Ko. 15561. LEIB8CHDAGBLAD,Saterdag- 12 November. Esrste Blad. Anno 1910. PERSOVERZICHT. feuilleton. Bun roeping getrouw. In ons vorig Overzicht hebben wij ver meld wat „De Standaard" schreef ten opzidhte van een opmerking van „Het Centrum", rakende de kustverde diging en de kabinetskwestie. Daarop antwoordt „H et Centrum": Wij weten niet, of „D e Standaard" -aan haar lezers heeft medegedeeld, wat wij ter motiveering onzer opinie hebben ge schreven. Mocht dit niet het geval zijn, dan gouden wij het wel op prijs stellen, dat zulks alsnog geschiedde, omdat de zaak dan ook van een andere zijde door de lezers van het antl-revolutionnaire hoofdorgaan kan worden bekeken. Mocht „De Stand aard" er de voorkeur aan geven, het on derstaande geheel of ten deele in haar ko lommen te relateeren, dan zou ook dat ons niet anders dan aangenaam kunnen zijn. Wat nu het punt in kwestie zelve betreft, wij zouden bet vermoedelijk onaangeroerd hebben gelaten, wanneer het niet reeds in debat was gebracht. Het is in het algemeen minder gewenschfc, in de politiek op de ge beurtenissen vooruit te loop en. En wanneer het ministerie meent dat het over de een of andere zaak de Kabinets-kwestie stellen moet, dan zal het dit zeker doen te z ij n e r tijd. Maar nu werd de Kabinets-kwestie ge steld... in „De Standaard", en zoo kwam de zaak aan de orde en werd daar- meo in andere organen reeds de verhouding van de coalitie tot 't Kabinet in verband ge- braert. Het geheel maakt nu een onderwerp van bespreking uit. En waar in een bepaal den zin van advies gediend, ja, meer dan dat; een besliste uitspraak gegeven werd, lijkt het geoorloofd en gewenscht een ande re uieening daartegenover t© stellen. De vraag, waarop het aankomt, is ten slotte deze: of het militaire vraagstuk alle andere mag overheerschen en of het tegen woordige Kabinet, in de eerste plaats op getreden ter verwezenlijking van een pro gram, waarbij de sociale wetgeving voorop 6tond, principieel zou worden getrof fen, wanneer het met de Kamer niet tot overeenstemming kon geraken over do V oorgestelde wijze, om 'b lands de fensie te verzekeren. Dat wij de beteekenis van het vraagstuk der kustverdediging allerminst wensohen te onderschatten, is bekend. En evenzoo, dat, naar ons oordeel, het land voor zijn defen sie zware offers moet over hebben, en de manier, waarop het millioenen-voorstel wordt bestookt, ons in menig opzicht tegen staat. Maar een gewichtig woord spreken in deze materie toch mee de deskundi gen, en nu is de regeling en afdoening de zer zaak groo tend eels een zaak van meer of minder, van het e e n of het a n dl e r geworden. "Want het geldt hier niet de vraag, of men al dan niet landsverde diging wiL Die wil i e d e r e e n, die wil zeker ook de Kamer, een paar socialisten misschien uitgezonderd. De meeningen loo- pen uiteen over debestewijzo van ver dediging, zonder dat daarbij de krachten der Natie worden te boven gegaan. En nu staan de Ministers van Oorlog en Marine natuurlijk op hun deskundig stand punt, zijn z ij de mannen, die bet voorge stelde, van dat standpunt uit, in de Kamer Jüiébben te verdedigen, drukt op hen in de eerste en voornaamste plaats de verant woordelijkheid en zouden zij door een even tueel© verwerping of ingrijpende wijziging der voordracht, welke tegen hun ztn plaats had, worden getroffen. Maar dat dan het geheele Kabinet de drie minis ters, die het ontwerp niet teekenden, in cluis gelijkelijk tot heengaan zouden wor den genoopt, vermogen wij vooralsnog niet in te zien. Reconstructie van het Kabinet, het ware alleszins begrijpelijk. Een radicale vervanging zou ons niet rationeel lijken Men denke daarbij ook aan den indruk in het land. Men weet, waarvoor de kie zers aan de stembus streden. Kwam nu daarvan