N©. m&rs.
£EI9SCH DAGBLAD, Zaterdag* 3 fiecemter. Eerste Blad,
Anno 1910
PERSOVERZICHT.
SCHETS UIT DE RECHTZAAL.
piealo ontleding van het ontwerp tot hot
veroorcfeelend vonnis, dat deze geheelc re
geling verwerpelijk is, daar zij nuttige, vaak
door eig*an krachtsinspanning van belang--
hebbandcn voortgekomen instellingen ,,den
hals afdraait" en do g©lduitk coring aan
nieuwe ambtelijke colleges opdraagt; ter
wijl zij anderzijds do geneeskundige behande
ling aan bijzondere fondsen overlaat, doch
op een voet, die niet tot sterking van de
volkskracht leiden lean.
In „De Beukelaar" kwam voor een
een klacht van da. C. W. Ooolsma, pre
dikant hij de Ned.-Hcrv. Gem. te Gronin
gen, over de recktsche Kamerleden.
„We hebben onze mannen in de Kamer
zitten, ik behoef geen namen te noemen,
er zitten er genoeg, mannen van ervaring
en beleid, ook van beslist geloof, mannen
van durf en van 'overtuiging. Maar wat val
len ze ons nu tegen! Menig „vriend van
rechts" hoeft kwade weken, kwade maan
den. Eigenlijk is, de malaise er al 'n hoo
ien tijd. En nu weet. ik wel: De heeren hoe.
ven niet altijd te preken en ook niot
telkens te getuigen. Er is vaak 'n zwij
gend getuigenis, dat méér goed doet dan
'n rijk met teksten opgesierd botoog. Maar
tóchwij worden telkens teleurgesteld
Wie van onze mannen lieeft bijv. in de
Kuyper-affaire nu eens „het" woord gespro
ken Wat mr. Lohman toen gezegd heeft,
werd bewonderd, omdat hij hot zei, na „Sein
post," maai* 't was toch niet „het" woord. En
wie van onze mannen heeft bij gelegenheid
van. do bespreking van de Pauselijke ency
cliek nu eens „het" woord gesproken? De
drie dominoes, die toen 't woord hébbon ge
voerd, zeker niet. En zoo ook bij de Bak
kerswet! Waar was, waar bleef 't profest,
tegen dat misschien te begrijpen, maar toch
nooit -te oxcuseeren' argument van mr. Leh
man over de „Noordpool", waar ze toch
óók wol 'n halfjaar nachtarbeid' zouden
moeten verrichten? Heeft men minister Tal-
ma niet alleen laten staan, toen hij dan
golukkig weer eens oven dingen sprak, zoo
als wij ze van hem wel meer hebben ge
hoord, maar die nu door ouzo afgevaar
digden hadden moeten worden gezegd Al
willen wij niet beweren, dat de hoeren Van
der Molen en Elhorst geen juiste on ook wel
wat meer principieelc opmerkingen hebben
gemaakt. En nu weer met de Indische bo-
grootingl Was het niet droevig om geen
erger woord te gebruiken? Laat men mij
niot komen v-ertellen, dat de tegenwoordig
ingevoerde verdoeJing van bespreking daar
aan schuld heeft! Ais er voor het subsi
die van do Salemba.scliool 'n woordje ge
sproken moest worden, was dr. Do Vis
ser toch wél op zijn post, on als er over
de kanonnen -gesproken werd, mengdo do heer
Duymaer van Twist zich in liet dpbal, of
als kon worden opgekomen voor de belan
gen der rubber plan Iers, was de hoor Van
Asch van Wijck er bij, maar vorder hebben
wij 't grooten deels moeien doen mot de „mo
dem kapitalistische beschouwingen van den
heer Golijn, met zijn socië«.eiisnioj>pon- over
opium en zijn toon van Indic-gczieii-lohob-
ban, waar niemand van onz» mannen tegen
protesteerde.
