen, en ik ben er zeker van, dat ieder fabrikant overtuigd zal worden van de waar heid, mits hij dan ook werkelijk den kost prijs zijner artikelen kent. Men kan een ander niet overtuigen, zoo men zelf niet innerlijk overtuigd is: het is juist die in nerlijke overtuiging, die vele fabrikanten helaas nog missen. Hoe gaat hot dikwijls nikt prijsbepalingen Reizigers ©n agenten komen met de me- dedeeling, dat concurrent X. precies het zelfde artikel zooveel percent minder aan biedt dan de eigen fabriek. De fabrikant, die niet terdege den kostprijs van zijn fabrikaat kent en die zijn zaak aan gang wil houden, geeft toe en scheldt daarbij op X. Maar hij vergeet, dat X. misschien -evenmin kan rekenen, als hijzelf, en dat de heeren. nu bezig zijn elkander op te eten, totdat er, als in cje fabel, niets overblijft dan do staarten. Laat men de vroeger genoemde bijzondere omstandigheden buiten rekening, dan zal niemand met verlies willen vexkoopen. Maar om te weten, dat men met verlies ver koopt, moet men .nauwkeurig zijn kostprijs kennen. Weten, met welke bedragen die kost prijs wordt verhoogd door ruimte, licht, af- sclirijving, kracht, rente, toezicht, opborgen, onderhoud van machines, enz. Kent men dus den kostprijs in de fabriek, dan wordt dio verhoogd met de verkoop-onkosten, als ad ministratie, reiskosten, provisies, reclame, franco's, kantoorhuur en eigen belooning. Do fabrikant, die op deze wijze zijn kost prijzen nauwkeurig kent, zal evenmin be neden die prijzen vorkoopen, als. hij oen gulden geeft voor 90 centenen hij zal zijn kostprijs mèt winst even zeker ma ken, als hij, zonder dien prijs te kennen, te gronde zal gaan. Wat ik hier verkondig, heb ik bij her haling in praktijk gebracht en niét suc- oes. Maai* voor dio toepassing was het altijd noodig uit do administratie nauwkeurige ge gevens te verzamelen en die te ordenen. Waren die gegevens bekend, en kwamen daaruit do kostprijzen t© voorschijn, dan volgden ook do verbaasde gezichten. Het een© artikel werd veel te duur, hétandere veol te goedkoop genoemd, én slechts aarze lend beloofd© men onder hot niouwo regime offertes te maken. Het is mij nog nooit voor gekomen, dat iemand van hét wetenschap pelijk-vast gestelde kostprijs-systeem is terug gekomen. Dat oijfers en nog eens cijfers daarvoor hot. eahig noodige zijn, behoef ik nu niet ineer t© betoogen. De „H a a g s c h e Courant" herinnert aan verschillend© gevalLen, waarin de Re kenkamer meende aanmerking te moeten maken op rekeningen, welke den Staat werden aangeboden door ambte naren. Daaruit blijkt, dab het misbruik, van heb Rijk te halen wat er 'van te halen is, diepe wortels heeft geschoten. Het komt het blad voor, dat niet alleen het scherpe toezicht van de Rekenkamer dit moet tegvengaan, voor zoover hot niet aan haar oontrölo'wcrdb'onttrokken maar dat het ook hoog noodig wordt, van bovenaf een beter voorbeeld te geven. Daarbij hooft d© „Haagschc Cou- !rant" het oog in 't bijzonder op d© p en- si o on en. „Pensioenen zijn ingesteld om dc ambte naren van Staat en Gemeente te noodza ken, met ©en bijdrag© uit de publieke kas, zich tegen broodsg©brek op den.ouden dag te verzekeren. Het Staatsbelang eischt, dat een afgeleefd© ambtenaar geen armoe lijden zal. Daarom moet hij zich verzekeren, premie storten; de overheid past bij; en op zekeren leeftijd, als hij in don regel geen valide werkkracht méér i s, kan men hem ontslaan. Dat in 't algemeen ambtenaren, zelfs als zij vermogend zijn, zicli na liun ontslag li©t hun toekomend pensioen laten toekennen, al behoeven zij bét niet als alimentatie, is Ver klaarbaar. Ten doelo is hét door hen zei ven betaald, bespaard. Er is dus niets