weinig of niets terecht, ondanks de groote meerderheid, welke aan het Rccht- sche Kabinet, zijn beginselen en zijn pro gram verzekerd werd, dn.n zou vree zen wij menigeen het spoor bijster worden. Er m o e t e n nu eer. paar goede sociale en andere wetten tot stand komen; en het is wensohelijk, dat zulks gesohiedt door het tegenwoordige Kabinet, dat daar voor in de eerste plaats ia opgetreden. Te leurstelling zou in dit geval van onbereken bare gevolgen kunnen zijn. Ten slotte stelle men zich nog deze vraag: Wat er zou behooren te geschieden, wan neer het Kabinet-Heemskerk, ter wille der militaire voorstellen, het bijltje er bij neer legde? Zou dan een ministerie moeten op treden met de afwerking der kustverdedi ging als eersto programpunt? Zou het eoii Rechtsöh ministerie moeten zijn, of eed gemengd, een Zaken-kabinet? Zoa de Rechtsche meerderheid haar beteekenis niet verliezen Daar rijzen nog meer vragen, maar wij meenen hiermeo te kunnen volstaan. Dit geheele debat zal trouwens, naar wij hopen, voorbarig en overbodig blijken te zijn. Wij blijven nog altijd verwachten, dat de politiek in enge-ren zin buiten de behan deling van het ontwerp zal gehouden wor den en dat het tusschen Regeering en Ka mer tot een voor bet land heilzaam acooord zal komen. Het Kamerlid dr. Nolens ge waagt in zijn jongste oouranbartikel van de mogelijkheid, dat de voorstellen „kunnen gewijzigd worden." Wat het Kabinet doen zal, is ten slotte af te wachten. De inhoud der geheime stukken zal missohien van invloed wezen op zijn aan te nemen houding. Maar wat ons ongewensoht voorkomt, en weinig rationeel, is reeds nu te dreigen met een volledige mi ni sterieele crisis, wanneer de millioenen- aanvraag in haar tegenwoordig e n vorm geen meerderheid vinden mocht. Onder vermelding van dit antwoord zegt ,,H et Yolk": Men 6cfnijnt zich daar in dien hoek toch niet al te frisch te gevoelen. Onder de besohouwing van „D e Standaard" had „H et Volk'» ge schreven: Zoo tracht dr. Kuyper het ge hate ministerie-Heemskerk in de val te drij ven door het leven van dit kabinet aan het zeer bedreigde wetsontwerp vast te kop pelen. lm een driestar Vrije dagen lezen wij in „De Standaard": Hand over hand neemt het aantal 'oe van Vereenigingen, die in dien zin ceü n »v- t i o n a a 1 karakter dragen, dat haar leden over heel het land verspreid wonen Men noemt die Vereenigingen ook wel; Lan delijke Vereenigingen, om uit te 'ruk ken, dat zo niet locaal, noch provinciaal, maar heel 't land omvattend van aard zijn Een uitdrukking, die ons alleen daarom niet todaoht, omdat landelijkin onze taal nu eenmaal in tegenstelling met stedelijk is geijkt. Vereenigingen nu hebben behoefte aan het houden van ten minste één algemeens vergadering elk jaar, en voor het houden van die V©reenïgingsvergaderingen, is een dag noodig, waarop uit alle oorden van het land de leden zich naar een aangewezen stad of dorp kunnen begeven, om elkander te ontmoeten en saam te beraadslagen en te besluiten. Voor leden zonder vast beroep levert dit nu geen bezwaren op. Zoodanige leden toch kunnen desrerkiezend eiken dag vrijmaken. Doch die mogelijkheid bestaat niet, zoodra er onder de leden vele zijn, die vanwege hun beroep of bedrijf of arbeid niet van huis kunnen, als ze willen. Bij Vereenigingen, grootendeels saamgesteld uit gegoeden, hin dert dit nu minder, maar Vereenigingen van onderwijzers, beambten en arbeiders geraken hierdoor in geen geringe moeite. Dezen toob komen voor het dilemma te staan om óf 's Zondags te vergaderen óf wel vergaderingen te moeten houden, waar in slechts een zeer klein deel der leden op komt. En dit vergaderen op Zondag brengt dan wederom het bezwaar mede, dat er de Zondagsrust door verstoord wordt; dat men op Zondag reizen moeten