Ko. 15561.
LEIB8CHDAGBLAD,Saterdag- 12 November. Esrste Blad.
Anno 1910.
PERSOVERZICHT.
feuilleton.
Bun roeping getrouw.
In ons vorig Overzicht hebben wij ver
meld wat „De Standaard" schreef
ten opzidhte van een opmerking van „Het
Centrum", rakende de kustverde
diging en de kabinetskwestie.
Daarop antwoordt „H et Centrum":
Wij weten niet, of „D e Standaard"
-aan haar lezers heeft medegedeeld, wat wij
ter motiveering onzer opinie hebben ge
schreven. Mocht dit niet het geval zijn, dan
gouden wij het wel op prijs stellen, dat zulks
alsnog geschiedde, omdat de zaak dan ook
van een andere zijde door de lezers van
het antl-revolutionnaire hoofdorgaan kan
worden bekeken. Mocht „De Stand
aard" er de voorkeur aan geven, het on
derstaande geheel of ten deele in haar ko
lommen te relateeren, dan zou ook dat ons
niet anders dan aangenaam kunnen zijn.
Wat nu het punt in kwestie zelve betreft,
wij zouden bet vermoedelijk onaangeroerd
hebben gelaten, wanneer het niet reeds in
debat was gebracht. Het is in het algemeen
minder gewenschfc, in de politiek op de ge
beurtenissen vooruit te loop en. En wanneer
het ministerie meent dat het over de een of
andere zaak de Kabinets-kwestie stellen
moet, dan zal het dit zeker doen te z ij n e r
tijd. Maar nu werd de Kabinets-kwestie ge
steld... in „De Standaard", en zoo
kwam de zaak aan de orde en werd daar-
meo in andere organen reeds de verhouding
van de coalitie tot 't Kabinet in verband ge-
braert. Het geheel maakt nu een onderwerp
van bespreking uit. En waar in een bepaal
den zin van advies gediend, ja, meer dan
dat; een besliste uitspraak gegeven werd,
lijkt het geoorloofd en gewenscht een ande
re uieening daartegenover t© stellen.
De vraag, waarop het aankomt, is ten
slotte deze: of het militaire vraagstuk alle
andere mag overheerschen en of het tegen
woordige Kabinet, in de eerste plaats op
getreden ter verwezenlijking van een pro
gram, waarbij de sociale wetgeving voorop
6tond, principieel zou worden getrof
fen, wanneer het met de Kamer niet tot
overeenstemming kon geraken over do
V oorgestelde wijze, om 'b lands de
fensie te verzekeren.
Dat wij de beteekenis van het vraagstuk
der kustverdediging allerminst wensohen te
onderschatten, is bekend. En evenzoo, dat,
naar ons oordeel, het land voor zijn defen
sie zware offers moet over hebben, en de
manier, waarop het millioenen-voorstel
wordt bestookt, ons in menig opzicht tegen
staat. Maar een gewichtig woord spreken
in deze materie toch mee de deskundi
gen, en nu is de regeling en afdoening de
zer zaak groo tend eels een zaak van meer
of minder, van het e e n of het a n dl e r
geworden. "Want het geldt hier niet de
vraag, of men al dan niet landsverde
diging wiL Die wil i e d e r e e n, die wil
zeker ook de Kamer, een paar socialisten
misschien uitgezonderd. De meeningen loo-
pen uiteen over debestewijzo van ver
dediging, zonder dat daarbij de krachten
der Natie worden te boven gegaan. En nu
staan de Ministers van Oorlog en Marine
natuurlijk op hun deskundig stand
punt, zijn z ij de mannen, die bet voorge
stelde, van dat standpunt uit, in de Kamer
Jüiébben te verdedigen, drukt op hen in de
eerste en voornaamste plaats de verant
woordelijkheid en zouden zij door een even
tueel© verwerping of ingrijpende wijziging
der voordracht, welke tegen hun ztn
plaats had, worden getroffen. Maar dat
dan het geheele Kabinet de drie minis
ters, die het ontwerp niet teekenden, in
cluis gelijkelijk tot heengaan zouden wor
den genoopt, vermogen wij vooralsnog niet
in te zien. Reconstructie van het
Kabinet, het ware alleszins begrijpelijk.
