No, 15531.
Anno 191©,
Manoeuvres der Zeemacht.
SCHETS UIT DE REGHTZAAL.
De betrapte dief.
Maatschappij dar Nederlandsche Letterkunde.
Gisteravond hield dr. F. Buitenrust Hct-
tema, te Zwolle, privaat-docent aan deunl-
lvarsiteit te Utrecht, in de maandelijkscho
"Vergadering van de Maatschappij der Ned.
Letterkunde, een voordracht over „De eerste
Nederduj'tsche Academie en de Leidsohe
.Universiteit."
Hij bogon met de reden mede te dealen,
'die waarschijnlijk aanleiding heeft gegeven
tot de oprichting van Costers' Academie.
Er was veel twist in de oude Kamor, doch
lover zaken van persoonlijken aard, er wa-
Iren wel twee stroomingen, voorstanders van
'de klassieken en van het Romantisme, maai
de oorzaak lag volgens hem dieper, zij was
gelegen in den opzet van Coster om oen
Academie te stichten in antithese mot de
Loidsche Hoogeschool.
Dozo universiteit toch was opgelicht met
het bepaalde doel de theologie als middel
punt van al do andere vakken te doceeran.
Na de Calvinistische zuivering tijdens het
12-jarig "bestand, kwam deze opzet duide
lijk uit. Coster's Academie zou gewijd zijn
aan Apollo en zijn negen Muzen. Dit bleek
(needs uit de feestelijke opening in tegenstel
ling met de opening te -Leiden in 1575.
"Wat er ook gedoceerd werd, theologie ont
brak, on do aangestelde docenten waren hot
tegendeel van Calvinistisch. Ook de tooncd-
stukken, dio werden opgevoerd, hadden de
zelfde strekking en men gebruikte daarbij
de moedertaal, om daardoor den kring van
hen, dien men bereiken wilde, zoo wijd mo
gelijk te maken. Daartegen protesteerden
Weldra de predikanten te Amsterdam en zij
Wisten te bewerken, dat het doceer en werd
.verboden.
Het 6 pel en van tooneelstukken bleef ech
ter doorgaan en de voor naams ben van Cos
ter's helpers waren voornamelijk Hooft en
iVondel en in het eerst ook Breero.
Coster zelf trok zach in 1622 terug, maar
feijn idee werd door de inmiddels Remon-
Btranisch geworden stadsregeering opgevat,
die besloot tot dc stichting van een Hlustre
School te Amsterdam. Hiertegen werd door
Leiden geprotesteerd, evenals door de Zwit-
eersche predikanten en de Dordtsche Sy-
ïiode, een wereldc ncilie op Caivinistischon
'grondslag, sloot zich hierbij aan.
De Hooge Raad deed eindelijk uitspraak
en wol in het voordeel van Amsterdam.
Het Athenaeum maakte volgens dien Raad
igieon inbreuk op de rechten aan, de.Loidsche
TJnivctnsiteit toegekend. Het programma van
het Athenaeum zag er aanlokkelijk uit en
nis eerste hoogleeraren werden twee ver
drevenen uit Leiden, Barlaeus en Vossius,
benoemd. Eenige jaren later werd bij liet
Athenaeum ingelijfd de Kweekschool der
Remonstranten, waaraan Episcopias, even
eens bekend anti-calvinist, hoogleeraar was.
Hoewel de contraremonstranten niet tegen
de wetenschap als zoodanig waren, waren
zij wel "tegen den geest van Coster en de
"lijnen, waar onder anderen in 1618 Roden
burg rond voor uitkwam.
Na do stichting van het Athenaeum en na
dat Coster was heengegaan, bestond er geen
reden meer om de oude Kamer en de Aca
demie langer gescheiden te houden en zij
smolten weder ineen. In het Athenaeum was
'evenwel de idee van Goster overgegaan en
laan hem komt de eer toe, de antithese, tus
schen de wetenschap, doortrokken met the
ologie en de wetenschap zonder theologie
te hebben gesteld.
Na de pauze deelde de epr. nog een en
ander mee over het programma en de leer
boeken van het Athenaeum.
In deze vergadering werd benoemd tot
vioorzitter der Maatschappijdr. A. Kluy-
ver to Leiden; tot leden der Commissie voor
Geschied- en Oudheidkunde: prof. F. Pijper
en prof. dr. E. C. van Leersum on tot
leden der Commissie voor Taal- en Letter
kunde prof. dr. H. Kern Sr., te Utrecht
en dr. G. J. Boekenoogen te Leiden.
