Kamperuien in Syrië. RECEPT. STOFGOUD. In de nabijheid van Damask us ligt een dorp, met name Chelbun, dat slechts vier- of vijfhonderd bewoners telt, welke vroeger Christenen geweest moeten zijn, thans ech ter allen zich buigen voor den Islam. Deze plaats geniet een twijfelachtige vermaard heid. Verschillende anekdoten doen over dit dorpje de ronde, die den bewoners moei lijk de reputatie van slimheid zullen bezor gen. Kortom, aan Chelbun wordt hetzelfde euvel toegeschreven, dat vanouds in Nö- derlana aan Kampen aangewreven is. Zoo wilde eens een landbouwer een wieg voor zijn kind koopen, mat daarvoor de lengte van het wicht tusschen zijn armen en ging zoo met uitgestrekte armen op weg naar Damaskus. Toen hij bemerkte, dat hij nu eens een stoot van dezen, dan weer van dien opliep, en moeilijk de juiste maat zou kunnen bewaren, ging hij naar huis terug, bond een stok, die de lengte van de aan te koopen wieg had, tusschen zijn armen en kwam op die manier, in heerlijk-zelfbewust gevoel over die eenvoudige, maar toch zoo voortreffelijke uitvinding, bij den schrijn werker aan. Een anderen keer verborg zich de maan, die reeds enkele uren haar lieflijk gelaat den volke getoond had, achter een zwart wolkengordijn. De Cbelbuners begrepen eerst niet, waar zij zoo spoedig gebleven kon zijn, maar een van de slimsten onder hen wist met zeker heid te zeggen, dat men hier met een snoo den diefstal te doen had, en wees de na burige dorpsbewoners als plegers van dit laaghartige misdrijf aan. Nu, dan maar zoo vlug mogelijk laten zien wie de sterkste was, om den anderen zoo mogelijk te dwingen zijn buit aan den wettigen eigenaar af te staan. En daar trokken de Chelbumers, met wraak in het hart en bijlen en stokken op den rug, in plechtigen optocht de vijanden te gemoet. blaar nog niet lang onderweg, daar ver schijnt opeens weer voor de verbaasde oogen der krijgshaftige Cbelbuners: de maan, net alsof er niets gebeurd was. Zij kwamen tot de conclusie, dat de die ven, beangst voor de dreigende vijandelijk-' beden, him buit moesten hebben achtergela ten, en met een glimlach om de lippen van trots over de zoo licbt-behaalde overwin ning, trokken zij weer vreedzaam huis waarts. Kostbare slaapkamers. Buitengewone weelde spreiden de Ame rikaans die geldkoningen en geldkoningin- nen ten toon hij de inrichting hunner el aap vertnekke nZoo heeft de millionnair Marchand in zijn paleis te New-York een slaapkamer, waarvan de inrichting 21/j millioen gulden gekost heeft-. Het van eb benhout en ivoor vervaardigde en met goud ingelegde ledikant heeft alleen 600,000 gul den gekost. De rijk» gebeeldhouwde en met email en goud versierde paneelen en wan den kostten 150,000 gld., de versiering der plafonds 480,000 gulden. Tien gordijnen ver oorzaakten een uitgaaf van 3600 gulden per stel. De kleerenkast kwam op 300,000 gul den, de toilettafel op 108,000 gulden en de wascbtaiel op 90,000 gulden. Voor den toegang tot dit meer dan vorstelijk inge richt vertrek heeft men een trap geplaatst, die commodore Jerry, een andere rijke Ame rikaan, had laten maken. Zij is van het fijnste marmer, schijn baai- uit één blok ge houwen, en zelfs de leuning is belegd met dikke, gouden platen. Mevrouw Ogdan Wills bezit een slaap kamer, die een koningin waardig zou zijn. Wat deze kamer gekost heeft, is niet be kend geworden. Het is een trouwe naboot sing van een slaapkamer in een Eransch adellijk kasteal. Aan het hoofdeinde van het bed staan twee vergulde Cupido's, die ieder een fakkel vasthouden. Langs den rand van liet bed zijn een groot aantal electrische drukknoppen aangebracht. Als men op een er van drukt, komt het ka mermeisje. De volgende brengt een alarm toestel in beweging; de derde sluit een eleo- trischen stroom, die het bed verwarmt. En zoo voorts 1 Hef gelaa sprofieO. In de kunst worden als bekend mooie ver houdingen voor het galaat aangenomen, dat het voorhoofd even hoog als de neus en deze even hoog als liet mond- en kingedeelte moet zijndat de breedte van het gelaat even groot is als de hoogte, dat de ver houding van oog- en mondspleet als 2:3, dat de mond even breed moet zijn als de neus lang is, de neuslengte gelijk aan de hoogte van het oor, dat de neus even breed moet zijn, als de afstand van de binnenste oog hoeken, enz., enz. Wat den vorm van den neus aangaat, zoo wordt voornamelijk door de beeldhouwkunst een zekere conventioneels opvatting gehul digd, die afstamt uit den hoogsten bloeitijd van de Grieksche kunst. Het streven, om een beeld, van alle kanten bezien, evengoed te laten uitkomen, heeft er toe geleid, aan dien vorm van neus en profiel de voor keur te geven, die naar zijn vaderland de Grieksehe wordt gmoemd. Hert Grieksche profiel, waarbij