Een radicale vervanging zou ons
niet rationeel lijken
Men denke daarbij ook aan den indruk
in het land. Men weet, waarvoor de kie
zers aan de stembus streden. Kwam nu
daarvan weinig of niets terecht, ondanks de
groote meerderheid, welke aan het Rccht-
sche Kabinet, zijn beginselen en zijn pro
gram verzekerd werd, dn.n zou vree zen
wij menigeen het spoor bijster worden.
Er m o e t e n nu eer. paar goede sociale en
andere wetten tot stand komen; en het is
wensohelijk, dat zulks gesohiedt door het
tegenwoordige Kabinet, dat daar
voor in de eerste plaats ia opgetreden. Te
leurstelling zou in dit geval van onbereken
bare gevolgen kunnen zijn.
Ten slotte stelle men zich nog deze vraag:
Wat er zou behooren te geschieden, wan
neer het Kabinet-Heemskerk, ter wille der
militaire voorstellen, het bijltje er bij neer
legde? Zou dan een ministerie moeten op
treden met de afwerking der kustverdedi
ging als eersto programpunt? Zou het
eoii Rechtsöh ministerie moeten zijn, of eed
gemengd, een Zaken-kabinet? Zoa de
Rechtsche meerderheid haar beteekenis niet
verliezen
Daar rijzen nog meer vragen, maar wij
meenen hiermeo te kunnen volstaan.
Dit geheele debat zal trouwens, naar wij
hopen, voorbarig en overbodig blijken te
zijn. Wij blijven nog altijd verwachten, dat
de politiek in enge-ren zin buiten de behan
deling van het ontwerp zal gehouden wor
den en dat het tusschen Regeering en Ka
mer tot een voor bet land heilzaam acooord
zal komen. Het Kamerlid dr. Nolens ge
waagt in zijn jongste oouranbartikel van de
mogelijkheid, dat de voorstellen „kunnen
gewijzigd worden."
Wat het Kabinet doen zal, is ten slotte
af te wachten. De inhoud der geheime
stukken zal missohien van invloed wezen op
zijn aan te nemen houding. Maar wat ons
ongewensoht voorkomt, en weinig rationeel,
is reeds nu te dreigen met een volledige mi
ni sterieele crisis, wanneer de millioenen-
aanvraag in haar tegenwoordig e n
vorm geen meerderheid vinden mocht.
Onder vermelding van dit antwoord zegt
,,H et Yolk": Men 6cfnijnt zich daar in
dien hoek toch niet al te frisch te gevoelen.
Onder de besohouwing van „D e
Standaard" had „H et Volk'» ge
schreven: Zoo tracht dr. Kuyper het ge
hate ministerie-Heemskerk in de val te drij
ven door het leven van dit kabinet aan het
zeer bedreigde wetsontwerp vast te kop
pelen.
lm een driestar Vrije dagen lezen wij
in „De Standaard":
Hand over hand neemt het aantal 'oe
van Vereenigingen, die in dien zin ceü n »v-
t i o n a a 1 karakter dragen, dat haar leden
over heel het land verspreid wonen Men
noemt die Vereenigingen ook wel; Lan
delijke Vereenigingen, om uit te 'ruk
ken, dat zo niet locaal, noch provinciaal,
maar heel 't land omvattend van aard zijn
Een uitdrukking, die ons alleen daarom niet
todaoht, omdat landelijkin onze taal nu
eenmaal in tegenstelling met stedelijk
is geijkt.