Straks komen do andara begrootingen. Wij
vragen ons met zorg af: Zal het ook verder
weer precies eendor gaan? Zal hot aan de
sociaal-domoeraten worden overgelaten om
telkens en telkens te komen aandragen mot
citaten, als voor den zóó- en zóóveelsten
keer gesproken wordt lijnrecht in legen,
spraak met Kuypcr's Program
„De Heraut" schrijft:
„Het feit, dat een student van do
V r Ij e Universiteit publiek optreedt i n.
meetings van het Leger des Heils
sohijnt in sommige kringen ergernis te
hebben gegeven. Indien uit dit feit met-
tordaad bleek, dat de Vrije Universiteit haar
leerlingen aanmoedigde, om zich bij het Le-
ger des IJ-eils aan te sluiten, dan zou er
voor deze ergernis billijke reden zijn. Hoe
hoog we toch den socialen arbeid van het
Leger des Heils waardeeren en hoezeer we
in menig opzicht de poging van het Leger
des Heils om de „verlorenen" te zoeken
beschamend achten voor de Christelijke
Kerk, toch hebben we als Gereformeerden
te ernstige bezwaren èn tegen de beginselen
van. het Heilsleger èn togen de methode
van zijn optreden, dan dat er van oenige
gemeenschap tusschen ons en het Heilsle
ger sprake kan wezen.
Blijkbaar hooft men bij deze critiek ech
ter vergeten, dat de Vrije Universiteit geen
kerkelijke kweekschool is, die van haar
leerlingen een bepaalde geloofsovertuiging
eisclit; maar con Hoogeschool, di-o haar
poorten openzet voor ieder, die haar colle
ges volgen wil. Al'een bij het promovoeicr
tot de dor wordt onderfeekening van een
formule geëischt, die instemming met den
grondslag der Vrijo Universiteit inhoudt
Een' geheel andere vraag is natuurlijk,
in hoeverre de theologische faculteit, nu
door de Gereformeerde Kerk aan haar
candidaats-diploma zeker3 waaide wordt
'toegekend, clit diploma zonder meer zou'
kunnen uitreikon aa.n degenen, die van de
belijdenis dor Gereformeerde Kerken op prin-
cipieolü punten afwijken. Een dergelijk ge
vak hoeft zich tot dusverre nog niet voor
gedaan, omdat niot.Goroformeerde studenten,
die een tijdlang de colleges volgden, er
geen belang bij hadden oen examen af te
leggen, dat practisch alleen waarde heeft
voor hon, dio bij dd Gereformeerde Kerken
predikant willen worden. Alleen wanneer
bleek, dat iemand van dit candidaatsdiplo-
ma gebruik zou willen maken om in do
Gereformeerde Kerken predikant to worden
■on daar propaganda te gaan drijven, voor
afwijkende meaningen, zou de vraag kunnen
opkomen, of de theologische faculteit niet
verplicht was do Kerken te waarschuwen."
HAARLEMMERMEER. Naar wij uit zeer
goede bron vernemen, ia men thans tot
overeenstemming gekomen omtrent de
plaats, waar to Hoofddorp eenmaal het-
Polderhuis zal verrijzen Het tegenwoordi
ge marktplein, een zeer guitig gelegen
terrein, is daarvoor aangewezen. De Kruis
tocht zal al daar dan over een zekere lengte
gedempt wordeD, waardoor een ruim terrein
vrij komt, waar dan de markt heen ver
plaatst zal worden. Deze overeenstemming
moet, alvorens uitgevoerd te kunnen wor
den, nog wel de goedkeuring van een tv *e-
tal colleges, doch er wordt niot aan getwij
feld, of dit zal er met vlag en wimpel doo.
gaan. Voor Hoofddorp zal het gewis een
groote stap vooruit zijn.
In een artikel Graag op de baan
tjes zegt „Het Volk":
Tusschen de burgerlijke" partijen speelt dit
jaar de kwestie der benoemingen een groote
rol.
Do liberalen, die nu eenmaal het deel
der bourgeoisie en der middenklasse vormen,
waaruit de groote massa der candidatcn voor
de góede baantjes komt, die dus bij een
uitsluit-politiek der christelijken de leelijkstc
klappen zouden krijgen, schreeuwen niet
zachtjes, 't Maakt wel eens even den in
druk van schreeuwen alvorens geslagen te
zijn.
Maóv harder nog schreeuwen de katholie
ken. Hun pers is overal in het land bezig
geweest uit te zoeken hoeveel Roomschen
in dezen ©n hoeveel in genen tak van staats
dienst aanwezig zijn, en ze is tot de con
clusie gekomen, dat ze te kort komt. "Wat
natuurlijk hierop uitdraait, dat ze van hun
macht i n de coalitie gebruik zullen ma-
ken om hun portie te cToeu aanvullen.
