Het reinigen van dekens.
RECEPT.
ALLERLEI.
De oorsprong van tale^aken
en servet.
Oorspronkelijk werd één en hetzelfde
ding voor tafellaken zoowel als voor servet
gebruikt, eerst langzamerhand is men ver
schil tusschen deze twee gaan maken.
Uit Carthago heeft men het eerst over
deze besohavingsartikelen gehoord, maar in
den beginne nam nog elke gast zijn eigen
tafellaken-servet meeslechts heel zelden
zorgde de gastvrouw er voor.
De bedoeling dezer doeken was natuur
lijk om de kleeren te beschermen en de
vingers te reinigen, die alle spijzen moes
ten aanraken, zoolang de vork nog niet in
gebruik was.
Deze doeken nu waren soms zeer kost
baar en mooi gestreept; met een breeden
zoom en met mooie franje en dikwijls van
buitengewone grootte, daar het veelal de
gewoonte was om mee naar huis te nemen
hetgeen men aan tafel niet meer kou of
wilde opeten.
Toen men begonnen is groote tafellakens
over de tafel te hangen, dienden de neer
hangende punten voor het schoonmaken der
banden.
Een afzonderlijk servet voor eiken ga^t
ontmoet men in de middeleeuwen in Italië
onder den naam van „salvietta" en sedert
dien tijd heeft deze nieuwe gewoonte zich
weldra overal ingeburgerd.
Ook moet men reeds in de aeveataende
eeuw de kunst van het opvouwen goed heb
ben verstaan.
Tot voor korten tijd meende men te heb
ben voldaan aan de eischen der hygiëne,
wanneer men elk servet afzonderlijk in een
ring met herkenningsteeken stak, maar on
ze tijd heeft deze methode verworpen en
zoo is het servetten-étui ontstaan, dat in bij
na geen hotel meer ontbreekt. Want door
dat voorzichtige reizigers hun étui's mee
namen, om daarin hun servetten te bewa
ren, werden de hoteliers op het idee ge
bracht in plaats van servetringen dergelijke
étui's aan te schaffen.
In Japan werkt men veel met papieren
servetjes, die ook bij ons niet geheel en al
onbekend zijn; maar die bij ons toch hoofd
zakelijk dienst doen bij het eten van fruit
en bij pic-nics, en die aan tafel zelden of
nooit worden gezien.
De meeste huisvrouwen hebben een zekere
vrees voor het wassohen van gestikte dekens
en zenden deze daarom liever naar een
was^hin richting.
Dit echter is een zeer dure grap en de
resultaten zijn niet beslist altijd bevredi
gend.
Als men met in-acht-neming der volgende
wenken te werk gaat, behoeft noch voor mis
lukken, noch voor al te veel werk vrees t©
bestaan.
De tijd, dat de zon nog niet al te sterk
ie, is vanzelf sprekend de geschiktst© voor
deze wasch: voor- of najaar.
Allereerst neemt men van de dekens de
paarlmoerknoopjes af, die door het was-
schen hun glans zouden verliezen en bij het
uitkloppen der dekens gemakkelijk zouden
kunnen springen.
Nu tracht men eerst de defcen van even-
fcueele vlekken te bevrijden door zeep of
vlekkenwater, al naar gelang de vlekken
zijnvervolgens worden allelosgeloopen na
den dichtgemaakt.
Nu weekt men de deken den avond vóór
het wassohen in lauw boraxwater.
Den volgenden dag neemt men de deken
Hit het boraxwater en legt haar in helder
water. Zooveel mogelijk moet wringen en
wrijven worden vermeden, daar hierdoor de
wattenvulling zou worden verschoven en de
deken er dus onregelmatig zou gaan uitzien.
A.q.n het vuil worden van het water zal
men zien hoe noodig de schoonmaak was
van de deken, die er tocih eigenlijk nog niet
<oo had uitgezien.,
Na de deken nu weer flink te hebben la
ten uitloop en, spoelt men haar nu nog eens
door een tobbe met water, waardoor een
handje zout en een beetje azijn is geroerd.
Zonder de dekens nu al te zeer uit te
wringen, hangt men ze over een paar dicht
naast elkaar gespannen drooglijnen op en
laat het water er maar uitloop en, terwijl
men af en toe de kanten eens moet uitdruk
ken. De dekens moeten zoo recht en zoo glad
mogelijk worden opgehangen en liefst over
twe-e koorden of stokken, daar één droog
stok een leelijke vouw zou veroorzaken.
Men laat de dekens het best op een
©enigszins winderige plaats en niet in d©
volle zon drogen. Herhaaldelijk klopt men
er voorzichtig met een rieten stokje op, om
de wattenvulling los en vol t© houden.
Te veel koffie.
Van de vergiften, die op d© oogzenuwen
een schadelijken invloed uitoefenen, zijn al
cohol en tabak de belangrijkste. Maar ook
koffie kan slecht werken.
Professor Widmark, in Stockholm, heeft
eenige zeer merkwaardige gevallen waarge
nomen. Een 32-jarige vrouw leed sedert een
half jaar aan vermindering van haar ge
zichtsvermogen. Zij vertelde veel koffie te
hebben gedronkenja, hoofdzakelijk van
koffie te hebben geleefd. Haar oogen wer
den weer beter, toen zij zich tot twee kop
pen 's daags beperkte. Ook een Ameri-
kaamsch dokter heeft dergelijke bevindin
gen opgedaan. Bij een naaister, wier ge
zichtsvermogen in de laatste drie maanden
afgenomen was, die aan gebrek aan eet
lust en prikkelbaarheid leed, werd vastge
steld, dat ze dagelijks tien tot twaalf kop
pen dronk. Toen zij hiermee ophield, wer
den haar oogen spoedig weer beter.