Vereenigingen nu hebben behoefte aan
het houden van ten minste één algemeens
vergadering elk jaar, en voor het houden
van die V©reenïgingsvergaderingen, is een
dag noodig, waarop uit alle oorden van het
land de leden zich naar een aangewezen
stad of dorp kunnen begeven, om elkander
te ontmoeten en saam te beraadslagen en
te besluiten.
Voor leden zonder vast beroep levert dit
nu geen bezwaren op. Zoodanige leden toch
kunnen desrerkiezend eiken dag vrijmaken.
Doch die mogelijkheid bestaat niet, zoodra
er onder de leden vele zijn, die vanwege hun
beroep of bedrijf of arbeid niet van huis
kunnen, als ze willen. Bij Vereenigingen,
grootendeels saamgesteld uit gegoeden, hin
dert dit nu minder, maar Vereenigingen
van onderwijzers, beambten en arbeiders
geraken hierdoor in geen geringe moeite.
Dezen toob komen voor het dilemma te
staan om óf 's Zondags te vergaderen óf
wel vergaderingen te moeten houden, waar
in slechts een zeer klein deel der leden op
komt. En dit vergaderen op Zondag brengt
dan wederom het bezwaar mede, dat er de
Zondagsrust door verstoord wordt; dat men
op Zondag reizen moeten ook, dat wie op
eerbiediging van de Zondagsrust prijs stelt
op zulk© vergaderingen niet kan opkomen,
en alzoo feitelijk van het lidmaatschap van
zulke Vereenigingen is uitgesloten. Men
kan dit dan wel ondervangen door de Ver-
eeniging in vele locale Comité's te splitsen,
en door elk looaal Comité slechts één lid
te laten afvaardigen, waardoor het moge
lijk wordt een jaarvergadering ook op een
weekdag te houden; maar het is tooh on
natuurlijk, dat de leden van een Vereeni-
ging, die over heel het land is verspreid,
feitelijk buiten de mogelijkheid verkeeren,
om, zoodra men aan Zondagsheiliging
hecht, de vergadering van hun Vereeniging
bij te wonen.
Een uitweg heeft men hierbij gevonden
in bet vergaderen op een der beide kerke
lijke feestdagen, waarvoor met name het
Pinksterfeest het meest in den smaak viel,
omdat het meer dan Kerstfeest of Paasoh-
feest in een seizoen valt, dat door beter
weer het reizen vergemakkelijkt.
Meer dan een uitweg is dit intusschen
niet, want de Christelijke feestdagen heb
ben een hooger doeL Het zijn geen burger
lijke feesten; maar feesten van, heilig ka
rakter.
Herhaaldelijk is daarom reeds aangedron
gen op het vrijgeven van den Za ter dig mid
dag, gelijk dit in Engeland plaats grijpt
Doch ook dit kaai niet bevredigen, overmits
iemand, die dies Zaterdags tot 12 uur in
zijn werk blijft, den tijd mist, om uit zijn
woonplaats naar de plaats der Jaarverga-
dering te reizen, en daar op tijd aan te
komen*.
Het eemge middel om in dezen mis
stand te voorzien, blijft dan ook, dat van
Regeeringswege een klein aantal v r ij e
dagen worden ingevoerd, gelijk men in
Engeland do B a n k-h o 1 i d a y heeft, d i.
een dag, waarop alle zaken stilstaan en
alle arbeid wordt neder gelegd.
Met twee zulke vrije dagen in het jaar
zou men voorshands geholpen, zijn; een bij
het einde van het voorjaar en een bij den
aanvang van het najaar. Teder, in wat be
roep, ambt, bedrijf, of bij wat arbeid ook
geplaatst, zou dan, vrijaf hebben, en alle
jaarvergaderingen konden op di© twee da
gen geconcentreerd worden.
Zulk een instelling zou natuurlijk offers
kosten. Elke fabriek, elke winkel zou twee
dagen op het jaar voor productie en ver
koop verliezen. Maar Engeland toont dat dit
kan, en dat al spoedig het verlies niet
meer gevoeld wordt.
