Een heilaanbrengende lob.
|?oB 15585.
Anno 1910,
PERSOVERZICHT.
Kerkelijke Berichten.
Burgerlijke Stand.
ÏiEÏDSöH BAGBLAB, Zaterdag* lO Beeember. Berst© Blad.
Twee» kruiskopjce uit „De M a a b b o-
'de". Het eerste draagt tot titel Open
bare Leeszalen, het andere R.-K.i
(Gemeenteraadsleden-
Openbare Leeszalen. Niet bij
zonder diep is de Minister van Binnenlaud-
Bche Zaken blijkens de Memorie van Ant
woord in de bezwaren der Katholieken en
pele anderen doorgedrongen.
Immers hij meent er aan te moeten her
inneren, oat de neutrale openbare leestaal
heel anders neutraal is dan de zoogenaamde
neutrale school.
Immere, de openbare school heeft dien
baara van neutraal gekregen door van gods
dienstig® leeringen weg te laten wat aan
Stoot geven kon, de neutrale openbare
leeszaal zal juist alle richtingen en stroo
mingen laten spreken.
Hadde minister Heemskerk het A. B. C.
ran onae bedenkingen verstaan, dan zou
hij met zulk een poging tot verzoening niet
gekomen zijm
Wij zeiden, dat de Katholiek juist iu de
positieve alzijdigheid der openbare leesza
len het groote gevaar ziet. Daardoor is de
heutrale openbar© leeszaal minder aanue*
gnelijk nog dan de openbare school.
Deze kwestie moet gezien worden van het
paedagogfech standpunt, van de zijde der
Ma-s senerziehung.
Aldus ook stelden zich, om geen anderen
te noemen, dr. Kroinsigt in ,,D e N e <1 e r-
landei** en ook „De Standaard"
geer duidelijk tegenover de neutrale lees
zaal.
Wij hadden mogen verwachten, dat van
'de Hoofdzaak van alle contra-betoogen meer
ftota wfli genomen.
Heel vaag en onzeker wordt verder in
Uitzicht gesteld de subsidieering van ni et-
neutrale leesoalen. De Vereeniging voor
Openbare Leeszalen, zoo wordt meegedeeld,
heeft reeds welwillend aangeboden van ad
vies te dienen in deze zaak.
Zeer eigenaardig is hies weer, dat tot ad
vies geroepen wordt deze Vereeniging, wier
advies tot 't onaannemelijke subsidieerings-
voorstel leidde, en die van de bezwaren, van
Katholiek© en Protestantsche zijde inge
bracht, blijk gaf weinig te begrijpen.
Dat heet bij den duivel ter biecht gaan.
Zou men verder ooit tot subsidieering van
bok met-neutrale leeszalen overgaan, dan
zou een rechtvaardige behandeling van alle
een zóó zwaren post op de begrooting bren
gen, dat wij in 's lands belang ons daar te
gen verklaren.
Zien wij in een subsidieering van leesza
len steeds een kwaad, zeker kan zulk een va
ge toezegging als de Minister gaf ten aaai-
itien der niet-neutrale geen bevrediging ge
ven.
Terwijl onze grief was, dat hefc voorstel
des ministers, zooals het liberale ,,V ader-
U n d" verklaarde „geheel in vrijzinnige
fijn" lag, komt daar nog bij, dat van de
bezwaren van zeer velen het elementaire
niet is begrepen.
R.-K. Gemeenteraadsleden.
Gelukkig mag genoemd worden het initia
tief van de Amhemsche Kiesvereeniging, die
gesticht zou wilden zien een Vereeniging
van Ih-K. gemeenteraadsleden.
Wel is de werking van een gemeenteraad
in een veel kleiner lokalen kring besloten I
dan waarin de bemoeiingen der Staten-
Generaal gevolg hebben.
Meestal ook is de strijd om de leidende
beginselen van wetgeving volstreden in ons
parlement, voorgoed in de we&tén vastge
legd en door geen gemeente te wijzigen.