Een andere dame dronk ook een massa
sterke koffie. De koffiekan stond den ge-
heelen dag op het vuur, en. zij moest dik
wijls koffiedrinken, om zich staande te hou
den. Ook bij haar was het gezichtsvermo
gen sterk verminderd.
Wat is een bliksemstraal
waard?
De volgende berekening geeft aan de
waarde van een bliksemstraal, d.w.z. de
energie van een bliksemstraal, in geld uit
gedrukt.
Volgens Steinmetz heeft de bliksem een
spanning van 50 millioen volt, bij een
stroomsterkte van 10,000 ampère, zoodat de
door den bliksem vertegenwoordigde ener
gie bedraagt 500 milliard watt. Een blik
semstraal duurt echter slechts 1500/000 se
conde. Wanneer nu een kilowattuur 24
cents kost, 1 kilowattuur is 1000 watt ge
durende 1 uur dan kost, daar volgens
bovenstaande gegevens een bliksemstraal
niet meer dan 3 kilowatturen oplevert, een
bliksemstraal, berekend naar den boven-
genoemden electricitcitsprijs, de geringe
som van 72 cents.
Bloemkool met tomatensaus.
Een vaste, witte bloemkool, twee tomaten
of drie eetlepels tomatenpurée, 3 d.L.
bloemkoolwater, 40 Gr. bloem, 50 Gr. boter,
peper en zout.
Bereiding: De bloemkool schoonma
ken, een uurtje in het water met zout zet
ten, om er de rupsen te doen uitkruipen,
gaar koken in zwak gezouten water; dan
met de schuimspaan op een dekschaal leg
gen. Boter en bloem op het fornuis door
eenmengen; voorzichtig zooveel bloemkool-
water toevoegen, tot men een dikke saus
verkregen heeft, daarna de door een (haren
zeef uitgewreven tomatenpurée, en de saus
afmaken door zo te kruiden met zout, iets
peper en als men hiervan houdt een
paar druppels Maggi's kruidenaftrekseL
Zanekerige juffrouw: „TJ
hebt mij gezegd, meneer, dat u wel twaalf
eieren op een dag van die acht hen nan
kreeg, die u mij verkocht hebt."
Verkooper: ,,Ja, juffrouw."
J uffrouw: „Hoe komt het dan, dat
ik er nooit meer dan twee op een dag,
soms nog minder vind
Verkooper: „Omdat u er te veel
naar kijkt, juffrouw. Als u u eens voornam
ééns per week te kijken, dan weet ik ze
ker, dat u er niet minder zoudt vinden dan
ik."
Vrouw (bij den slager)„Zeg eens, dat
vleesch weegt geen kilo."
Slagersknecht: „Och wat> ik zal
je toch zeker niet bedriegen, ik ben maar do
knecht 1"
H e t b e w ij b. De gasten hebben gedi
neerd en de gastheer presenteert sigaren.
„Ik rook zelf niet," zegt hij, „maar ze
zijn goed, dat weet ik. Mijn knecht steelt
van deze soort méér dan van éénige andere^
die ik in huis heb."
Twee jongelui hebben den avond doorge*
bracht in een naburige stad.
Toen zij 's avonds met den trein naar hun
woonplaats wilden teruggaan, kon de een
zijn kaartje niet vinden.
„Drommelsl" roept hij uit, „daar ben 'k
mijn kaartje kwijt,"
„O, dat is niets," zegt de ander, die,
e enigszins aangeschoten was, „dan... zat
ik je wel introduceeren."
Aan een spoorwegcoupé.—*
Conducteur: „Er uit, mannetje; deze'
coupé is uitsluitend voor vrouwen."
Boer (tot zijn vrouw)„Nu, hoor j^
het, dat je ongelijk hebt, als je tegen mf
zegt, dat ik een oud wijf ben?"
Gelukskind.Dam©: „U weet
niet, hoeveel ongelukken mijn man geluk
kig te boven gekomen is. Als kind is hij
door een paard afgeworpen, zonder dat hij-
zich heeft bezeerd; als schooljongen is Lij'
door het ijs gezakt, en hij heeft er niet»
van geweten; als student bevond hij zirii
in een instortende mijn en hij is er heel*
huids uitgegraven..."
V r ij g e z e 1: „Nu is hij zelfs al bijna
twintig jaar getrouwd, en bet heeft hen*
geen kwaad gedaan."
Ook een herinnering.— Suze
(haar natuurlijke-historieles lezend)
„In den winter krijgen al die dieren
nieuw bont."
P a: „Sssst. Niet zoo hard, kind. Mama
zit hiernaast."
De rechte. Betsy: „De heer, die
boj jelui was, is dat niet een doctor in de
rechten V'
L n a „Of hij doctor is, weet ik nie
maar de rechte is hij zeker 1"
HuweTijksadvertenti e.Een
jongeling uit een stad met 100,000 inwoners
zoekt een vrouw, die zooveel franken
heeft.
V eearts: „Wel, boer Biebuyck, hoe is
het met de varkens, waarvoor ik je d©
fleschjes heb medegegeven?"
Boer: „Ze zijn alle drie gestorven."
Veearts: „Drie, en ik heb vieT fles-
scihen klaargemaakt."
Boer: „Ja, maar de vierde wou de me
dicijn niet innemen."
In de rechtzaal. Verdedi
ger van de n boef (pathetisch)„Een
omstandigheid, die zeer zeker voor beklaag
de pleit, is, dat hij ongehuwd bleef. Stelt
u eens voor, hoe ongelukkig hij vrouw en
kinderen zou gemaakt -hebben door zijn
laakbaar bedrijf; maar hij deed het niet: hdj
bleef ongehuwd. Ik beveel hem dus aan in
de clementie van het Hofl