onbillijks in, dat zij het aannemen. Maar de Pensioenwet maakte, met afwij king van haar beginsel van evenredige bij drage door den ambtenaar, 'een bijzonder' gunstige bepaling voor de ministers. Deze, die in den regel niet veel meer dan vier dienstjaren halen, kunnen ofschoon jdj daarvoor niet noonreiLswaard storten na hun aftreden aanspraak doen gelden op een pensioen van ten hoogste f 1000; onge veer f 3 voor ©lken dag, dat zij in functie zijn geweest. De reden voor dat bijzondere voorrecht ligt voor de hand: door hun dit recht op een redelijk pensioen te verzekeren, waar borgde de wetgever, dat ih den regel do voor het ministersambt aangewezen persoon zich daaraan niet zou hobbm te onttrekken op grond, dat hij, zonder vermogen zijnde, een gunstige positie niet kon prijsgeven voor een kortstondig ministerschap, indien hij daarna zonder inkomen op straat zou staan, aange wezen op liet zoeken van. een baantjo voor levensonderhoud. Dat rijke lieden zich' voor de eer van het ministers ambt vaak aanzienlijk© geldelijke schade getroosten, is even waar als doti niet zelden oud-ministers zeer gezochte per sonen zijn voor hoog bezoldigde particuliere betrekkingen en er dus ook zonder pensioen wèl bij varen. Maar dit mag geen reden zijn, om hén, die minder gelukkig of handig zijn, of die zulk gebruik vau hun positie niet willen maken, in kommerlijken toestand te plaatsen; 't Beginsel van liet reoiht op pensioen voor ministers is dus zeer Vgoed. Maar.de toepassing, die-dezen er aan ge ven, deugt vaak volstrekt niet. De Pensioenwet zegt., dat-ieder ook de o.ud-minister pensioen moet aanvra gen. Wie 't niet binnen vijf jaren vraagt, die krijgt het niet. Had de wetgever niet bedoeld, en ver wacht, da.t zij, die zulk eren alimentatie niet noodig liehben, ©r dan ook niet om zouden vragen, dan zou hij hebben- bepaald: d© rechthebbende krijgt bet, bij en door zijn ontslag. Hij deed dit echter niet. Het pen sioen moet worden aangevraagd. Do wet.ge ver onderstelde, dat de vexmogenden wat ministers zeerr vaak zijn het niet vragen zouden. Zooals in Engeland algejmken gebruik is, waaT sleohts zéér enkele jaftredendo minis ters het hun toekomende 'pensioen (en dat is daar veel liooger dan in ons land) aanne men. Do practijk was eohter anders. Een Ne derlander slaat niets af dan vliegen. Zelfs ïnillionnairs namen rustig huu pensioen aan. Onder voorwendsel, dat zij immers slechts van hun rocht gebruik maken." "Hot blad haalt voorbeelden van ïnillion nairs aan, dio het ministerspensioen genie ten. Zelfs wkrd aan weduwen van schatrijke oud-ministers op Laar aanvraag een pensi oen toegekend. Do Regeering kan, althans in den regel, don mensohen niet in de beurs zien. 't Zou dus niet aangaan, hier heb beginsel der On gevallenwet too: te passen, dat oen ongcval- lenrent© wordt toegewezen, indien en voor zoover de betrokkene haar noodig heeft; Do beoordöoling 'ten aanzien van zulke pensioe nen moet staan aan dé betrokken personen zolvon. Maar is het te veel gevergd, vraagt hot blad, wanneer dan ook wordt verlangd, dat zij daarbij hun eergevoel zulten laten wer ken? Dat niemand, die uit-eigen middelen vermogend is,- zulk ©en alimentatie uit 's Rijks kas aannome? „Qns dunkt-, het moest een zaak van ©er en fatsoen worden, in zoo danige gevallen geen pensioen aan te vragen niet van de schatkist, die voor oen goed doel uit do zakken van niet-vermogondeu wordt gevuld, te halen wat er van to halen valt." Zeker valt er voor deze opmerking van de „IT a a g s o h e C o u r a n t" te zoggen, aldus „De Residentiebode". Maar toch is do kwestie niet zoo eenvoudig als het oppervlakkig lijkt. Waar zal de grens moeten zijn? Vermogen