De voordeeligste reizigers.
Wolvenjachten in Aoord-Brabant,
Fransche rookersstatistiek.
STOPGOUD.
De reizigers, die voor de Spoorvrogrnaat-
schappijen het voordeeligste zijn, zijn niet
degenen, die het gemakkelijkst zitten in de
eerste klas met kussens en armleuningen en
wijd uit elkander. Ook niet de reizigers
tweede klas, die wat nauwer zitten, maar
t>ok nog op kussens. Het zijn de derda-
klasee-ieizigers, die veel nauwer zitten op
houten banken.
Mr. L. G. N. Bourricius rekende het voor
in „De Economist". Hij neemt daarbij als
'grondslag de nieuwe wagens van het Hol-
landsche Spoor.
Naar den maatstaf, dat de eecste-klasso-Tei-
zigera tweemaal zooveel betalen per kilo
meter als de derde-klassejeizigers, en die
der tweede klasse anderhalfmaal zooveel
als die der derde klasse, komt hij tot de
■uitkomst, dat voor elk der drie typen rij
tuigen de opbrengst der derde-klasse-rijtui-
gen gemiddeld ongeveer een tiende grooter
is dan die der rijtuigen eerste en tweede
klasse; voor de drie verschillende typen ligt
het verschil tusschen bijna acht en der
tien procent
Er staat tegenover, dat het gewicht van
«een derde-klasserijtui g, met volle bezet
ting, grooter is dan van een eerste- en tweede
klasse-rijtuig. Doch ook dit in aanmerking1
genomen, is het voordeel toch nog aan den
kant van het vervoer der derde-klasse-rei
zigers
Hier zijn voor de drie typen nieuwe rij
tuigen de verhoudingscijfers van gewicht
Un opbrengst: het gewicht en do opbrengst
van eerste- en tweode.klaase-rijtuigen stel'
lende op 100,
Verhouding Vorhoudlnp
few. per rijtuig opbr. per rijtuig
Sde-kL-coupé-rlJtuigen 107.77 107,84
Sde-kl.-ztygang-rQU met W. C. 104.02 113.11
Sde-kL-vestibule-rljtuigen 10G.S0 109.40
Gerekend naar het gewicht der rijtuigen
staat de opbrengst voor één type dus on
geveer gelijk, doch is die bij de twee andere
typen 3l/2 en 9 pCt. grooter bij de 3de
klasse dan bij de eerste en tweede.
Dit alles is nu gerekend bij „volle be
zetting". "Wij weten echter, dat „volle be
zetting" in de derde klasse veel meer voor
komt dan in de tweede en vooral veel
meer dan in de eerste. Hoe verder de be
zetting verwijderd is van de „volle", zoo-
als in de eerste klasse, hoe on voord e eligeij
dus het vervoer.
Er blijkt uit deze cij^rs, dat het niets
anders dan bevoorrechting u van de eerste
en tweede-klassejeizigers, om derde-klasse
rijtuigen van groote sneltreinen uit te slui
ten. Want per gewicht gerekend, ia het
vervoer der derde-klasse-reizigers voor de
•Spoorwegmaatschappij het voordeeligst.
In Noord-Brabant^ en vooral in de om
geving van de Peel, heeft men in vroeger
jaren meer last van wolven gehad dan in de
andere provinciën van ons land. De eerste
Wolvenjacht in die streken, waarvan is mel
ding gemaakt, had plaats op 3 November
1687. £r was groote schade toegebracht.
Vooral de schapen hadden veel van die wil
de dieren te lijden. Zoodat een formeele
klopjacht gehouden werd in de Milser bos-
schen. Die jacht scheen niet veel geholpen
te hebben; ten minste het volgend jaar ver
toonden zich de wolven weer in even groe
ten getale, zoodat op 4 Mei 1688 de boeren
weer eens op jacht gingen.
Wanneer een klopjaoht moest gehouden
worden, werden de boeren nit al de om de
P eel gelegen dorpen bij klokkeslag opgeroe
pen, om in het Gasselsche of Bartzenbosch
te jagen. Ieder gezin, hetwelk twee paarden
bezat, moest één man leveren met snaphaan,
kruit en kogels voor minstens zes schoten;
de andere geziinnen een man met spies of
gaffeL De mannen moesten 16 tot 60 jaren
oud zijn en mochten geen wild oL gevogelte
schieten, alleen wolven en vossen,
In Mei 1716 hadden de wolven zich weer
sterk vermenigvuldigd in de Gasselsche en
Gcesteboeechen. Aldaar word weer een klop
jacht gehouden. Hier en daar omspande
men de bossohen met wolvennetten, waarbij
jagers de waoht hielden. Tot 1730 werden
nog vier jachten gehouden, maar toen wa
ren de wolven vrijwel geheel uitgeroeid
Later werd er nog wel eens een geschoten,
maar deze was dan in die streken ver
dwaald geraakt.