Maatschappij tot bevordering der Toonkunst.
Gisteravond hield in een der bovenzalen van
f,In den Vergulden Turk", de afdeeling Lei
den der Maatschappij tot* Bevordering der
Toonkunst, haar jaarlijkeche Algemeene
leden-vergadering. Uit het jaarverslag
bleek, dat de vereeniging een zeer moeilijk
jaar achter zich heeft. Zeer liet dit jaar het
bezoek van leden en niet-leden, aan do uit
voeringen van de Afdeeling, te wensohen
over. Daar dit jaar voor het eerst onder de
bepalingen der nieuwe Wet werd gewerkt,
is het dubbel hard, dat ook dit jaar van de
tooh al zoo moeilijk vloeiende inkomsten nog
een vrij aanzienlijk bedrag in de Algemeene
Maatschappij-kas moet worden gestort.
Het bestuur meent echter nog niet deze
nadeelen al te zwaar te moeten doen wegen,
daar de afdeeling door de moeilijke om
standigheden waarin zij verkeerde mis
schien niet in de gelegenheid geweest ia van
de voordeelen die het lidmaatschap der
Maatschappij brengt, naar behoor en te pro
fiteered De administratieve controle door
de tegenwoordige administratieve function-
nariasen in het Hoofbestuur ingovoerd heeft
tal van gebreken in de administratie der
Afdeekng aangetoond. Onder meer is het
gebleken dat er jaarlijks vele personen als
lid aangemerkt werdent die inderdaad geen
lid meer waren en tooh werden verant
woord. Dit geeft het feit aan dat het leden
tal der Afdeeling hoewel in werkelijkheid
stationnair gebleven schijnbaar iets ach
teruitgegaan is. Dit geeft natuurlijk voor
het vervolg een zuiverder rekening en kan
als een der nuttige veranderingen in het
nieuwe beheer worden opgenoemd.
De fünancieele moeilijkheden, waarop bo
ven werd gedoeld, zijn op zeer afdoende
wijze door enkele bestuursleden geregeld:
de Afdeeling begint n.l. geheel vrij van
schulden, zoodat voor dit jaar een goede
finanoieele basis is verkregen. Het verslag
vermeldt deze royale en afdoende wijze van
regelen der financiën met groobe erkente
lijkheid.
Ten overvloede is er nog door de leden
een garantiefonds bijeengebracht om een
onverhoopt tekort er uit te bestrijden. Het
laat zich aanzien dat alles bij elkander ga-
nomen, het jaar 1910/1911 onder gunstiger
omstandigheden begint dan het vorige.
Daar dit jaar een overgangsjaar is, werd
besloten in de bestaande vacaturen van het
Afdeelingsbestuur slechts door benoeming
van één lid te voorzien, n.l. dc heer Yan
Maaren, dio als Afdeelingspenningmeester
zal fungeeren. Aan het bestuur werd de
commissie van het gemengd koor als com
missie van reorganisatie toegevoegd. Het
gemengd koor der afdeeling onder leiding
van den heer Dan. de Lange verheugt zich
in een steeds toenemende mate van bloei,
terwijl daarentegen de vereenigingen Man
nenkoor en Orkestvereenigf.ng niet aan de
gestelde verwachtingen voldeden, waarom
deze vereenigingen op voorstel van het Af
deelingsbestuur werden opgeheven. Wan
neer eenmaal door een krachtige exploitatie
de afdeeling in bloei toeneemt-, kan altijd
nog de oprichting van dergelijke vereenigin
gen wederom worden overwogen.
'Aan boord van Hr. Ms. „Evertsen".
7 October 1910.
De tocht van de vloot naar
Rotterdam.
Do bemanningen der schepen, die aan de
manoeuvres hadden deelgenomen, haddon
gisteravond permissie gekregen om in Hel
le voetsluis te gaan passagieren, tot twaalf
uren. Er werd druk gebruik van gemaakt,
de sboomsloepen voeren om het uur van en
naar den wal, en in Hellevoetsluis heerschta
eon ongekende drukte. De schepen lagen
op do roede en het was oen genot aan hit
dek te zijn in den heerlijk, stilten herfst
avond. Hot water kabbelde vredig zijn steeds
boeiend lied, de sterren fonkelden boven den
wijdon, wijden waterspiegel. Het was een
toestand van weldoende rust.