is immers betrek kelijk. Do ©en rekent zich bij een beschei den j/ikomen al vermogend, terwijl een an der, die ruim© middelen bezit> zich nog 'zeer „fatsoenlijk" zal achten, als hij een „alimentatie uit 's Rijks kas" ©r bij- krijgt. Bij de regeling, welke de „H a a g s o hé Courant" wil, zou het kunnen voorkomen, dat juist hij, die het meest op zijn „eer ©n fatsoen" gesteld is, in bekrompen omstan digheden na zijn ministerschap zou voorb leven- Dat is ni©b de bedoeling, maar hot zou er uit kunnen voortvloeien, als derge lijke regeling ingeburgerd word. Maar misschien is ook daar iets op te vinden, jom het goede der regeling te redden. In het „Tijdschrift voor Ge neeskunde" bepleit dr. G. W. Bruins- ma, naar aanleiding van de indiening van het ontwer p-Z i e k t e w eb, doelmati ge voorziening door den Staat in de behoef te aan geneeskundigehulp der minder gegoede bevolking. Xiet door aanstelling van Staategeneeshee- ren wil de schrijver dit doel bereiken; maar door een wet, regelende de oprichting en Let beheer van ziekenfondsen. In iedere gemeente, zoo zouden de eerste artikelen dezer wet moeten luiden, wordt onder beheer van heb bestuur der gemeente minstèns één ziekenfonds opgericht. De leden van difc ziekenfonds hebben recht op kostelooze geneeskundige hulp roor zich en hun gezinnen. Leden zijn: a. alle armlastigen; b. al die genen, die vallen onder de verplichte verze kering tegen de geldelijke schade, ontstaan door werkloosheid ten gevolge van ongeval, ziekte, invaliditeit of ouderdom; c. allen, wier vermoedelijke inkomsten zekere grens niet te boven gaan; d. allen, wier vermoede lijke inkomsten wel is waar de bovenbedoel de grens te boven gaan, dooh zeker bedrag niet overschrijden en dienovereenkomstig premie betalen voor zich en hun gezinnen, na zioh als leden te hebben laten inschrij ven. Dit bedrag en deze premie behoeven niet voor alle gemeenten dezelfde te zijn. Alle geneeskundigen, zoo zouden verdere bepalingen moeten luiden, kunnen zich voor de behandeling der ledên laten inschrij ven, hetzij gewoon huisarts, hetzij als specialist; zij worden voor hun diensten gehonoreerd naarmate het aantal personen en gezinnen, bij hen ingeschreven; dit aan tal mag zekermaximum niet te boven gaan. Dit wat de twee hoofdpunten aangaat, doch het spreekt vanzelf, dat zich daar omheen allerlei wettelijke bepalingen zul len scharen, waarvan tegenwoordig wel cl£ behoefte wordt gevoeld, dooli waaraan geen verdere aandacht wordt geschonken. Zoo staat het bijv. vast, dait tal van zieken met kans voor genezing in eigen huis een voudig niet kunnen behandeld eii ver pleegd, veel minder nog geopereerd wor den; in iedere gemeente van zekeren om vang za-1 daarom een ziekenhuis aanwezig moeten zijn, voldoende, aan bepaalde eischen, waartoo o. a. behoort een gelegen heid tot afzondering voor besmettelijke zieken. Kleinere gemeenten kunnen zich vereeni gen tob het bouwen van zulk een inrich ting of zijn verplicht, zooals in België en Frankrijk, een overeenkomst aan te gaan met een naastbij gelegen gemeente, *aar zulk een inrichting bestaat; ook met par ticuliere imlchtingon, die aan dc eischen voldoe^ kan zulk een overeenkomst wor den aangegaan. De administratie dezer regeling on liet plaatselijk toezicht op deze voorziening in geneeskundige hulp is opgedragen aan bet ooilege van B. en Ws.; de algemeeno con trole aan de organen van het Staatstoe zicht op de Volksgezondheid, wiens werk kring dienovereenkomstig moet worden ge wijzigd en aangevuld, op de manier zooals in een vroegere wetgeving in ons land niet onbekend was. De kosten dezer nieuwe regeling zullen uiteraard aanzienlijk zijn, doch men ver- lieze