Daarbij hoort men vermakelijke argumen
ten. I)e beer Do Stuers deelde in de Ka
mer mede, dat de Roomschen zelf veel ver
draagzamer waren. Bijv.: in Roermond was
de directeur van do waterleiding een pro
testant! Stel u voor, dat men, om een di
recteur van oen waterleiding uit te zoe
ken, de sollicitanten een theologisch examen
laat dóén. Men komt zoo zachtjes aan in de
stemming om het zóó te doen.
„Do T ij d" verdedigt zich tegen de be
schuldiging, dat men „graag op de baantjes"
is, en traoht te bowijzan, dat dit niet zoo
is, door op to sommen hoe weinig men er
heeft. In tusschen is die opsomming zélf niet
anders dan een uiting van dié graagte.
Ons' kan de strijd tussohen deze fracties
dei' bourgeoisie, die allemaal even graag
op da baantjes zijn, koud laten. Nog nie
mand hunner. is op het id-ae gekomen eens
uit te zoeken of do sociaal-democraten wel
hun ]X>rtie van de baantjes krijgen, en wij
ook niet.
De Regeer in g, en in 't algemeen do pro
test an tsehe vleugel van het politieke Chris
tendom, verweert zich fel tegen de beschul
diging, dat ze van de baantjes andersden
kenden wil uitsluiten. Zij willen het niet-
gelocvige en het anders.geloovi ge deel hun
ner klasse ook hun portie geven van den
buit.
Feitelijk is clit uitgangspunt ook weer een
bankroet voor de anti-these. Als de tegen
stelling: Christus of de Satan; geloof te
gen Ongeloof; het evangelie tegen de re
volutie, waarbij nu is gekomen de autonome
menech tegenover de heteronome, een juiste-
tegenstelling is, dan is het plaatsen van
ongel c-ovige, van revolution aire, van auto
nome lieden op stoelen van gezag, toch
eigenlijk de erkenning, dat al die hoogdra
vende 'termen larie zijn. Als een ongeloovig
rechter oven goed is als -een geloovige, waar.
blijft dan al dat lawaai, dat men maakt
«war hot gevaar, dat de zedelijkheid, het
ia wc! ijk en wat dies meer zij, loopen in
Jianden van cle „ong3loovig?n"
Als één tiende waar is van de gevaren,
die men den kleinen luyden voortcovert van
het bestuur door lieden, die niet uit het
positieve Christendom leven, dan moest men
^^^^/OOCCOCOCOOOC^^WV'
Üe pseudo-zeeman.
Het jongetje raakte beleefd zijn petje aan,
„.Meneer, zoudt u mij ook kunnen zeg
gen...?"
Hij kefek nijdig en was van plan met een
snauw door te loopen. Maar de jongen
kwam- smeekend: „Alsjeblieft, meneer, ik
zou zoo gTaag gaan varen. Maar ik weet
niet wat ik doen moet en mijn moeder weet
het ook niet."
Hij stond stil en luisterde; hij had im
mers toch niets te doen!
,,Zoo'l Wou je graag gaan varen?" vroeg
hij dan, toen de jongen zweeg.
Deze knikte en glimlachte hoopvol.
„Ja, ziet u, meneer, mijn moeder zou er
wel wat voor over hebben, als ik maar
wist...7'
Hij keek wat nauwkeuriger den jongen
aan en een grijnslach vertrok zijn gezicht.
„Zoo? Zou je moeder er wel wat voor
over hebben? Nu, dat 'a braaf van haar."
De jongen keek wat verwonderd op en
knikte.
„Leeft je vader niet meer?" vroeg hij.
„Neen, meneer."
Hij dacht even na, monsterde nog even
den jougen.
„Zoo? Nu, je treft het," zei hij dan glim
lachend. „Ik ben bootsman, zie je, op een
schip, dat hier op stroom ligt; en ik zal jo
wel helpen. Kom maar mee."
De jongen keok dankbaar naar hem o-p.