Van het admiraalssclLip schitterde voort
durend het zoeklicht. Seluerp verlichtte hot
het watervlak, deed de kust in fel licht uit
de duisternis opduiken of veegde ver-weg
zijn schitterbaan tot wel in 't oneindige.
Hot waren oefeningen voor de seiners, die
in manoouvre-tijd eon uiterst gewichtig werk
verrichten.
Om zeven uren vanmorgen zou het eskader
opst-oomen naar Rotterdam, maar toen hot
tijd van anker-lichten was, was het zóó
ontzettend mistig, dat aan vertrekken niet
gedacht kon warden. Een uur later was
het echter wat opgelicht en toen ging 't
or van komende „Heemskerck", „Evert-
sen", „Piot Hein", „Roinier Claeszen" en
zes torpedobooten begonnen 'den tocht; de
„Friesland", die den vorigen dag aan den
gTond was geloopen, maar met vlood weer
loskwam, waa naar buiten gestoomd en
wachtte ons daar op.
De admiraal, kolonel Goedhart, liet sei
nen, dat men moest oppassen niet op dezelfde
plaats aan den grond te loopen. Ongeveer
een halfuur mocht er toen verloopen zijn,
toon zoowaar de „Heemskerck" zelf aan den
grond liep, midden in 't vaarwater, tusschon
de t-onnen. Het was afloopend water en ge
vreesd werd, dat het misschien wel eonigen
tijd zou duren, zoo niet tot de vloed weer
waa ingekomen, voor het schip vrij kwam.
De andere schepen hadden onmiddellijk ge
stopt, alleen de torpedobooten en' de „Roi
nier," die minder diepgang hebben, scholen
voorbijde „Reinier" heftig puffend, als
een dolgeworden motorboot, de torpedoboo
ten zeker on beslist. De admiraal liet in-
tusschen seinen, dat de „Piet" en de „Evort-
sen" achter langs moesten loopen en dan
meer naar buiten wachten tot hijzelf los
was. "We hadden stil gelegen, althans met
gestopte machines, met volle kracht etoo-
men is in 't nauwe vaarwater niet moge
lijk en zoo kwam 't, dat de „Evertsen"
hoe langer hoe dreigender 'door den feilen
stroom op do „Heemskerck"- werd gezet. De
commandant liet beurtelings bakboord- en
stuurboord-machine werken om cp die ma
nier steun in liet schip te krijgen. Maar
hoe handig or ook gemanoeuvreerd werd,
hij kon toch niet beletten, dat ons achter
schip op 't achterschip van de „Heems
kerck" word gezet en hoewel da stoot zeer
zacht aankwam, hadden we aan bakboord
toch een deuk opgéloopen. De „Heemsketrck"
was door ons een heel eind op zij gezet
en terwijl hij maar steeds, evenals wij, mot
boido machines met volle kracht bleef wer
ken, zagen we hem langzaam voortglijden.
Hij kwam weer los, dank zij ons duwtje.
Maar "nu zaten wij weer aan den grond. De
kolonel Schoonhoven geeft 't echter niet. op,
laat steeds beide machines volle kracht slaan.
En plotseling, we durven 't haast niet ge-
looven, daar voel je 't schip trillen, het
helt beurtelings naar rechts en links over
en daai* schuift hij langzaam aan lost Maar
we zitten dwars in 't vaarwater en moe
ten op deze ondiepe plaats draaien. Do kra-
nigo kolonel durft 't aan cn na eenig han
dig gemanoeuvreer zijn we heel cm aal vrij
en nu gaat 't naar volle zee.
To bewonderen was bij dit hoele incident
do koele tegenwoordigheid van ge ast en do
taaio wil om door to zetten, waardoor steeds
op 't juiste moment de juiste bewoging
wordt uitgevoerd en een ernstige ramp als
de dreigende botsing had kunnen worden,
werd afgewend. Eon woord van oprechte
hulde en gelukwensch aan de beide krani
ge, vastberaden officieren, Goedhart en
Sclioonhove is hier volkomen op zijn plaats.
"Wie het manoeuvreeren met oorlogsbodems
in dit lastige vaarwater niet heeft bijge
woond, kan niet beseffen welke zware eischon
hot aan de leiders der schepen stelt
De „Piet Hein", die voor anker gegaan
was, kwam iets later ook opzetten en kwam
veilig over den drempel heen.
