Een reisje onder de zee.
Sinaasappelen oogst.
RECEPT.
'n gezonden eetlust beschikte, toetasten wil
de, belette een van de makkers hem dit en
teide: „Pardon, mijnheer, u krijgt eerst te
■eten, als u volgen» alle regelen der kunst
gezongen hebt."
Den tweeden avond werd hetzelfde too-
fteel herhaald. Doch den derden avond
wachtte Guadagni de voorwaarde niet eerst
af: hij was zóó uitgehongerd, dat hij direct
begon te zingen.
„U ziet, goede vriend", zoo verklaarde
welwillend het ééne masker, „u vergist u,
als u beweert dat geen macht ter wereld u
tot zingen zou dwingen. Wilt ge weten, wie
ik benl"
„Onze aUergenadigste hertog", mompel
de verbleekend de getemde weerbarstige.
„O neen, slechts de beul."
De drie andere maskers waren zijn hel
pers.
-„Nu zijt ge vrij, een gondel zal u naar
nw woning brengen. Doch ik zou u er op
willen wijzen, dat elke nieuwe poging tot
ongehoorzaamheid streng gestraft wordt."
Guadagni antwoordde niets. Toen hij den
volgenden avond weer optrad, zong hij zoo
heerlijk als nooit te voren.
Een Weensch blad bevatte de beschrij
ving van een zeer belangwekkend reisje mot
een onderzeeboot der Oostenrijksche ma
rine. Wij hebben allen in Jules Vernea
„20,000 mijlen onder de zee" de wondere
reizen van kapitein Nemo in onzen geest
mede gemaakt en zoo dikwijls gehoopt, met
dit wondere schip, dot slechts in de verbeel
ding van den eenigen Franschen schrijver
bestond, de diepten der zeeën te kunnen pei
len en onderzoeken. Wat in de verbeelding
van den schrijver was ontstaan is sinds dien
reeds voor een deel werkelijkhoid geworden.
Dagelijks duiken van die kleine Bchepen on
der den zeespiegel, doch in stede van ten
dienste der wetenschap de zeeën te onder
zoeken, zijn alle slechts toegerust, om op
tijd en stond moord en verdelging te kun
nen zaaien onder de zeereuzen, die aan de
oppervlakte als onverdelgbare waterforteii
•ohijnen, maar die een enkel schot van den
onderzeeschen vijand oP een paar seoonden
kan verdelgen, zonder dat iets tot verweer
of verdediging kan worden gedaan.
Het getal dergenen, die een tochtje met
xoo'n onderzeeër maakten, is tot hier-
too niet bijzonder groot en een beschrijving
van zulk een reisje zal ook voor onze lezers
nog wel iets nieuws zijn.
In een verborgen, goed afgesloten gedeel
te van de Oostenrijksche haven van Pola is
de ligplaats van de onderzee-booten. Slechts
enkele daarvoor in het bijzonder uitgekozen
lieden verstaan de kunst met deze nieuwste,
gevaarlijkste oorlogswerktuigen om te gaaa
en hun geheimzinnige krachten-op de juiste
.wijze te gebruiken. Sleohts de kraohtigsten
van lichaamsbouw en de sterksten van ka
rakter worden daarvoor uitgekozen.
In den namiddag, zoo werd bericht, zou
een divisie slagschepen de oorlogshaven bin-
nenloopen. Dit was dus een prachtige gele
genheid tot oefening in den moeilijken aan
val Het helderste zonlicht schijnt over o'e
kalme zee en drie ónderzee-booten verlaten
onmiddellijk, nog aan de oppervlakte va
rend, het station, in de richting naar de
toegangen der haven.
Tot aan den doortocht varen wij zonder
veel zorg, om niet ontdekt te worden; doch
welhaast wordt de vlag ingehaald, de lichte
leuningen langs 't kleine oppervlak aan dek
worden weggenomen, om allen niet noodza
kelijken tegenstand bij de onderzeese ie
vaart te vermijden. De sluitsohroeven dor
toegangsopeningen worden aangedraaid cu
ten slotte wordt het torenluik met het zwa
re deksel gesloten. Wij zijn reeds van de
buitenwereld afgesloten, alle gerucht van
buiten verdwijnt en wij ademen reeds kunst
matige lucht in.