„Alsjeblieft meneer," zei hij. „Alsje
blieft
Ze stapten nu samen de rumoerige hv
ven langs, waar het vol we^s van zeelui en
bootwerkers en waar zwaar belaHen wageas
af en aan reden. Yoor een groot huis stond
de man stil.
„Dat is het kantoor van den water
schout," zei hij. „.Wacht hier maar even.
Dnn zal ik eens informeeren.
Dc jongen knikte weer dankbaar.
Even later was.de man terug.
„Ik dacht heb wel," zei hïj. „Je moedor
moet ev bij zijn."
De jongen glimiaobte.
»,0. dat ia niets," zei de jongen. „Moe
der zal wei komen."
2©i hij, en h^j deed alsof hij weg
die lieden verwijderen van alle stoelen van
gezag.
Dat zou ochfer fe veel gevaar opleveren
voor de heerschappij van het politieke Chris
tendom, en daarom doet men ook hier weer
stevig wat- water in don wijn. De onbruik
baarheid dier anti-these manifesteert zich ook
hier weer eens duidelijk, en de strijd is in
wezen niet anders dan:, de bovendrijvende
fractie der bourgeoisie palmt in wat ze
met goed fatsoen inpalmen kan; het onder
liggende do2l probeert door hard schreeu
wen te zorgen, dat zijn portie hem niet
ontgaat.
De arbeidersklasse staat huiten dezen
strijd toe te kijken op de hooge aspiraties,
die in dezen onverkwikkelijken strijd tot
uiting 'komen.
Het vraagstuk der benoemin
gen plaatst „Het Centrum" boven het
onderstaande
„De Tijd" en andere katholieke bladen
gaan voort met het publiceeren van lijstjes,
waaruit blijkt lioe gering het cijfer der ka
tholieken in tal van openbare betrekkin
gen is.
Deze staatjes zijn ongetwijfeld interessant,
en de tegenpartij moge er uit leeren, dat
er niet de minste red on bestaat, de katho
lieken van baantjesjagerij te beschuldigen.
Trouwens, men kon zulks reeds weten uit
vroegere statistiekjes en brochures, waar
in dit op overtuigende wijze werd aange
toond.
Ook nu zal het nuttig kunnen zijn, de
verzameldeen. nog te verzamelen gegevens
in een handig boekje bijeen te brengen.
Couranten gaan dikwijls verloren, en men
mist dan een overzicht van het geheel.
Maar om volledig te zijn, zal men dan
'teyans moeten nagaan zooveel mogelijk
althans 1 hóe het 6fcond niet de katholie
ke sollicitanten, of althans met de verhou
ding dei' benoembaren onder ons tot de be
noemden.
Voor een gedeelte toch is het geringe
percentage van katholieken in openbare be
trokkingen hieraan toe te sohrijven, dat zij,
om welke redendan ook, in gebreke ble
ven, naar de vervulling van vacatures mede
te dingen.
De jarenlange achteruitgang van vroe
ger tijd had'ken min of meer schuchter ge.
maakt en hen tevens voor hun zonen een
toekomst doen zoeken op het gebied van
nijverheid en handel.
Onder de zakenmenschende middcnstanV
dors, zij-n onze geloofsgénooten zeer talrijk
vertegenwoordigd.
En zoo weinig waren de katholieken uit
op ambtelijke functies, dat zij misschien
ook uit wantrouwen of door de. nawerking
van vroegere aohfe'ruitstelling. .'meerma
len niét eens solliciteerden, zelfs al waren
zjj voor den open gekomen post geschikt.
Die aarzeling, of hoe men 't noemen wil,
valt ook tham; nog wel fe bespeuren.
Maar er is hierineen verandering ten
goed e gekojnen, ook wijl het aantal gestu
deerde personen onder ons- in do latere jaren
aanzienlijk toenam.
Het ik zaak, bij de beschouwing van het
vraagstuk der benoemingen mede op deze
.zijde dei' kwestie te letten.
De katholieken hebben het voor een ge
deelte zeiven in de hand de schromelijke
wanverhouding bij de bezetting van lands-
wilde stappen „dan moet je maar tegen
je moeder zeggen..."
Het gezicht van den jongen betrok al.
„Of wil ik soms met je meegaan naar
huis?" viel hjj zichzelf in de rede.