bij do beoordeeiing niot uit het c*og, dat zij ten goede komen aan medeburgers, die het meest behoefte hebben aan hulp en tegemoetkoming, namelijk het minder gegoede deel der bevolking gedurende de dagen van ziekte en voor wie juist gezond heid het eenige middel is om in hun levens-» onderhoud te voorzien. Trouwens, het dragen van dezen onkos- tenlast kan over vele schouders verdeeld worden Voor de leden dezer ziekenfonds, ond<*r a genoemd, bstalen de armbesturen en lief dadigheidsinstellingen, zooals zij het ook heden doen. Voor de leden b worden aan zienlijke sommen ontvangen van werkge vers, hoofden van ondernemingen, enz., zooals zij ook thans door ongeval-, ziekte- of andere wetten verplicht zijn tot stor tingen, en bovendien de gelden, die d* loontrekkers zelf volgens sommige dier wetten moeten bijdragen. Eindelijk komen alle premicn ten goede van de verplichte en vrijwillige leden, on der c en d bedoeld, en die voor het meeren- deel ook tegenwoordig reeds geregelde pre mien betalen in verschillende ziekenfondsen. Endelijk zullen sübsidiën van de gemeen te, de provincie en 'het Rijk, Svaar de bovenbedoelde vergoedingen to kort schie ten, zeker niet minder, goed te verdedigen zijn dan zij vaak op ruim© schaal verleehd worden voor andere doeleinden van alge meen belang. In een driester Vreomd merkte „11 e t C e n t r u m" op In de dagbladen circuleert het bericht, dat, „naar verluidt, de reohterzijdo van de Tweede Kamor haar g c- d r a g s lij n bij de o o r 1 o g s- en do mari-neJjegroo. t i n g zou bepaald hebben in dezen zin, dat, het tevoorschijn- roepen van een ministerieel© ori- s i s aan die departementen buiten- gesloten zou zijn." Wat dit beridht te beteekenen heeft, is niet zeer duidelijk. Het lijkt ons minstens voorbarig en over bodig, en maakt een tendentieuzen indniK, wat toch wel niet de bedoeling zal zijn ge weest. Onaannemelijk is in elk geval, dab do „Rechterzijde" reeds nu zou hebben mee^e deeld, aan wien dan ook, wat haar hou ding zal zijn bij de oorlogs- en marinc-ke grooting. Dat heeft men^'af te wachten. En van den anderen kant schijnt het cok minder correct, de voorstelling te wekkep, alsof de positie der twee betrokken minis ters van dien aard zou zijn, dat de Rechter zijde te hunnen bate een bepaalde gedrags lijn" had vast to stellen. Zoo wordt vooruitgeloopen op de verde diging, welke de heeren Cool en Wenlhur van hun beleid zullen hebben te leveren en daaromtrent bij voorbaat te kennen gegeven, dat hoedanig die verdediging ook rijn moge de Rechterzijde met haar votum ge- reed staat. En voor de ministers, èn voor de Redte terzijde is dit declineerend.. 9lon<l- en klauwzeer. Do minister van landbouw heeft aan -,lo oommissarissen der Koningin in de onder scheidene provi nciën het volgend schr<j vc li gericht. „In verband met de omstandigheid dat liet iüönd- en klauwzeer zich in het buiten- land uitbreidt en met naïné'in DuitBohlaud een dreigend karakter aanneemt, acht ik j het van groot bc-lang, dat de veehouders door middel van de burgemeesters, met na druk gewezen worden op het noodzakelijke van onmiddellijke aangifte van onverhoopte gevallen van mond- -en klauwzeer. Het be hoeft geen betoog, dat het gedurende ©eni gen tijd verzwijgen vau een eerste ziektege val en het dientengevolge in stand blijveu van een bron van besmetting noodlottige gevolgen met zich brengen kan. Zelfs verdient het dc voorkeur dat ook in twijfelachtig© gevallen, kennis' gegoven en niet gewacht worde, totdat meerdere ze kerheid omtrent den aard der ziekte ver kregen is." En hij liet zioh weer op zijn stoel neerval- leu en begon woest te spelen. Bijna gelijktijdig bereikten Stpéhanie