No. 15569. LEröSC^E BACTBIiAB, Zaterdag* 19 November. STerste Blad. Aimo I9IC. PERSOVERZICHT. ¥fe@ka!b©Biné!'s SCHETSEN UIT DE RECHTZAAL Oc- Mr. H. A. van Karnebcek vond aanlei ding om met het oog op het bekende ',,Gi d s"-artikel van prof. Van Vollenlioven aan „De Nieuwe Coulant" te schrijven: Zoo er één Regesring is, die voorzichtig moet zijn met hetgeen zij op de vredes conferenties voorstelt, dan is het, naar het Wij voorkomt, wel de Nederlandsch©. Zoo er één land is, dat belang heeft bij het welslagen der vredesconferenties, dan is hot wel Nederland. Een ^sdesconfeTentio is niet teen bijeenkomst wd»t niet-ver"iirtwoordelijke pacifisten hun overigens, hoogstaande denk beelden bespreken. ^Gok is zij geen ver gadering, waar gestreefd wordt naar het doen van zaken op wetenschappelijk gebied. Vredesconferenties zijn politieke bijeenkom sten, waar alleen met de realiteit valt re kening te houden. Wie daar meer voorstelt dan bereikbaar is, dreigt mislukking te- .woeg te brengen en de zaak der vredes conferenties voorgoed te bedorven. Gaat Ne derland de vredesconferenties gebruiken voor gewaagde experimenten op internationaal ge bied, dan zal het in Nederland voor de behartiging van internationale belangen ge stelde vertrouwen -een gevoeligen knak krij gen- Er is om ons heen liefhebberij genoeg, om! do rol over te nemen, die. Nederland tegenwoordig in de internationale samen- loving speelt, en waardoor zijn aanzien in de weceld, vergeleken bij de vorige eeuw, ontzaglijk is gestegen. Wat overigens het denkbeeld zelf betreft, de kwestie der technische uitvoering daar- gelaten, zij er in dit verband op gewezen, dat de internationale arbitrage juist in de 1 onderstelde vrijwillige nakoming van kaar i uitspraken den waarborg vindt voor haar verdere ontwikkeling. Wie bij arbitrage dwang te pas brengt, doet haar kwaad. Mr. Van Kaf nebeek laat intusschm niet achterwege de betuiging dat verschil van gevoelen niet in den weg staat aan bewon dering voor den machtigen klank voor 's heffen Van Vollmhevens betoog, waar- vocev geen Hollandc-ck hart ongevoelig kan blijven. v Van prof. 0. van yolleuhoven verscheen hierop in „De Nieuwe CouTant" on der het hoofd De internationale roe ping van Nederland het volgend-a schrijven: Mr. Van Karnebeek Jr. maant, in zijn .waarschuwend artikeltje van 13 November, tot voorzichtigheid en tot rekening hou den met het bereikbare. Ik had in mijn „Gi'd s"-aitikél (blz. 194, 192, 2Ö2) niet an ders gedaan. De geachte' schrijver moet dus ïnet die woorden iets nog voorzichtiger» bedoeld hebben dan voorzichtigheid; i-ats, waar het „niet verantwoordelijke" publiek met zijn enthusiasme af moet blijv-én; iets, wat datpnbltehy Hftnk ik, noemen zou: de kat uit den boom kijken, zich gedekt hon den, geen daad ondernemen, waarvan hert welslagen niet heelemaal zeker is. Leert inderdaad de historie der jongste jaren, dat voor de gastvrouw der vredes- i conferenties dit de hoogste staatswijsheid is? Was de uitzending van de „Gelderland" na de eerste conferentie niet een „gewaagd experiment op internationaal ge bied" en heeft zij ons kwaad of goed ge daan in de wereld? Was ons zelfbewuste optreden tegen Venezuela na d0 twee de conferentie niet een „gewaagd ex periment op internationaal gebied", en heeft het ons kwaad of goed gedaan in de we reld? Wie hebben op de beide conferenties hnn o'.oem vergroot; Duitsohland, dat met ;zijn angst en afkeer jegens pacifistisch en internationalistisch- gedoe ackteraanhinkte, of Engeland, Er ankrijk en Amerika, die borrelden