ook, dat wie op eerbiediging van de Zondagsrust prijs stelt op zulk© vergaderingen niet kan opkomen, en alzoo feitelijk van het lidmaatschap van zulke Vereenigingen is uitgesloten. Men kan dit dan wel ondervangen door de Ver- eeniging in vele locale Comité's te splitsen, en door elk looaal Comité slechts één lid te laten afvaardigen, waardoor het moge lijk wordt een jaarvergadering ook op een weekdag te houden; maar het is tooh on natuurlijk, dat de leden van een Vereeni- ging, die over heel het land is verspreid, feitelijk buiten de mogelijkheid verkeeren, om, zoodra men aan Zondagsheiliging hecht, de vergadering van hun Vereeniging bij te wonen. Een uitweg heeft men hierbij gevonden in bet vergaderen op een der beide kerke lijke feestdagen, waarvoor met name het Pinksterfeest het meest in den smaak viel, omdat het meer dan Kerstfeest of Paasoh- feest in een seizoen valt, dat door beter weer het reizen vergemakkelijkt. Meer dan een uitweg is dit intusschen niet, want de Christelijke feestdagen heb ben een hooger doeL Het zijn geen burger lijke feesten; maar feesten van, heilig ka rakter. Herhaaldelijk is daarom reeds aangedron gen op het vrijgeven van den Za ter dig mid dag, gelijk dit in Engeland plaats grijpt Doch ook dit kaai niet bevredigen, overmits iemand, die dies Zaterdags tot 12 uur in zijn werk blijft, den tijd mist, om uit zijn woonplaats naar de plaats der Jaarverga- dering te reizen, en daar op tijd aan te komen*. Het eemge middel om in dezen mis stand te voorzien, blijft dan ook, dat van Regeeringswege een klein aantal v r ij e dagen worden ingevoerd, gelijk men in Engeland do B a n k-h o 1 i d a y heeft, d i. een dag, waarop alle zaken stilstaan en alle arbeid wordt neder gelegd. Met twee zulke vrije dagen in het jaar zou men voorshands geholpen, zijn; een bij het einde van het voorjaar en een bij den aanvang van het najaar. Teder, in wat be roep, ambt, bedrijf, of bij wat arbeid ook geplaatst, zou dan, vrijaf hebben, en alle jaarvergaderingen konden op di© twee da gen geconcentreerd worden. Zulk een instelling zou natuurlijk offers kosten. Elke fabriek, elke winkel zou twee dagen op het jaar voor productie en ver koop verliezen. Maar Engeland toont dat dit kan, en dat al spoedig het verlies niet meer gevoeld wordt. Het zou metterdaad een verbetering zijn, indien we ook in ons land tot zidk een instelling konden geraken. Sedert de Roemeensche minister presi dent Sturdza aan den voorzitter der twee de Vredesconferentie oen uitgewerkt plan eener in D e n H a a g op te richten Aca demie voor Volkenrecht heeft doen toekomen, trekt, zegt de „Nieuwe R o 11 e r d a ms o h e Courant", de gedachte aan de instelling eener zoodanige school hoe langer hoe meer de algemeene aandacht. Vooral is dit ook te danken aau de ijverige bemoeiingen van den Bernsohen hoogleeraar Nippold; bemoeiingen, die trouwens ook de onmiddellijke aanleiding tot het voorstel van den Roemeenschen staatsman waren. In ons land kunnen die plannen natuur lijk slechts met sympathie begroet wwrd:u; het kan toch Nederland alleen ten gosda komen, zoo Den Haag, de stad der codifi catie van het internationaal privaatrecht en der Vredesconferentiën, de zetel van het -Arbitrage- en het Prijzenhof, ook ?al worden een middelpunt der wetenschap van het internationale recht. Ongetwijfeld zal het in praktijk omzetten der plannen op zwarigheden stuiten, bijv. de geldkwestie, en de vraag, hoe do school zal moeten worden bestuurd. De eerste moeilijkheid zal wellicht wegsmelten, zoo do hoop van den voorzitter der tweede Vredesconferentie verwezenlijkt wordt, dat ook voor dit sehoone doel een Carnegie rich zal wiljen interesseeren; de oplossing der andere moeilijkheid kan gerust aan de toekomst worden overgelaten en