Op 28 November 1814 schoot een jager in
de naibijhe&d van Eindhoven, aan het ri
viertje Sfcrijp9che Gender, een wijfjeswolf.
Men had het dier ai eenige dagen vroeger
op andere plaatsen gezien, zonder er een
wolf ia te vermoeden, daar dit dier toen te
hoogst zelden voorkwam. De boeren dach
ten, dat het een hond of een groote vos
was. Met twee schoten gewonen hagel
schoot de jager het dieir dood.
In Augustus 1815 werden twee wolven ge
zien in de bossoh-en bij Veway, Gasselscüe
en Maasheesche bosoh. Men riep alle weer
bare mannen op en schoot de dieren neer.
De laatste wolven schoot men in Decem
ber 1820 en Februari 1822 te Groesbeek,
niet ver van het land van Kuik.
Zooals bekend is, heeft de Fransche Ka
mer voer eenigen tijd den verkoopsprijs van
tabak met 13,500,000 franken verhoogd, zoo
dat de inkomsten uit het tabaksmonopolie
in het jaar 1910 bijna 500 milliocn franken
bedroegen.
Bij deze gelegenheid gaf de „Matin" over
die inkomsten, (Be de Fransche Staat sinds
het jaar 1815 uit het tabaksmonopolie trok,
een statistische studie uit. Het tabaksnnono-
polie bezorgde in 1814 den Staat een bcuto-
inkomst van 53,873,000 franken. Na aftrek
der uitgaven tot een bedrag van
21,750,000 franken bleef een netto-inkomst
van 32,123,000 franken over. De inkomsten
uit dit monopolie in de volgende jaren geeft
de volgende tabel aan.
Jaar
Inkomsten
Uitgaven
Netto-ink.
(in
1000 frantosn)
1815
53,873
21,750
32,123
1830
67,291
20,508
46,783
1850
122,114
33,199
88,915
1870
244,258
74,973
169,285
1890
373,101
67,183
305,918
1899
415,229
81,150
334,079
1908
479,498
90,117
389,381
De in 1908 verkochte hoeveelheid tabak
bedroeg 39,595,271 K.G. (613,056 K.G. meer
tegen het jaar 1899). In 1899 werden 778
millioeh sigaren, daarentegen in 1908 slechts
493 millioen verkocht; het getal der ver
kochte sigaretten daarentegen is van 1554
millioen in 1899 steeds op zeer snelle wijze
gestegen, zoodat in 1908 het gotal dar ver
kochte sigaretten de enorme, hoogte van
29C3 taillioen bereikte. Dit is wel een dui
delijk bewijs er voor, dat in Frankrijk de
sigaret meer en meer de sigaar verdringt.
Over het tabaksverbruik in Frankrijk van
1815 tot 1908 en over het gemiddelde ver
bruik per inwoner geeft de volgende tabel
antwoord.
VaikochU tabak Gemiddeld
Bevol- Hoeveel- Verkoops- verbruik per
Jaar king (in beid (in inkom- inwoner
duizenden) tonnen) sten in gram in fa
1815 29,750 9,754 53,873 328 1.81
1830 32,485 11,170 67,291 344 2.07
1850 35,690 19,218 122,114 538 3.42
1870 36,985 31,349 244,258 848 6.60
1890 33,319 36,205 373,101 945 9-74
1899 38,784 38,982 415,229 1005 10.71
1908 39,278 39,595 479,498 1008 12.21
Hieruit blijkt, dat, ondanks de „Liga ter
bestrijding van het tabaksrooken" en on
danks de steeds stijgende vsrhooging van
den pcrijs van de tabak, het tabaksverbruik in
Frankrijk onophoudelijk toegenomen is. Op
heden bedraagt het verbruik meer dan een
kilogram voer ieder Franschman. Dit is
echter slechts het theoretisch middel cijfer;
neemt men aan, dat slechts 25 pCt. der
bevolking rookt, zoo zijn er in Frankrijk
negen millioen roGkers, van welke ieder jaar
lijks ongeveer 50 franken voor xooken aan
den Staat betaalt.