van initiatief? Heeft waarlijk de ruggegraatlooze houding van de Ned-erland- sche delegatie t-er tweede conferentie ik zeg allerminst: van haar individueels leden ons een internationaal „vertrouwen" be zorgd, dat in de termen valt voor den „gevocligen knak" waarvan de heer Van Karnebeek rept? Zal dat het gewenseht© model voer onze houding ter derde con ferentie zijn En wat zon er van onze toe treding tot de Berner-conventie zijn geko men, als de publieke opinie deze zaak had overgelaten aan de „ware staatslieden' van den heer V au Kar nebeek Ik noemde in „De Gids' het jaar 1813. Dat jaar heeft menige les voor ons. In de beroemde Novemberdagen waren die van Amsterdam, gelijk die vau Friesland, van oordeel, dat men moest afwachten, rustig blijven, vooral niets doen, dat zon kunnen compromitteeren. De door Hogendorp in Den Haag bijeengeroepen oud-regenten waren van oordeel, dat men moest afwachten wat el ders gebeurde, vooral niets doen, dat roe keloos zou kunnen zijn. Hoe als Hogen dorp en de zijnen niet hadden gedurfd en gedaan? „Het gedrag, door voorzichtigheid aanbevolen," zegt Ecuin, „was voor de toe komst van Nederland, zoo het eon toekomst had, gevaarlijk." „Zoo het een toekomst had." Ik geef den hoer Van Karnebeok die woorden ter overweging. De heer Van Karn©beek laat „cl© kwestie der technische uitvoering" van liet denk beeld ecmr zoetjesaan opgebouwde wereld- strijdmacht ter zijde in. zijn artikel. Te recht Doch die kwestie der uitvoerbaar heid is met dat al, de hoofdzaak. Mochten de technische bezwaren van militairen (ma- ritiemen) aard overwegend blijken, ik ben er tot dusver niet bang voor het donk beeld worde onbegraven weggeworx>en. Mocht do juridische leerstelling bewezen of bewaarheid worden, dat het „uiterst tcor(-e) instituut dcc internationale arbitrage geen executie van vonnissen gedoogt, ik ben tot dusver glad ongcloovig het denk beeld stecvo den eerloozen dood van ai wat voorbarig en onbekookt is. Maar elke dood van het denkbeeld is mij liever dan dio door de hand van deze „voorzichtigheid." Onder het hoofd De derde Vredes conferentie zegt de „Nieuwe Rotter dams che Courant": Wij wezen op do wenschelijkheid, dat de Regeering tijdig maatregelen zou nemen om niet onvoorbereid ter derde Vredescon ferentie te verschijnen. Als middel om daar toe te geraken noemden wij het instellen eener Staatscommissie, die vooreerst den nog niet voltooiden conferente-arbeid zou hebben onder de oogen te zien arbitrage, oorlogs- en oDzijdighe'dsreeht en die ver der de Regeering van advies zou hebben te dienen over nieuwe desiderata, na 19-)7 krachtig naar voren gekomen. In verba ad met dit laatste noemden wij- ook het reeds in 1898 door hem geuite en onlangs in zijn bekende ,,Gi d s"-artikel breeder ontwikkel de denkbeeld van prof. Van Vollenlioven, om een begin te maken met het in-het-Ie- ven-roepen van een internationalen sterken arm, samen-te stellen uit reeds bestaande vlootdeelen der mogendheden, aan wel'.ce politiemacht een beperkte en scherp om lijnde taak zou te geven zijn. Wij wezen on de algemeen erkende leemte in het interna tionale, staatsrecht, die zoodoende zou wor den aangevuld; op omstandigheden, do pleiten voor practische doorvoerbaarheid van het denkbeeld, en uitten het vermoe den, dat critiek wel niet zou uitblijven. Nu, aan dit laatste heeft het niet ont.brj- ken in den korten tijd, die na het verschij nen van het ,,G i d s"-artikel lifrtTot zelfs over onze grenzen heeft het denkbeeld vaa 1 den Leidschen hoogleeraar eenigszins de uitwerking