en Edith' het boudoir van de eerste, waarin freule- von Hallehen was achtergebleven. Be anders heel kalme hofdame kon een kreet van verbazing niet onderdrukken,, toen zij heiden zich plotseling in de deur ver icondon. Tusschen de tafel, waarop het alfcaarkleed was neergelegd, en den divan, stondde kamervrouw, op haar arm het hondje van de Prinse© hondend; naast haar twee heeren, van wio de een Dorau, lijfarts, was. De andere was een slanko jonge'man, dien de Prinses nog niet gezien had en die ï'n zijn hand een flaconnetje had. Juist had hij den dokter en de freule *otgclegdf> dat hij met den inhoud van clat fleschjc niet alleen het hondje van de Prin ts, maar ook nog wel een honderd andere dieren zonder pijn door een kleine aanra king kon dooden. Do lijfarts had meermalen ftofc instemmmg geknikt en tegen freule ten Halleben gezegd hoe goed het was, dat ft,jn voortreffelijke collega, dr. Paul Loh- hem hielp bij de volvoering van een teor hem zeer onaangename opdracht' van en Hertog. Hij had Paul voorzichtigheid uangeraden, om op te passen, dat hij niet °°r het arme hondje gebeten zou worden, Cn juist had hij het dier vastgepakt, om cte operatie te doen plaats hebben, toen de tenses in de deur verscheen en de gil van haar hofdame met een nog luideren kreet beantwoordde. Met een blik had zij alles gezien: de aanwezigen stoven uit elkaar en trachtten zich een houding te geven. Het beestje uit de armen van den dokter weg- grijpen en allen aanziende met een blik van geweldig© minachting, was het werk van .een ©ogenblik. Toen zeide zij „U verlaat ©ogenblikkelijk mijn kamer, dokter, en komt niet terug vóór ik u laat roepen. Freule von Halleben, één enkel woord. U wist hoeveel ik van dit dier hield en u leende er d© hand toe om h'ot dier van kant te maken. Ik kan, helaas, niet hopen dat mijn verzoek, dat u ontslagen zult wor den, bij mijn vader een goed gehoor zal vin den; maar wanneer u ook in de toekomst mijn hofdame blijft, reken er dan op, dat dit het laatste woord is, dat ik tegen u zeg. Kom, Edith, laat ons gaan; heb schijnt wel, dat ik nog altijd te veel genoegen in mijn leven Keb." Zonder op de tranen der aanwezige vrou wen te letten of acht to slaan op do ver warde uitroepen, dat alles geschiedde op bevel van den Hertog, verdween de Prin ses met liaar hondje. Dokter Paul, wien de Prinses, blijkbaar zonder hem aangezien te hebben, het buisj© ontrukt had en dien zij verder geen blik had waardig gekeurd, was do eerste, dio zijn tegenwoordigheid van geest terug kreeg en dokter Dorau mee nam. Buiten het vertrek zeide hij „Men heeft u ©n u hebt mij, zij het ook buiten uw schuld, een gek figuur laton ma ken. Dio kleine, teere Prinses begon wat ie lijken op een leeuwin. Wat dunkt u, dat nu verder gebeuren zal, en hoo wilt u mij dat vergift terugbezorgen? De Prinses heeft het buisjo bij zich gehouden^ en als zij bet weggooit, kan er nog gevaar genoeg door ontstaan." „Wat gebeuren zal? Wat altijd gebeurt: nu moet een eenvoudig middel worden toe gepast. Een lakei haalt vandaag of morgen het mormel weg en het wordt eenvoudig doodgeschoten. Maar er moest een comedio op touw gezet worden en de Prinses moest haar hondje dood vinden liggen opdat wij allen haar behoorlijk zouden kunnen con- doleeren. In de eersto plaats moeten we den Hertog mededeelen, dat do zaak spaak is geloopen. Exouseer mij, ik ga hiervoor naai- Lor berg; die moet het verder maar op knappen." De beide doctoren bevonden zich op een gang, van waar een trap leidde naar de bo- ververdieping waardoor men regelrecht kan komen naar de vertrekken van den !£«ƒ.