Er staat echter tegenover, dat men niet
goed doet; én gemeente te beschouwen
tegenover den Staat in stee van alle. Doet
men het laatste, dan valt de uitgebreidheid j
buiten beschouwing.
Dan komt het volle licht op de niet onbe- l
langrijke autonome maatregelen der ge
meente en op de vele wetten, waarin de
hulp der gemeente wordt ingeroepen om
een met locale eischen rekenende toepas
sing te verkrijgen.
Vooral voor deze laatste werkzaamheid
wordt de gemeente Bteeds meer aangewe
zen, en dat haar maatregelen meer direct
heb maatschappelijk leven aangrijpen, is een
maatstaf van belangrijkheid evenzeer ais
voor de Rijkswetten, dat zij de leidende be
ginselen bevatten.
In ons Staatsrecht, dat een gezonde de
centralisatie kent-, vervult de gemeente een
gewichtige taak.
Zwaar en belangrijk is dan ook de taak
van den Raad, en getekkig mag het heeten,
dat een Vereeniging den R.-K. raadsleden
door onderling overleg voor de vervulling
van hun taak voorlichting zal brengen en
aan hun werkzaamheid de noodi'ge eenheid
gaat verschaffen.
Wij meenen echter, dat daarin de be
staansreden der nieuwe Vereeniging moet
worden gezocht.
Gaat men nu echter aan do kiesvereeni-
gingen mede stem geven, dan gelooyen wij,
dat de zaak dan niet genoeg gezien wordt
van het standpunt der gemeenteraadsleden,
uit wier behoefte aan onderlinge verstand
houding en voorlichting de nieuwe Vereeni
ging groeit.
Een imperatief mandaat, dat de afge
vaardigde der Kies vereeniging, tevens
raadslid, ter vergadering meebrengt, zal
tot voorlichting en verkrijging van eenheid
weinig bijdragen.
Ten slotte verget-e men niet, dat' voor de
kies ver eenigingen de gemeentepolitiek
nooit gewerkt heeft als bindend cement,
en het ook daarom niet wenschclijk is de
gemeente-politiek in de kiesvereeniging nog
meer plaats te schenken.
De „Nieuw© Amhemsche G o u-
r a n t" constateert, dat wij in de poli
tiek leven in de periode der val
lende sterren.
Zoo zagen wTe de ster van den Minister
van Binnenlandsche Zaken, voorzatter van
den Ministerraad, uitdooven. Hij, die zelfs
door de liberale bladen bij zijn optreden
met gejuich werd begroet, zag het laatste
restje vertrouwen in zijn dogelljklieid en
ernst verloren gaan, toen hij den Brieischen
afgevaardigde een rijksdaalder wilde aan
bieden.
En deze afgevaardigde zelf, de heer Rood
huizen, die als grappenmaker een evenkni©
vond in mr. Heemskerk, ook zijn ster is
verschoten; evenals die van mr. Kolkman,
van allen glans beroofd door de scherpe,
zakelijke, onwederlegbare critiek, op zijn
beleid als minister van financiën geoefend
door de heeren De Meester en Patijn.
Deed de rede, door mr. Borgesius gehou
den, niet vreezen, dat ook diens ster gaat
verbleken; mocht men uit den mond van
den leider der Uniervrijzinnigen niet méér
verwachten dan. kleingeestige vitterijen, di©
ten overvloede niet immer juist bleken, en
slechts konden strekken, om ons parlement
to verlagen tot t peil van mr. Heemskerk,
den heer Roodhuyzen, ka pit. Duymaer van
Twist 1
Met één uitzondering, zijn thans alle ster
ren achter de minisferstafol verbleekt.