gehad, die een roode lap soms heeft. In ,,D e Nieuwe Courant" van 12 dezer heeft de Dusseldorpsche dr. H. Wein berg ons artikel zelfs genoemd ,,een bedrei ging van het vertrouwen, dat men in alle Staten stelt in de beraadslagingen van do dorde Haagsche Vredesconferentie." Wij kunnen de juistheid daarvan niet inzien en de argumentatie van dr. Wrehberg is nieti ge schikt om ons van ons ongelijk te overtui gen. Hij stelt het denkbeeld van prof. Van Vollenhoven ongeveer gelijk met de op richting van eën wereldbondsstaat" en noemt daarbij het boek van Duplessies, ,,L'organisation internationale," waarin kant en klaar een grondwet voor de toe komstige ,,Société des Etats civilisés" ge geven wordt. Hadde dr. Wehberg het Gidsartikel gelezen, toen hij zijn stuk schreef, wat gelijk de redactie der ,,N ieuwe Courant" zegt niet het geval was hij zou stellig opgemerkt heb ben, welk diep verschil er-ligt tusschen het idee van den Fransckrnan en dat van den Nederlander: bij Duplessies een federatie ve drie-macliten-koepel geplaatst boven op de mogendheden dezer tfarde, iets, waai*- toe natuurlijk de muren thans nog niet sterk genoeg zijn; bij prof. Van Vollen hoven geheel in de lijn van het van beneden slechts opbouwende Haagsche codificatie- werk, het versterken-- van één der zwakste plaatsen van den onderbouw, op welken misschien eenmaal de-koepel, ook weel* van beneden naar boven, zal kunnen worden opgetrokken, niet uit den hemel neerge laten wordenDe critiek van dr. Wehberg mee Duplessies treffen, langs Vollenhovsn schiet zij heen. Dat wij warm voor verplichte arbitrage voelen, mag bekend heetcn en gelijk wij ook op 2 November schreven, behoort de arbi trage natuurlijk weer op de derde Vredes conferentie gebracht te worden. Maar ruig die conferentie nu niets nieuws ter hagd ne men tot tijd en wijle Duitschland op het punt der verplichte arbitrage weer in den pas .meeloopt? Dr. Wehberg's eigen stuk is er om te bewijzen dat dit toch niet aan gaat. Trouwens, de tweede Vredesconferen tie heeft ook niet gewacht met het oprich ten van het Prijzenhof, die allermerkwaar digste instelling, wier verwezenlijking d« wetenschap zelfs niet had durven hopen, ge lijk Renault het zoo treffend gezegd heeft, totdat Duitschland zijn houding van 1899 in zake verplichte arbitrage zou hebben veran derd? Het is zeer wel mogelijk, dat de derde con ferentie nog niet gerepd zal zijn om een be gin te maken met hêfcorganiseeren van een internationale politic» hoezeer het gebeurde niet hét miraculeuse Prijz/onhof hier ge schikt is om tot optimisme te stemmen. Maai* de oppositie van- het soort van die van dr. Wehherg is zeker allerminst geëigend ods te bekeeren van den wensob: laat de Regeering zich ook op het punt der inter na tiönalë politie doen voorlichten door een behoorlijke staatscommissie Onder liet hoofd Een tegemoetko ming schrijft „Het Huisgezin": Een coalitie-ministetri© kan uiter aard slechts streven naar verwezenlijking van die wenschen, welke door de verscliillendo groepen der coalitie gedeeld worden. Zoo blijven wenschen, welke alleen dc katholieken koesteren, en zoo blijven ook wenschen, welke alleen hij anti-revolutionnai- ren of christelijk-historischen instemming vinden, onvervuld. Wat voor een rechtscho coalitie geldt, geldt natuurlijk ook voor een linksche. Het is aan liet begrip coalitie inhaerent. Met name van anti-revolutionnair© zijde heeft men sinds lang voor afschaffing der verplichte vaccinatie geij vsrd. Dat ijveren vond in katholiek? kringen geen steun. "Wij