De mist was intusschcn opgeklaard en het
zonlicht zette het sp egelgladde water ineen
zee van blakerend licht. Het was oen ge
not pp het yutor te zijn.
In bakboordscarré, d. w. z. do „Heems
kerck" roebts, links daarvan de „Evertsen"
en achter de „Heemskerck" de „Piet Hein"
werd koers gezet naar den Waterweg. Daar
valt in do verte, flauw weerklinkend in den
ochtend, een kanonschot Hot zijn de for
ten van den Hoek, die ons onder vuur ne
men. Onmiddellijk laat de admiraal over
gaan in kielwaterlinic en dra buldert ook
ons geschut. Pas toen we in den Water
weg waren nam dit schijngevecht een e'ndo.
Do vloot is zonder Jcois b.nncngestoomd.
Even voorbij den Heek van Holland krij
gen do twaalf torpedobooten, die daar op
ons hebben liggen wachten het bevel te
avanoecren. Zij ontmeren en leggen aan bak
boord bij. En zoo gaat 't naar Rotterdam;
een trotsch gezicht die nijdige vloot.
Stoom booten en zeilschepen, die wij ont
moeten, solueeren met het strijken van de
vlag en wij.danken op dezelfde wijze voor
don groet Even voorbij Maassluis voegen
de „Friesland" en de onderzeeër zich bij
ons; do laatste krijgt een sleepje van
een der torpoiobocten, omdat hij niet zoo-
voel vaart kan loopen als wij.
Langs de walkanten is de bevolking uit
gestroomd en al hebben we 't vaderland
bange oogenblikken doen doorstaan, we wor
den overal met luid gejubel en zakdoek cn-
gewuif begroet. Vooral de mciskens waren
daar heel stork in. Die jantjes ook!
Onder Schiedam stoomen we nog oen klein,
Belgisch oorlogsschip voorbij. De bemannin
gen onzer schepen moeten aantreden en liet
militair saluut wordt gebracht.
In do verte duikt dan de groote koop
stad op, midden in nevel en rook, de rivier
levendig en druk bevaren als altijd, de ka
den dicht bezet met feestelijk gestemde Rot
terdammers.
Do .Heemskerck" en de „Reinier Claes
zen" krijgen ligplaats bij den „Heuvel", de
„Friesland", Evertsen" en „Piet Hein" ko
men aan do boeien, de torpedobooten en
do onderzeeër trekken de Parkhaven bin
nen de manoeuvres behooren weer tot
de geschiedenis.
Wat deze oefeningen overtuigend bewe
zen hebben, is, dat het voor een vijandelijke
vloot beslist onmogelijk is om op onze Zui
delijke kust binnen te vallen. In vredestijd,
als de betonningen nog liggen, is het varen
er al niet vrij van gevaar, in oorlogstijd als
do betonningen zijn weggenomen, is het ab
soluut onmogelijk.
Over het algemeen werd er geklaagd, dat
de afgeloopen oorlogsmanoeuvres arm zijn
geweest aan actie. Dat is echter juist
het mag zonderling schijnen een toeken, dat
do oefeningen goed zijn geslaagd. Immers
had do aanvallende partij voortdurend voe
ling gehad met den vijand, dan zou dit
te wijten geweest zijn aan minder handig
manoeuvreeren van den admiraal dor ver
dedigende partij, die thans, nu de vijand
ons niet heeft kunnen vinden, bewezen heeft
een tacticus te zijn van den eersten rang,
die met de vloot weet om te gaaii.
Een andere vraag pohte>* is of dc ge
dachten der oefeningen n:et eonigszins zon
derling geweest is Thans vervulde een ge
deelte der Nederlandscho vloot do rol van
aanvaller. Ên wanneer zal ooit Nederland
een vijand te lijf rukken? Het zal zich
wel steeds moeten bepalen tot verdediging.
In dit opzicht is het nut dus vrijwel fictief.
Een woord- van dank dient ten slotte nog
uitgebracht voot de uiterst gastvrije wijze,
waarop verslaggevers aan boord ontvangen
zijn en de vriendelijke voorkomendheid, waar
mede officieren cn adelborsten zich steeds
beijveren de journalisten in te lichten. Jam
mer is het echter, dat er zoo goed als geen
gelegenheid werd geboden de verslagen te
verzenden. Slechts den eersten en den laat-
sten dog ging de post naar den wal. En voor
eon journalist is 't wanhopig, kopij, die hij
gereed heeft, in den zak te moeten houden,
terwijl ook officieren en manschappen wel
voeling willen houden met hun betrekkin
gen aan den wal.