Ook de ster van dr. Kuyper is. meent het
blad, door 't debat over de zaak-Van Heeck©
ren, „nu voor immer van den politieken he
mel verdwenen". Maar er is een nieuw-
opkomende ster, die van mr. Patijn. Daar
aan zal het liberale blad, wegens diens wel
sprekende rede tegen dr. Kuyper, zich nu
voorloopig vergapen.
De „Kölnisohe Z eitung", mel
ding makende van prof. Van Volle n-
j hoven's plan („Roeping van Holland")
en van het daarover door jhr. H. A. van
I Karnebeck en dr. Hans Wehberg in „De
Nieuwe Courant" gevoerde debat,
teekent aan*.
„Inderdaad ontbreekt niet slechts van po
litiek standpunt uitzicht op aanvaarding
door de mogendheden van een uitvoerende
internationale macht, maar ook uit volken
rechtelijk gezichtspunt bestaan geen bo-
hoefte aan zulk een orgaan; immers zijn tot
nog toe alle scheidsrechterlijke uitspraken
door de Staten, zonder voorbehoud nageko
men. Voor de volgende Vredesconferentie
hebben wij^ na-ax. in tegenstelling met den
Lefdschen hoogleeraar moet worden be
toogd, zeer belangrijke punten; de voor
naamste kunnen in de verplichte arbitrage
en de instelling van een internationaal hof
voor geschillen tusschen particulieren en
vreemde Staten bestaan. Ook verdient een
door Daehne van Varieck in zijn geschrift
„Pour le Libre-Ecliange" (Den Haag 1910)
gedaan voorste) betreffende overeenstem
ming der mogendheden nopens economische
vraagstukken, de ernstige overweging van
alle staatslieden."
Deze aanteekening van het Keulsche blad
verdient, zegt „De Nieuwe O o u-
r a n t", aandacht, wijl daarin niet slechts
een uiting van de meening van- dat orgaan,
maar ook van gezaghebbende Duitsche ar
bitrage-kringen, met name van den ter
laatste Vredesconferentie als een der Duit
sche gedelegeerden werkzamen dr. Zorn
mag' worden 'gezien.
De „Zutphensche Courant" heeft
Heemskerks Pokkenwet besproken.
Na een herinnering aa n de pogingen, door
de ministers Lohmau en Kuyper eertijds
aangewend, om aan de bezwaren der te
genstanders van de huidigewet te gernoct
te komen pogingen, die gelukkig" niet
zijn geslaagd. uit genoemd blad de hoop,
dat ook dit ontwerp zal worden bijgezet
in het parlementaire graf, waarin die voor
stellen van zijn voorgangers rusten.
Art. 17 dei* wefci houdende voorzieningen
tegen besmettelijke ziekten, bepaalt, dat „on
derwijzers, onderwijzeressen of leerlingen,
dio niert, blijkens verklaring van een ge
neeskundige, Tnet goed gevolg of moei* dan
eens do inenting der koepokken hebben on
dergaan of aan do natuurlijke kinderpokken
(variolae) hebben geleden, in de scholen niet
worden toegelaten."
Het eenige, wat minister Heemskerk voor
stelt, laat zich aldus samenvattenliand-
haring van het algemeen verbod van art.
17 met deze verzwakking, dat die onder
wijzers, onderwijzeressen en leerlingen ge
durende een jaar wel tot de school worden
toegelaten, wanneer zij een genees
kundige verklaring overleggen, dat zij zon
der goed gevolg eenmaal zijn:-ingeënt; voor
drie jaar worden zij toegelaten, wanneer
twee geneeskundigen verklaren, „dat van do
inenting tegen de pokken voor de gezonde
heid van den persoon, te wiens behoeve
de verklaring, wordt afgelegd, bijzonder ge
vaar te duchten is". Alleen, worden de
zulken van de school verwijderd, wanneer
de pokken ter plaatse epidemisch heerschen.