er zal slechts behooren te worden gezorgd, dat het bestuur niet kome in handen der in Den Haag vertegenwoordigde regeeringen, waardoor 'fc gevaar groot zou worden, dat bdj de aanwijzing d ergonen, die zich in Den Haag zullen doen liooren, moer op do nationaliteit dan op de deugdelijkheid zal worden gelet, iets, wat vóór alles dient ver meden bij een zuiver wetenschappelijke in stelling, zegt de Nieuwe Rotter- damsche Courant." Een beslissende vraag, waaromtrent men wel goed doet zich thans reeds rekenschap te geven, is deze: Wat behoort de taak der Volkenrechtssohool te zijn; wat is de behoef te, waarin zij zal moeten voorzien? Men kan zich de nieuwe inrichting zóó denken, dat wie ter wereld zich voortaan als behoorlijk internationaal jurist wenscht te leg:timeeren, op een doktersbul zal moe ten kunnen wijzen, verkregen aan de Haag- sche Hoogeschool, waar men dan voor elk denkbaar onderdeel van het internationale recht een professor moet kunnen hooren college geven. Zoodoende zou op den duur verkregen worden een centrale universiteit voor volkenrecht ten dienste van de ge heele aarde. Het komt ons nu voor, dat alles, wat op zoodanige centralisatie der volkenrechts we tenschap aanstuurt, verwerpelijk is. Die wetenschap toch is even universeel als wel ke andere ook en zoo min men pogingen be hoort aan te wenden om ergens een opper ste hoogeschool voor de chirurgie bijv. in het leven te roepen, is zoodanige samen trekking in een opperste werkplaats voor het internationale recht noodig of ook maar gewenscht. Het blad stelt zich zelfs voor, dat van een Haagsohe faculteit minder wetenschappelijke kracht zal uitgaan dan zoo elk barer leden rustig in eigen land bleef werken. Ook voor hen, die zich in het interna tionaal rectit wensohen te bekwamen, acht het blad een poging om het onderwijs daar van te centraliseeren niet voordeelaanoren- gend. Een zoodanige centralisatie moet toch noodwendig leiden tot vaneenscheuring van het onderwijs in het nationale recht, dat zal blijven aan de universiteiten der on derscheidene landen en het on derricht in het internationale recht. Nu be hoeft men er slechts aan te herinneren, hoe het geheele internationale recht uit het national© is opgegroeid en nog dagelijks opgroeit, om duidelijk te doen zijn, dat kennis van nationaal recht eerste voor waard© is om in het internationale iets t© kunnen praesteeren. Een universiteit in Den Haag, waarin men slechts internatio naal recht zou doceeren, zou echter, meent 't blad, in plaats van beter onderlegden dan de gewone universiteiten, topzware inter nationale juristjes zonder houvast in de beenen afleveren. In twee artikelen heeft „De Beuke laar" zijn bezwaren tegen het huis manskiesrecht als zoogonaamd orga nisch kiesrecht uiteengézet. Het blad merk te daarbij op: Theoretisch' kan dit alles zeer wel aldus uitgestippeld. Maar practisch liep men zoo bij zijn stelsel, bij zijn eersten stap in organische richting, hopeloos vast. In tweeërlei opzicht. In de werkelijke levéns- praktijk, bij de feitelijke maatschappelijke toestanden, zou een dergelijk kiesrecht, bij uitsluiting aan gezinshoofden toegekend, de dwaasheid ten top worden. Aan een man van beteekenis, van groo- ten geestelijken invloed, aan een geleerde, ©en politicus, desnoods een Kamerlid, wordt- het kiesrecht ontzegd; hij is immers voor het geestelijk leven „een doodloopend slop", zooals dan ook Paulus een doodloo pend slop was, maar de een of andere slampamper, dde op zijn twintigste jaar in volkomen zorgloosheid er maar op los trouwt, ontvangt aanstonds het kiesrecht, hij is immers „de door God aangewezen vertegenwoordiger" van zijn kring. Daar dit „al te ver" ging, nam het ge knutsel en geschipper een aanvang. Men gaf ter aanvulling het