Het zou metterdaad een verbetering zijn,
indien we ook in ons land tot zidk een
instelling konden geraken.
Sedert de Roemeensche minister presi
dent Sturdza aan den voorzitter der twee
de Vredesconferentie oen uitgewerkt plan
eener in D e n H a a g op te richten Aca
demie voor Volkenrecht heeft
doen toekomen, trekt, zegt de „Nieuwe
R o 11 e r d a ms o h e Courant", de
gedachte aan de instelling eener zoodanige
school hoe langer hoe meer de algemeene
aandacht. Vooral is dit ook te danken aau
de ijverige bemoeiingen van den Bernsohen
hoogleeraar Nippold; bemoeiingen, die
trouwens ook de onmiddellijke aanleiding
tot het voorstel van den Roemeenschen
staatsman waren.
In ons land kunnen die plannen natuur
lijk slechts met sympathie begroet wwrd:u;
het kan toch Nederland alleen ten gosda
komen, zoo Den Haag, de stad der codifi
catie van het internationaal privaatrecht
en der Vredesconferentiën, de zetel van
het -Arbitrage- en het Prijzenhof, ook ?al
worden een middelpunt der wetenschap
van het internationale recht.
Ongetwijfeld zal het in praktijk omzetten
der plannen op zwarigheden stuiten, bijv.
de geldkwestie, en de vraag, hoe do school
zal moeten worden bestuurd. De eerste
moeilijkheid zal wellicht wegsmelten, zoo
do hoop van den voorzitter der tweede
Vredesconferentie verwezenlijkt wordt,
dat ook voor dit sehoone doel een Carnegie
rich zal wiljen interesseeren; de oplossing
der andere moeilijkheid kan gerust aan de
toekomst worden overgelaten en er zal
slechts behooren te worden gezorgd, dat
het bestuur niet kome in handen der in
Den Haag vertegenwoordigde regeeringen,
waardoor 'fc gevaar groot zou worden, dat
bdj de aanwijzing d ergonen, die zich in
Den Haag zullen doen liooren, moer op do
nationaliteit dan op de deugdelijkheid zal
worden gelet, iets, wat vóór alles dient ver
meden bij een zuiver wetenschappelijke in
stelling, zegt de Nieuwe Rotter-
damsche Courant."
Een beslissende vraag, waaromtrent men
wel goed doet zich thans reeds rekenschap
te geven, is deze: Wat behoort de taak der
Volkenrechtssohool te zijn; wat is de behoef
te, waarin zij zal moeten voorzien?
Men kan zich de nieuwe inrichting zóó
denken, dat wie ter wereld zich voortaan
als behoorlijk internationaal jurist wenscht
te leg:timeeren, op een doktersbul zal moe
ten kunnen wijzen, verkregen aan de Haag-
sche Hoogeschool, waar men dan voor elk
denkbaar onderdeel van het internationale
recht een professor moet kunnen hooren
college geven. Zoodoende zou op den duur
verkregen worden een centrale universiteit
voor volkenrecht ten dienste van de ge
heele aarde.
Het komt ons nu voor, dat alles, wat op
zoodanige centralisatie der volkenrechts we
tenschap aanstuurt, verwerpelijk is. Die
wetenschap toch is even universeel als wel
ke andere ook en zoo min men pogingen be
hoort aan te wenden om ergens een opper
ste hoogeschool voor de chirurgie bijv. in
het leven te roepen, is zoodanige samen
trekking in een opperste werkplaats voor
het internationale recht noodig of ook maar
gewenscht. Het blad stelt zich zelfs voor,
dat van een Haagsohe faculteit minder
wetenschappelijke kracht zal uitgaan dan
zoo elk barer leden rustig in eigen land
bleef werken.