Dit voorstel zal zijn naaste partijgenoo-
ten niet bevredigen, omdat het niet ver
genoeg gaat, en evenmin de Roomsch-Ka-
tholieke bondgenooten, omdat een gevolg
er van zijn zal, dat de menschen met ge
moedsbezwaren do vrijheid zullen krijgen,
besmettingshaarden voor pokken te kwee-
ken in de school en alzoo gevaar op te le
veren voor hun omgeving, door hun kin
deren, als 't maar even kan, niet te laten
inenten. Daarbij bedenke men wel, dat
deze zoo bescheiden lijkende stap alras ge
volgd zal worden door verder strekkende
maatregelen; .deze Minister is nu eenmaal
in zijn wetsontwerp uiterlijk niet zoo ge
weldig principieel; hij houdt er van zulke
zaken trapsgewijze tot stand te brengen.
En gaat dit ontwerp er zonder verzet door,
dan is de tweede stap spoedig gezet., welke
leidt tot ophoffing van den zijdclingschen
va coined wang, louter om gemoedsbezwaren.
En dan, zoo schrijft het Zutphensche blad,
dreigt nog een gevaar: het voorgestelde
middel kan ©n zal aanleiding geven tot
het afleggen van verklaringen, die niet ge
heel overeenkomstig de waarheid zijn. Dat
verkondigen we nu niet op eigen gezag;
dat leiden we af uit een verslagje in „De
S t a n d a, a r d" van een ledenvergadering
eencr antirev. kiesvereeniging, waar de vac-
cinedwang werd besproken. De spreker, die
het debat inleidde vond, dat het nu in
gediende wetje beter achterwege had kun
nen blijven. Daarna merkte dr. Broekhui
zen op, „dat er nu gelegenheid te over zal
komen, pm aan de vaccinatie te ontsnap
pen, daar ter altijd wel een paar doctoren
te vinden zullen zjjn, die bereid zijn, een
dergelijke verklaring af te leggen. Het kind
hoeft maar een beetje bleek te zien of
wat .mager te zijn en... het bewijs is
spoedig ingevuld."
Ziedaar ©en bedekte aanmaning tot hat
afgeven van een valsche getuigenis, een op
wekking om met behulp van gedienstighe
den der praktijk door de mazen van de
wet te sluipen, met bijstand van plicht-
vergeten dokters. Of dat anti-revolutionnair
zou wezen „D Christe n-D e m c-
craat" zegt tereoht: „allesbehalve; dat be
hoort van a.-rev. standpunt althans ge
wraakt."
In „Vragen des T ij d s" heeft dr.
Bes zijn beschouwing over de o n de r w ij s-
hervorming naar aanleiding van liet
rapport der Ineensohakelings-
oommissie ten einde gebracht. "Wat zal
vraagt de schrijver aan liet slot van zijn
artikel, de Regeering met dit belangrijke
werk doen?
Mij schijnt het verstandigst: eerst het in
strument, waarmede aan het Departement
van Binnenlandsche Zaken het onder-wijs en
in het bijzonder de onderwijswetgering wordt
bewerkt, verbeteren.
Ons onderwijs heeft, thans noodig een
hoofdambtenaar, dio hoog genoeg staat om
het geheel te overzien, om te bmordeelen
wat het eerst en het laatst kan behandeld
worden; di© den Minister bij de voorberei
ding kan ter zijde staan, en di© bovendien,
al3 de blijvende man, kan zorgen, dat er
een goed verband tusschen de onderwijsinstel
lingen blijft bestaan.
Zender twijfel worden op di© wijze het
best de geleidelijk© klein© veranderingen aan
gebracht, die het goede verband in het
onderwijs behouden, als het er is, of. be
vorderen, als het ontbreekt.
Men wane niet, dat ook het stel wetten
van de oommissie op don duur goede-aaneen
sluiting zal waarborgen. Dat zal alleen
kunnen, als do adiministratie, steeds in den
zelfden zin meewerkend, op clit doel aan
stuurt.