Wellicht willen de beoogde autoriteiten
hiermede een volgenden keer rekening hou
den.
AARLANDERVEEN. De agenda voor do
Raadsvergadering op Woensdag 12 Oct. a s.
luidt: 1. Ingekomen stukken; 2. benoeming
lid en plaatsvervangend lid voor dc Com
missie van beheer der Gasfabriek3. benoe
ming onderwijzeressen P. J. Wcpster en
J. Zoeter tot onderwijzeressen aan de Her
halingsscholen 4. verzoek om verhooging
subsidie Ainbaobtsteekcnschool; 5. voorstel
nadere regeling jaarwedde directeur Gasfa^
briek; 6. voorstel straatverlichting van af
de Rijnbrug tot voorbij de Kerk vaart; 7.
voorstel aangaan contract aansluiting Tele-
phoon-Mij.8. voorstel onbewoonbaar-ver
klaring perceelen Wijk III no. 76 en 77 en
Wijk IV no. 10; 9. beroep op besluit van
B. en Ws. omtrent bouwhuizen door L. S.
van Leeuwen; 10. goedkeuring begrooting
Gasfabriek 1911; li. vaststelling gemeente-
begrooting 191112. reclames Hoofdelijkcn
Omslag; 13^ reclames schoolgeld.
BODEGRAVEN. De lessen aan de Am-
bachtsteekessckool alhier, waaraan, voor 1 et
eerst in dezen winter, ook onderrioat 'zal
gegeven worden, in het hout- en marmcr-
sohilderen zijn begonnen met 49 leerlingen.
Uitlotingon. 4 pCt. Theissloten van
1880. Trekking van 1 October 1910.
Serieën.
114 237 304 325 606 632 648 708 732
769 1073 1081 1197 1452 1468 1486 1520 1558
1566 1681 1691 1842 1868 1909 1996 2014 2025
2102 2240 236-4 2535 2542 2692 2696 2877 2970
306S 3178 3225 3270 3307 3310 3439 3468 3650
3846 3957 3971 4103 4319 4367
Hoofdprijzen:
Ser. No. Kr. Serie No. Kr. Serie No. Kr.
304 61 2000 769 72 2000 1558 22 180000
1566 70 2000 2542 70 2000 3330 1 2000
Alle overige nummers in bovenstaande se
rieën vervat elk Kr. 240.
Betaalbaar 2 Januari c.k.
Blakers en zijn vtouw waren zoo juist
thuisgekomen. Zij had haar hoed en man
tel boven gebracht en was nog op de trap,
toen zij haar man roepen hoorde:
„Sien, kom nu toch eens kijken, nu is
het toch al weer zoo."
Haastig liep zij de laatste treden af. Haar
man kon soms zoo ongeduldig zijn4
Toen zij binnenkwam, stond hij voot de
linnenkast.
„Ze zijn er weer in geweest," zei hij.
Zij sloeg de handen ineen.
.„Maar hoe is 't mogelijk?" kwam. zij.
„Dat is nu al de derde keer," vervolgde
hij. „Daar moet ik toch het mijne van
hebben."
Hij keek een oogenblik zijn vrouw aan,
als kon zij hem het raadsel van het ver
dwenen geld oplossen. Dan keerde hij zich
"weer naar de kast en bleef tusschen het goed
woelen. Hoe kon dat nu toch? Nu al drie
keer, dat zij uit geweest waren, was er
geld gehaald uit de linnenkast, terwijl er toch
niets beschadigd was en van braak geen
spoor te zien. Wie kon dat doen? De meid,
had hij den eersten keer gedacht. Maar bij
onderzoek was gebleken, dat die den ge-
heolen avond bij haar moeder thuis was
geweest. Do bediende misschien, had hij
dan gemeend. Maar die was beide vorige
Zondagen niet eens in de stad geweest. En
wie kon er anders weten, dat hij hier zijn
geld verborg? Wie kon hier binnenkomen
«n do kast openmaken, zonder dat er iets
aan te zien viel Inbrekers van beroep
waren er toch ook in het stadje niet.