„Alsjeblieft," kwam de jongen.
„Nu, vooruit dan maar," zei hij.
Ongeveer een halfuur later klommen bei
den dc trappen op in een zindelijk boven
huis. Toen zij op de tweede verdieping ge
komen waren, liep de jongen, zonder nog
naar den man, die achter hem kwam, om te
cien, het kleine keukentje links Linnen.
„Ik ga. varen, moeder!" juichte hij. „Ik
ga varen. Daar is een meneer die me hel
pen zal."
Juffrouw Vlieren, die aan den gootsteen
bezig was, droogde snel haar handen, toen
zij achter haar zoontje den vreemdeling zag.
„Uw zoontje heeft me verteld, dat hij zoo
graag varen wilde, juffrouw", begon hij,
een stap nader tredend.
„Ja, nietwaar, Moeder?" zei cle jongen
haastig.
De juffrouw knikte glimlachend.
„De jongen sprak mc op straat aan," ver
telde de man verder, „en vroeg of ik hem
aan een betrekking op een 6chip kon hel
pen."
„Ja, hij zou erg graag naar zee gaan,"
kwam juffrouw Vlieren, „en u begrijpt, ik
ben weduwe."
De man knikte.
„Ik ben al voor hem bij den waterschout
geweest", zei hij.
„Werkelijk?" vroeg juffrouw Vlieren.
„Ja, moeder", begon do jongen.
„Dan dank ik u wel voor uw moeite",
viel juffrouw Vlieren in.
„Ja, ziet u," legde de man uit, ,,u moeh
als moeder zelf meekomen."
Juffrouw Vlieren knikte.
„Dat zal ik doen, meneer."
„Uw zoontje wou graag, dat ik zelf met
hem meeging", kwam do ander.
„Heel vriendelijk van u" zei juffrouw
Vlieren.
„U begrijpt..." begon liij.
„Ja, moeder", viel de jongen in, „en
mcnpcr...."
„Maar wilt u niet binnen komen?" vroeg
juffrouw Vlieren, toen de vreemdeling nog
aarzelend staan Weef. „Daar laat ik u wa
rempel zoo maar.../?
En meteen liep »j haastig langt hem heen
en gemeente-betrekkingen te doen ophou
den, wijl die wanverhouding in haar oor
zaak ook esuigermatc tot henzelven is terug
te voeren.
„De Nieuwe Courant" herinnert er
aan, dat mr. Drucker in de Kamer nog
eens gewezen heeft op den gebrekkigen
en onbeholpen vorm van vele onzer
wetten. „Zelfs voor uitdrukkingen, die
in bijna elke wet voorkomen, heeft men
geen vastheid van terminologie", aldus mr.
Drucker. En hij wees op het zonderlinge
feit, dat «een Staatsoommissie werd inge
steld om a#n de „Kinderwetten", met be
houd van haar inhoud, een leesbaren vorm
fe geven.
„De Nieuwe Courant" haalt de vol
gende woorden van mr. Drucker aan:
„Onze vergadering kan haar tijd beter
besteden dan om fouten in ingediende wets- i
ontwerpen fe verbeteren. En oen vergade
ring als deze is daartoe ten slotte toch
ook niot in staat. Maar wanneer wij hier
hadden, gelijk iaën het in andere landen
schijnt te hebben, een klein, bescheiden in
gericht bureau vau ambtenaren, voorzien
van oen behoorlijke rechtskennis, maar
vooral voorzien van gevoel voor vorm en
taal cn van de- vcreischte dosis zelfverloo
chening, dan zou oen dergelijk bureau voor
verbetering van den vorm van onze wet
ten belangrijke diensten" kunnen bewijzen.
En de luttele uitg'aven, die daarvoor zou
den worden gevorderd, zouden ruimschoots
worden opgewogen door het practische voor
dcel cn door het ideëels belang van een
groot ore populariteit van onze wétten. In
het voorloopig verslag werd er naai' ver
wezen, dat in een naburig land, naar men
meende, een dergelijke inrichting bestaat,
doch do Regeering hóeft geen gebruik ge
maakt van de gelegenheid, om óns daar
omtrent nadar in fe lieliton. Ik zooi, zonder
op dit oogenblik dienaangaande een verder
antwoord to verlangen, dc Reg'earing wel
vriendelijk willen verzoeken dezo schijnbaar
onbeduidende, doch naar het mij voor
komt toch niet onbelangrijke zaak in den
loop van dit jaai' nog eens in nadere over
weging te wilTcn nemen."