neusrug en voorhoofd in één vlak komen te liggen, toont èn van voren èn van ter zijde gezien, een goed afgesloten silhouet, en is dus bijzonder geschikt voor streng geïdealiseerde gety peerde beelden van goden en godinnen. Bo vendien wordt door deze bewerking van den steen bereikt, dat de oogen in de soha- duw komen en daardoor diapar en leven diger worden. Daarnaast echter bestaan reeds in bet klas sieke kuusttijdperk individueels varianten, waarbij de hoek tusschen nous en voor hoofd duidelijk voor den dag komt; reeds de Doryphoros van Poly klei tos toont een profiel, dat het Noorsche nabij komt. Vise b- of vlaegohschelpen. Resten van visch, bijv. schelvisch, kabel jauw, kooktong, tarbot, enz. worden van de graten ontdaan; nu maakt men een saus van boter en bloem, goed dooreengeroerd, en voegt daarbij een tbèekopje melk of bouillon; dit kookt men tien minuten; dan voegt men de visch' aan kleine stukjes met 'n ge klop ten eierdooier er bij en ten laiatste 't stijfgeklopte eiwit. Deze massa wordt in schelpen verdeeld, die met boter zijn be smeerd; dan met paneermeel bestrooid en vervolgens laat men ze in den oven licht bruin worden. In plaats van visch kan men ook vlee&oh- resten nemen, die zeer fijn gehakt moeten zijn, en er dan peper, notemuskaat en kruidnagelen bijvoegen. AI wat men eens genoot gaat nooit voorbij. A 1 b. Y e r w e y. Met de vraag: „Wat zullen de menschen zeggen?" zijt gij een onderdaan der wereld. A u e r b a c h'. Zachte wenk. Bezoeker van een café tot den nieuwen kell- ner: „Wel, Frits, je bent nu al een poosje h:er, hoe bevalt het je?'' Frits: ,,0, heel goed, mijnheer; alleen mijn confraters vertrouwen mij niet." „Zoo, on dat waarom niet?" „Zij willen niet gelooven, dat ik nooit een fooi van u krijg. Beleefd. Mevrouw: „Hebben de dames, die me kwamen bezoeken, geen kaartjes afgegeven?" De nieuwe meid van buiten: „Ja, da woue ze doen, mefrau,, maar ik heb z? gëzegd, dat dik nie noodig was en dat ar nog twee volle kistjes staan en betere ook 1" Wat hij doen zcu. - Sergeant: Meyer, verbeeld je nu eens, dat je op een avond ergens op post stondt. Eens klaps komt er iemand achter je^-en je voelt, dat je door een paar kraohrige ai- men omvat wordt, jij en je geweer. Wat zou je dan doen?" Meyer: „Dan zou ik zeggen: „Jansr geen gekheid1" Poffen. Kleermaker: „Hier breng ik u de nieuwe fietabroek, mijnheer Beervrees en verzoek u de rekening te wil len voldoen." Student: „Hoe kom je er toe, kerel? Ik heb toch uitdrukkelijk een p o f-broek besteld Een kannibalen bond! Uit een advertenLe-blad„Te koop: Een zoer mooie Ulmer-dog. Eet alles, is dol op kin deren." Ingesloten. Uit een brief, waarin visitekaartje „Zeg, amice, ik moet" je nog melden, dat, ik mij verloofd heb met ingesloten juf frouw." Meneer: „Hier komen ze met een kwi tantie voor een bal-kleed, en we gaan nooit naar een bal, wat beteekent dat?" Mevrouw (verlegen)„Och, Fred, doe me de schande niet aan, betaal ze; het is dat mooie zeegroene baikostuum, waarin ik verleden jaar je ben voorgesteld, en waarop onze nadere kennismaking is ge volgd." Meneer: (woedend): „Wat zeg je? Denk je nu, dat ik den strik ook nog zal betalen, waarin je me gevangen hebt?" K 1 a r a: „Heb je het al gehoord, Anna S. gaat trouwen met een weduwnaar met zes kinderen?" Marie: „Ze was als kind ook al zoo in halig 1" Overtuige n d bewijs!Knecht; „Mijnheer, daar ia iemand, die wil u abso luut spreken." Heer: „Heb ik je niet gelast, dat je tegen iedereen zeggen moet, dat ik niet thuis ben?" K d echt* „Dat heb ik ook gezegd, maar die mijnheer wil het met gelooven." Heer: Zoo, wacht, dan zal ik het dien brutalen kerel zelf eens zeggen." Goed gevraagd. K le ine L i e s j e, die op het perron haar vader kwijt is geraakt, tot den chef: „Heeft u niet een heer gezien zonder een klein meisje bij zich?'' Deroodeneus. Een heer met een zeer rood en neus zat in een wagen. Iemand, cLo tegenover hem zat, wilde daarover eon loopje met hem nemen, en zeide „Uw neus, mijnheer, is met zoo rood ge worden alleen ten gevolge van het zuigen op ijs." „Helaas, neen, mijnheer," was het ant woord, „en toch heb ik een geheel jaar lang slechts melk gedronken." „Een geheel jaar?" „Ja. mijnheer, maar ik moet u er bij zeggen, dat het 't eerste jaar mijns leven is geweest." Eendiplomaat. „Mijnheer," zei de min ster tot den oandidaat^ die naar een ccnsulsplaats in China kwam dingen, „ik eisch van alle candidaten, dat ze de taal kennen van 't land, waar ze geplaatst wor den. Kent u Chineesch? Neen, nietwaar?" „Als Uwe Excellentie zich de moeite wil geven, mij een vraag in het Chineesch te stellen. zal ik aar bea twoorden,'' ant woordde de gladde candidaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 22