capaciteiten-kies recht. Aanvaardt men du echter een dergelijke aanvulling van het gezindshoofdenkiesrecht dan is men daarmede niet alleen tot het bestreden inidvidueele kiesrecht terugge keerd, maar eveneens tot de oude indee ling naar kenteekenen. Het wordt dan weer de vraag of iemand wegens bepaalde kenteekenen geschikt moet geoordeeld om kiezer te zijn. En het blad ooncludeerfc dan ook: Wil men gezinshoofdenkiesrecht zonder ecnige aanvulling, dan wordt het in de praktijd de dwaasheid ten top. Zoo moest dit wel opgegeven. Komt men met eenigo aanvulling aandragen, dan ontkomt men nimmer aan indeeling naar kenteekenen, En dit wil men niet, en zeer terecht; een dergelijke onderscheiding heeft geen reden van bestaan bij de huidige volksontwikke* ling. Zoo zou men feitelijk komen tot oen ge zinshoofdenkiesrecht, dus kiesrecht aan ge zinshoofden, met aanvulling van een kies recht van alle mannelijke niet-gezinshoof- den boven zekeren leeftijd. Maar wat- ia dit anders dan een volledig algemeen stem recht yan mannen. Het gezinsleven kan niet hoog genoeg ge schat wordende geestelijke invloed dei huisvaders is van de allergrootste beteeke nis voor het komeöd geslacht, voor heel het nationale leven. Maar dit alles heoft met een gezinshoofdenkiesrecht schier niets uit te staan. Slechts in schijn organisch, is dit gezinshoofdenkiesrecht in de praktijk nimmer door te voeren dan met aanvullin gen, die o D9 weer terugbrengen tot het geknutsel der huidige kieswet. „De Beukelaar" ziet „alleen in al gemeen kiesrecht de minst slechte oplos-- sing. Voor kiesrecht is slechts noodig 'n besef der levensbeginselen ook in verband met dv staatkunde. Hiervoor bezit ons volk in het algemeen do noodigo ontwikkeling. En wil men in dezen van meerdere of mindere bevoegdheid spreken, dan blijven er bij een indeeling naar kenteekenen, zooals thans, van het kiesrecht verstoken, die dit gaarne zouden bezitten en in ieder geval even bevoegd zijn als duizenden, die dit recht wel bezitten. Naar aanleiding van de ontslagaan vrage van den m a r i n e-c o m m a n- d a n t te D e n He 1 d e r en het geschrijf daarover in de iFers zegt „De Rotter dammer": Hoe het met deze zaak precies gelegen is, zal te zijner tijd wel in de Staten-Generaai blijken. Nu reeds echter ia teekenend cée houding, die d© linksohe pers aanneemt. Men zou verwachten twee dingen. Vooreerst waardeering van het feit, dat voor de geestelijke belangen van het militai re personeel door den kring uit de officie ren zelf met evenveel kracht wordt gezorgd als voor de materieel© belangen Herhaal delijk toch is ook van moderne zijde er op gewezen, hoe noodlottig de achteruitgang van den godsdienstzin voor on© volk is te achten Men kan zelfs eprekon van een herleving van dit bewustzijn in moderne kringen. En dan pas in de tweede plaats zou er de aandacht op kunnen .gevestigd zijn, dat de wijze, waarop de bevordering dezer gods dienstige bclangeD gesohiedt, een zoodanigo heeft te zijn als de aard van den militai ren dienst meebrengt. Maar in plaats van dit schiet heel de libe rale pers uit de slof, om den „marine-domi nee" te treffen, voor te stellen als een ele ment, dat aan den dienst eigenlijk vreemd is en als een staaltje van het gevaar, door de „clerical©" Regeering opgeleverd. Van al do waardeering van den godsdienst, waar van men anders den mond vol heeft, thans geen woord. Hatelijkheid spreekt uit iederen regel, dié wordt geschreven, meer of minder geformu leerd, al naarmate de deftigheid van het orgaan, dat spreekt. Als bekron:ng natuur lijk een reeks spotplaten in het Zondags blad van „Het Volk", het orgaan der S.-D. A.