„Do Nieuwe- Courant" is van mee
ning, dat het niot bopaald een buimu van
ambtenaren behoeft te zijn. Is het niet
veel beter vraagt zij voor dit werk
de (fe bezoldigeii) hulp van juristen, leden
der baJio on van' de rechterlijke macht, hoog
leraren e. a. in te r oepen In Engeland geeft
men de opdracht tot liet geven van een
gooden vorm aan1 ©en wet aan één bekend
advocaat, dien- men kiest uit de velen, die
hun diensten tot dit dool ter beschikking
van do kroon gesteldj hebben. Het „klein,
bescheiden ingericht bureau van ambtena
ren," waarover de lieer Drucker sprak,
wordt zoo licht op den duur een heel depar
tement.
In „Onze Eeuw" levert jhr, mi*. H.
Smissaert critfek op de door minister Talma
ontworpen wettelijke regeling van ziekte
verzekering, welk ontwerp zonder op
gave van reien en. zich uitspreekt voor z okle-
v-erzeLcrings d w au g. Sclrr. betoogt, dat er
nog wel iets anders dan dwangverzekering
in de praktijk denkbaar is en uitvoerbaar.
Daarna bespreekt liij de ontworpen or
ganisatie ©n komt na practische--en princi-
en opende de kamerdeur. „Gaat u bier
binnen", zei ze, hem voorgaande.
Dan, als hij in de kamer was, zette zij
een stoel bij de tafel en ging zelf aan den
anderen kant zitten.
,,U woont hier netjes", zei hij, even rond
kijkend.
Zij glimlachte even en knikte.
„U vaart zeker ook?'' vroeg zij dan.
„Ik ben bootsman", zei hij.
„Zoo, bootsmam", kwam juffrouw Vlie
ren. „Wel, wel."
Zij wist wel niet, wat het was, maar zij
begreep toch, dat liet meer was dan ge
woon matroos.
„Mijn 6ohip ligt hier op stroom," ging
bij voort.
Juffrouw Vlieren knikte.
„En zoudt u nu denken, dat Dirk. be
gon zij aarzelend.
„O, zeker, vast, daar kunt u op rekenen",
viel hij in. „Ik zal hem wel helpen."
Zij knikte hem dankbaar toe.
„Dat is heel vriendelijk van u," zei ze.
„Ik moet tcch een tijd hier blijven", ver
volgde hij.
„Lang?" vroeg zij.
i>0, ja, een heelen tijd. Mijn schip ligt
in reparatie aan een werf hier. 'fc Kan wel
tweo maanden duren."
„Twee maanden. Wel, wel!" kwam zij.
„En hebt u hier familie?"
Hij schudde het hoofd.
„Neen, niemand", zei' hij. ,.Ik moet nog
een kosthuis zoeken hier."
Zij keek hem even aan, maai' zweeg.
„Zal ik dan morgen maar eens terugko
men?" vroeg hij, opstaande.
„Maar", kwam zij haastig „wilt u nu
al weggaan? Gebruik u eerst iets! Waarmee
kan ik u dienen?"
„O, neen, dank u", kwam hij, weer zitten
gaande.
„U hebt toch immers geen haast?" vroeg
zij.
„O, neen/7 zei hij, „dat niet. Alleen moet
ik nog naar een kosthuis uitzien. En dan
morgen moet ik ween' aan boord wezen **m
af te monsteren en mijn gage te ontvangen."
„Zoo," zei juffrouw Vlieren. En zij keek
hem-aarzelend aan en kuchte. „Zoo,"'zei
ze nog eens, draaide het hoofd naar hot
raam en dan weor naar den vreemdeling
tegenover haar,.
't Is een heel werk, zoo'n kosthuis zoe
ken, niet?" kwam ze eindelijk met weife
lende stem.
„Nu," zei hij.
„Niet pleizierig dunkt me, wel?"
Hij schudde ontkennend het hoofd.
„Lang niet," zei hij.
„Weet u al iemand?''