Maar kon hij zich nu misschien vergis
sen Had hij het geld daar toch niet neer
gelegd Nauwkeurig zocht hij weer na.
„Karei, haal toch het goed niet zoo over
hoop, kwam eindelijk zijn vrouw, die een
tijdlang zwijgend had toegezien.
Hij keerde zich nijdig om.
„Ik moot toch zien, of het geld er is
zei hij.
„Maar dat kan toch wel voorzichtiger!"
„Doe jij het dan," bromde hij en liep
WQg naar den winkel.
Maar oen oogenblik later was hij weer
terug.
„Hoe laat komt Leentje thuis?" vroeg hij,
brommende nog.
Zijn vrouw keerde zich een weinig om
van de kast, waar zij bozig was het goed
terecht te leggen.
„Om tien uren natuurlijk," zei ze kort.
Hij ging in een hoek zitten, stopte een pijp
cn bleef dan toekijken naar zijn vrouw,
die voor de kast bezig was.
„BegTijp jij dat nu?" vroeg hij, toen zij
eindelijk bij hem kwam zitten.
Zij schudde het hoofd.
„'t Is gek," zei ze. „Maar we moeten toch
morgen Willem eens aan den tand voelen."
„Willem?" kwam hij afwerend.
„Ja, je kunt nooit weten," besliste ze.
„En Loentje dan?" vroeg hij.
Zij haalde de schouders op.
„Die meid is veel te onnoozel," meende ze.
Maar dien avond, toen Leentje thuiskwam,
werd zij toch nog aan een streng verhoor
onderworpen, zoodat zij eindelijk in schreien
uitbarstte.
„Ik ben den heelcn middag bij Ben thuis
geweest."
„Bij Ben?" vroeg juffrouw Blakers.
„Ja, m'n vrijer," snikte Leentje. „Uwes
kan het navragen."
Ook Willem, de winkelbediende, die den
volgenden dag ondervraagd was, bleek van
niets te weten. Hij maakte zich kwaad, toen
hij merkte, dat zij hem weer verdachten
zei, dat zij zijn zakken en zijn koffer boven
dadelijk nakijken konden, maar dat hij dat
niet meer verkoos. Blakers trachtte
hem te bedaren. Hij geloofde het ook niet
van hem, vertelde hij; maar zij snapten er
niets van, hij en zijn Vrouw; dat moest
Willem toch ook begrijpen.
Willem haalde zijn schouders op, kwaad
nog om hun verdenking.
Maar het verdwijnen van het geld bleef
goheimzinnig en de wijze, waarop dit tel
kens had kunnen gebeuren voor Blakers en
zijn vrouw een raadsel.
Eindelijk besloten zij er den veldwachter,
die in de buurt woonde, eens over te spre
ken.
„Ik kwam je eens om raad vragen, Vroom,"
zei Blakers, toen hij bij hem binnenkwam.
„Toch geen onraad, Blakers?" kwam de
veldwachter.
„Ja en neen," meende Blakers.
Dan vertelde hij hem de geheimzinnige
geschiedenis.
Vroom keek erg gewichtig, toon de ander
uitverteld had.
„Dat is oen Vreemde historie," zei hij.
„Dat is het net," beaamde Blakers.
„Maar hoe moet ik nu?"
„Ja, hoe moet je nu? Weet je wat?" kwam
Vroom, even nadenkend. „Je moest het geld.
merken, vóór je het in de kast legt."
Merken vroeg Blakers. „En dan
„Nu, dan kunnen we den dief altijd uit
vinden," verklaarde de veldwachter.
Blakers keek hem een oogenblik verwon
derd aan.
„Zeker," verklaarde Vroom nog eens. „Dat
doen ze altijd, zoo."
Blakers aarzelde nog even; dan knikte
hij en liep naar huifl-
„We moeten het geld merken," zei hij,
toen hij thuis kwam.
„Merken?" Vroeg zijn Vrouw. ;,En wat
heb je daar dan nog aan, als de dief het
heeft meegenomen
Blakers glimlachte slim.
„Begrijp je dat niet?" vroeg hij. y,Dan
kan je hem toch snappen, als hij het uit-
geeft.'* Lx.? t j i
Zijn vtrouw begon te lachen.
„Daar sta je zeker bij," aed zié.
Haar man keek haar &en oogenblik Ver
bijsterd aan. Dan helderde zijn gelaat plot
seling apy
„Je moet de menscheu waarschuwen, na
tuurlijk," zei hij.