wenschen de verplichte inenting tegen de pokziekte niet te laten vallen. Juist omdoet afschaffing der vaccinatie geen coalitie-wensch waa heeft ook het mi- nisterie-Kuyper die zaak niet aan de orde gesteld. En wat minister Kuyper naliet, kan men van minister Heemskerk niet vergen. Terecht laat hij dus de principieel© kwestie rusten. Alleen stelt de Minister een tegemoetko ming voor, welke voor de billijkheid wordt gcëischt. Tijdelijk vrijgesteld zal worden van vac cinatie het kind, dat, blijkens medisch attest, die kunstbewerking niet zonder schade voor zijn gezondheid kan ondergaan. Zoodanig kind heeft dan natuurlijk ook toe gang tot de lagere school. Vermits nu deze afwijking van den regel van de ncodige waarborgen omringd is, is er o.i. niets tegen, ze le bokrachtigen. Verder zouden we op dit gebied in tus schen niet graag zien gaan." Het weekblad „Vox Mod i c o r u m" wijst op de toeneming van de medisch© studenten. Te -Amsterdam kozen van de 225 nieuw ingeschrevenen 116 de genees kunde. Steeds grooter wordt het aantal medici, in verhouding tot dc bevolking Vacante plaatsen zijn moeilijk moer te vinden. Plaat sen aan ziekenfondsen werden aangenomen, slecht betaald cn op vernederende voorwaar den. En dc „Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst" wordt voortgedreven in de richting der vakverenigingen, om te be letten, dat do artsen te vernederende posi ties aannemen, of dat al te willekeurig met hen wórdt omgesprongen zonder dat haar dit nochtans geheel kan gelukken. Wat is dan de oorzaak, dat de toevloed .van medici steeds grooter wordt', waar het langzamerhand zoo moeilijk voor hen wordt een bestaan te vinden als zoodanig? Dat, door dit te veel aan artsen, zij nog machtcloozer staan tegenover dc zie kenfondsen e. d. is begrijpelijk. Het kan niet anders of het gehalte d?r medici moat verminderen op den duur, zoowel maatschap pelijk als wetenschappelijk. En hoe zou de leek, begiftigd met oen onrijpo kennis van eenige medische zaken door veel populaire medische lectuur den goeden doktar van den slechten kun nen onderscheiden Met het zinken van den medischen stand en van de inkomsten der medici zal het aantal te zijner tijd wel weer relatief ver minderen; maar moet in we daarop wach ten Wellicht kunnen nog maatregelen geno men worden, die direct of indirect den aan was matigenmaar welke? En zoo niet, waar gaat het heen? vraagt het blad. Onder het hoofd Eenpleidooi voor Staatspensioen lozen wij in „Hot Volk": In het weekblad ,,P atrimoniu oi" geeft de Amsterdamscke briefschrijver een hoog-emstige beschouwing over het ont beringsleven dor arbei ders. Hij stelt de vraag, of de arbeiderSj „door eenvoudiger te gaan leven nog iets konden uitzuinigen," en hij antwoordt allereerst: „wij kunnen niet eenvoudiger wonen", om dan te vervolgen: „Als ik vraag: Hoe eten wij? mag *k dan niet zeggen, dat wij eten met zorg, vooral nu weer, nu een dure winter voor do deur staat. Alles wordt duurder, hoor ik telkens weer in huis zeggen. Nu is uit opgeslagen, dan weer dat; alleen ons loon slaat niet op. Zeker, ik wou ook Jiefst als de arbeid geda-aiv is, de zorg op de werkplaats laten, als het maar kon. Maar die zorg gaat mee naar huis. Is het onzen mannen, ook onzen vrouwou niet aan te zien, dat er eer te weinig dau te veel gegeten wordt? En -dan: Wat eten wij? Men zegt, dat vleesch en spek en biefstub zulk uitnemend voedsel is. 't Kan heel wel zijn. en ik ontken het niet maar wij krijgen het niet. Misschien 's Zondags een klein stukje en dan natuurlijk van het goedkoopste. Eieren, welk werkmansgezin eet ze? 