„Neen, ik weet niets bier,"
Zij keek hem weer aan.
„Zou u misschien begon ze.
„Ziet u, 't is niet voor mij, maar u bent
nu zoo vriendelijk om Dirk te willen hel
pen. En 't was dan meteen gemakkelijk."
Hij keek haar aan.
„Wat bedoelt u?" vroeg hij.
„Ja, ziet u, ik daoht zoo. Ik heb nog
een kamertje. Als u misschien IJ hoefde
dan niet meer te zoeken."
Een nauw mc-rkbaro glimlach gleed over
zijn gezicht.
,,'t Is wel vriendelijk van u," zei hij
„Maar ik zou bang zijn
„O, neen, neen," kwam zij haastig. „Dat
is niets."
„Nu, graag dan," zei hij.
„Ik hoef er heusch niet veel aan te ver
dienen," lachte zij.
„Dat zullen we best vinden," meende hij.
„Ik zal u morgen een week vooruit licta-
len. Dan zegt u het maar."
Zij knikte.
„Dat heeft anders zoo'n haast niot," zzi
ze.
„Ik moet dan tooh 2800 gulden aan boord
ontvangen," verbelde hij. „Maar nu heb ik
ook niets meer."
Zij lachte even. Dan praatten zij v/ab
over varen en vertelde hij van vreemde lan
den. Juffrouw Vlieren was vol belangstel
ling.
„Uit Amerika heb ik nog een papegaai
meegebracht," vertelde hij. „Dien zal ik
eens meenemen hier naar toe."
„Hebt u dien dan hier?" vroeg juffrouw
Vlieren.
„Ja, in de kajuit, natuurlijk," zei hij.
„Hé, wat aardig!"
,,'t Is oen aardig beest,", ging hij voort.
„Weet u wat," en hij stond haastig op.
„Ik kon hem wel eens voor u halen." „Hè,
ja-, moeder 1" kwam Dirk. Hij was al naar
de deur geloop en, maar Weef plotseling
staan*
„Dat's waar ook," zei hij Lachend; ,,ik
heb geen cent op zak."
„O, maar dat kan ik u wel zoo lang voor
schieten," kwam juffrouw Vlieren.
Toen hij ruim een uur later de trap weer
opkwam, stonden Dirk en zijn moeder ai
boven op het portaal. „Hè, hebt u hem
niet?" vroeg juffrouw Vlieren, toen zij hem
zonder papegaai zag.
„Do kajuit zat op slot," vertelde hij.
„Hoe jammer," meende ze.
„Morgen breng ik hem mee," zei hij.
Juffrouw Vlieren had intusschen do tafel
gedekt.
„U zult wel trek hebben", meende zo
toen hij binnenkwam.
Hij glimlachte.
„Een beetje wel," zei hij.
Toen zij samen gegeten hadden, haali
zij haar portemonnaic te voorschijn.
„Weet je wat, Dirk?" zei ze dan. „Nu
moest je voor onzen vriend eens wat siga
ren halen. Hier heb je een kwartje."
„Maar, juffrouw," kwam hij.
„Ja, ja, wel zeker," meende zij.
,/t Is wel vriendelijk van u," zei hij,
toen Dirk was weggeloopen. „Erg vrien
delijk."
„•Och'/' kwam zij afwerend.
Dien avond praatten zij nog druk over
Dirks toekomst op zee en wat hij alzoo wo-
den kon.
Zoodra zij den volgenden morgen ontbe-.
ten hadden stond hij op.
„Nu ga ik den papegaai maar eens ba-
lon," zei hij.
„Hebt u nog geld om over te varen?"
vroeg ze.
„Nu, als u me nog een gulden zoudt wil
len geven. Straks krijgt u hem met het an
dere terug."
Zij haalde haar portemonnaie uit haar
rok, nam er een gulden uit en reikte hem
dezen over.
„Nu, tot straks, juffrouw," zei bij.
„Tot straks."
Zij waohtfe dien geheeden dag te ver
geefs op hem, maakte zich al ongerust, dat
hij misschien.een ongeluk zou gekregen heb
ben. Den volgenden dag wachtte zij ook.
Maar eerst toen ze samen in het politie*
bureel stonden, waarheen-men haar. geroe
pen had, zag zij hem weer;