Ook voor hen, die zich in het interna
tionaal rectit wensohen te bekwamen, acht
het blad een poging om het onderwijs daar
van te centraliseeren niet voordeelaanoren-
gend. Een zoodanige centralisatie moet toch
noodwendig leiden tot vaneenscheuring van
het onderwijs in het nationale recht, dat
zal blijven aan de universiteiten der on
derscheidene landen en het on
derricht in het internationale recht. Nu be
hoeft men er slechts aan te herinneren, hoe
het geheele internationale recht uit het
national© is opgegroeid en nog dagelijks
opgroeit, om duidelijk te doen zijn, dat
kennis van nationaal recht eerste voor
waard© is om in het internationale iets t©
kunnen praesteeren. Een universiteit in
Den Haag, waarin men slechts internatio
naal recht zou doceeren, zou echter, meent
't blad, in plaats van beter onderlegden dan
de gewone universiteiten, topzware inter
nationale juristjes zonder houvast in de
beenen afleveren.
In twee artikelen heeft „De Beuke
laar" zijn bezwaren tegen het huis
manskiesrecht als zoogonaamd orga
nisch kiesrecht uiteengézet. Het blad merk
te daarbij op:
Theoretisch' kan dit alles zeer wel aldus
uitgestippeld. Maar practisch liep men
zoo bij zijn stelsel, bij zijn eersten stap in
organische richting, hopeloos vast. In
tweeërlei opzicht. In de werkelijke levéns-
praktijk, bij de feitelijke maatschappelijke
toestanden, zou een dergelijk kiesrecht, bij
uitsluiting aan gezinshoofden toegekend,
de dwaasheid ten top worden.
Aan een man van beteekenis, van groo-
ten geestelijken invloed, aan een geleerde,
©en politicus, desnoods een Kamerlid,
wordt- het kiesrecht ontzegd; hij is immers
voor het geestelijk leven „een doodloopend
slop", zooals dan ook Paulus een doodloo
pend slop was, maar de een of andere
slampamper, dde op zijn twintigste jaar in
volkomen zorgloosheid er maar op los
trouwt, ontvangt aanstonds het kiesrecht,
hij is immers „de door God aangewezen
vertegenwoordiger" van zijn kring.
Daar dit „al te ver" ging, nam het ge
knutsel en geschipper een aanvang. Men
gaf ter aanvulling het capaciteiten-kies
recht.
Aanvaardt men du echter een dergelijke
aanvulling van het gezindshoofdenkiesrecht
dan is men daarmede niet alleen tot het
bestreden inidvidueele kiesrecht terugge
keerd, maar eveneens tot de oude indee
ling naar kenteekenen. Het wordt dan
weer de vraag of iemand wegens bepaalde
kenteekenen geschikt moet geoordeeld om
kiezer te zijn.
En het blad ooncludeerfc dan ook:
Wil men gezinshoofdenkiesrecht zonder
ecnige aanvulling, dan wordt het in de
praktijd de dwaasheid ten top. Zoo moest
dit wel opgegeven. Komt men met eenigo
aanvulling aandragen, dan ontkomt men
nimmer aan indeeling naar kenteekenen,
En dit wil men niet, en zeer terecht; een
dergelijke onderscheiding heeft geen reden
van bestaan bij de huidige volksontwikke*
ling.
Zoo zou men feitelijk komen tot oen ge
zinshoofdenkiesrecht, dus kiesrecht aan ge
zinshoofden, met aanvulling van een kies
recht van alle mannelijke niet-gezinshoof-
den boven zekeren leeftijd. Maar wat- ia
dit anders dan een volledig algemeen stem
recht yan mannen.
Het gezinsleven kan niet hoog genoeg ge
schat wordende geestelijke invloed dei
huisvaders is van de allergrootste beteeke
nis voor het komeöd geslacht, voor heel
het nationale leven. Maar dit alles heoft
met een gezinshoofdenkiesrecht schier niets
uit te staan. Slechts in schijn organisch,
is dit gezinshoofdenkiesrecht in de praktijk
nimmer door te voeren dan met aanvullin
gen, die o D9 weer terugbrengen tot het
geknutsel der huidige kieswet.