„Alle menscheu in de stad, zeker meende
zijn vrouw, de schouders ophalend. „En als
hij het dan nog buiten de stad uitgeeft
Blakers' gezicht betrok weer. Hij begreep,
dat er iets anders gebeuren moest. Opnieuw
werd nu met Vroom raad gehouden. En ein
delijk werd besloten, dat deze ziich den
volgenden Zondag in het huis verbergen zou.
Dion Zondagmorgen had. Blakers twee
rijksdaalders en vijf gulden ieder met een
klein zwart kruisje gemerkt. Dat was toch
-altijd wel goed, meende hij. Toen ze klaar
waren om uit te gaan, legde hij ze in
de linnenkast en sloot deze weer toe. Dan
wachtten zij op den veldwachter.
„Hier liggen ze in," zei Blakers, die ein
delijk kwam, de linnenkast weer opcnslui-
te/nde.
Vroom keek er in en knikte.
„En hier is nu de andere kast, om je
in te verbergen," kwam juffrouw Blakers,
een diepe kast openend, die vol kleeren hing.
„Wacht, ik zal de keeren nog even boven
brengen."
Maar de veldwachter hield haar terug.
„Laat dat maar stil hangen."
Zij keek hem aan.
„Dat is prachtig om achter weg te krui
pen," zei hij glimlachend.
Zij glimlachte ook en haOr man knipoogde.
Die Vroom was nog zoo dom niet!
Toen zij weg waren, bleef Vroom nog
even de kamer rondkijken en kroop dan in do
kleetrenkast, die hij op een kier openliet.
Een paar maal probeerde hij, of hij van
daar uit de linnenkast in het oog kon hou
den. Dan ging hij een eindje naar achteren
tusschen de kleeren, die er hingen, en bleef
onbeweeglijk staan.
Nog geen kwartier had hij ër gestaan,
of de deur, die tot de keuken toegang gaf,
ging zachtjes open.
Een jongeman keek spiedend door de deur
opening, kwam dan de kamer in, waar hij
onderzoekend rondkijkend een oogenblik bij'
de deur staan bleef, en sloot die dan be
hoedzaam dicht. Nu liep hij naar den voor
kant der kamer, waar liij door de glazen
deur in den winkel gluurde, on kwam dan
weer terug.
De veldwachter was een weinig naar voren
gekomen en stond nu voor den kier der
kastdeur, van waar li ij elke beweging van
den indringer bespieden kon.
Do jongo man stapte zachtjes naar do
linnenkast, bleef daar staan on haalde een
sleutel uit zijn zak. Maar juist, toen hij dien
in het slot wou steken, scheen zijn blik
to vallen, op de op een kier openstaande
deur der kleerkast. Haastig trok hij de
hand terug, borg den sleutel weer in zijn
zak, bleef nog even onbeweeglijk staan en
stapte dan in de richting der kloerkast.
Vroom, die al zijn doen bespied had,
deed haastig een stap naar achteren en ver
borg zich achter de opgehangen kleeren.
Daar hield hij zich onbeweeglijk.
Do indringer had nu dc kastdeur geopend,
koek er even in, betastte achteloos de kleo-
ren, waarachter de veldwachter stond en
duwde dan de kast weer dicht. Nu liop hij
opnieuw naar de linnenkast, haalde den sleu
tel te voorschijn cn stak dien vastberaden
in het slot. De deur der linnenkast draaide
open.
De veldwachter, dio weer dadelijk naar
voren geschoven was van tusschen de klee-
ten, kon den man, die nu achter de geopende
deur dar linnenkast Stond, niet zien. Hij
wachtte nog een oogenblik, dc hand ge
reed om de kastdeur open tc duwen. Toen
hij gerinkel van geld hoorde, gleed hij
zachtjes de kast uit en sloop de kamer door
naar do plaats, waar de dief stond. Juist
wildo hij do hand op diens schouder leg
gen, toen deze, dio blijkbaar eenig geTucht
gehoord had, zich omkeerde.
„Vroom", kwam hij met gesmoorde stem.
En twee rijksdaalders rinkelden uit zijn
bevende handen op den grond.
„Ben jij het, Teunis?" zei de veldwachter,
„Kom jij je vroegeren patroon bestelen?"'
„Heb meelij," steunde de man, op ©etf
stoel neerzinkend.