•- tcg. Dokter Paul reikte den ander do baad en zeide: „'t Was in ieder geval een slecht 'idéé, wat mij niet verhindert u dankbaar te zijn,- dat u mij hebt willen introduceeren." „Nu vergis je je. Die mislukte geschiedenis en de belachelijke rol, di© wij ons op den hals hebben gehaald, zijn ons in de toe komst misschien van veel meer nut dan we op het oogenhlik denken." Dokter Paul wist daarop niet veel te zeggen en ging weg. Het was hom te mor de, als had hij, verblind door zijn bucc;3 van dezen morgen, een gunstig toeval te or ut.aai willen aangrijpen. Langzaam wandelde hij verder den slottuin in, toen hij bij jen ia- gang zijn broeder en Erich Francken her kende. Hij had geen lust hen nu te ont moeten, ©n ondervraagd te worden naar het doel van zijn aanwezigheid in b?t ko ninklijk slot. XIY. »Schitterend ging de zon onder; de laatste stralen wierpen een prachtig licht op het heerlijke park van het kasteel. De hemel was volkomen helder, een paar rose en violette strepen kleurden den horizon nog even. Van uit het gedeelte dicht bij het slot kon men zien de schitterende verlichting van de zalen; een verlichting ter eero van het feest, dat. heden gevierd werd. Hot was nu niet, zooals op andere zomeravonden, rustig in het park; aan den kant van de stad reden rijtuigen af en aan, zooveel als er in Forstenburg waren; aan de andere zijde stonden menschen, die niet uitgenoo- digd waren, en die de naam „Stephanie", die in lichtende letters was aangebracht boven den ingang, aangaapten. Men vierde den verjaardag van de Prin ses, die heden twee en twintig jaren werd. Na een groot concert, waarop een cantate van Camillo Arsakoff zou worden uitge voerd, zou er een hoffeest plaats hebben. Voor beide waren talrijke uitnoodigiugea- verronden; d© uitivoering van Arsakoffs cantate had de gelegenheid geschapen c-en aantal personen, die anders niefc in de ter men vielen op een dergelijk feest uitgenoo- digd te worden, met een introductie geluk kig te makec;-j';- Bij het conec-ft werkte de stedelijke zang- vereenigiog mee en het was bepaald, dat de dame* en. heeren na afloop van het con- oert zouden blijden en in een afzonderlijke zaal zoudéfc*J5£upeeren. De Prinses zou clan een oogenUik in dat vertrek komen eü eenigen der jong© clames, voor zoover zjj althans behoorden tot de goecle families der stad, een paar v/oorden toevoegen, en ook den dirigent Walther Sohtiltz, die de uit voering had voorbereid, bedanken. Het concert was zooeven met Arsakoffs werk, een schitterende compositie; die voor- ai indruk gemaakt had door een frappantcn. rhythmiek en mooie orkestrale effoctsn ge ëindigd. Het werk werd langdurig toege juicht en al betrof liet enthusiaSrne voor een goed deel de jarige Prinses, zij bet tooh ook de uitvoering onder Arsakoffs h-.- ding. Langzaam verspreidde' de menigte zioh door de versohillende vertrekken. I»o Hertog soheen vandaag zeer zachtzinnig ge stemd te zijn, hij was vol attenties voor zijn dochter en had haar dankbaar gestemd, toen hij Camillo voor zijn compositie een zilveren dirigeerstok deed overhandigen, en den muziekdirecteur, die mrt do voor bereiding groot© inspanning had ge bid,, een ridderorde verleende. Die feilen waren spoedig algemeen bekend en given een vroo- lijk© stemming; men praatte luider en op gewekter clan op andere hoffeesten. Toen de Hertog met zijn. dochter .aan cbn arm door cle lange rijen van hen, .die dien bogen, schreed en een glimlach van lijd tot tijd verscheen op het anders zoo streng© gelaat, toen hij met enkelen een gesprok aanknoopte en een paar schertsende, -.voor den richtte tot een paar oude krijgsmak kers, was ieder overtuigd, clat Zijn Hoog heid in een goede bui was. ("Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5