Alles is hier tot op de minst mogelijke
ruimte beperkt. In den nauwen oommando-
toren is er nauwelijks plaats voor één man,
een stalen ladder voert naar beneden in het
midden van het schip, van waar de tweede
officier de langs machinekamer overziet.
Een andere ruimte ia bier ook niet. De twee
dozijnen mensohen moeten er zich maar
naar schikken, ofschoon zij de meesters zijn.
Óe machines zijn zóó geschikt, dat zij zoo
min mogelijk plaats vergen. Alles schijnt
door elkaar gevlochten te zijnnauwelijks
zijn de grenzen te zien van enkele organen.
Een reeks van cijferborden geeft aan tiuo
het er overal mee staat. Behalve deze bewe
gende oijfers geven nog allerlei lichten cn
klinkende klokken de meest ingewikkelde
aanduidingen.
Nog duiken «ij niet, doch wij varen 12
mijl en zijn van uit de open zee niet te
zien. Door de dikke, smalle glazen kijkga
ten in den toren kan men gemakkelijk zien,
waar men zich bevindt. Nu zijn we in volle
zee en het wordt tijd om te duiken, zoo wc
niet bespeurd willen worden door de torpe
dojagers of kruisers. Daar hoeren wij het
bevel: „Buiten ballast vullen 1 Electro-moto-
ren invoegen I Halve kracht 1" De oijfer-
borden bewegen zioh levendiger, plotseling
worden de naphtha-motoren, dio boven zee
gebruikt worden, stil gelegd en komon de
eleetrisoke machines in werking, die uu hot
aoheepje in beweging zullen houden. De wa
tertanks worden gevuld en het sterke rui-
schen van de instroomende zee overheerscht
weldra alle ander geluid. Langzaam zinkt
de boot. Hier en daar spat het water in
den toren reeds op voor de glazen schijven,
waardoor men het dek voor- en achter
waarts boven de oppervlakte steeds kleiner
ziet worden.
Het vaartuig zinkt aan de achterzijde snel
ler, zoodat de boeg eenige meters boven de
zee als steil uit het water uitsteekt, doch
de sterke pompen drijven dan den aan do
achterzijde verzamelden waterballast mos
groote kracht ook in de meer naar voren
gelegen kamera en de boot heft zioh een
oogenblik als met een bocht naar voren,
om dan als een dolfijn snel in de diepte te
duiken.
Tegen het venster slaat het witte schuim,
waardoor nog eenmaal de zon glinstert;
dan wordt het groenachtig blauw voor de
glazen en alleen wanneer men naar boven
ziet, bespeurt men nog in de hoogte den zil
verglans van het licht l> de golven aan de
oppervlakte.
Boven is niets meer van de boot te zien.
Rondom ons is de groote, schemerende zee.
Wij varen nog zorgvuldig den horizon afzoe
kende op dezelfde diepte.
Daar wordt bijna als een schim langzaam
de gedaante van een groot oorlogsschip ge
zien. De oogen doen pijn van het ingespan
nen staren. Een kwartiertje gaat in pijn
lijke onzekerheid voorbij. Het is het slag-
schip „Habsburg." Het soliijnt koers te zet
ten naar het kanaal van Fasana.
Onderwijl is reeds do snelheid van de
vaart en de afstand van het in verbeelding
vijandelijke sohip gemeten. Het. beslissende
oogenblik voor het afvuren der torpedo na
dert snel.
Daar springt het telegrnafbord op „tor
pedo afvuren." De samengeperste lucht
vliegt weg en nu beginnen de eindelooze se
conden totdat de afgeschoten, wonderbare
machine haar weg heeft voleindigd. Zal het
schip in het midden worden getroffen, waai
de werking het hevigst isvraagt elkeen
zich af.
Door de torengaten ziet men slechts het
opgewoelde water, de melkachtige draai
kolk. Aan de oppervftkte kan men den w eg
van de torpedo volgen, die zich als een lan
ge streep aftcekent op het water. Op bet
sohip heerscht plotselinge onrust, men heeft
die streep herkend, doch thans helpt geen
vuren meer noch veranderen van vaart. Het
noodlot moet met kalmte en bedachtzaam
heid worden afgewacht.