Beter voor den arbeid toegerust, mogo
dan de Regeering geleidelijk de verschil
lende onderdeden van de onderwijshervor
ming ter hand nemen. Zij zal van het
werk der commissie veel nut kunnen trek
ken, maar ook nog andere voorlichting be
hoeven. Zij zal hebben te bedenken, dak
deze commissie voor h©t ineenschakelen van
scholen, niet voor het hervormen van onze
volksopvoeding was aangewezen.
Ware hot anders, het ware nog minder
to verdedigen geweest dan thans, dat het
natuur-wetenschappelijk element, hij de sa
menstelling der commissie aanvankelijk ge
heel voorbijgegaan, eerst bij de vervulling
van oen vacature op het laatst is opgeno
men en dat hot geneeskundig element, van
zoo groot gewicht voor de beoordeeling van
den last, die op de schooljeugd wordt ge
legd, is blijven ontbreken.
Dr. Bos sohijnt, zegt „De Standaard",
een soort Directeur-Generaal van Onderwijs
te begeer en; een ambtenaar zooals we dien
voor den arbeid en voor den landbouw
nu kennen, 't Mag voor het onderwijs dan
wel iemand van meer dan buitengewone
bekwaamheden zijn.
In ©en driestal* Gereed voor 1913
merkte „De S-t and aard" op:
Met klom is er koer op keer van Rechts
in Pers en Kamer op gewezen, dat in 1913
de sociale aangelegenheden geregeld moe
ten zijn. Althans de Ziekte- en do Invali-
diteitswet, inclusief hot Tarief. Hierop werd
met te meer recht aangedrongen, omdat dit
Kabinet ©en duur niet van 4, maar van
57^ jaar zal liebbon, en alzoo in gunstige^
positie zal verkoeren dan eenig Kabinet,
dat voorafging. Waarbij dan nog komt, dat
dit Kabinet d© socialo verzekeringen nteti
uit den grond nieuw had op te bouwen,
maar hij zijn optreden een volledig stel
ontwerpen gereed ,-ond; h»t ontwerp vcor
de ziekte-verzekering zelfs in twee bewer
kingen, ten eerste in het ontworp-Kuyper,
en ten tweede in de nieuwe editie van het
ontwerp-Kuyper, die ingediend werd door-
minister Veegens.
Steeds echter moet hierbij gewezen wor
den op den tweeden factor, dio over d-3
afdoening van zaken beslist, t. w. op de
Staten-Generaal. Deze kan met spoed, kan
gewoon bedaard, en kan treuzelend lang
zaam werken. Zoo zag men nu weer, hoe
de Commissie van Voorbereiding liet weten,
dat zo eerst op 1 Februari dacht samen
t© komen, om de Ziekteverzekering in be
handeling te nemen, en dit niettegenstaande,
deze alsdan reeds drie maanden hij de Ka
mer zal zijn. Als het zoo nu ook met de
andere .ontwerpen gaat, behoeft liet wol
geen .nader betoog, dat men er niet komt,
en dat bittere teleurstelling da uitkomst
zal zijn.
De tweeërlei Verantwoordelijkheid blijv©
hier alzoo scherp gescheiden.
Het Kabinet gaat vrij uit,'zoo het zorg
draagt, dat do drie ontwerpen zoo tijdig bij
d© Kamer zijn, dat deze, redelijk doorwer
kende, go vóór 1913 af kan doen.
En de Kamer zal lof hebben, indien ze
zorgt, dat wat ingediend wordt, er ook door
komt.
Ieder drag© hier zijn eigen verantwoorde
lijkheid; maar men vergete niet, dat bij
de stembus in 1913 allereerst mot de Ka
mer zal worden afgerekend, zoo zij in door
tastendheid te kort schiet, niot door schuld
van het Kabinet, maar door eigen schuld
van langzaamheid en treuzelon, en dat haar
lot over hot lot van het Kabinet zal be
slissen.