„De Beukelaar" ziet „alleen in al
gemeen kiesrecht de minst slechte oplos--
sing.
Voor kiesrecht is slechts noodig 'n besef der
levensbeginselen ook in verband met dv
staatkunde. Hiervoor bezit ons volk in
het algemeen do noodigo ontwikkeling. En
wil men in dezen van meerdere of mindere
bevoegdheid spreken, dan blijven er bij
een indeeling naar kenteekenen, zooals
thans, van het kiesrecht verstoken, die dit
gaarne zouden bezitten en in ieder geval
even bevoegd zijn als duizenden, die dit
recht wel bezitten.
Naar aanleiding van de ontslagaan
vrage van den m a r i n e-c o m m a n-
d a n t te D e n He 1 d e r en het geschrijf
daarover in de iFers zegt „De Rotter
dammer":
Hoe het met deze zaak precies gelegen is,
zal te zijner tijd wel in de Staten-Generaai
blijken. Nu reeds echter ia teekenend cée
houding, die d© linksohe pers aanneemt.
Men zou verwachten twee dingen.
Vooreerst waardeering van het feit, dat
voor de geestelijke belangen van het militai
re personeel door den kring uit de officie
ren zelf met evenveel kracht wordt gezorgd
als voor de materieel© belangen Herhaal
delijk toch is ook van moderne zijde er op
gewezen, hoe noodlottig de achteruitgang
van den godsdienstzin voor on© volk is te
achten Men kan zelfs eprekon van een
herleving van dit bewustzijn in moderne
kringen.
En dan pas in de tweede plaats zou er de
aandacht op kunnen .gevestigd zijn, dat de
wijze, waarop de bevordering dezer gods
dienstige bclangeD gesohiedt, een zoodanigo
heeft te zijn als de aard van den militai
ren dienst meebrengt.
Maar in plaats van dit schiet heel de libe
rale pers uit de slof, om den „marine-domi
nee" te treffen, voor te stellen als een ele
ment, dat aan den dienst eigenlijk vreemd
is en als een staaltje van het gevaar, door
de „clerical©" Regeering opgeleverd. Van
al do waardeering van den godsdienst, waar
van men anders den mond vol heeft, thans
geen woord.
Hatelijkheid spreekt uit iederen regel, dié
wordt geschreven, meer of minder geformu
leerd, al naarmate de deftigheid van het
orgaan, dat spreekt. Als bekron:ng natuur
lijk een reeks spotplaten in het Zondags
blad van „Het Volk", het orgaan der
S.-D. A.-P., waartoe, wil men dit orgaan
gelooven, ook alle christelijko arbeiders
eigenlijk moesten behooren.
De leer is, dat men o zoo veel voor do
bevordering der godsdienstige belangen
voelt. Wat kan bijvoorbeeld het „Han
delsblad" niet roerend vroom rijn.
Maar de natuur wordt telkens te sterk cn
i)
i.
Er heerschte de laatste paar uren veel
drukte in de groote vestibule en op het
portaal van de eerste verdieping van het ho
tel „Beau Rivage" te Baveno. De deuren
van de eerste kamer3 van 't hotel, die aan de
zijde van den tuin en het Lago Maggiore la
gen, waren geopend. Het geheele personeel
was druk in de weer dien vertrekken door
een massa bloemen, kleurige kleeden,
lampen en honderd andere kleinighe
den een. feestelijk aanzien te geven. Op de
trappen werden fraaie, donkerrood© loo-
p©rs gelegd in plaats van de gewone; de
hoeken in de vestibule en op het portaal
werden ingenomen door groote planten. Het
bericht, dat de hertog van Forstenburg bin
nen een paar uur zou aankomen en gedu
rende een paar weken in het hotel zou ver-
blij ven, had bijna alle logés van de terrassen
naar binnen gelokt, waar zij nu in kleine
groepjes stonden te praten te midden van
de druk bezig zijnde bedienden. Zooals ge
woonlijk in dergelijke gevallen hielden zij
het personeel op door allerlei onnoodige
vragen.