-P., waartoe, wil men dit orgaan gelooven, ook alle christelijko arbeiders eigenlijk moesten behooren. De leer is, dat men o zoo veel voor do bevordering der godsdienstige belangen voelt. Wat kan bijvoorbeeld het „Han delsblad" niet roerend vroom rijn. Maar de natuur wordt telkens te sterk cn i) i. Er heerschte de laatste paar uren veel drukte in de groote vestibule en op het portaal van de eerste verdieping van het ho tel „Beau Rivage" te Baveno. De deuren van de eerste kamer3 van 't hotel, die aan de zijde van den tuin en het Lago Maggiore la gen, waren geopend. Het geheele personeel was druk in de weer dien vertrekken door een massa bloemen, kleurige kleeden, lampen en honderd andere kleinighe den een. feestelijk aanzien te geven. Op de trappen werden fraaie, donkerrood© loo- p©rs gelegd in plaats van de gewone; de hoeken in de vestibule en op het portaal werden ingenomen door groote planten. Het bericht, dat de hertog van Forstenburg bin nen een paar uur zou aankomen en gedu rende een paar weken in het hotel zou ver- blij ven, had bijna alle logés van de terrassen naar binnen gelokt, waar zij nu in kleine groepjes stonden te praten te midden van de druk bezig zijnde bedienden. Zooals ge woonlijk in dergelijke gevallen hielden zij het personeel op door allerlei onnoodige vragen. De eigenaar van het hotel, signor Luigi, had zooeven een troepje logés weg moeten zenden; gasten, die hem in andere om- fltendigheden zeer welkom geweest zouden «jjn, maar voor wie hij nu geen plaats had. Te midden van al deze beredderingen en drukte scheen alleen cie koerier, die voor den hertog en zijn klein gevolg kamers be steld had, zijn kalmte te bewaren. Bedaard leunde hij tegen een pilaar, rookte de duro sigaren, die signor Luigi hem gepresenteerd had, en verwaardigde zich van tijd tot lijd een wenk of raad te geven, die door den eigenaar en zijn personeel als bevelen wer den opgevolgd. Juist was met veel moeite oen groote Erard-vleugel die anders bene den in het salon stond, naar boven gesleept en voor een kamer neergezet. Een paar En- gelsche dames, die het kostbare instrument .vlijtig mishandeld hadden, zagen met leede oogen het transport aan; mijnheer Wild, de koerier, wierp een critischen blik op het instrument wenkte den eigenaar en zeide in slecht Fr&nsoh: „Laat men het instrument in het midden van het klein© salon plaatsen. Prinses Sté- phanie is het zoo gewend. En zorg u er voor, dat het instrument goed gestemd wordt; Hare Hoogheid zou zeer ontevreden zijn, wanneer dat niet het geval was." „De stemmer woont to Milaan; hij komt hier tweemaal per seizoen en al telegra feerde ik hem, zou hij nog te laat hier zijn. Misschien kan de organist van Ancona nog hier wezen met de eerste boot; ik zal hem dadelijk telegrafisch ontbieden." „Men moet alles doen om het den Hertog naar den zin te maken", zeide de heer Wild tegen den eigenaar, die al op weg was naar zijn bureau om een telegram te schrij ven. Toen ging hij weer orders geven aan de bedienden. Hij was daar zoo druk mee in de weor, dat hij een paar gasten, die nieuwsgierig naderbij kwamen, niet bemerk, te, en heel verbaasd keek hij op, toen hij plotseling vlak naast zich de vraag hoorde: „U zult me zeer verplichten met mijn vraag te beantwoorden." Toen de heer Wild zich half boos omdraaide, stond hij tegen over iemand, wiens verschijning hem res pect inboezemde, zoodat hij even een lichte buiging maakte. Degene, die hem Kad aan gesproken, was iemand van een lange, ma ger© gestalte, een kaarsrechte houding, een fijn besneden gezicht en een paar oogen, die doordringend den koerier aankeken. Haar en baard waren zeer goed verzorgd, maar reeds eenigszins grijsoverigens was er in de houding en hot voorkomen iets, wat niet zou doen denken aan een zestig jarige. Hij lachte even, toen hij bemerkte, dat de koerier rijn vraag niet gehoord had, en herhaalde deze op denzelfden