K a t w U k aa n-Z e 8. Nod.-Herv. Gem.:
Zondagvoormiddag t« halftien, da. A. J. van
Wijngaarden. Dankstond voor de visacheriJ.
Voorschoten. Ned.-Herv. Gam.: Zondag
morgen te tien uren, de eerw. haar G. tan
Broek, Zendeling-Kweekaling van het Sangl- »n
Talauer Comité, 'a Avonds te zes uren da. C.
van Wijngaarden.
HAARLEMMERMEER. Geboren: A. Schön-
hage geb. Smit Z. J. Stammis geb. Rip Z.
A. M. van Hoof.ionk geb. Scharing L). H Noorman
geb. Buchoar D. H. Uithoven gab. Rtfk Z.
O verloden: E. van Wijk, wef. J. Noorloos,
80 j.
SASSENHEDf. G eb o t e n: Arïe, Z. van C. de
Vreugd en K. Ouwehaód. Nicólaas, Z. van B.
Heemskerk en C. v. Kampen. Neelt e, D. van
D. v. Gmhoven en M. J. C. Rupke;
Overleden: P. N. Wowijs, 72 j., «chtgen.
von L. Kortekaas.
STOMPWIJK. Bevallen: W. E. van Vee»
geb. Noordermeer D. M. J. van Boheemen
geb. Kloosterman 2 D.
Overleden: A. Polderman de Jong, M 86'.,
wedr. van N. den Boou. J. Schilperoort, M. 8Ü
j., wedr van M. J. de v'reede.
VEUR Be Tallen: W. Borst gob. Ouwersloot
Z. W Bloom gob. Boks D.
VALKENBURG. Ondertrouwd: Johannes
Imthorn im. 25 j.. to Valkenburg, en Jannetje
Jonker jd.,25 j., te Katwijk-aan Zee. - Jan Postmus,
'29 j, wodr. van Johanna Jacoba Prins, te Valken
burg, en Geertjé den Heijer jd. 25 j., te Rijnsburg
Overleden: Aaltje ilekelaar, 70 j., gehuwd
met Geriit Nat.
In 'oen akelig dakkamertje van ©en armoe
dig huis te Berlijn zit om een schotel water
soep ©n een bord brood de familie Zeidler.
Zeidler "was lampenpoetser in den Hof-
fechouwburg. Zijn talrijk gezin bestond, be
halve zijn vrouw, uit zes jongens en vijf
tóeisjes, die allen een eetlust hadden, wel
ken men in vele gevallen „gezegend" noemt.
Een deftig lieer, in een kostbaren pols
'gehuld, stijgt tegen den middag de trap
pen op naar het kamertje, klopt aan en
treedt op het vriendelijk „binnen" het
kleine, bedompte kamertje binnen, wenscht
lachend den aanwezigen een „eet smakelijk"
tee, legt een „louis d'or" op tafel en verlaat,
ka een paar woorden te hebben gewisseld,
het vertrek. Zegenwensohen en dankbetuigin
gen vergezellen hem;
Zoo'n „louis d'or" was een nog nooit ge
ziene verschijning, in den huize Zeidlér.
He geschiedenis van den „louis d'or" was
deze
Vrij spreken nu tot een geslacht, dat d©
karnen Charlotte von Hagen en Karl Seydel-
biann slechts uit de geschiedenis der too-
beelspeelkunst kent. Beide personen boboo
ien tot de glansrijkste sterren, di© aan den
theatefhemel geschitterd hebben.
Charlotte von Hagen, die in tooneelspeleirs-
kringen nog de „Duitsche Déjazct" get
hoeind wordt, was een betooverend© toonecl-
^verschijning met een week, lieflijk klinkend
Stemgeluid en de geesfrge bekoorlijkheid van
ten naïef, frisch talent. Dat natuurlijk ta-
cut leende zich vooral voor het fijn© blij
spel.