Plotseling laat een ruisohend sissen op
ons schip vermoeden, met welk een reuzen
kracht de samengeperste lucht den water-
ballast weer uit de tanks drijft, ten einde
weer opnieuw naar de oppervlakte te kun
nen stijgen. Dit stijgen gaat snelin den to
ren wordt. het. steeds lichter en plotseling
fonkelt weer de zon.
Een kort bevel: „Torenluiken qgen" aa
een stroom van lioht en frissche, koele lucht
dringt binnen. Ha
Van op den kruiser wordt gemeld, dat de
torpedo het groote schip juist in het mid
den onder de waterlijn raakte; ware net
een echte torpedo geweest, van het groote
schip zou niets meer te vinden zijn dan eeni
ge vlottende wrakstukken en hulpeloos»
mensohen of lijken.
Ons tochtje is ten einde.
De tijd van do sinaasappelen breekt weer
aanVóórdat de oranje-appelen, die steeds
de grootste populariteit genieten bij jong ea
oud, hier zijn, hebben beel wat handen daar
bij dienst gedaan.
In den omtrek van Napels, bij Castella
mare en Scutèla, zijn in uitgestrekte tuinen
honderden aan het inpakken en onafzien
bare hoeveelheden appelen liggen daar,
goed afgedekt, voor de verzendingen gereed.
Het sorteeren begint reeds vroeg.' De gos-
do kwaliteiten worden in vloeipapier5 ge
pakt, met de stempels van de kweekerijea
of exporthuizen voorzien. Dan gaan de ap
pelen in kistjes, hetwelk geen gemakkelijk
werk is en door vrouwen geschiedt. Zij moe
ten niet te dicht bij, doch ook niet te wijd
van elkaar liggen. Ten slotte gaan zij op da
wagens en naar de havens. Meestal bij het
vertrek van groote zendingen, is er in het
exporthuis groote vroohjkheid. De arbeid
sters zingen en juichen en het is alsol
mooie, kleurige vruchten de blijde stemming
verhoogden en de heerlijke geuren opwek-,
kend werkten en de lage Iconen deden ver
geten.
En dan komen ze in andere landen, die ap
pelen uit het Zuiden, en gaan weer door a»
dere handen.
Ten slotte komen ze in de winkels of op de
karren der kooplui en dan zijn ai heel wat
mensohenvingors over do schillen gegaan 1
De oorsprong van den
handdruk.
Misschien hebben onze lezers zich wel een*
r.fgeyraagd, wat toch wel aanleiding heeft
gegeven tot het handdrukken; een gewoo»»
te, die zoo ingeworteld is, dat men machi
naal de hand uitsteekt, als men een vriend
of kennis bejegent.
Ziehier een verklaring, die wel niet vlei
end is voor het mensöbelijk geslacht, maar
zich toch goed laat hooren. De handdruk,
nu een teeken van vriendschap, zou oor
spronkelijk een manifestatie van wantrou
wen zijn geweest. Wanneer in ouden tijd
twee mannen elkaar ontmoetten, moesten zij
gelijktijdig de rechterhand, waarmede »nen
slagen toebrengt, uitsteken, om te toonen,
dat het niet hun bedoeling was vijandig op
te treden. En om elkander te overtirgea,
dat zij geen verraderlijk wapen in de hand
verborgen hielden, nam de een die van den
ander in de zijne. De handdruk gaf dus te
kennen: „Je kunt mij vertrouwen^ ik heb
geen kwaad tegen je in den zin."
De overgang van deze beteekenis tot
een symbool van vriendschap is gemakkelijk
te begrijpen.,
Yischsoep.
Een sclielvisch of twee baarzen of een
paar niooten kabeljauw worden in koud
water opgezet (ruime hoeveelheid) en met
een uitje, wat selderij, een laurierblad, pe
per en zout gaar gekookt. De visch wordt
nu er uitgenomen cn van de graten ontdaan..
Van de helft maakt men balletjes, door tiet
te vermengen met peper, zout-, nootmus
kaat, wat fijne pieterselie, en een ei. De
«andere helft van de visoh wordt in kleine
stukjes gesneden. Nu doet fnen den bouillon
door een zeef, doet er de vischballetjes en
dè* kleine stukjes in, en laat het nog een
kwartier met elkander koken; men voegt
er dan nog twee flink geklopte ei er dooien