welw ill en den toon. „Ik zou gaarne weten of het werkelijk de hertog van Forstenburg is, voor wien u kamers besteld hebt. De Hertog is mijn landsheer; ik bon von Herther, president van de rechtbank van koophandel. En komt Zijn Hoogheid alleen of is prinses Stépha- nie bij hem?" „De Hertog cn de Prinses hebben in Sim- plonkopzig overnacht en zullen vanavond hier komen mijnheer de president. De Her tog en zijn gevolg zullen hier twee of drie weken blijven en van hier uit een uitstapje naar Milaan en Novara ondernemen. U weet, dat de Hertog daar in garnizoen is geweest en aan den slag van Novara heeft deelgenomen?" „Ik dank u voor de inlichtingen", zeide von Herther zonder verder op de hem ge dane vraag acht te slaan. Hij groette en ging de trap af. Zijn gelaat had ©en ont stemde uitdrukking, zoodat het liem moei lijk viel de nieuwsgierigheid van eenige hee- ren in de vestibule te bevredigen. De be leefde toon, waarop hij verschillende vra gen beantwoordde, het lachje, dat om zijn lippen speeldo, en zelfs de klank van zijn stem waren in tegenspraak met de ontstem de uitdrukking in zijn oogen en do plooi in zijn voorhoofd. En nauwelijks had hij met een beleefde buiging van het gezelschap af scheid genomen, en den weg naar de lees- zaal ingeslagen of zijn gelaat was somber. Als in gedachten zeide hij „Zou het toeval zijn, dat hem hierheen voert? 't Kan de wensch der Prinses ge weest zijn de meren te bezoeken; maar over haar wensohen bekommert hij zich andors niet veel. Dat hij mij hier ontmoet, kan hij niet weten. Ik zou vertrokken kunnen zijn, zelfs nu nog kunnen, vertrekken, maar het zou hem treffen, wanneer ik dat dadelijk na de ontmoeting deed. En niets zou mijn plannen juist meer in de war kunnen sturen dan dit toeval, wanneer het althans een toe val is." Een paar schreden voor een deur bleef hij stilstaan en hij deed moeite om de ge wone vriendelijke uitdrukking op zijn ge laat terug te krijgen. Toen hij voelde, dat hem dit gelukt was, opende hij de deur en trad het vertrek binnen, waarin tusschen de met couranten en tijdschriften overdekte tafels een jong meisje zat, in wie op het eerste gezicht zijn dochter te herkennen was. Toen haar vader binnentrad, stond zij op. Zij kon niet ouder dan achttien jaar zijn, zij bewoog rich elegant ©n gemakkelijk, in haar houding was iets waardigs, dat ook haar vader had; maar haar gelaat had op het oogenblik, waarop rij haar vader be groette, een lieve, gelukkige uitdrukking, die men bij hem tevergeefs zocht. Haar trekken waren regelmatig zonder juist mooi te zijn, de mond was mooi gevormd, cn baar oogen, die geen- bepaalde kleur hadden, werden overschaduwd door mooie, donkere wimpers. Zij had dadelijk gezien, dat haar vader geen aangename tijding bracht, ma«r vergenoegde zich hom vragend aan tc kij ken. Haar vader zei „Het is, helaas, geen nraatje, Fciicitas» De Hertog komt met prinses Stephanie eu heeft voor een maand de eerste etage dron huren. Het besluit, hier zoo lang te blijven, schijnt op het laatste oogenblik genomm to zijn; althans ik vind het vreemd, Bat d© oocasional-hofmaarsohalk, de koerier Wild, een dergelijke volmacht heeft. Wij moeien óf direct naar Genua vertrekken öMe aan komst van den landheer afwachten. Chis weggaan vlak voordat de Hertog komt-, kan verkeerd uitgelegd worden; maar hier blij ven, met alle gevolgen, daaraan verbonden, is mij onaangenaam. „Die geheele reis naar Zwitserland en Italië moet wel plotseling zijn opgekomen. Toen wij Forstenburg verlieten, heette het alleen, dat de Prinses een badkuur in Vex zou doen. Voor zoover ik weet is dit de eerste maal, dat de Hertog met zijn dochter reist; daarover zal men thuis ook niet wei-< nig verbaasd zijn." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5