De naa^n Karl Seydelmann beteekent vooï
den nazaat dien van een der voornaamste
tooneelspelers van alle tijden. Als opvolger
van Devrient en voorganger van Döring
staat hij als een waardige derde midden in
dat bondgenootschap. Zijn leven was' veel
bewogen, maar trots veler wangunst, trots
hofintriges en coulissenkabaal, bleef hij de
geboren kunstenaar; zijn originaliteit en zijn
ijver leden er niet onder.
Op zekeren avond, toen er in bet Koninklijk
Theater een voorstelling was gegeven, waar
in Charlotte Hagen en Seydelmann optra
den, bevond zich de laatste na afloop in
de Conditorei Stehely. Hij zat in een ven
sternis en bladerde in een tijdschrift, toen
hij aan een tafeltje naast het zijn© twee
heeren over het voortreffelijke spel van juf
frouw von Hagen hoorde spreken.
Zij waren beidén vol van lof en de ©en
zeide„Een hemelsch© vtouw, die Char
lotte! Ik zou voor een lok van heuï haar
terstond een louis d'or geven."
Nauwelijks had Seydelmann deze woor
den gehoord, of hij stond op, begaf zich
naar het tafeltje der beide heeren ©n zei:
„Ik houd u aan uw woord, mijnheer. In
.een halfuur breng ik u een lok van Char
lotte von Hagen."
Aangenaam verrast noodigdé dé vréémd©
heer den tooneelspeler, dien hij herkende,
uit, zijn belofte na te komen.
„Maar het blijft bij den louis d'otr," her
innerde Seydelmann.
„Natuurlijk. Mijn naam is baton von Thal-
heim."
Haastig1 verwijderde zich de acteur, di©
zich naar zijn gevierde medespeelster spoed
de. Het was al vtij laat en Charlotte was
al op het punt zich ter ruste te begeven.
Toen echter Seydelmann werd aangediend,
kleedde zij zich haastig aan en verzocht
haar collega binnen te komen. J_j
„Wat voerb u nog zoo laat hierheen?"
riep Charlotte den kunstenaar to gemoet,
toen hij binnentrad.
„Ik weet," zei Sejrdelmann, „dat ge al
tijd bereid zijt, een goed werk te verrich
ten; daarom zult ge ook niet boos zijn,
als ik u de gelegenheid geef, dat nóg heden
te doen."
„Ik zal niet alleen niet hoos zijn, maar
u ook dankbaar' wezen," antwoordde de
kunstenares met haar groote beminnelijk
heid, „als ge mijn zwakke krachten voor
de volbrenging van een good work noodig
hebt."
Seydelmann vertelde, wat er in de Con
ditorei Stehely voorgevallen was ©n lein-
digde met te zeggen: „Een louis d'or wil
!men voor één lok van uw haar betalen
en Jiopveel tranen kan men met dit goud
stuk drogen, hoeveel ellende er meo ver
zachten Ik ken een gezin, dat door dit
geld uit dringenden nood gered kan wor
den."
Met bevalligheid nam dc kunstenares een
schaar, gaf deze Seydelmann en z©i, terwijl
zij heur mooi Jang haar losmaakte: „Knip
de zegenbrengend© lok ér zelf maar af."
Seydelmann deed het en ijlde er me© naar
Stehely.
Daar overhandigde hij Thalh'eim dc lok
én ontving den louis d'or, dien hij, wij
weten dat reeds, den volgenden dag de fa^
fcailie Zeidler ter hand stelde.
Een jaar na deze gebeurtenis in No
vember 1836 bevonden zich juffrouw von
Hagen en Seydelmann in hun kleedkamers
in het „Berliner Hoftheater", toen plotse
ling de deur van de kamer van Charlotte
von Hagen krachtig werd ingetrapt en zij
zich door twee armen voelde a<angegre>pen,
die haag wegdroegen. i_j__
„Help, help, een krankzinnige!" schreeuw
de de ontstelde kunstenares.