De eigenaar van het hotel, signor Luigi,
had zooeven een troepje logés weg moeten
zenden; gasten, die hem in andere om-
fltendigheden zeer welkom geweest zouden
«jjn, maar voor wie hij nu geen plaats had.
Te midden van al deze beredderingen en
drukte scheen alleen cie koerier, die voor
den hertog en zijn klein gevolg kamers be
steld had, zijn kalmte te bewaren. Bedaard
leunde hij tegen een pilaar, rookte de duro
sigaren, die signor Luigi hem gepresenteerd
had, en verwaardigde zich van tijd tot lijd
een wenk of raad te geven, die door den
eigenaar en zijn personeel als bevelen wer
den opgevolgd. Juist was met veel moeite
oen groote Erard-vleugel die anders bene
den in het salon stond, naar boven gesleept
en voor een kamer neergezet. Een paar En-
gelsche dames, die het kostbare instrument
.vlijtig mishandeld hadden, zagen met leede
oogen het transport aan; mijnheer Wild,
de koerier, wierp een critischen blik op het
instrument wenkte den eigenaar en zeide
in slecht Fr&nsoh:
„Laat men het instrument in het midden
van het klein© salon plaatsen. Prinses Sté-
phanie is het zoo gewend. En zorg u er
voor, dat het instrument goed gestemd
wordt; Hare Hoogheid zou zeer ontevreden
zijn, wanneer dat niet het geval was."
„De stemmer woont to Milaan; hij komt
hier tweemaal per seizoen en al telegra
feerde ik hem, zou hij nog te laat hier zijn.
Misschien kan de organist van Ancona nog
hier wezen met de eerste boot; ik zal hem
dadelijk telegrafisch ontbieden."
„Men moet alles doen om het den Hertog
naar den zin te maken", zeide de heer
Wild tegen den eigenaar, die al op weg was
naar zijn bureau om een telegram te schrij
ven. Toen ging hij weer orders geven aan
de bedienden. Hij was daar zoo druk mee in
de weor, dat hij een paar gasten, die
nieuwsgierig naderbij kwamen, niet bemerk,
te, en heel verbaasd keek hij op, toen hij
plotseling vlak naast zich de vraag hoorde:
„U zult me zeer verplichten met mijn
vraag te beantwoorden." Toen de heer Wild
zich half boos omdraaide, stond hij tegen
over iemand, wiens verschijning hem res
pect inboezemde, zoodat hij even een lichte
buiging maakte. Degene, die hem Kad aan
gesproken, was iemand van een lange, ma
ger© gestalte, een kaarsrechte houding, een
fijn besneden gezicht en een paar oogen,
die doordringend den koerier aankeken.
Haar en baard waren zeer goed verzorgd,
maar reeds eenigszins grijsoverigens was
er in de houding en hot voorkomen iets,
wat niet zou doen denken aan een zestig
jarige. Hij lachte even, toen hij bemerkte,
dat de koerier rijn vraag niet gehoord had,
en herhaalde deze op denzelfden welw ill en
den toon.
„Ik zou gaarne weten of het werkelijk
de hertog van Forstenburg is, voor wien u
kamers besteld hebt. De Hertog is mijn
landsheer; ik bon von Herther, president
van de rechtbank van koophandel. En komt
Zijn Hoogheid alleen of is prinses Stépha-
nie bij hem?"
„De Hertog cn de Prinses hebben in Sim-
plonkopzig overnacht en zullen vanavond
hier komen mijnheer de president. De Her
tog en zijn gevolg zullen hier twee of drie
weken blijven en van hier uit een uitstapje
naar Milaan en Novara ondernemen. U
weet, dat de Hertog daar in garnizoen is
geweest en aan den slag van Novara heeft
deelgenomen?"