.'i' .'i -PI i .a
Sen verdwenen ziekte.
In 1445 brak tijdens de oorlogen tusschen
Richard III en Hendrik YII van Engeland
een moordende epidemie uit, die tot dien
tijd gabecl onbekend was geweest en die
na nauwelijks honcterd jaren weder zoo
spoorloos verdween, dat men haar thans
nog ternauwernood bij naam kent.
Deze ziekte is het zoogenaamde „Engel-
sche zweet"een ziekte, waarvan men den
naam slechts in zeer weinig geneeskundige
leerboeken vindt. De ziekte overviel den
menach zonder eenige voorbode; zij begon
met korte rillingen en bevenin handen en
voeten werd een gekriebel gevoeld, dan tra
den hoofdpijn en slaapzucht op, een doo-
delijke angst overviel de zieken, er vertoon
den zich benauwdheden en hartkloppingen
en nu begon de patiënt zeer hevig te
transpireeren, waaraan de ziekte haar naam
ontleent. De zieken werden onpasselijk,
kregen pijnen in den nek, in de schouders,
in de beenen en onder het spreken van
wartaal en groote zwakte trad de dood in;
binnen 24 uren was meestal alles beslist. De
weinigen, die in leven bleven, waren meest
al acht dagen lang nog krachteloos en bet
eens gehad hebben der ziekte beschermd©
niet tegen het opnieuw krijgen.
De ziekte kregen vooral krachtige men-
sohen; kinderen en grijsaards bleven bijna
geheel gespaard. Vijfmaal na elkaar het
laatst in 1551 trad in Engeland deze ziek
te op in den vorm van een moordende epi
demie, die vele duizenden binnen korten
tijd wegnam.
In 1529 sloeg de ziekte ook over naar het
vasteland; zij verscheen het eerst in Ham
burg, waar zij in veertien dagen 2000 nien-
sahen wegnam, en trok toen door geheel
Duitschland; in Pruisen alleen vielen 30,000
mensohen als offers der ziekte. In Gattin-
gen woedde zij bovenal yreeseiijkeeu ma
nuscript van de universiteitsbibliotheek al
daar bericht daarover nader. Volgens pro
fessor von Linsfcow is het niet twijfelachtig,
dat de ziekte veroorzaakt werd door een
bacil, die zich buitengewoon snel vermenig
vuldigde in het menschelijk lichaam. Sedert
359 jaar is de ziekte geheel verdwenenhet
is eohter volstrekt niet onmogelijk, dat- zij
weer eens zal terugkeeren, want ook van
andere volksziekten is het bekend, dat zij
na een langen rusttijd plotseling weer ver
schijnen en haar vreesclijk vernielingswerk
opnieuw kunnen beginnen.
De wijsgeer en willen de dingen der we
reld verklaren hebben zij die wereld mis
schien al in hun vuist? Of in hun hoofd 1!
Dat zou toch noodig zijn, om een werkelijke
verklaring te kunnen geven.
Maar zij hebben de wereld ook niot. Noch
in hun hand, noch in hun hoofd. Ieder
hunner heeft slechts een stukje er van.
Een zeer klein stukje maar, ieder een an
der en ieder meent, dat hij het ge-,
heel bezit.
Eerst zij, die geheel gereed zijn gekomen
met hun levenservaring, zouden bevoegd
kunnen heeten een begin te maken met
het geven van verklaringen. Maar hoe zou
de jeugd het kunnen doen'? De jeugd, die
toch pas met de ervaring begint en die,
prat gaande op wat zij noemt de door
voorafgaande geslachten vergaarde weten
schap, zoo dikwijls denkt, dat haar alles
klaar en duidelijk is geworden!
Maar hoe weinig kan toch' eigenlijk ook
die arme wetenschap nog maar helpen
Hoe begrensd is haar kunnen en hoe wei
nig vermogen de wijze woorden der wijs-
geerenZe kunnen zelfs nog niet eena
zeggen hoe een kers smaakt.
Woorden kunnen dat niet uitdrukken.
Ze kunnen het hoogstens brengen tot het
benaderen van verkregen indrukken. De
ervaring moet de eigen waarneming leiden
En toch is een kers nog niet eens het al
lergrootste wonder in de wereld.
Rud. Hildebra nd.