Dooh deze hulpkreet bleef zonder uitwer
king en ging in de enge gangen der oou-
lissen verloren. In minder dan een oogen-
blik zag zij zich neergezet in den foyer,
waarop haar zwarte ontvoerder als een be
zetene terugijlde ©n spoedig daarna terug
keerde met ©en ©ven lawaaimakende® en tie
renden last in zijn armen, 't Was Seydel
mann, dien hij droeg en dien men door
het huis hoordo brullen: „Ben je razend,
of bezeten? Wat moet dat?"
In ,den foyer aangekomen, plaatste de
drager Seydelmann tegenover Charlotte op
een stoel. Zij waren beiden nog niet goed
gekleed en keken elkaar verbluft en vra
gend aan, terwijl de raadselachtige ontvoer
der zich liet zweet van het voorhoofd veegde
met zijn vuil boezeroen. Toen zij den man
wat heter opnamen, zagen zij, dat zij den
lampenist Zeidler voor zich hadden.
„Wat moet da.t beteckenea?" riepen nu
beiden als uit één mond. In plaats van to
antwoorden, ging Zeidler naar de zaal, open
de een vleugel van d© middeldeur en toonde
hun de rood en geel kronkelend© vlammen,
die, behalve de ooulissen, reeds het orkest
en de voorste zitplaatsen hadden aange
tast. Nu drong ook brandlucht, een benau
wende walm en rook den foyer binnen, en
deze ongeluksboden 'spraken luid genoeg
voor zich: „Wee dengenen, die niet gered
zijnl"
Toen de drie elkander do hand reikten,
zullen zij wel gedacht hebben aan den,
louis d'or, den prijs voor één haarlok.
Meer dan een halve ©eu'w was sinds ver-
loapen. Seydelmann en Zeidler waren reeds
lang 'dood, maar Charlotte von Hagen leefde
keg. Zij woonde in haar geboortestad Mtin-
chen en nam nog steeds met belangstelling
kennis van alles, wat op het theaterleven
betrekking had. Op een dag toondo men
haar een zeer bijzondere advertentie, go-
knipt uit een MünckeDcr blad, die luidde:
„Voor verzamelaars van zeldzaamheden l
Billijk te koop: Een rijzweep van Lola
Montez, een ganzepen, waarmee Birch
Pfeiffer haar roman „Grille" heeft geschre
ven, een haarlok van Charlotte Hagen van
het jaar 1835. Te bevragen bij de Adminis
tratie van dit Blad."
Charlotte von Hagen gaf last naar den
eigenaar dezer zeldzaamheden onderzoek to
doen en vernam toen, dat deze een aan lager
wal geraakte baron, von Thalheim geheeten,
was.
„Thalheim?" zei de oude tooneelspeelster,
„dat is dezelfde baron, die indertijd voor
een lok van mijn haar een louis d'or gaf.
Als het hem zoo slecht gaat, wil ik hem
mijn lok weer afkoopen."
En zoo gebeurde het ook. Zij zond den
ouden baron dezelfde som, die hij vijf en
vijftig jaren geleden er voor betaalde, en
mocht het bewustzijn hebben, met deze haar
lok tweemaal jnood en ellende verminderd en
tranen gedroogd' téK hebben.
Toen zij een jaar daarop, 23 April 1891,
stierf, vond men in haar nalatenschap de
haarlok, met een lichtblauw zijden bandj©
er om, liggen in het „Allg. Theatcr-Lexi-
kon" van Blum, Herlossohn eu Marggraf. bij
dezelfde bladzijde, waarop men haar bio
grafie aantrof.
Hoeveel zal er in haar gedachten zijn om
gegaan, toen zij na vijf cn vijftig jaren deze
herinnering aan de zonnige dagen van haar
schitterende jeugd, van 1k*ot geluk en haar
roem, te^ hand nam en hier een plaats gaf!