„Ik dank u voor de inlichtingen", zeide
von Herther zonder verder op de hem ge
dane vraag acht te slaan. Hij groette en
ging de trap af. Zijn gelaat had ©en ont
stemde uitdrukking, zoodat het liem moei
lijk viel de nieuwsgierigheid van eenige hee-
ren in de vestibule te bevredigen. De be
leefde toon, waarop hij verschillende vra
gen beantwoordde, het lachje, dat om zijn
lippen speeldo, en zelfs de klank van zijn
stem waren in tegenspraak met de ontstem
de uitdrukking in zijn oogen en do plooi in
zijn voorhoofd. En nauwelijks had hij met
een beleefde buiging van het gezelschap af
scheid genomen, en den weg naar de lees-
zaal ingeslagen of zijn gelaat was somber.
Als in gedachten zeide hij
„Zou het toeval zijn, dat hem hierheen
voert? 't Kan de wensch der Prinses ge
weest zijn de meren te bezoeken; maar over
haar wensohen bekommert hij zich andors
niet veel. Dat hij mij hier ontmoet, kan hij
niet weten. Ik zou vertrokken kunnen zijn,
zelfs nu nog kunnen, vertrekken, maar het
zou hem treffen, wanneer ik dat dadelijk
na de ontmoeting deed. En niets zou mijn
plannen juist meer in de war kunnen sturen
dan dit toeval, wanneer het althans een toe
val is."
Een paar schreden voor een deur bleef
hij stilstaan en hij deed moeite om de ge
wone vriendelijke uitdrukking op zijn ge
laat terug te krijgen. Toen hij voelde, dat
hem dit gelukt was, opende hij de deur en
trad het vertrek binnen, waarin tusschen
de met couranten en tijdschriften overdekte
tafels een jong meisje zat, in wie op het
eerste gezicht zijn dochter te herkennen
was. Toen haar vader binnentrad, stond zij
op. Zij kon niet ouder dan achttien jaar zijn,
zij bewoog rich elegant ©n gemakkelijk, in
haar houding was iets waardigs, dat ook
haar vader had; maar haar gelaat had op
het oogenblik, waarop rij haar vader be
groette, een lieve, gelukkige uitdrukking,
die men bij hem tevergeefs zocht. Haar
trekken waren regelmatig zonder juist mooi
te zijn, de mond was mooi gevormd, cn baar
oogen, die geen- bepaalde kleur hadden,
werden overschaduwd door mooie, donkere
wimpers. Zij had dadelijk gezien, dat haar
vader geen aangename tijding bracht, ma«r
vergenoegde zich hom vragend aan tc kij
ken. Haar vader zei
„Het is, helaas, geen nraatje, Fciicitas»
De Hertog komt met prinses Stephanie eu
heeft voor een maand de eerste etage dron
huren. Het besluit, hier zoo lang te blijven,
schijnt op het laatste oogenblik genomm to
zijn; althans ik vind het vreemd, Bat d©
oocasional-hofmaarsohalk, de koerier Wild,
een dergelijke volmacht heeft. Wij moeien
óf direct naar Genua vertrekken öMe aan
komst van den landheer afwachten. Chis
weggaan vlak voordat de Hertog komt-, kan
verkeerd uitgelegd worden; maar hier blij
ven, met alle gevolgen, daaraan verbonden,
is mij onaangenaam.
„Die geheele reis naar Zwitserland en
Italië moet wel plotseling zijn opgekomen.
Toen wij Forstenburg verlieten, heette het
alleen, dat de Prinses een badkuur in Vex
zou doen. Voor zoover ik weet is dit de
eerste maal, dat de Hertog met zijn dochter
reist; daarover zal men thuis ook niet wei-<
nig verbaasd zijn."
(Wordt vervolgd.)