't Is veel, dat Paschen ons nog eieren op tafel brengt. Ja, dokter, schrijft ze voor als er ziekte in huis i3; maar daarom hebben wij ze nog niet. In melk zit zooveel voedingswaarde. Ze ker, ik geloof het. Maar wij drinken die niet. Wat koffie en thee-melk. Afgeloopei. Suiker is zoo voedzaam. De menschen moe-sten het veel meer gebruiken. Akkoord. Geen werkman zal tegenstemmen, maar wij krijgen het niet. Wat wij .eten Brood. Niet meer het echte eigengebakken brood. Ja, nog op somrirgo plaatsen in Zeeland, in Overijsel, in Gel derland, maar verreweg het meeste brood gebakken van uitlandsch meel. En wie zal zeggen, waarmede het vermengd is? )ch, onderzoek het ook maar niet. En op dat brood, vroeger nog heer lijke boter. Wel dun. Moeder haalde er soms meer af dan ze er op deed. Doch bet was dan toch bol er. Boter was boter. Uit. Maar thans Men spreekt van natuurboter en van mar garine. En heb goedkoopste past oqs "en we eten dus brood' met margarine. En nu kon ik doorgaan. Maar :1c heb daarin geen zin. Werkelijk, wij eten ei* met te vet van. Wij kunnen niet zuiniger. Wij eten niet weelderig. Eer sober dan vet." Wij willen uit deze schrijnende woorden nu geen verder liggende consequenties trek ken. Maar één conclusie ligt toch onmiddel lijk voor de hand: hoe is liet mogelijk, dat lieden, die zoo schrijven, zioh tegen een premie-vrij staatspensioen voor arbeiders verzetten en de verfoeilijke dwangverzeke ring hunner politieke misleiders kunnen aanvaarden? Dit staat toch wel vast: ge zinnen met zooveel ontbering nog met de pensioenpremie te belasten, is misdad'g. W i ulkelsl ai t i ïi In de M. v. A. op het Voorloopig Verslag over de begrooting van L., N. en H., deelt de minister mede, dat hij inzake de even tueel te treffen maatregelen voor winkel- sluiting wacht op een onderzoek van arbeidsinspectie en het rapport van J» staatscommissie voor de middenstands enquête. Het onderzoek inzake do gedwongen win kelnering is zoo góed als afgeloopen. Her ligt in de bedoeling, dat de directeur-gene raal van den arbeid de door zijn dienst ver zamelde gegevens zal publiceeren. worden op het „Leidsch Dagblad" dag-'':"k3 aangenomen tegen vooruitbetaling van 9 Cents per week. Aangezien de loopers Woensdagavond aan. ons Bureel moeten afrekenen, is de uiter lijke termijn van betaling voor de abonné's. Dinsdagavond. ^^^N^>OOCGOOOOOOC<xrv^/N/VN/ Een onhandige dievegge. Mevrouw draaide zich nog eens voor de gerooto spiegelkast heen en weer on glim lachte goedkeurend. Dan stapt? zij naar de deur. Maar daar, de kruk al in d© ha.nd, keerde zij zich om en liep terug naar de kast. Dat zou zjj zoowaar nog vergeten hebbenZij moest toch geld meenemen Zij draaade do groot© spiegel deur open en stale do hand al uit naar de plaats, waar het kistje altijd stond. Maar verschrikt trok zij die plotseling terug m staarde verbaasd naar de ledige plaats. Ho? kon dat nu? Zij had het er toch neergezet; zij zetta het cr altijd neer. En nu stond het er niet meer. Zij keek in de kast rond. Zou zij het dan misschien bij vergissing ©rgms anders in do kast neergezet hebben Zij zocht op de andere planken, duwde het goed wat op zij, trok dan ook de laden open. 't Was niet! Ontsteld keek zij om zich heen in de kamer. Hoe was dat mogelijk, 't Mosst in do kast staan; dat wist zij zeker. Maar meteen liep zij naar de wasolitafel en trok de Alad© open; dan naar e?n kast in den muur, waai- zij zenuwachtig tusschen het goed snuffelde, en zocht zelfs in het laatje van het nachtkastje. Zij werd al zenuwach tiger, haar handen beefden, terwijl zij nog rondkeek door de kamer. Het kistje was nergens. En het was toch geweest. Gis teren nog had zij. het ia haar handsn ge had. Zou Pietje misschien? ^Zij schrikte van de gedachte ten liet zich op een stool zinken. Pietje! Ja, erg veel verti ouwen had zij nu juist niet in die meid. Zij was nu nog geen tw©e maanden bij haar. En al een paar maal had zij gemerkt, dat er van de suiker weg was. En dan dat theelepeltje, dal zoo spoorloos ytrjdwenen was I i_ Maar zij kon het zich] toch] nog niet goed begrijpen, dat Pietje zoo iets zou aan durven. De meid moest toch snappen, dat het dadelijk moest uitkomen. Maar wie zou het anders hebben kunnen doen? overdacht zij dan weer. Er was immers niemand boven geweest, behalve Pietje! Of ja toch! Van morgen de behanger even. Maar dat was immers maar een oogenblikje geweest! En Pietje was daarbij geweest en zijzelf ook even. Pietje moest het dus gedaan hebben. Maar wat moest zij nu doen? 'tBeste was natuurlijk er dadelijk werk van te maken. Want zij wou tcoh ook zekerheid hebben. Als Pietje de schuldige was, ver trouwde zij haar geen uur langer in huis. Maar moest zij het dan gaan aangeven? Zeggen, dat zij Pietje verdacht? En als Pietje het dan eens niet gedaan had? Neen, het beste zon zijn, het precies aan de politie te vertellendat zij haar kistje met geld miste en dat Pietje alleen boven geweest was en de behanger ook even. Moer niet. Dan moest de politie hetzelf maar uit zoeken. Daar was deze toch ook voor. Besloten stapte zij eindelijk do kamer uit. „Ik ga er even uit, Pietje," zei ze aan de keukendeur„maar ik ben dadelijk te rug." Rn móteen keek zij haar doordringend aan. Maar Pietje betnerkte het niet. „Jawel, mevrouw," zei ze eenvoudig. Mevrouw haastte zich nu naar het ge meentehuis. Vlak er voor kwam zij dan veldwachter Bakker tegen, wien zij fluis terend het geval vier telde, Rakker zette een gewichtig gezicht. En u meent dus uw dienstmeisje te moei ten verdenken, mevrouw?" vroeg hij, „Verdenken? Nem," kwam mevrouw, ,ydat weet ik niet." „Niet .vroeg Bakker verbaasd. „Neen," zed mevrouw. „Ik denk allaetn! maar, er is niemand anders boven geweest dan Pietje en de behanger, maar deze was niet alleen." „Nu juist, mevrouw," zed Bakker, „en daarom..B" „Neen, neen, geen verdenkingen. Ik zou willen, dat dc politie het zelf maar uit zocht." Bakker glimlachte. „Dan zullen we maar dadelijk een on derzoek in locorus instellen," b?slist© hij. Movirouw keek hem aan. vEen onderzoek in loecrus? Wat is dat?" „Een onderzoek ter plaatse wil dat zeg gen," legde Bakker uit. „In uw huis dus." Mevrouw knikte. Dat vond zij ook maar liet .best. „U moet er Pietje maar niets van zeg gen, dat u ze verdenkt," waarschuwde Bak ker, toen zij voor mevronws huis stonden. „We zullen oarst het huis eens doorzoe ken." Voorzichtig .opende mevrouw d? deur, liet Bakker dadelijk de voorkamer binnen en liep .zelf even naar de keuken, om te zien, of Pietje ook wat gemerkt had. Maar deze zat nog, mistig als straks, aardappelen te schillen. Bakker was intusschen al begonnen de voorkamer te doorsnuffelen. Dan doorzocht- ten zij samen de kasten ©n d© achtersuite. „Hier zal het wel niet zitten, mevrouw," lachte Bakker. „Wij moesten maar dadelijk naar den zolder gaan." Onderweg bloxf hij op. den overloop staain. „Wilt u mij eerst eaie naar de kamer brengen, waar de kast staat?" vro?g hij. Mevrouw ging hem voor, opende opnieuw de spiegelkast en weee hem, waar bat geld kistje gestaan had. Bakker snuffelde ©Ven in 1de kast, dootr- zocht haastig de kamer en ging dan met mevrouw naar den zolder. „Is dat een kist van de ntód?" vtroag Bakker, op eein grooba, zware kist wijzende, die vooraan dicht bij de trap stond. Mevrouw schudde het hoofd. „Neen", zed. ze, „daar zit van alias in." Bakker opende het deksel, doorzocht dan nauwkeurig de kist te zamen met mevrouw. „Ook niks," zei hij, het deksel latend# neayallepu - -- Dan liep hij naar Pietjes kamertje. Daar keken zij alles nauwkeurig nahaar bed, de kast waarin haar kleerren hingen, de la van haar kastje, welke openstond, ©n oen ouden handkoffer. Bakker probeerde nog haar kastje open te krijgen, maar dit zat tc stevig op slot. „Niets te vinden," besliste Baklc-cr, toen zij alles afgezocht hadden. „En u gelooft toch Mevrouw knikte. „Ik zou niet weten, wie het anders ge daan moest hebben," meende zij. „Kan niemand anders U verteld© van den behanger „Ja, maar die is maar even boven ge weest en daar zijn Pietje ©n ik bij geweest." „Ja, hij behoefde maar ©ven alleen ge weest te zijn," meende Bakker. Maar mevrouw schudde hot hoofd. „Ik geloof het niet," zei ze. „Nu, weet u wat," kwam Bakker. „Wij zullen eens pcobe?ren of zij er in loopt." Toen zij beneden waaien, bleef hij aan de trap staan. „Laat u mij maar eens begaan, me vrouw," zei hij. Dan stapte hij naar de keuken. Mevrouw kwam aarzelend achter hem aan. Langzaam opende hij d© keuken deur. „Pietje," begon hij, binnentredend. „O," kwam Pietje verschrikt. D? aard appelen rolden van haar schoot. „Wat is er?" vroeg Bakker lakontek. „O, niks, nik»," hakkelde Pietje nog gtei- heel ontdaan en bl»k. „Maar is ra© dat schrikken l" „Zoo," zei Bakker bedaard, haar door dringend aankijkend. „Kijk eens, 'ar wordt een kistje met geld vermist." „Een kistje met geld?" stottarde Pietje. Af aar daar kan ik „Wat kan jijvroeg Bakker. „Niks, niks," kwam Pietje. De agent keek haar aan. „Ik verdenk jou ar van hot gestolen te hebben," aai hij. „Mij vroeg Pietje. /£ïj beefde aan al] kaar leden. „Ja, jou. En daarom verzoek ik je meti mij mee te gaan." „Mee te gaan?" kwam Pietje angstig „Maar het kan toch ergens f „We hebben al óveral gezocht," zei Bak^ ker bedaard. „Maar laat mij dan nog eens zoeken."3 Bakker glimlachte en keek om naar me vrouw. „Als mevrouw er niets op tegen heeft,'' zei hij. Maar Pietje was al langs Bakker en vrouw heen de keuken uitgeloopcn en stapte regelrecht d© trap op. Bakker en mevro :wi volgden haar. Boven aarzelde Pietje ©van; dan klom zij naar den zolder. Bakker had mevrouw, die volgen wild©, teruggehouden. Nu sloop hij zelf voorzichtig de zoldertrap op, loerde dan over den ro^d van de trap den zolder over. Daar zag hij lraar naar haar kamertje loopen en een, later terugkomen tot hij de groote kist. „Hier is het al, mevrouwriep ze. Er meteen legde zij het geld op do kist neer.' Bakker stapte nu den zolder op. „Zoo, is liet daar?" zei hij, naar do kisij kijkend. „Ik had het direct," kwam Pietje. Bakker lachte even en knipoogde togea$ mevrouw, die juist boven kwam. „Dat geloof ik wel," zei hij. „Maar heft kistje 'r. „Het kistje?" vroeg Pietje. „Ja, het kistje moet ook voor den dagj komen," zei Bakker. Pietje ke?k ©ven om zich hem, liep danj regelrecht naar '3en hoek van den zolder, waar zij van onder dekens het kistj© VfSL' daan haalde. „Ziezoo," zei Bakker, toen hij w©er be. neden bij mevrouw in de voorkamer stond^ „nu weten we genoeg." Een paar maanden later stond Pietje huü' lend, yocr de rechtbank.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5